Uitvoeringsplan wandelbos Groenendaal 2024-2032

Geldend van 09-11-2024 t/m 26-11-2024

Intitulé

Uitvoeringsplan wandelbos Groenendaal 2024-2032

Uitvoeringsplan voor de periode 2024-2032

Dit 9-jarige plan is het praktijkdeel van het grotere (18-jarige) beheerplan. Tegen het einde van de periode evalueren we het beheer en kijken we of er aanpassing of bijsturingen nodig zijn.

Reguliere/ jaarlijkse beheermaatregelen

In de volgende alinea’s beschrijven we de algemene beheermaatregelen binnen het wandelbos. Daarna volgt een aantal alinea’s waarin meer specifiek aandacht is voor cultuurhistorisch beheer.

Boomcontrole en snoeien

Boomveiligheidscontroles (VTA-controle) worden regelmatig, een per drie jaar, gedaan door gecertificeerde boomverzorgers. Bomen met een verhoogd (gevaar)risico worden elk jaar gecontroleerd. De VTA-controles leggen we digitaal vast. Het contoleren op veiligheid van de bomen direct langs paden gebeurt tijdens het reguliere dagelijkse onderhoud ter voorkoming van gevaarlijke situaties. Er is geen controle op bomen in bosvakken. Indien nodig snoeien we. Snoeien en vrijstellen van de laanbomen is noodzakelijk voor de veiligheid van de bezoeker en voor het verhogen van de levensduur van de laanbomen. Daarnaast is het vrijstellen van een laan belangrijk voor het beeld van de laan. De lanen worden tot een afstand van ca. 2 m vanaf de stam vrijgesteld. Wanneer een boom zo gevaarlijk is dat deze verwijderd moet worden, kijken we of deze in zijn geheel verwijderen of dat de stam kan blijven staan. Hierdoor blijft de sfeer van de laan langer intact. Als de dode stam gevaarlijk wordt, verwijderen we deze. Het vervangen van de laan gebeurt wanneer 80% van de bomen in de laan is uitgevallen. Om dit te bekostigen combineren we de SIM (subsidie instandhouding monumenten) aanvraag met een kredietaanvraag bij de kadernota.

Voor het reguliere bosbeheer (dunnen en kappen in verband met veiligheid) is na vaststelling van dit beheerplan geen omgevingsvergunning meer nodig. Het melden van kappen van bomen gebeurt altijd.

Afvoeren dood hout en takkenrillen maken

Dood hout bestaat in verschillende vormen: staand dood hout, groot liggend dood hout en takkenrillen. Het heeft een hoge ecologische waarde. Bacteriën, schimmels en ongewervelden verwerken dood hout. In inrottende holtes van rechtopstaande dode stammen kunnen vogels (zoals spechten en boomklevers), vleermuizen en boommarters leven. Takkenrillen bieden een beschutte plek voor de nesten van kleine vogels en schuilgelegenheid voor zoogdieren en egels.

In een laan blijven dode stammen zoveel mogelijk staan. Liggende dode bomen blijven liggen op de plek waar ze vallen, tenzij deze een zichtlijn belemmerd of over een pad of vak liggen met een prioriteit voor cultuurhistorisch waarde. Een hele boom is ecologisch waardevoller dan een boom die in stukken gezaagd is, omdat het langzamer verteerd. Bij een overmaat van dood hout, bijvoorbeeld in geval van dunning of stormschade, wordt het hout dieper in het bos gebracht of in uiterste gevallen afgevoerd. Het neerleggen van stammen langs de verkeerswegen kan helpen om het parkeren in de berm en kapotrijden van de bermen te voorkomen. Bij het verwijderen van grote stammen uit bosvakken gebruiken we zo licht mogelijk materieel. Dit in verband met het tegengaan van kapot rijden en verdichting van de bodem. Van grof snoeihout worden takkenrillen gemaakt, deze hebben ecologische waarden, ze voorkomen betreding van het bos door wandelaars en honden, en vormen leefgebied voor onder andere insecten, zoogdieren en vogels. De rillen zijn circa een meter hoog en breed.De lengte kan variëren. Om achterlangs wandelen langs de rillen te voorkomen dienen er ook af en toe rillen haaks op de padden aangebracht te worden.

Het is mogelijk om met takkenrillen recreanten te ontmoedigen om door het bos te struinen. Het struinen door bosvakken verstoort flora en fauna, zowel boven als ondergronds. Bij hoeken van bosvakken die afgesneden worden biedt een takkenril een oplossing (zoals te zien in figuur 1). Takkenrillen kunnen ook gebruikt worden om jonge aanplant van heesters te beschermen tegen begrazing door reeën. Ook creëert het luwtes. Wanneer op een bepaald moment te veel snoeihout vrijkomt om takkenrillen van te maken, worden de takken afgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: takkenrillen van snoeihout, aangelegd langs een wandelpad van het wandelbos Groenendaal.

Maaien grasvegetatie

Binnen het wandelbos zijn drie verschillende typen grasvegetatie te onderscheiden. Dit zijn hooiland, bosweiden en speelweiden.

Hooiland

Dit stuk grasland is aan de meest noordoostelijke hoek van wandelbos Groenendaal gelegen, langs de Vrijheidsdreef (figuur 2). In de zomer is er sprake van verschralingbeheer. Het verschralingsbeheer zorgt voor gevarieerde bloemrijke vegetatie. Het gras wordt een keer per jaar deels gemaaid en afgevoerd om verrijking tegen te gaan. De maaironde vindt plaats tussen september en half oktober. Het maaisel verwijderen we niet direct. Het blijft minimaal een dag en maximaal tien dagen liggen voordat het opgehaald wordt. Als het maaisel korter ligt dan een dag dan kunnen de vruchten niet rijpen en uit het maaisel vallen. Het hooi wordt samengeperst en afgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Het grasland gelegen langs de Vrijheidsdreef.

Bosweiden

De bosweide is een open plek in een bosachtige omgeving met een gevarieerde kruiden- en grasvegetatie. Er kan een enkele boom of struik op de bosweide staan. In het voorjaar zijn hier vaak bloeiende (stinzen)planten aanwezig. De grond is vrij voedselrijk door bladafval. Doordat de bosweides voor een groot deel in de schaduw liggen is de grasgroei beperkt. De bosweide wordt twee keer gemaaid. Eventueel kan er gekozen worden om een keer te maaien. Dan zal er alleen gemaaid worden tussen half juni en half juli.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3: een veld vol stinzenplanten, hier in de vorm van kleine sneeuwroem (Scilla sardensis).

Speelweiden

Enkele grasvelden zijn in gebruik als speelweides (figuur 4). Dit zijn locaties met eveneens een recreatieve functie, hier zijn ook enkele fitness speeltoestellen aanwezig. Deze velden worden gemiddeld twee keer per jaar gemaaid in de periode van eind april tot eind oktober. Afhankelijk van snelle of langzame groei is het mogelijk om meer of minder te maaien. Gezien de reeds bestaande recreatiedruk op deze speelweiden en in het wandelbos zijn extra (speel) voorzieningen op deze locaties in het bos niet gewenst.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4: het weiland aan de Mariënheuvel, aangemerkt als speelweide.

Stinzenplanten

Stinzenplanten is een verzamelnaam voor een bijzondere groep verwilderende voorjaarsbloemen. Het zijn vooral bol-, knol- en wortelgewassen die vanaf circa de 16e eeuw werden aangeplant op buitenplaatsen, rondom kastelen en landhuizen. In het wandelbos komen diverse stinzenplanten voor; Frederik Willem van Eeden schreef er al over in 1886 in “Onkruid botanische wandelingen’. Stinzenplanten in het wandelbos zijn onder andere wilde hyacint, bosanemoon, sneeuwklokje en voorjaarshelmbloem. Om de aanwezige soorten en stinzenflora minimaal te behouden is inzicht in de verspreiding en soortenrijkdom van belang. Het overgroeien van stinzenbeplanting door braamstruwelen is ongewenst. Een inventarisaties van de locaties en soortenrijkdom is gewenst om daar een afweging te kunnen maken in andere beheersmaatregelen (zoals bramen bestrijden).

Snoeien functionele beplanting

Functionele beplanting is de beplanting rond de parkeerplaatsen. Jaarlijks wordt de beplanting die hinder veroorzaakt teruggesnoeid.

Bestrijding ongewenste soorten

Enkele plantensoorten zien de recreanten als onkruid; onder dit kopje noemen we deze planten ‘’ongewenste soorten’’. Kanttekening is dat deze ongewenste planten vaak een (grote) ecologische waarde vertegenwoordigen en vanuit de natuur dus zeker niet ongewenst zijn.

Brandnetel

De brandnetel is een soort die vooral veel groeit op plekken in de halfschaduw en op stikstofrijke en humushoudende grond. De brandnetel heeft een hoge ecologische waarde. Veel insecten zijn afhankelijk van de brandnetel; dag-en nachtvlinders, wantsen, slakken, cicaden, kevers en bladluizen. Ook komen wel 50 soorten vlinders op de plant voor. Enkele voorbeelden hiervan zijn de gehakkelde aurelia, landkaartje, dagpauwoog, atalanta en bruine snuituil. Het bestrijden van de plant vindt beperkt plaats. Er vindt alleen bestrijding van brandnetels plaats als deze te veel overwoekert, waardoor de recreatie in het gedrang komt, bijvoorbeeld rond bankjes. De bestrijding gebeurt met een bosmaaien of klepelmaaier.

Braam

Waar veel braam groeit, wordt dat doorgaans toegeschreven aan een overvloed van meststoffen (stikstof) in de bodem. Veelal is dat echter niet het geval. Er bestaat ook niet één soort braam. Onderling zijn de soorten moeilijk uit elkaar te houden. In Nederland komen zo al meer dan 220 braamsoorten voor. Tal van deze soorten zijn karakteristiek voor oude cultuurlandschappen en bossen met hoge natuurwaarden.

Braamsoorten vertegenwoordigen ook een hoge ecologische waarde. De bladeren bieden voedsel aan reeën en bladetende insecten als sprinkhanen. Insecten zoals wilde bijen, zweefvliegen, wespen en vlinders bezoeken graag de bloemen voor de nectar. En de bramen zelf worden gegeten door vogels en zoogdieren, waaronder de wandelaars die de vruchten tegenkomen tijdens een wandeling.

Mede om deze redenen gedogen we de groei van braam binnen het wandelbos, mits ze niet te uitbundig een heel bosvak overwoekeren. Andere redenen om (gedeelten) van de plant te bestrijden, is wanneer het wandelpaden, buitenmeubilair (zoals bankjes) of streefbeeldbeplanting overwoekert. Ook het overgroeien van bosvakken waar de beheerfocus ligt op de stinzenbegroeiing door bramen is ongewenst, hier dient het uitbreiden en ingroeien van bramen voorkomen te worden door passend beheer.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 5: een flinke strook braamstruweel langs het wandelpad ter hoogte van een van de ingangen van het Wandelbos Groenendaal aan de Sparrenlaan, nabij de Herenweg (N208).

Klimop

Klimop is een ecologisch interessante soort. Volgroeide exemplaren bloeien, anders dan de meeste andere plantsoorten, in het najaar (september tot en met december) en zijn dan een zeer belangrijke voedselbron voor insecten met een late vliegtijd. Rond februari/maart draagt de plant blauwzwarte bessen, welke gegeten worden door diverse vogels. Omdat de soort een grote ecologische waarde heeft, wordt deze zo min mogelijk bestreden.

Wanneer klimop langs een boomstam kruipt en doordringt tot in de kroon, kan dit de vitaliteit van een boom verminderen. In dat geval kan de klimop op een hoogte van minimaal 2 meter doorgezaagd worden. Op deze wijze blijven wel bloeistengels in leven.

Onderhoud sloten en vijvers

Er vindt jaarlijks onderhoud aan de sloten en vijvers worden jaarlijks plaats. De onderhoudswerkzaamheden bestaan uit het maaien van oevervegetatie en het schoonhouden van het water.

De oevervegetatie in het wandelbos bestaat voornamelijk uit een gras- en kruidenvegetatie. Deze vegetatie groeit niet snel hoeft nauwelijks gemaaid te worden. Deze vegetatie wordt één keer per jaar gemaaid in augustus/september.

Rietvegetatie komt nauwelijks voor in de vijvers en watergangen van het wandelbos. En specifiek rietbeheer heeft de laatste jaren dan ook niet plaatsgevonden.

Door de bosrijke omgeving vallen er veel bladeren en takken in het water. Soms wordt dood hout opzettelijk in het water gelegd om zo bruggetjes te vormen (figuur 6). Om de waterkwaliteit zo goed mogelijk te houden en vanwege de cultuurhistorische waarden van de waterpartijen halen we groot dood hout meerdere keren per jaar uit het water. Bladafval kan gedeeltelijk jaarlijks verwijderd worden. Op langere termijn wordt dit verwijderd door te baggeren.

Onderhoud wandelpaden

Alle wandelpaden in het wandelbos dienen het gehele jaar goed begaanbaar te zijn voor wandelaars. Eventuele overhangende takken worden weggehaald. Langs de paden houden we een berm van een meter breed aan. Indien nodig maaien we deze berm één keer per jaar. Vergrassing van de paden voorkomen we hier deels mee, mits deze voldoende gebruikt worden. Bladafval wordt één keer per jaar verwijderd, aan het eind van de herfst. Dit verzamelen en storten we op een onopvallende locatie in het. Hierdoor is er op deze plek wel sprake van verrijking van voedingstoffen, maar deze invloed is beperkt.

Het controleren of de wandelpaden nog begaanbaar zijn voor voetgangers is onderdeel van de wekelijkse werkzaamheden. Eventuele kleine oneffenheden, zoals gaten, worden direct aangevuld. Grootschalig herstel van de (zand)paden gebeurt jaarlijks.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 6: met dood hout is een pad gemaakt richting het eilandje te midden van de Zochervijver. Leuk voor de kinderen, maar niet bevorderlijk voor de waterkwaliteit.

Onderhoud buitenmeubilair

Onder buitenmeubilair vallen alle banken, picknicksets, afvalbakken, informatiepanelen, (verkeers)borden, (route)paaltjes, hekwerken, kunstwerken, zandbakken en fitnesstoestellen. Het reguliere onderhoud hiervan bestaat uit het controleren, schoonmaken en herstellen van al het meubilair in het bos. Het controleren van meubilair op functioneren en gebreken gebeurt vier keer per jaar. Als er schade aanwezig is, herstellen we deze zo spoedig mogelijk. Als een object aan vervanging toe is, wordt eerst gekeken of dit object wel echt nodig is op deze plek. Daarnaast kijken we of er wellicht een ander type object in de plaats voor mogelijk is. Het beheren van opbjecten doen we op basis van beeldkwaliteit, conform de kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013. Wat betreft netheid en gebreken dient al het meubilair te volden aan kwaliteitsniveau A. De vullingsgraad van de afvalbakken dient te voldoen aan kwaliteitsniveau B. Dit betekent dat het legen van de bakken dusdanig vaak gebeurt dat dat deze nooit vol zitten.

Toezicht en handhaving

Vanuit het overleg met enkele belangenorganisaties zijn er zorgen uitgesproken over de handhaving in Groenendaal. De laatste jaren is het hun ervaring dat er geen sprake meer is van actieve handhaving door de gemeente in het bos is, terwijl dat wel wenselijk is voor het behoud van het unieke historische karakter van het wandelbos. Er is sprake van intensief recreatief gebruik van het bos, zowel door buurt- en streekbewoners maar ook door verenigingen en commerciële aanbieders (bv. sportschool, yoga, hondenuitlaatservice etc.). Gewenst is dat door de gemeente in het bos wordt gehandhaafd op geldende regels waarden hondenverbod ten zuiden van de Sparrenlaan, de opruimplicht, het maximaal aantal honden per persoon, het achterlaten van (zwerf)afval en fietsen (brommer, fatbike) door het bos.

Handhaving geeft aan dat er gemiddeld 3,5 keer per week op verschillende tijdstippen en dagen handhaving plaatsvindt. Echter is de pakkans bij veel incidenten zeer klein. Daarnaast komen er slechts zeer beperkt klachten en meldingen binnen bij zowel politie als Handhaving. Meer handhaving lijkt dan ook niet de oplossing.

Beheer hekken

De beheer van de hekken wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de bijlage bij het vaststellen van dit uitvoeringsgedeelte. Het vervangen of repareren van betreffende hekken valt onder de dagelijkse werkzaamheden

afbeelding binnen de regeling

Figuur 7: ondanks het honden-quota wordt het wandelbos soms bezocht door hondenuitlaatservices of andere hond-gerelateerde bedrijven.

Cyclisch beheer

Cyclisch beheer zijn de regelmatig terugkerende werkzaamheden. Dunning en esdoornbeheer voeren we jaarlijks uit, maar doordat dit gefaseerd gebeurt (meerjaarlijks) is er sprake van cyclisch beheer.

Dunning

Dunning betreft het verwijderen van individuele bomen uit een bosperceel. In een bos gaan bomen elkaar uiteindelijk beconcurreren. Er ontstaat een donker, hoog opgeschoten bos met nauwelijks ondergroei van struiken en kruiden. Dunning dient daarom tijdig plaats te vinden. Hierdoor krijgen toekomstbomen meer ruimte, en ontstaat een meer open bos. De eerste stap van dunning is het aanwijzen van toekomstbomen.

Toekomstbomen hebben een goed ontwikkelde stam en kroon en geen ernstige beschadigingen. Dit zijn dus de bomen die in de toekomst het bos moeten vormen. Er wordt gestuurd op een variatie aan inheemse en gebiedseigen boomsoorten. Bij de keuze tussen twee inheemse bomen, kiezen we voor de meest vitale boom. De laanbomen zijn hierop een uitzondering. Deze krijgen de voorkeur boven andere bomen. Bomen in het naastgelegen bosvak die de groei van de laanbomen belemmeren, verwijderen we. Ook de huidige beeldbepalende en monumentale bomen blijven zo lang mogelijk behouden. Bomen met nesten van jaarrond beschermde vogels (zoals de ransuil) of vleermuizen sparen we ook.

Uitheemse soorten verdwijnen door dunning steeds meer uit het bos. Zoals ook met de abelen langs de Herenweg gebeurde. Deze soort is in Nederland al lang in cultuur, maar vermoedelijk niet inheems. Gelijktijdig met de dunning kunnen kleine open plekken in bospercelen en langs de paden worden gemaakt. Het creëren van open plekken, licht en lucht in het bos is belangrijk voor de recreant. Bovendien zorgt dit voor kleinschalige variatie in ruimte in het bos. Dit stimuleert de natuurlijke ontwikkeling van ondergroei. Op de open plekken langs de paden zal de zon tijdelijk een grotere rol spelen en invloed hebben op de beleving en natuurontwikkeling. De open plekken worden niet gemaaid; de ontwikkeling mag in principe ongestoord plaatsvinden. Als het bos erg transparant is, kunnen de open plekken langs de bosrand worden ingeplant met heesters. Om de nieuwe te beschermen de eerste zette nwe de vakken met een hekwerk of takkenrillen af, zodater geen betreding door recreanten en honden plaatsvindt. Wanneer de heesters groot en sterk genoeg zijn verwijderen we de hekken of takkenrillen.

Dunning gebeurt in ieder bosvak in principe eens in de 12 jaar. Ook stakenfase (bomen die de hoogte inschieten met weinig onderste takken) voorkomen we zoveel mogelijk. Wanneer dit het geval is kan er vaker worden gedund, bijvoorbeeld eens in de 6 jaar. Hieronder lichten we per bostype de wijze van dunning nader toe.

Gemengd loofbos

In een gemengd bos is het hoofddoel variatie in gelaagdheid en soorten. Hierbij staat ecologie voorop. Er is vooral sprake van hoogdunning; dit is dunning van bomen die in de kroon gaan concurreren met de toekomstbomen. Er wordt gestuurd op inheemse en gebiedseigen beplanting. Hierbij zullen esdoorns en beuken benadeeld worden vanwege hun grote concurrentiekracht. De beuk is wel ecologisch waardevol en mag dan ook wel aanwezig zijn in een gemengd bos, maar mag niet overheersen. Dood hout blijft in principe liggen. Als grote bomen omvallen, halen we deze niet weg tenzij ze over een pad zijn gevallen.

Van kleiner snoeihout maken we takkenrillen. Te veel takkenrillen en dood hout geven echter een erg rommelig beeld. Wanneer de hoeveelheid snoeihout te groot is, is afvoeren ook een mogelijkheid. Grote stammen kunnen ook elders in het wandelbos (langs wegen of parkeerplaats) worden gebruikt. Iedere 6 jaar is er extra aandacht voor de beplanting langs de randen van het bos. Hier wordt gestuurd op de ontwikkeling van een gevarieerde struiken- en kruidenlaag. Overheersende soorten en boomvormers worden verwijderd, waardoor er voldoende lichtinval is en er op natuurlijke wijze variatie in beplanting kan ontstaan.

Dennenbos

In het dennenbos sturen we op het behoud van de grove den. Daarnaast kijken we naar structuur en variatie. Beuken worden in principe verwijderd, wegens de hoge concurrentiekracht. Van soorten die vanzelf opkomen in een dennen vak verwachten we dat die het speciale milieu aankunnen. Meestal is de bodem van een naaldbos zuurder dan de rest van de omgeving. Dood hout blijft in principe liggen. Bij een overschot aan dood hout verwerken we het tot takkenrillen of voeren we het af.

Beukenbos

In het beukenbos staat het behoud van de open ruimte onder de bomen voorop. Sturing gebeurt op de beeldbepalende bomen. Bij eventuele uitval van oude bomen vullen jonge beuken de open plek. Dood hout blijft hier niet liggen, maar verplaatst naar de rand van het beukenbos. Zo blijven de open ruimte in het bos behouden.

Esdoornbestrijding

De gewone esdoorn is een boomsoort die veel schaduw geeft op de bodem, snel doorgroeit en een sterke concurrentiekracht heeft. Als we hier niks mee doen, ontstaat de kans op een vrij monotoon bos met bijna alleen nog esdoorns. Ieder aangemerkt bosvak maken we eens in de zes jaar vrij van het overschot van de aanwezige esdoorns. Gelijktijdig bestrijden we ook de Amerikaans vogelkers, aangezien deze exoot (ook wel bospest genoemd) een zeer sterke concurrentiekracht heeft en de inheemse beplanting verdringt als er niet tegen wordt opgetreden. Esdoornbestrijding is een tijdrovende activiteit voor het eigen personeel. Grote esdoorns worden afgezaagd en afgevoerd. Deels worden hier takkenrillen van gemaakt. Vooral het verwijderen van kleine één- en tweejarige esdoorns is lastig, omdat deze handmatig moeten worden uitgetrokken. Een andere optie is het hele bosvak maaien met een bosmaaier..

Beheermaatregelen gericht op cultuurhistorisch beheer

In deze paragraaf ligt de focus op het cultuurhistorisch beheer van wandelbos Groenendaal. Zoals beschreven in de beheervisie kent het bos een historische tuin- en parkaanleg. De verschillende historische structuren zijn uitgebreid beschreven in de bijlagen van de beheervisie. In de visie bestaat er een onderscheid tussen het beheer van de cultuurhistorische vakken, het beheer van de bosvakken en het beheer van de recreatievakken. De roze delen zijn de belangrijkste dragers van het historische karakter. Hier is het beeld belangrijker dan de natuurwaarde. In de groene vakken sturen we op ecologie. Hoewel het ecologische en cultuurhistorische beheer veel overeenkomsten kennen, zijn er een aantal extra beheermaatregelen voor de historische elementen. Deze worden per onderdeel benoemd.

afbeelding binnen de regeling

Lanen

De bomenlanen van Groenendaal zijn belangrijke cultuurhistorische structuurdragers en aangelegd gedurende verschillende tijdsperiode. Het resultaat is een afwisseling tussen rechte en kronkelende lanen. In het beheer is het vrijstellen van een laan belangrijk voor het beeld van de laan. In sommige gevallen moeten de laanbomen worden vrijgezet van de rest van de vegetatie, omdat de omliggende vegetatie de laanbomen aan het zicht onttrekt of de groei negatief beïnvloed. De lanen houden we vrij tot een afstand van circa 2 meter vanaf de stam. Bij elke laan krijgen de laanbomen de voorkeur boven de rest van de beplanting. Dit betekent dat de bermen vrij zijn van (houtige) opslag. Daarnaast zijn takkenrillen en doodhout niet gewenst langs de lanen, behoudens om recreatieve gebruik te beperken. De takkenrillen behoren bij voorkeur in de ‘groene’ bosvakken. Bij voorkeur worden de takkenrillen haaks op het pad geplaatst en niet al te dicht in de buurt van de laan. Tot slot is er de komende jaren aandacht nodig voor de vervanging van een aantal lanen en ook de Lindekom. Zo zijn bijvoorbeeld de bomen langs de Beukenlaan en de Kastanjelaan in het noordelijke gedeelte van het wandelbos in slechte staat, evenals een deel van de bomen langs de Burgmeester Rappardlaan. De lindebomen van de Adriënnelaan hebben te kampen met honingzwam en het wortelgestel komt bloot te liggen door uitslijten van het wandelpad Het is gebruikelijk om bij 80 % uitval van de bomen in de laan de gehele laan te vervangen. Het is daarom verstandig om een plan te maken voor de langere termijn, waarin wordt voorzien in vervanging van de genoemde lanen.

Lindekom, vervangen van bomen

De Lindekom bij de Sparrenlaan is één van de oudste plekken van het wandelbos. Rond een ronde vijver staan prachtige oude lindebomen. Een lindeboom kan zeer oud worden. Inmiddels zijn er een aantal linden uitgevallen en is er sprake van een verslechterende conditie van de resterende linden. Vanuit cultuurhistorie beheer is het van belang om een plan op te stellen om deze oorspronkelijke situatie bij de vijver te herstellen en te onderzoeken of alle linden gelijktijdig vervangen moeten worden. Bij het Huis te Manpad worden momenteel klonen van de te vervangen linden opgekweekt om zo de historische klonen van de aanwezige linden op het landgoed te behouden. Dat vindt plaats door stekken van de te vervangen linden op het landgoed op te kweken. Op deze manier zullen de nieuwe bomen dezelfde genetische samenstelling hebben als de bestaande historische bomen. Mogelijk is het interessant om het vervangen van de linden op het Groenendaal op dezelfde wijze uit te voeren.

Waterpartijen

De waterpartijen in Groenendaal zijn grotendeels aangelegd in de achttiende eeuw en daarmee onderdeel van de cultuurhistorische laag in het bos. De historische uitstraling van de vijvers en waterpartijen is in de loop der jaren steeds meer overgegaan in een natuurlijk karakter. Op deze locaties is aandacht nodig voor een meer historische uitstraling. Het historisch karakter kan worden verbeterd door de oevers te ontdoen van oprukkende beplanting en waar nodig te herstellen. Alle oevervegetatie maaien we in principe 1 keer per jaar met de bosmaaier. Ook geldt voor alle waterpartijen dat we deze schoon en op diepte houden. Dit houdt in dat er eens in de zoveel tijd moet worden gebaggerd, dit is in de nieuwe Sim aanvraag (2024) opgenomen. De windhoeken worden jaarlijks opgeschoond, waar het blad zich verzameld. Het kan handmatig opgeschoond worden en uitkomende materiaal kan in bos verspreid worden. Ook dient het wateroppervlak vrij gehouden te worden van dood hout, deze dienen verwijderd te worden. Overmatige plantengroei verwijder we. Tot slot houden we duikers en stuwen werkzaam. Het doorspuiten van duikers gebeurt om de water doorstroom mogelijk te houden.

  • -

    De Lelievijver en Zochervijver dienen op diepte gehouden te worden door bagger te verwijderen (voor 2028).

  • -

    De Rododendronvijver is niet meer te bezoeken en rond te lopen, de oevers dienen vrij gemaakt te worden. De vijver heeft een harde beschoeiing, deze moet in goede staat worden gehouden. Jaarlijks wordt indien nodig een deel van de beschoeiing vervangen.

Zichtlijnen

In het wandelbos zijn er veel zichtlijnen (zie overzichtskaart), deze zijn onderdeel van de beleving van het bos. Vanuit recreatief en cultuurhistorisch oogpunt is het wenselijk om zichtlijnen te behouden en te herstellen. Ze zijn vroeger aangelegd voor een ruimtelijke ervaring van het bos. Het belangrijkste is het zicht vrijhouden en het verwijderen van opslag van struiken en bomen in de zichtlijn. Ook mag dood hout de zichtlijnen niet blokkeren.

Solitaire bomen en boomgroepen

Solitaire bomen en boomgroepen zijn karakteristiek voor de historische tuin- en parkaanleg en een belangrijk onderdeel van de beleving van de bezoeker. Ze zijn beeldbepalend en vanuit de landschappelijke ontwerpgedachte aangelegd op een specifieke plek. Bij solitaire bomen en beeldbepalende boomgroepen is het belangrijk dat de bomen opvallen als cultuurhistorisch element. Rond deze bomen houden we ruimte en verwijderen we opslag. Ook moeten de zichtlijnen op deze bomen worden vrijgehouden.

Aardwerken

In het wandelbos zijn veel hoogteverschillen door de ligging op een strandwal. Enkele van deze hoogtes zijn kunstmatige uitkijkheuvels uit de achttiende en negentiende eeuw. Voor het historisch karakter is de zichtbaarheid van de heuvels en de zichtlijnen vanaf de heuvels het belangrijkst. Hiervoor snoeien we uitgegroeide takken en beplanting op enkele heuvels. Ook zijn het verwijderen van dood hout, het tegengaan van erosie en het openhouden van de uitkijkpunten belangrijke aandachtspunten. Met name de belvedère heuvel heeft de komende jaren veel onderhoud nodig. De Konijnenberg en de Dennenberg vormen een uitzondering en worden ecologisch beheerd zodat het natuurlijke karakter behouden blijft.

Heestergroepen

De rododendrons bij de rododendronvijver vormen een karakteristieke heestergroep van de historische achttiende-eeuwse parkaanleg. De huidige staat is matig. De rododendrons rond de vijver zijn ver uitgegroeid. In 2022 is een boom gevallen op de groep, hierdoor is een gedeelte van de heestergroep beschadigd. De struiken beginnen zich nu weer te herstellen. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is de groep een belangrijk element in het wandelbos en moet de heestergroep goed in stand worden gehouden. Rond de heestergroep staat ook veel opslag van braam, deze verwijderen we. Om de heestergroep mooi vol te houden moeten uitgevallen heesters worden ingeboet.

Historisch padenstelsel

Het historisch padenstelsel bestaat uit de historische bomenlanen, aangevuld met de belangrijkste wandelroutes. Deze routes verbinden de historische elementen. De paden houden we onkruidvrij en op de belangrijkste wandelpaden verwijderen we blad en voeren het af. De graskanten houden we bij met de bosmaaier met een bermbreedte van 1 m. In veel gevallen is 1 x per jaar maaien afdoende. Daar waar veel vegetatie (bv braam) in de bermen staat is dit vaker nodig. Het valt op dat de belangrijkste paden last hebben van erosie door de grote aantallen wandelaars die de paden gebruiken. Het advies is de toplaag waar nodig aanvullen met zand. Over de lelievijver ligt een Zwitserse brug en over de slingervijver liggen twee eenvoudige voetgangersbruggen. Deze moeten op jaarlijkse basis worden geïnspecteerd en hebben eenvoudig onderhoud nodig.

Olifantenpaadjes

Zowel bij de boswachters als bij de Vereniging Vrienden Wandelbos Groenendaal bestaan zorgen over de vele ontstane olifantspaadjes in het bos. Sinds de corona-epidemie is de hoeveelheid recreanten in het gebied sterk toegenomen. Wandelaars begonnen van de paden af te wijken hierdoor ontstaan nieuwe paadjes (olifantenpaadjes). Boswachters proberen de olifantenpaden af te sluiten, maar wandelaars verwijderen en omzeilen geregeld de blokkades om toch dieper het bos in te kunnen dwalen of om simpelweg een route te verkorten om of af te snijden.

Omdat het bos gelegen is op zandgrond, duurt het jaren voordat de vegetatie zich op deze plaatsen weer hersteld. De ‘overbewandeling’ heeft verschraling van biodiversiteit tot gevolg, stinzenplanten kunnen niet tot bloei komen door regelmatige betreding. Nieuwe paadjes en verbreding van paden resulteert in het open trappen van de bodem en meer erosie. Ook verhoogt het de verstoring, omdat het leef- en rustgebied van dieren steeds kleiner wordt.

Daarom sluiten we nieuwe olifantenpaadjes af, zodat de recreanten enkel de officiële paden betreden. Onder andere langs de Torenlaan is een informeel pad langs het water ontstaan waar ook nieuwe hondenzwemplaatsen ontstaan. Dit gaat ten kosten van de oeverbegroeiing en kan in erosie van de oever resulteren, dit is ongewenst.

Om te voorkomen dat wandelaars deze barricades weer weghalen, moet gekozen worden voor een vorm van afsluiten die niet handmatig en zonder werktuigen te verwijderen zijn. Enkele materialen die hiervoor gebruikt zouden kunnen worden zijn:

  • -

    Zwaar tak- en stamhout, te zwaar om handmatig op- en weg te tillen;

  • -

    Grote takkenrillen;

  • -

    (Inheemse) doornige struiken als meidoorn of sleedoorn.

  • -

    (Vooral voor smalle stukken) een (onopvallend) hekwerk.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van het college van 27 augustus 2024