Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726498
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726498/1
Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Hengelo
Geldend van 14-11-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente HengeloDe burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,
gelet op,
- -
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);
- -
artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb);
- -
dan wel andere wet- en regelgeving waar de Wet Bibob op van toepassing is verklaard.
overwegende dat,
- -
voorkomen moet worden dat de gemeente Hengelo criminele activiteiten (indirect) faciliteert of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt;
- -
de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hierbij een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn;
- -
de Wet Bibob de gemeente Hengelo hierbij bestuurlijke beleidsruimte en keuzevrijheid geeft bij besluitvorming omtrent het toepassen van de bevoegdheden die voortvloeien uit deze wet;
- -
de inzet van een Bibob-toets weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoor bestuur wordt uitgevoerd.
besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel: “Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Hengelo”
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
-
1. De definities in paragraaf 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
aanbesteding: de procedure aangaande het verstrekken van overheidsopdrachten;
- b.
Apv: Algemene plaatselijke verordening gemeente Hengelo;
- c.
bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo;
- d.
Bibob-register: register waarin overheidsinstanties en het Bureau informatie over Bibob- onderzoeken registreren en kunnen opvragen. Het uitwisselen van deze informatie helpt de informatiepositie bij het doen van eigen onderzoek te verstevigen en op die manier misbruik te voorkomen;
- e.
Bibob-toets: het eigen onderzoek en de beoordeling van een aanvraag door het bestuursorgaan en/of door het Bureau op grond van de Wet Bibob en deze beleidsregels;;
- f.
commercieel rechtspersoon: rechtspersoon die handelt en werkzaamheden verricht met het oogmerk om winst te maken;
- g.
integriteitsclausule: een beding in een (intentie)overeenkomst waarin een voorbehoud wordt gemaakt dat de gemeente een eigen onderzoek kan uitvoeren in het kader van de Wet Bibob en dat van de vastgoedtransactie kan worden afgezien, deze ontbonden of beëindigd kan worden schadevergoeding of compensatie van kosten, wanneer er zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, derde lid, Wet Bibob zich voordoet;
- h.
para-commerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;
- i.
rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Hengelo;
- j.
RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder d, van de Wet Bibob;
- k.
vastgoedpartij: een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of aannemersbedrijf, of een persoon die financiële belangen heeft in de onderneming van een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of een aannemersbedrijf;
- l.
Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- m.
woning(bouw)corporatie: een op grond van de Woningwet toegelaten vereniging of stichting die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is en in het corporatieregister van de Inspectie Leefomgeving en Transport staat vermeld.
- a.
Artikel 1.2 Afwijking van de beleidsregels
-
1. Van de hiernavolgende bepalingen kan gemotiveerd afgeweken worden als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. Er kan een eigen onderzoek worden uitgevoerd in afwijking van de hiernavolgende bepalingen als daar gegronde redenen toe zijn, er vragen ontstaan of bestaan over de organisatiestructuur of wijze van financiering, en er mogelijk sprake is van een vorm van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, indien:
- a.
informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau of uit openbare bronnen; of
- b.
er door het Bureau een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 of 11a van de Wet Bibob; of
- c.
informatie uit het Bibob-register daartoe aanleiding geeft; of
- d.
er door de Officier van Justitie gebruik wordt gemaakt van zijn tipfunctie bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip); of
- e.
er door een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob, gebruik wordt gemaakt van zijn tipfunctie bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.
- a.
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij beschikkingen
-
1. Een Bibob-toets zal plaatsvinden voor zover een nieuwe aanvraag ziet op een beschikking als bedoeld in:
- a.
artikel 3 en/of 30a van de Alcoholwet (alcoholvergunning);
- b.
artikel 2:25 van de Apv (evenementenvergunning voor een vechtsportgala of -bijeenkomst);
- c.
artikel 2:34k van Apv in het geval het een coffeeshop betreft (alcoholvrij verlof);
- d.
artikel 2:39, tweede lid van de Apv (exploitatie speelgelegenheid) en/of artikel 30b van de Wet op de Kansspelen (aanwezig hebben van kansspelautomaten);
- e.
artikel 3:4 van de Apv (exploitatievergunningen, seksbedrijven).
- a.
-
2. Een Bibob-toets kan tevens plaatsvinden bij de onder lid 1 genoemde beschikkingen indien:
- a.
er sprake is van een overname of wijziging van exploitant;
- b.
er sprake is van het bijschrijven van een leidinggevende op een alcoholvergunning;
- c.
er sprake is van een overname van andere dan de onder sub a vermelde inrichtingen, gedurende en/of na een bestuurlijke maatregel;
- d.
een voorafgaande aanvraag door de vorige aanvrager is ingetrokken na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets.
- a.
-
3. Een Bibob-toets kan ook plaatsvinden bij een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
- a.
artikel 4 van de Alcoholwet (alcoholvergunning para commerciële rechtspersoon);
- b.
artikel 2:25 van de Apv (evenementenvergunning);
- c.
artikel 2:72 van de Apv (vuurwerkverkoopvergunning);
- d.
artikel 5:18 van de Apv (standplaatsvergunning);
- e.
andere gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of bedrijf.
- a.
-
4. Een Bibob-toets op grond van lid 2 of lid 3 zal plaatsvinden als informatie, zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels, hiertoe aanleiding geeft.
Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunning activiteit bouw
-
1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek zal in beginsel plaatsvinden ingeval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit, zoals bedoeld in artikel 5.1 Omgevingswet, waarbij de bouwkosten (conform de vingerende Legesverordening) hoger of gelijk zijn aan € 500.000 (exclusief BTW) én die behoort tot één of meerdere van de in bijlage 1 opgenomen risicocategorieën, of indien informatie, zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels, hiertoe aanleiding geeft.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan in beginsel geen uitvoering geven aan een Bibob-toets indien de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in het eerste lid afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties, toegelaten woning(bouw)corporaties.
Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunning activiteit milieu
-
1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek zal in beginsel plaatsvinden ingeval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit ofwel MBA (artikelen 5.1 en 5.2 Omgevingswet), die behoort tot één of meerdere van de in bijlage 2 opgenomen risicocategorieën, of indien informatie, zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels, hiertoe aanleiding geeft.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan in beginsel geen uitvoering geven aan een Bibob-toets indien de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in het eerste lid afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties.
Artikel 2.4 Toepassingsbereik reeds verleende beschikkingen
-
1. Ingeval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:
- a.
er sprake is van informatie zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels hiertoe aanleiding geeft; of
- b.
de activiteit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen als risico-categorie zoals vermeld in de bijlage van deze beleidsregels; of
- c.
uit informatie uit het Bibob-register, informatie als bedoeld in artikel 11 of artikel 26 Wet Bibob vanuit het Bureau of het OM is verkregen waaruit blijkt dat er sprake is van mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob; of
- d.
bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene daar een soortgelijke beschikking is verstrekt. In het geval dat aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder een beschikking is verleend, wordt het RIEC verzocht om het Bibob-onderzoek te coördineren.
- a.
Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij subsidies
-
1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek kan plaatsvinden bij een aanvraag voor een subsidie, als bedoeld in de Algemene subsidieverordening Hengelo dan wel een reeds verleende subsidie overeenkomstig het bepaalde in de Algemene subsidieverordening, indien:
- a.
de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd valt onder een of meer van de in de bijlage genoemde risicocategorieën; of
- b.
er sprake is van informatie zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels hiertoe aanleiding geeft.
- a.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
-
1. De gemeente Hengelo kan een Bibob-toets uitvoeren in het geval van een vastgoedtransactie als er sprake is van informatie zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels.
-
2. De gemeente neemt in vastgoedovereenkomsten standaard een integriteitsclausule op waarin staat dat deze beleidsregels van toepassing zijn en op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het Bureau.
-
3. De vastgoedovereenkomst kan worden ontbonden, opgezegd, vernietigd of opgeschort in geval van gevaar op misbruik hiervan zoals bedoeld in artikel 9, derde lid, Wet Bibob.
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten
-
1. De gemeente Hengelo kan een Bibob-toets uitvoeren bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 indien:
- a.
er sprake is van informatie zoals bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregels; of
- b.
de activiteiten behoren tot een van de risicocategorieën zoals benoemd in de bijlage; of
- c.
er sprake is van een dienst gericht op zorg zoals bedoeld in de Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, die wordt ingekocht door gemeente Hengelo al dan niet gezamenlijk met een of meer andere aanbestedende diensten.
- a.
-
2. Tevens kan gemeente Hengelo een Bibob-toets uitvoeren wanneer diensten als bedoeld in het vorige lid, onder c, worden ingekocht via een (semi-) open house procedure/ toelatingsprocedure, zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, sub b, Wet Bibob.
-
3. In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente Hengelo, voordat zij tot gunning overgaat, een Bibob-toets kan uitvoeren, of advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, tweede lid Wet Bibob en/of het Bibob-register kan raadplegen.
-
4. Het bepaalde in lid 1 en/of lid 2 kan aanleiding zijn om een Bibob-toets uit te voeren naar de contractpartij en/of de onderaannemer.
Hoofdstuk 4 Gevolgen
Artikel 4.1 Gevolgen van weigering, gebrekkige of onvolledige informatie
-
1. De gemeente is bevoegd een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling te laten in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit verzuim binnen een redelijke termijn. De daartoe gesteld regels, zoals artikel 4:5 van de Awb zullen dan toegepast worden.
-
2. Bij een reeds verleende beschikking zal een weigering op grond van artikel 4, eerste lid Wet Bibob worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. De eerder verleende beschikking kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-toets bij beschikkingen
-
1. De gemeente gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag (tot wijziging) van een beschikking, of intrekking van een reeds verleende beschikking als uit het Bibob-onderzoek of een daarop afgegeven advies van het Bureau, blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob of de wijze van financiering door betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt naar het oordeel van de gemeente.
-
2. In het geval van mindere mate van gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente aan de beschikking voorschriften verbinden of een vergunning gedeeltelijk weigeren of intrekken. Deze voorschriften richten zich op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
-
3. De gemeente kan een advies van het Bureau gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.
Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde (zaken)relatie tussen betrokkene en een derde
-
1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
-
2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
-
3. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij bij is of bij overheidsopdrachten.
Artikel 4.4 Gevolgen van een Bibob-toets bij vastgoedtransacties
-
1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
- a)
er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;
- b)
er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
- c)
er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);
- d)
er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;
- e)
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- f)
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- g)
de wijze van financiering door betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt naar het oordeel van de gemeente.
- a)
-
2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek, dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst door de gemeente voorzien door middel van een ontbindende of opschortende voorwaarde.
Artikel 4.5 Gevolgen van een Bibob-toets bij overheidsopdrachten
-
1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
-
2. In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht kan de gemeente deze niet gunnen als de betrokkene heeft nagelaten om:
- a.
de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld binnen door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
- b.
de wijze van financiering voldoende aannemelijk en inzichtelijk te maken naar het oordeel van de gemeente;
- c.
de gevraagde gegevens en bescheiden op grond van artikel 12 Wet Bibob te verschaffen en/of heeft nagelaten om binnen de gestelde termijn de vragen volledig en naar waarheid te beantwoorden die door het Bureau zijn gesteld op grond van artikel 12 Wet Bibob.
- a.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 5.1 Intrekking oude beleidsregels
De beleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo, vastgesteld op 26 juni 2019, wordt ingetrokken;
Artikel 5.2 Inwerkingtreding
Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, op 5 november 2024 en treedt in werking de dag nadat deze bekend is gemaakt in het gemeenteblad;
Artikel 5.3 Overgangsbepaling
De beleidsregels uit 2019 zijn van toepassing op aanvragen en onderzoeken ingediend voor de inwerkingtreding van deze nieuwe beleidsregels.
Artikel 5.4 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Hengelo”
Ondertekening
Bijlage 1 Risicocategorieën bouwactiviteiten
- •
horeca- en seksbedrijven, coffeeshops en speelautomatenhallen;
- •
sportscholen en fitnesscentra;
- •
wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel en zonnebankstudio’s);
- •
autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);
- •
vastgoedpartijen;
- •
transportbedrijven;
- •
vleesverwerkingsbedrijven;
- •
zonneparken.
Bijlage 2 Risicocategorieën milieuactiviteiten
- •
afval- en/of (afval)recyclingbranche;
- •
de onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten:
- -
autodemontage;
- -
banden van voertuigen;
- -
kunststofafval;
- -
medisch en hygiënisch afval;
- -
mengen van afval in de betonindustrie en/of schroot.
- -
Bijlage 3 Toelichting
Doel Wet Bibob
De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.
Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon en/of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon en/of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning vanuit het RIEC en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.
Reikwijdte Wet Bibob
Om de Wet Bibob toe te passen dient er sprake te zijn van een publiekrechtelijke beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke handeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie).
Artikel 3 Wet Bibob
Het centrale artikel in de wet is artikel 3 lid 1: "Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
- a.
uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
- b.
strafbare feiten te plegen."
Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.
Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de Wet Bibob: "Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit." Hierbij kun je denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.
Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.
Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen op vergelijkbare gronden als bedoeld in artikel 3 (a- en b-grond) worden ontbonden, opgeschort of kunnen aanleiding geven om geen overeenkomst aan te gaan of onderhandelingen af te breken, als dit in de specifieke overeenkomsten is geregeld.
Deze beleidsregels zijn zo opgesteld dat in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob kan worden ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een alcoholvergunning wordt aangevraagd, dan is het wenselijk om al bij de kavelverkoop een eigen onderzoek te starten. Dit voorkomt dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst.
Belangrijk hierbij is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijke eindgebruiker/betrokkene is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn, bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel, die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert, een andere partij is dan de gebruiker van het hotel, die de alcoholvergunning aanvraagt.
Uitgangspunten Wet Bibob:
Subsidiariteit
Het beginsel van subsidiariteit is een belangrijk uitgangspunt. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren en/of een vergunning/subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.
Proportionaliteit
Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risico gestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatie gestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-onderzoek onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van het eigen onderzoek, evenredig zijn aan de mate van gevaar.
Evenredigheid
Het is belangrijk dat het bestuursorgaan de genomen beslissing goed motiveert en dat deze evenredig is. Dit is de vaste lijn in de jurisprudentie. Voorkomen moet worden dat er onnodige nadelige gevolgen zijn voor de betrokkenen van een nadelig besluit in de zin van de Wet Bibob. Er moet maatwerk worden toegepast en alle betrokken belangen moeten worden afgewogen. De evenredigheidstoets, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze in de ‘Harderwijk-uitspraak’ (ECLI:NL:RVS:2022:285) heeft geformuleerd, geldt voor alle besluiten waarbij een bestuursorgaan beleidsruimte heeft. Dus ook bij besluiten die op de Wet Bibob en deze beleidsregels zijn gebaseerd.
Het bestuursorgaan kan bijvoorbeeld een vergunning weigeren of intrekken als er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, maar kan niet volstaan met deze conclusie. Op grond van artikel 3:4, tweede lid van de Awb moet de evenredigheid van het besluit worden beoordeeld. De drietraptoets speelt daarin een belangrijke rol: geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. De uitkomst van het goed toepassen van de evenredigheidstoets kan tot gevolg hebben dat er bijvoorbeeld voorschriften worden verbonden aan de vergunning of deze deels wordt geweigerd/ingetrokken. Deze voorschriften moeten gericht zijn op het wegnemen of beperken van het gevaar.
Zal- of kan bepaling
In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen een eigen onderzoek wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een eigen onderzoek wordt gedaan. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van 'zal worden toegepast’ en ‘kan worden toegepast’.
De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatie gestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-onderzoek onderworpen. Er kan gemotiveerd afgeweken worden van de uitgangspunten om de Wet Bibob wel of niet toe te passen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als op basis van ontvangen informatie of stukken toch een Bibob-onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Anderzijds kan ook besloten worden om van een Bibob-onderzoek af te zien, bijvoorbeeld omdat alleen de rechtsvorm van een onderneming wordt gewijzigd of het gaat om een dusdanige kleine wijziging in de bedrijfsvoering en er verder ook geen aanleiding is om de Wet Bibob toe te passen.
Uitvoering van de Bibob-toets
Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee fases:
- 1.
eigen onderzoek;
- 2.
adviesaanvraag bij het Bureau.
Fase 1:
Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
- •
de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten, de Bibob-vragenformulier(en), inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;
- •
eventuele extra, op verzoek van de gemeente, door betrokkene overgelegde documenten of informatie;
- •
open bronnen onderzoek (zoals het internet, kranten, het Kadaster, rechtspraak.nl, het Centraal Insolventieregister, de Kamer van Koophandel, etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;
- •
het eventueel bevragen van de betrokkene bij het Bureau, zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob en het raadplegen van het Bibob-register;
- •
het eventueel opvragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3., eerste lid, onder l van het Besluit politiegegevens;
- •
het opvragen van Justitiële gegevens ten aanzien van:
- -
de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob;
- -
degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;
- -
degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;
- -
degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;
- -
degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;
- -
degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.
- -
Ten aanzien van de financiering van de (aangevraagde) activiteit geldt dat deze aannemelijk en transparant dient te zijn. Daarom gelden de volgende bepalingen:
- -
bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;
- -
bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel naar het Nederlands vertaalde) leningsovereenkomst overgelegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;
- -
bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer;
- -
wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente;
- -
de Belastingdienst kan gegevens over fiscale vergrijpboetes rechtstreeks aan het bestuursorgaan verstrekken voor het eigen onderzoek op grond van artikel 7c van de Wet Bibob.
Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b Wetboek van Strafrecht). De gemeente kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd, kan de gemeente aangifte doen bij de politie.
De gemeente kan zich bij het eigen onderzoek laten ondersteunen door het RIEC om zo haar informatiepositie te versterken.
Fase 2:
Aanvullend op het eigen onderzoek kan advies worden gevraagd aan het Bureau, indien:
- a.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet;
- b.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en);
- c.
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten;
- d.
het Bureau de gemeente desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob;
- e.
de officier van justitie de gemeente de tip geeft of heeft gegeven om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen zoals bedoeld in artikel 26 Wet Bibob.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl