Gemeenschappelijke regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland 2024

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas

OVERWEGENDE DAT

  • de vijf colleges sinds 2015 samenwerken om het regionaal zorg- en ondersteuningsaanbod te organiseren;

  • de Jeugdwet en de Hervormingsagenda Jeugd publiekrechtelijke samenwerking verplicht gaan stellen voor het inkopen van gespecialiseerde jeugdzorg;

  • met de samenwerking van de vijf gemeenten een organisatie op te richten waar het samenwerken met, het verbinding leggen tussen gemeenten en zorgaanbieders bijdraagt aan een dekkend regionaal zorg- en ondersteuningsaanbod voor Wmo en Jeugd;

  • voor de vijf gemeenten de zelfstandige organisatie een stabiele organisatie oplevert die over relevante kennis en expertise beschikt en de continuïteit van dienstverlening waarborgt zodat de inhoudelijke en financiële uitdagingen in het sociaal domein van een gedegen aanpak kunnen worden voorzien;

  • de gemeenteraden van de vijf gemeenten toestemming hebben gegeven aan de colleges voor het aangaan van de Gemeenschappelijke Regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht

BESLUITEN

De hiernavolgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan, genaamd,

“Gemeenschappelijke regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland 2024”

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen bestuur: Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland.

    • b.

      Bestuur: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter tezamen;

    • c.

      Centrumgemeente: de gemeente Gouda die jaarlijks de rijksmiddelen voor de Wmo centrumtaken ontvangt.

    • d.

      College: een van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten bedoeld onder ‘f’.

    • e.

      Dagelijks bestuur: Het dagelijks bestuur van GR JW.

    • f.

      Deelnemende gemeenten: de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas.

    • g.

      Gemeenschappelijke Regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland (GR JW): het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

    • h.

      Raden: De gemeenteraden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten bedoeld onder ‘f’.

    • i.

      Regeling: deze gemeenschappelijke regeling.

    • j.

      Schriftelijk: Per brief, waaronder mede wordt begrepen per e-mail.

    • k.

      Secretaris: de directeur van GR JW

    • l.

      Voorzitter: de voorzitter van GR JW.

    • m.

      Wetten: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet, Wet passend onderwijs, Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs, Wet op de expertisecentra, zoals deze wetten en daarop gebaseerde regelingen nu luiden of gaan luiden in de toekomst; hieronder worden mede begrepen de op hiervoor genoemde Wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, ministeriele besluiten en uitvoeringsvoorschriften evenals verordeningen, overige algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels van de gemeenten.

    • n.

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    • o.

      Wmo centrumtaken: taken waarbij aanvullende financiering via de centrumgemeente Gouda loopt, als bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo 2015.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk GR Jeugd en Wmo Midden-Holland, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd: “GR Jeugd en Wmo Midden-Holland”, afgekort GR JW, gevestigd te Gouda.

  • 2. Het rechtsgebied van GR Jeugd en Wmo Midden-Holland omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Doel en belang

  • 1. De GR JW heeft tot doel om een doelmatig regionaal zorg- en ondersteuningsaanbod voor de inwoners van Midden-Holland te organiseren en de kwaliteit, continuïteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van het zorg- en ondersteuningsaanbod te waarborgen.

  • 2. De GR JW heeft mede tot doel de colleges te ondersteunen bij het opstellen van kaderstellend beleid en door middel van overleg dit beleid zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen en binnen de kaders van de gemeenschappelijke regeling uitvoering te geven aan het door gemeenten vastgestelde beleid.

Artikel 4 Taken en overdracht bevoegdheden

  • 1. De colleges dragen ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belang aan de GR JW de bevoegdheden over op grond van de in artikel 1 onder m genoemde Wetten voor zover betrekking hebbende op de in dit artikel 4 genoemde taken.

  • 2. Ten aanzien van de Wmo 2015 en Jeugdwet, voor zover dit de inkoop, contractering, contractmanagement en subsidiering van aanbieders betreft, worden alle uitvoerende taken en bevoegdheden, die aan de colleges zijn toegekend, gedelegeerd aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Ten aanzien van het toezicht op de kwaliteit en rechtmatigheid van hulp en ondersteuning op grond van de Wmo 2015 met inbegrip van de bevoegdheden genoemd in artikel 6.1 Wmo 2015 alsmede het toezicht op rechtmatigheid van jeugdhulp, worden alle uitvoerende taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wetten alsmede de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en uitvoeringsregelingen, aan de colleges zijn toegekend, gedelegeerd aan het dagelijks bestuur.

  • 4. De GR JW kan voorts:

    • a.

      nadere regels en beleid vaststellen ten behoeve van het regionaal Zorg- en Ondersteuningsaanbod;

    • b.

      uitvoering geven aan landelijke programma’s en het doen van aanvragen hiertoe indien deze programma’s binnen het doel en belang van de GR vallen of de gemeenten dit aan de GR verzoeken;

  • 5. Naast de in het tweede, derde lid en vierde genoemde taken heeft het bestuur van de GR JW de volgende taken:

    • a.

      het voorbereiden, ondersteunen en in co-creatie opstellen van verordeningen en beleidsplannen, (boven)regionale visie(s), kaders voor de inkoop, beleidsregels en regels die door het college niet aan de GR JW zijn gedelegeerd;

    • b.

      het ondersteunen en adviseren van de gemeenten op het gebied van data-analyse, uniforme werkwijzen, gemeentelijke toegang;

    • c.

      het via de jeugdbeschermingstafel uitvoeren van de toegang tot Raad van de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 2.4. Jeugdwet;

    • d.

      het voeren van contractmanagement op het gebied van doelgroepenvervoer gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet, Wet op het primair onderwijs, Wet voortgezet onderwijs, Wet op de expertisecentra.

    • e.

      (boven-) regionale belangenvertegenwoordiging en vertegenwoordiging van de regio;

Artikel 5 Aanvullende taken

  • 1. Een college kan opdracht geven voor de uitvoering van aanvullende taken, binnen het belang en het doel van GR JW als bedoeld in artikel 3, mits de kerntaken niet in het gedrang komen.

  • 2. De deelnemende gemeente of gemeenten waarvoor GR JW een aanvullende taak verricht draagt of dragen alle kosten voor de aanvullende taak.

  • 3. GR JW kan aan andere organen of rechtspersonen dan de deelnemende gemeenten (derden) diensten verlenen, binnen het belang en het doel van GR JW als bedoeld in artikel 3, met dien verstande dat de omvang van deze taken niet meer mag bedragen dan toelaatbaar is op basis van de criteria voor inbesteden volgens het geldende aanbestedingsregime en de kerntaken niet in het gedrang komen.

  • 4. GR JW kan door de colleges worden belast met de uitvoering van tijdelijke taken op grond van landelijke programma’s en regelgeving, binnen het belang en het doel van GR JW als bedoeld in artikel 3.

  • 5. De in dit artikel 5 bedoelde taken worden niet uitgevoerd dan nadat de betreffende taken zijn vastgelegd in een tussen het dagelijks bestuur en het college van de betreffende gemeente(n) af te sluiten dienstverleningsovereenkomst en bij afzonderlijk besluit van het college of de colleges van de betreffende gemeente(n) de voor de uitvoering van die taken vereiste bevoegdheden zijn gedelegeerd of gemandateerd dan wel wanneer daarvoor volmacht of machtiging is verleend.

  • 6. Het algemeen bestuur van GR JW regelt de algemene voorwaarden waaronder de aanvullende taken worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 2 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

Artikel 6 Bestuursorganen van GR JW

Het bestuur van GR JW bestaat uit:

  • a.

    Het algemeen bestuur;

  • b.

    Het dagelijks bestuur;

  • c.

    De voorzitter.

PARAGRAAF 1 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit tien leden, de voorzitter inbegrepen.

  • 2. De colleges van iedere deelnemende gemeente wijzen twee leden uit hun midden aan.

  • 3. De colleges wijzen voor ieder lid ook één plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid.

  • 4. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de colleges van de gemeenten in de nieuwe samenstelling.

  • 5. De leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen voor een tijdvak van vier jaar. Ongeacht het tijdstip van benoeming treden zij af op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges eindigt. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 6. Een lid dat de hoedanigheid als lid van het college verliest, houdt ook op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid deelt dit mede aan het college dat hem heeft aangewezen en aan het algemeen bestuur. Het lid blijft de functie waarnemen totdat een opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

  • 8. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, voorzien.

  • 9. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met een dienstverband met de GR JW of een dienstverband met een van de deelnemende gemeenten.

  • 10. De leden van het algemeen bestuur, die in strijd handelen met het bepaalde in artikel 20 van de Wgr kunnen door het algemeen bestuur worden geschorst.

  • 11. Het algemeen bestuur kan op uitnodiging adviseurs aan zijn vergaderingen laten deelnemen. Deze adviseurs hebben geen stemrecht.

Artikel 8 Werkwijze van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een Reglement van Orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden, dat ter kennisneming aan de colleges wordt gezonden.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als dit door tenminste drie leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 3. De voorzitter belegt de vergaderingen en bepaalt de plaats en het tijdstip van de vergadering.

  • 4. De leden en de adviseurs als bedoeld in artikel 7, elfde lid worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste tien dagen tevoren, met gelijktijdige toezending van de agenda, schriftelijk ter vergadering opgeroepen. De agenda en bijbehorende voorstellen, behalve die waarop geheimhouding rust, worden tegelijkertijd bekend gemaakt door publicatie op de website van GR JW en ter inzage gelegd bij GR JW.

  • 5. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter in het bestuur worden deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter. Bij verhindering of ontstentenis van de plaatsvervangend voorzitter, wijst het algemeen bestuur één van zijn leden aan die de voorzitter vervangt.

Artikel 9 Openbaarheid

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste één vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of als dit naar het oordeel van de voorzitter nodig is. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Over de geheimhouding is het bepaalde in artikel 23 Wgr van toepassing. Alleen de leden van het algemeen bestuur zijn gerechtigd een besloten vergadering bij te wonen, tenzij door het algemeen bestuur in besloten vergadering anders wordt beslist. Van een besloten vergadering worden afzonderlijke notulen opgesteld.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over: a. de toelating van nieuw benoemde leden;

    • a.

      de vaststelling van de kadernota, vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur;

    • c.

      wijzigingen van de regeling, alsmede toe-en uittreden uit de regeling.

Artikel 10 Besluitvorming in het algemeen bestuur

  • 1. De stemverhouding in het algemeen bestuur is als volgt:

    • a.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal tot 50.000 inwoners heeft drie stemmen;

    • b.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal van 50.000 tot 70.000 heeft vier stemmen;

    • c.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal van 70.000 tot 90.000 heeft vijf stemmen;

    • d.

      elk lid dat afkomstig is uit een gemeente met een inwonertal van 90.000 of meer heeft zes stemmen.

  • 2. Onder het aantal inwoners van een gemeente wordt verstaan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het voorgaande jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3. Als de leden van een gemeente door wijziging van het inwoneraantal een groter dan wel een kleiner stemgewicht krijgen, wordt de stemverhouding bij het ingaan van het eerstvolgende kalenderjaar aangepast.

  • 4. Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten in het algemeen bestuur genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 5. Besluiten ten aanzien van de Wmo centrumtaken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder o doch alleen voor zover het betreft Maatschappelijke opvang vereist de instemming van het lid van de gemeente Gouda.

  • 6. Het algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 7. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het zesde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het zesde lid is dan niet van toepassing.

  • 8. Wanneer ten aanzien van zaken geen van de leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat in overeenstemming met het voorstel is besloten.

  • 9. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het algemeen bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Alsdan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat in overeenstemming met het voorstel is besloten.

  • 10. Stemming vindt mondeling en bij hoofdelijke stemming plaats. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, vindt stemming plaats bij gesloten en ondertekende briefjes.

  • 11. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Bij staking van stemmen over personen volgt een herstemming.

  • 12. Ten aanzien van het beraadslagen en besluiten is artikel 28 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Zienswijzen

  • 1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat naast de in de Wgr en deze regeling genoemde besluiten ook andere besluiten worden onderworpen aan de zienswijzenprocedure.

  • 2. Om de raden van de deelnemende gemeenten in staat te stellen tijdig hun zienswijzen over besluiten als bedoeld in het eerste lid te geven worden de concepten daarvan aangeboden tenminste twaalf weken voordat over deze besluiten in het algemeen bestuur wordt beraadslaagd of besloten.

  • 3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur een zienswijze indienen. Het dagelijks bestuur zendt de zienswijzen aan het algemeen bestuur, waarbij het dagelijks bestuur een advies over de zienswijzen toevoegt.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan definitieve besluitvorming door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist niet dan nadat de raden tenminste twaalf weken de tijd hebben gehad te reageren op het voorgelegde besluit.

PARAGRAAF 2 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, de voorzitter inbegrepen, afkomstig uit vijf verschillende colleges, aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist bij aanvang van elke zittingsperiode in de eerste vergadering over de benoeming van de in het eerste lid vermelde leden in het dagelijks bestuur.

  • 3. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het dagelijks bestuur, maken de leden van het dagelijks bestuur onderling afspraken over de portefeuilleverdeling en over de onderlinge plaatsvervanging.

  • 4. De zittingsduur van de leden van het dagelijks bestuur is gelijk aan die van het algemeen bestuur.

  • 5. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het dagelijks bestuur.

  • 6. Het lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur.

  • 7. Een lid, kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het algemeen bestuur.

  • 8. Als tussentijds een plaats van een lid in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, benoemt het algemeen bestuur ten spoedigste een nieuw lid.

Artikel 13 Werkwijze dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een Reglement van Orde vast voor zijn vergaderingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert minimaal zes maal per jaar en verder zo dikwijls naar gelang de voorzitter of tenminste twee andere leden dit nodig achten.

  • 3. De agenda en de daarbij behorende vergaderstukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen voor het houden van de vergadering, aan de leden van het dagelijks bestuur verzonden.

  • 4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten. Het dagelijks bestuur kan besluiten een openbare vergadering te houden.

  • 5. Het dagelijks bestuur publiceert haar agenda en besluitenlijst na afloop van de vergadering op de website van de GR JW.

  • 6. Het bepaalde in artikel 8 derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Besluitvorming in het dagelijks bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur hebben allen één stem.

  • 2. Het dagelijks bestuur besluit bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen en streeft hierbij naar consensus.

  • 3. Besluiten ten aanzien van de Wmo centrumtaken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder o doch alleen voor zover het betreft Maatschappelijke opvang vereist de instemming van het lid van de gemeente Gouda.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt opnieuw gestemd.

  • 5. Het dagelijks bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur aanwezig is.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vijfde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het vijfde lid is dan niet van toepassing.

  • 7. Het bepaalde in artikel 10, twaalfde lid van de regeling is van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 3 VERANTWOORDING BESTUUR

Artikel 15 Verantwoording en informatieplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur en zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak, waaronder een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur, nodig heeft.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college die hem heeft aangewezen respectievelijk zijn raad verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt mondeling of schriftelijk aan het college dat hem heeft aangewezen respectievelijk zijn raad alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 6. De benoeming van een lid van het Algemeen Bestuur kan door het college dat hem heeft benoemd worden ingetrokken, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

  • 7. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en ingestelde bestuurscommissies geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten en door één of meer leden daarvan gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Inlichtingen kunnen zowel schriftelijk als mondeling worden verstrekt.

PARAGRAAF 4 DE VOORZITTER

Artikel 16 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur en wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen voor de duur van hun zittingsperiode.

  • 1. Uit de overige leden van het dagelijks bestuur, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

HOOFDSTUK 3 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

PARAGRAAF 1 BEVOEGDHEDEN ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 17 Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de GR JW.

  • 2. Alle bevoegdheden, bedoeld in de regeling, berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van de Wgr is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van (organisatie) verordeningen, financiële verordeningen als bedoeld in de Gemeentewet en reglementen;

    • b.

      het vaststellen van de begroting, de begrotingswijzigingen, de kadernota en het vaststellen van de jaarrekening, zulks met inachtneming van het bepaalde in de onderdelen "begroting" en "rekening en verantwoording" van deze regeling;

    • c.

      het aangaan van geldleningen;

    • d.

      aan- en verkoop van onroerende zaken;

    • e.

      besluiten over huisvesting van personeel en de vestigingsplaats van het openbaar lichaam;

    • f.

      het vaststellen van de jaarlijks door de deelnemende gemeenten en de niet aan deze regeling deelnemende gemeenten, zoals geregeld in artikel 34, te betalen bijdragen;

    • g.

      besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

    • h.

      voordat een besluit als bedoeld in het derde lid onder g wordt genomen, wordt aan de gemeenteraden een ontwerpbesluit toegezonden en worden zij in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen bij het algemeen bestuur in te brengen.

    • i.

      het vaststellen van een dienstverleningshandvest op basis waarvan het dagelijks bestuur met elk van de deelnemende gemeenten een dienstverleningsovereenkomst afsluit met nadere afspraken ter uitvoering van het takenpakket als bedoeld in artikel 4.

Artikel 18 Overdracht van bevoegdheden

Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 33a, tweede lid Wgr is van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 2 BEVOEGDHEDEN DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 19 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

  • 1. Voor zover niet bij of krachtens de Wgr of deze regeling anders is bepaald, is het dagelijks bestuur bevoegd tot:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen in het algemeen bestuur ter beraadslaging en ter beslissing moet worden gebracht;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen,

      • a.

        inbegrepen het sluiten van dienstverleningsovereenkomsten als bedoeld in artikel 17, derde lid onder i van de regeling;

      • b.

        met uitzondering van de handelingen als bedoeld in artikel 17, derde lid onder g van de regeling;

    • e.

      het vaststellen van nadere regels, voor zover het de in artikel 4 aan het bestuur gedelegeerde bevoegdheden betreft;

    • f.

      het nemen van besluiten als bedoeld in de Awb, waaronder het verlenen en vaststellen van subsidies;

    • g.

      het in behandeling nemen en afdoen van verzoeken op grond van de Woo;

    • h.

      het in behandeling nemen en afdoen van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 Awb;

    • i.

      hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, advies uitbrengen aan het algemeen bestuur, aan de colleges en aan de raden over zaken betreffende GR JW;

    • j.

      het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verlies of verjaring van recht of bezit;

    • k.

      het beheren van de inkomsten en de uitgaven van GR JW, voor zover dit niet bij of krachtens deze regeling aan anderen is opgedragen;

    • l.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de administratie;

    • m.

      besluiten tot het indienstneming schorsen en ontslaan van personeel, met dien verstande dat de bevoegdheid tot, indienstneming, schorsing en ontslag van de concern controller en secretaris, niet aan anderen kan worden op-of overgedragen;

    • n.

      het afkondigen van de besluiten waarvan de afkondiging bij deze regeling of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven;

    • o.

      het voorstaan van de belangen van GR JW bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de GR JW van belang is;

    • p.

      te besluiten namens GR JW, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • q.

      het zorgdragen voor de archiefbescheiden van de GR JW, als bedoeld in artikelen 44 tot en met 49 van de regeling.

PARAGRAAF 3 BEVOEGDHEDEN VAN DE VOORZITTER

Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd. Bij afwezigheid of ontstentenis wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De voorzitter ondertekent tezamen met de secretaris alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. De voorzitter kan onder eigen verantwoordelijkheid het tekenen van bepaalde stukken, welke van het dagelijks bestuur uitgaan, opdragen aan de secretaris van GR JW.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt GR JW in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4. In gedingen met de gemeente van welk bestuur de voorzitter deel uitmaakt, wordt GR JW vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter.

HOOFDSTUK 5 DE SECRETARIS

Artikel 21 De secretaris

  • 1. De directeur van GR JW is ook secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris vervult zijn functie met inachtneming van een door het dagelijks bestuur vast te stellen instructie, die de taken en bevoegdheden van de secretaris regelt.

  • 3. Het dagelijks bestuur beslist over de indienstneming, de schorsing en het ontslag van de secretaris.

  • 4. De secretaris staat het algemeen- en dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissie(s) bij, in alles wat de hen opgedragen taak aangaat.

  • 5. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het algemeen- en dagelijks bestuur.

  • 6. De secretaris ondertekent samen met de voorzitter alle stukken, welke van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK 4 ADVIES- EN BESTUURSCOMMISSIES VOOR HET BESTUUR

Artikel 22 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies (als bedoeld in artikel 24 Wgr) en commissies ter behartiging van bepaalde belangen (als bedoeld in artikel 25 Wgr) instellen. Het algemeen bestuur bepaalt daarbij welke bevoegdheden aan de commissies worden toegekend en op welke wijze deze worden samengesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een lid van het dagelijks bestuur aan dat voorzitter is van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, dan nadat de raden van de gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 4. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samentelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 5. Commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, niet zijnde vaste commissies als bedoeld in artikel 24, vierde lid Wgr worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

  • 6. Als een advies van de vaste adviescommissie een aangelegenheid betreft die ter beslissing aan het algemeen bestuur wordt voorgelegd, brengt het dagelijks bestuur het advies bij zijn voorstel ter kennis aan het algemeen bestuur.

  • 7. De leden van commissies kunnen een vergoeding ontvangen voor het bijwonen van een vergadering van de commissie voor zover zij niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen.

  • 8. De vaststelling van de hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding vindt plaats door het algemeen bestuur en in overeenstemming met artikel 21 van de Wgr.

Artikel 23 Gemeenschappelijke auditcommissie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een adviescommissie in, genaamd Auditcommissie als bedoeld in artikel 84 Gemeentewet, die het algemeen bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert met betrekking tot financiële aangelegenheden.

  • 2. Het algemeen bestuur legt in een nader besluit de samenstelling, taken en bevoegdheden en de werkwijze van de Auditcommissie vast.

Artikel 24 Ambtelijke adviescommissie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een ambtelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 24 Wgr in. De ambtelijke adviescommissie adviseert het algemeen bestuur en dagelijks bestuur over alle voorstellen die aan het algemeen- en dagelijks bestuur worden voorgelegd.

  • 2. Leden van de ambtelijke adviescommissie worden door de deelnemende colleges aangedragen.

  • 3. Taak, werkwijze en samenstelling van de ambtelijke adviescommissie worden geregeld in een nader door het algemeen bestuur te nemen besluit.

HOOFDSTUK 6 BETREKKEN VAN RADEN, INGEZETENEN EN BELANGHEBBENDEN

Artikel 25 Gemeenschappelijke adviescommissie van raadsleden

  • 1. Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur een gemeenschappelijke raadsadviescommissie, zoals bedoeld in artikel 24a Wgr, in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de taken en werkwijze van de commissie nadat het de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid heeft gesteld hun wensen en bedenkingen hieromtrent ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3. De commissie bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden worden aangewezen. Een raad kan besluiten geen lid aan te wijzen.

  • 4. Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie eindigt van rechtswege op het moment dat men ophoudt lid te zijn van de raad uit wiens midden men aangewezen is.

  • 5. Artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de commissie.

  • 6. De leden van de gemeenschappelijke adviescommissie kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De hoogte van de vergoeding staat in redelijke verhouding tot de aan het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het lid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van de raad. De artikelen 96, tweede en derde lid, tweede zin, 98 en 99 van de Gemeentewet, en ook de op grond daarvan gestelde nadere regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Participatie

  • 1. Het algemeen bestuur kan nadere regels stellen over de wijze waarop de ingezetenen van de gemeenten en de belanghebbenden bij de totstandkoming en uitvoering van het beleid door de GR JW en bij de evaluatie daarvan worden betrokken.

  • 2. Het dagelijks bestuur betrekt, ter voorbereiding van de besluitvorming in het algemeen bestuur aangaande beleid en evaluatie van de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden overeenkomstig de door het algemene bestuur op grond van het eerste lid gestelde regels.

Artikel 27 Adviesraad sociaal domein

  • 1. Het algemeen bestuur kan een regionale adviesraad instellen.

  • 2. Taak, werkwijze en samenstelling van de (cliënten)adviesraad worden geregeld in een nader door het algemeen bestuur te nemen besluit.

HOOFDSTUK 7 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Administratie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van GR JW. Deze regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van GR JW.

  • 3. Ten aanzien van de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in de aanwijzing van één of meer accountants, belast met het onderzoek van jaarrekening en ook met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat -behalve de verklaring bij de jaarrekening- bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 5. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 29 Kadernota

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting van het twee navolgende jaar dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur voor 15 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de kadernota vóór 30 april vast.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen en verwerkt dit in de ontwerpbegroting.

Artikel 30 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting voor het volgende kalenderjaar en een meerjarenraming op voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de toelichting daarop voor 30 april toe aan de raden van de gemeenten.

  • 3. De raden van de gemeenten kunnen binnen twaalf weken na ontvangst van de ontwerpbegroting hun zienswijze over die begroting bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling door het algemeen bestuur, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

  • 5. In gevallen, dit ter beoordeling van het algemeen bestuur, kan een wijziging van de begroting die geen verhoging tot gevolg heeft van begrote deelnemersbijdragen voor het betreffende begrotingsjaar worden vastgesteld door het algemeen bestuur zonder dat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen geven. Van de vaststelling door het algemeen bestuur van een dergelijke begrotingswijziging wordt mededeling gedaan aan de deelnemende gemeenten.

  • 6. Het algemeen bestuur stuurt aan de raden tweemaal per jaar een tussenrapportage, gebaseerd op de begroting met een toelichting op de voortgang van de realisatie van de doelstellingen en een toelichting op de afwijkingen.

Artikel 31 Bijdrageverordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, waarin in ieder geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor de instandhouding van GR JW.

  • 2. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald volgens een door het algemeen bestuur in de bijdrageverordening opgenomen verdeelsleutel waarmee op basis van objectieve maatstaven een verdeling van de kosten voor deelnemers kan worden gemaakt.

  • 3. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage iedere deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de GR JW.

Artikel 32 Samenstelling geldmiddelen en financieringsmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van GR JW bestaan uit:

    • a.

      middelen ten behoeve van de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4;

    • b.

      gemeentelijke bijdragen volgens het bepaalde in artikel 31 van de regeling;

    • c.

      opbrengsten uit dienstverleningen van GR JW.

  • 2. Gemeenten betalen de in het eerste lid bedoelde totale bijdrage bij wijze van voorschot. Het dagelijks bestuur stelt de frequentie van betaling vast, waarbij geldt dat de totale bijdrage in ten minste twee halfjaarlijkse termijnen wordt betaald.

  • 3. Voor de voorziening in financieringsmiddelen nodig voor de uitvoering van de doel‐ en taakstelling van GR JW kunnen geldleningen worden aangegaan of op andere wijze financieringsmiddelen worden aangetrokken.

  • 4. De rentelasten van geldleningen en andere financieringsmiddelen, en ook afschrijvingen op de met deze middelen gefinancierde objecten, worden jaarlijks in de exploitatiebegroting opgenomen.

  • 5. De gemeenten waarborgen de voldoening van de rente, aflossing en kosten van de door GR JW te sluiten vaste geldleningen, en ook van gelden die GR JW in rekening‐courant of bij wijze van kasgeldleningen zal opnemen, naar evenredigheid van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar waarin de overeenkomst voor de desbetreffende transactie wordt gesloten.

Artikel 33 Batige en nadelige saldi

  • 1. Mocht enig jaar een batig saldo opleveren dan wordt over de eventuele aanwending daarvan, passend bij het in de Wgr bepaalde, beslist door het algemeen bestuur.

  • 2. Mocht enig jaar een nadelig saldo opleveren dan wordt dit nadelig saldo allereerst afgeboekt van de algemene reserve en als deze uitgeput of onvoldoende is dan wordt het overblijvende saldo betrokken bij de afrekening van de bijdragen zoals geregeld in artikel 31 van de regeling.

Artikel 34 Garantstelling

  • 1. De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat GR JW te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 2. Als het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het dagelijks bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 35 Vaststelling jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks een ontwerp-jaarrekening met bijbehorend verslag over het voorafgaande jaar, ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de gemeenteraden en aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 36 Verrekening

  • 1. In de jaarrekening worden de door elk der deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedragen opgenomen.

  • 2. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld volgens de door het algemeen bestuur in de bijdrage verordening opgenomen verdeelsleutel waarmee op basis van objectieve maatstaven een verdeling van de kosten voor deelnemers kan worden gemaakt, waarbij wordt rekening gehouden met eventuele verschillen in deelname van de deelnemende gemeenten aan de aan GR JW opgedragen taken als bedoeld in artikel 4.

  • 3. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 31, vijfde lid betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats na de in het artikel 35, derde lid bedoelde vaststelling van de jaarrekening.

HOOFDSTUK 8 CONTROLE-INSTRUMENTEN VAN DE GEMEENTERADEN

Artikel 37 Rekenkamer

De rekenkamer van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is.

Artikel 38 Enquêterecht

De raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk, op voorstel van een van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers aan de betreffende regeling, kunnen een onderzoek instellen naar het door het openbaar lichaam gevoerde bestuur.

HOOFDSTUK 9 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 39 Toetreding

  • 1. Ten behoeve van de uitvoering van specifiek opgedragen taken als bedoeld in artikel 4, kunnen ook andere dan de in de aanhef genoemde gemeenten toetreden tot deze regeling. Het dagelijks bestuur zendt in dat geval een verzoek tot toetreding van een andere gemeente tot deze regeling aan de colleges van de Gemeenten.

  • 2. Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de colleges van de Gemeenten, met inbegrip van het college van de toetredende gemeente, na verkregen toestemming van de raden conform artikel 1 Wgr.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.

  • 4. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de regeling is bekend gemaakt.

  • 5. Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente de leden van het algemeen bestuur aangewezen. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemde leden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het algemeen bestuur aftreden.

Artikel 40 Uittreding

  • 1. Een college kan, na verkregen toestemming van de gemeenteraad, geheel of gedeeltelijk uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. het niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden of het niet langer mandateren van tot dan toe gemandateerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.

  • 2. Tenzij het Algemeen Bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de (gedeeltelijke) uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt tenminste drie maanden vóór het tijdstip van uittreding de financiële en andere gevolgen van de uittreding voor de betrokken gemeente vast, waaronder in ieder geval de gevolgen voor het personeel, contracten, huisvesting en investeringen evenals de uittreedsom.

Artikel 41 Uittredingsplan

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 2. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële -, juridische -, personele - en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 4. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt.

  • 5. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 6. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7. Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 8. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 9. De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:

    • a.

      Relevante regelgeving;

    • b.

      Relevante jurisprudentie;

    • c.

      Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 10. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 11. Het openbaar lichaam en ook de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen tegenover derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

  • 12. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van tien procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.

  • 13. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

Artikel 42 Externe deskundige

  • 1. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.

  • 2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige ingeschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 41, vijfde lid.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur. Als geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het algemeen bestuur.

Artikel 43 Uittreedsom

  • 1. Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 41, negende lid en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 2. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 41, negende lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 3. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur in overeenstemming met de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.

Artikel 44 Verplichtingen uittreder

  • 1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 45 Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten aan deze regeling kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende eensluidende besluiten van de colleges van alle gemeenten na verkregen toestemming van de raden conform artikel 1 Wgr.

  • 3. Indien een of meerdere van de colleges van de gemeenten een of meer veranderingen aanbrengt in de in het wijzigingsbesluit geformuleerde wijzigingen, gelden uitsluitend de eensluidend vastgestelde wijzigingen.

  • 4. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.

Artikel 46 Opheffing en liquidatie

  • 1. Tot opheffing van deze regeling kan slechts worden overgegaan bij daartoe gelijkluidende besluiten van de colleges van alle deelnemende gemeenten.

  • 2. Een besluit tot opheffing vermeldt de datum waarop de opheffing ingaat. De opheffing gaat eerst in nadat deze is bekend gemaakt.

  • 3. Het dagelijks bestuur zal, nadat tot opheffing besloten is, overgaan tot de voorbereiding van de liquidatie van GR JW en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een ontwerp liquidatieplan op. Het liquidatieplan wordt ‐ nadat de raden van de gemeenten zijn gehoord ‐ vastgesteld door het algemeen bestuur. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie conform het liquidatieplan.

  • 5. Van het besluit tot liquidatie wordt Gedeputeerde Staten in kennis gesteld.

  • 6. Het openbaar lichaam blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig. Zo nodig blijven de bestuursorganen en commissies van GR JW ook na het tijdstip van opheffen in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK 10 ARCHIEF

Artikel 47 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 48 Archiefbeheer

  • 1. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 49 Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Streekarchief Midden-Holland.

Artikel 50 Toezicht archiefbeheer

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Streekarchief Midden-Holland.

Artikel 51 Verantwoording archiefbeheer

  • 1. De archivaris van het Streekarchief Midden-Holland brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 52 Terbeschikkingstelling archiefbescheiden

  • 1. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2. In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 3. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

HOOFDSTUK 11 GESCHILLEN

Artikel 53 Geschillen

  • 1. In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 Wgr, geldt eerst de in dit artikel beschreven procedure, alvorens het geschil wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Als een geschil ontstaat treden het bestuur en het college van de betreffende gemeente(n) terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 3. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen, als zijnde een geschillencommissie, gezamenlijk een advies uit aan het bestuur over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies hoort de commissie de bij het geschil betrokken bestuursorganen.

  • 4. Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Als het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wgr, voor te leggen aan gedeputeerde staten.

  • 5. De kosten voor de inzet van deskundigen aangewezen voor de geschillencommissie worden door de GR JW en de betreffende deelnemer(s) zelf gedragen.

HOOFDSTUK 12 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 54 Evaluatie van de regeling

  • 1. Het dagelijks bestuur evalueert om de vier jaar het functioneren van de regeling, te beginnen in 2029. Het algemeen bestuur bepaalt voorafgaand aan de uitvoering van de evaluatie het doel, de reikwijdte en de wijze van evaluatie.

  • 2. Het algemeen bestuur zal in 2026 het functioneren van GR JW en de samenwerkingsrelatie met de deelnemers evalueren, daaronder begrepen een onderzoek naar de formatie in relatie tot de door de GR JW uit te voeren taken, en daarvan voor 1 oktober 2026 verslag uitbrengen aan de colleges en de raden van de gemeenten, vergezeld van conclusies en aanbevelingen.

Artikel 55 Duur en inwerkingtreding

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het college van de gemeente Gouda draagt zorg voor publicatie in het Gemeenteblad en voor verzending van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 56 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Jeugd en Wmo Midden-Holland” en treedt in werking op 1 januari 2025.