Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726298
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726298/1
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024
Geldend van 06-11-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;
gelet op de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2020;
b e s l u i t:
vast te stellen de
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1.1 Algemene inleiding
1.2 Definities en begrippen
1.3 Juridische status beleidsregels
Hoofdstuk 2 Toegangsprocedure: melding, onderzoek en aanvraag
2.1 Inleiding
2.2 Melding
2.3 Scheiding melding en aanvraag
2.4 Onafhankelijke Cliëntondersteuning
2.5 Behandeling en melding
2.6 Persoonlijk Plan
2.7. Informatie van belang voor behandeling van de melding
2.8. Identificatie inwoner
2.9 Gesprek en onderzoek
-
2.9.1 Gesprek
-
2.9.2 Onderzoek
2.10 Verslag (en ondersteuningsplan)
2.11 Spoedeisende situatie
Hoofdstuk 3 Inhoud Ondersteuningsplan
3.1. Resultaten
3.2. Mate van de beperkingen
3.3 Mantelzorg
-
3.3.1. Mantelzorgondersteuning
Hoofdstuk 4 Voorliggende voorzieningen
4.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
4.2 Algemene voorzieningen
4.3 Aanspraak op andere wetgeving
4.4 Afstemming met de Wet Langdurige Zorg (Wlz)
4.5 Eigen aanschaf
4.6 Gebruikelijke zorg
Hoofdstuk 5 Maatwerkvoorzieningen
5.1 Aanvraag maatwerkvoorziening
5.2 Verlengen beslistermijnen
-
5.2.1 Extern advies
-
5.2.2 Onjuiste/onvolledige gegevens
-
5.2.3 Verouderde informatie
5.3 Algemene criteria voor individuele maatwerkvoorzieningen
5.4 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
5.5 Maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening
5.6 Maatwerkarrangement ambulante ondersteuning en wonen met ondersteuning
-
5.6.1 Eigen verantwoordelijkheid
-
5.6.2 Algemene doelen van maatwerkarrangementen
-
5.6.3 Soorten maatwerkarrangementen
-
5.6.4 Opbouw van de maatwerkarrangementen
-
5.6.5 Cliéntgroepen maatwerkarrangementen
-
5.6.6 Landelijke inkoop specialistische ondersteuning
5.7 Maatwerkvoorziening Kindzorg
5.8 Maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen
-
5.8.1 Criteria woonvoorzieningen
-
5.8.2 Primaat van verhuizen
-
5.8.3 Woonwagen, woonschip, binnenschip
5.9 Maatwerkvoorziening Rolstoelen
-
5.9.1 Criteria Rolstoelen
-
5.9.2 Incidenteel rolstoelgebruik
-
5.9.3 Sportrolstoel/voorziening
-
5.9.4 Rolstoel via een persoonsgebonden budget
5.10 Maatwerkvoorziening Vervoer
-
5.10.1 Algemeen
-
5.10.2 Criteria Vervoersvoorzieningen
-
5.10.3 Combinatie vervoersvoorzieningen
-
5.10.4 Regiotaxi
-
5.10.5 Rolstoeltaxi en gebruik eigen auto
5.11 Maatwerkvoorziening Lijfgebonden ondersteuning
5.12 Maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf (respijtzorg)
Hoofdstuk 6 Specialistische voorzieningen wonen met ondersteuning
-
6.1.1 Toegang
-
6.1.2 Overbruggingszorg
-
6.2 Specialistische voorzieningen
-
6.3 Persoonsgebonden budget Wonen met ondersteuning
Hoofdstuk 7 Specialistische maatschappelijke opvang
Hoofdstuk 8 Beschikking maatwerkvoorziening
-
8.1 Beschikking maatwerkvoorziening in natura
-
8.2 Beschikking persoonsgebonden budget
-
8.3 Beschikking vrouwenopvang
Hoofdstuk 9 Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget
9.1 Keuze
9.2 Weigering
9.3 Omvang van het persoonsgebonden budget
-
9.3.1 Geen uitruil budgetten
9.4 Kwaliteit van het persoonsgebonden budget
9.5 Pgb voor wonen met ondersteuning
9.6 Pgb voor Woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen
-
9.6.1 Eenmalige uitkering voor materiële voorzieningen
-
9.6.2 Beëindiging van het persoonsgebonden budget
9.7 Pgb voor Huishoudelijke Ondersteuning en Begeleiding
-
9.7.1 Professioneel en niet professioneel
-
9.7.2 Betaling van het pgb voor huishoudelijke ondersteuning en begeleiding (het trekkingsrecht)
9.8 Verantwoording van het persoonsgebonden budget
Hoofdstuk 10 Maatwerkvoorziening tegemoetkoming
Hoofdstuk 11 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening en algemene voorziening
11.1 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
11.2 Start eigen bijdrage
11.3 Einde eigen bijdrage
11.4 Pauzeren (tijdelijk opschorten) eigen bijdragen
11.5 Eigen bijdrage maatschappelijke specialistische opvang en vrouwenopvang
Hoofdstuk 12 Overige bepalingen
12.1 Kwaliteitseisen aanbieders maatschappelijke ondersteuning
12.2 Contactmanagement Wmo
12.3 Klantervaringsonderzoek
12.4 Klachten en bezwaren
12.5 Toezichthoudende ambtenaar
12.6 Ondersteuning aan 16-27 jarigen
-
12.6.1 Zorgcontinuïteit
-
12.6.2 Verlengde jeugdhulp
12.7 Meldcode Huiselijk geweld
12.8 Privacy
12.9 Overgangsregeling Zorg in Natura
12.10 Hardheidsclausule
12.11 Citeertitel en inwerkingtreding
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1.1 Algemene inleiding
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners die een beperking, chronische lichamelijke, psychische of psychosociale problemen hebben. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorzien gemeenten in de behoefte aan beschermd wonen (Wonen met ondersteuning) en opvang.
Wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van de eigen verantwoordelijkheid, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, zal het college in principe beslissen tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening.
Een maatwerkvoorziening kan bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van de zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een inwoner. Het ondersteunen van een inwoner door middel van huishoudelijke ondersteuning is een voorbeeld van een maatwerkvoorziening. Ook datgene dat nodig is om de mantelzorger van de inwoner te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening. Het te bereiken resultaat is het uitgangspunt voor inzet van maatwerkvoorzieningen. Dit komt ook terug in de wijze waarop de gemeente de voorzieningen heeft ingekocht. Niet het aantal uren is leidend, maar het te bereiken resultaat.
De cliënt kan samen met de cliëntondersteuner een optimaal ondersteuningsplan samenstellen om het gewenste resultaat te behalen.
1.2 Definities en begrippen
Alle begrippen en definities die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke Ondersteuning, het uitvoeringsbesluit Wmo, de Algemene wet bestuursrecht, de Wmo Verordening Oegstgeest 2020 en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023 en daarmee bindend voor deze beleidsregels.
Ter aanvulling wordt verder verstaan onder
- -
Arrangement: een op een cliënt gericht aanbod van maatschappelijke ondersteuning binnen één of meer resultaatsgebieden
- -
Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de belanghebbende een soort relatie onderhoudt.
1.3 Juridische status beleidsregels
De beleidsregels betreffen de uitvoeringspraktijk van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2020. Het vaststellen van de beleidsregels is daarmee een bevoegdheid van het college. De beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht:
“Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”.
Wanneer de beleidsregels door het college zijn vastgesteld kan daar naar worden verwezen in de motivering van een beschikking.
Hoofdstuk 2 Toegangsprocedure: melding, onderzoek en aanvraag
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk is de toegangsprocedure voor mensen met behoefte aan ondersteuning beschreven. Er worden verschillende aspecten beschreven zoals het persoonlijk plan en onafhankelijke cliëntondersteuning. Hoewel deze onderdelen niet altijd deel uitmaken van de toegangsprocedure heeft het college wel de plicht inwoners te informeren over deze aspecten van de toegangsprocedure.
2.2 Melding
De melding is het startpunt van het onderzoek naar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Via een melding doet een inwoner van Oegstgeest, of zijn vertegenwoordiger, het verzoek om onderzoek naar de behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, participatie en zelfredzaamheid. Een informatie- of adviesvraag wordt in principe niet als een melding aangemerkt. Een melding kan worden gedaan bij het Sociaal Team Oegstgeest, of bij één van de aan het Sociaal Team Oegstgeest deelnemende organisaties. Dit kan op verschillende manieren (telefonisch, per mail, via een digitaal formulier, schriftelijk).
De melding wordt geregistreerd.
Ook toeleiders, zoals huisartsen of praktijkondersteuners, kunnen een melding doen. Zij kunnen samen met de inwoner een formulier invullen en dat naar het Sociaal Team Oegstgeest versturen, of met de inwoner een afspraak maken met het Sociaal Team Oegstgeest. Ook is het mogelijk om aan het Sociaal Team te verzoeken om contact met een inwoner op te nemen om een mogelijke ondersteuningsbehoefte nader te onderzoeken, uiteraard met toestemming van de inwoner.
In afwijking op het hierboven vermelde, geldt voor slachtoffers van huiselijk geweld dat de door de gemeente aangewezen organisaties voor vrouwenopvang zelf, volgens landelijke criteria, toetsen op toegang en opvang. De vrouwenopvang toetst aan de hand van toelatingscriteria zoals beschreven in het beleidskader ‘landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang & opvang in acute crisissituaties van slachtoffers huiselijk geweld in de vrouwenopvang’ (het Beleidskader crisisopvang).
2.3 Scheiding melding en aanvraag
In de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna te noemen “de Wet”) heeft de scheiding van melding en aanvraag een wettelijke basis gekregen. Na de melding heeft het college zes weken om een onderzoek te doen naar de hulpvraag. Binnen deze zes weken vindt het gesprek plaats, wordt (zo nodig) verder onderzoek gedaan en de resultaten geformuleerd en moet het college een verslag van het onderzoek maken. Het verslag kan tevens aangemerkt worden als het ondersteuningsplan.
Pas na afloop van dat onderzoek kan de inwoner een aanvraag indienen, tenzij het onderzoek niet binnen 6 weken is afgerond of de inwoner al uitgebreid bekend is. Dan bestaat de mogelijkheid om in overleg met de inwoner direct een aanvraag in te dienen.
2.4 Onafhankelijke Cliëntondersteuning
De professional die met de melding aan de slag gaat moet voor de start van het onderzoek de inwoner en zijn mantelzorger(s) wijzen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Het gaat om ondersteuning door middel van informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Belangrijk hierbij is dat de ondersteuning geboden wordt vanuit een onafhankelijke positie en zodanig ingevuld wordt dat de focus eenduidig gericht kan zijn op het belang van betrokkenen of zodanig dat belangen van de organisatie die de cliëntondersteuning biedt geen rol spelen. Het belang van de inwoner moet het enige belang zijn dat meetelt voor de cliëntondersteuner. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner wordt gewaarborgd door de wettelijke plicht er voor te zorgen dat het uitgangspunt bij de cliëntondersteuning het belang van betrokkene is.
Onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning betekent dat de inwoner erop moet kunnen vertrouwen dat de ondersteuning die geboden wordt tijdens het onderzoek naar zijn specifieke situatie volledig onafhankelijk is van het besluit dat de gemeente uiteindelijk neemt ten aanzien van het ondersteuningsplan. In Oegstgeest kunnen Kwadraad, MEE, Stichting Lumen Holland Rijnland, en Radius onafhankelijke cliëntondersteuning bieden. Inwoners kunnen hen benaderen via het Sociaal Team Oegstgeest, of de partijen rechtstreeks benaderen.
Omdat in Oegstgeest besluiten over een maatwerkvoorziening voorbehouden blijven aan het college kunnen deze partijen een onafhankelijke positie innemen.
2.5 Behandeling melding
Naar aanleiding van de melding wordt contact opgenomen met de melder. In dit eerste contact komen de procedureregels, de mogelijkheden van (gratis) cliëntondersteuning en het persoonlijk plan aan de orde. Het inhoudelijk onderzoek komt in dit eerste contact meestal nog niet aan de orde.
Dit eerste contact kan leiden tot een gesprek bij voorkeur bij de belanghebbende thuis. Daarbij vragen wij naar eventuele mantelzorgers die bij het gesprek aanwezig moeten zijn.
Indien de melding gaat over opvang dan wordt deze melding in behandeling genomen door de door de gemeente aangewezen organisaties voor (specialistische) maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
2.6 Persoonlijk Plan
Het college stelt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan in te dienen. Het indienen van een persoonlijk plan kan tot 7 dagen na ontvangst van de melding. De inwoner dient het plan te overhandigen voordat het onderzoek van start gaat. In het persoonlijk plan geeft de inwoner weer welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het beste past bij zijn persoonlijke situatie. Het persoonlijk plan wordt tijdens het gesprek besproken.
2.7. Informatie van belang voor behandeling van de melding
Op grond van de Wet (artikel 2.3.2 lid 7) moet de inwoner of zijn vertegenwoordiger het college alle gegevens en bescheiden verschaffen die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Voor aanvang van het onderzoek beoordeelt het Sociaal Team Oegstgeest of alle informatie die nodig is voor een onderzoek beschikbaar is. De inwoner heeft hierin een actieve rol en kan eventueel aanvullende informatie aandragen die van belang is voor een goede beoordeling van de beperkingen, mogelijkheden en eventueel noodzakelijke ondersteuning.
Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om het advies in te winnen van een deskundige die vertrouwd is met de problematiek van een inwoner met een psychiatrische geschiedenis of een specifieke beperking die nadere toelichting vraagt. Indien dat aan de orde is, zal het college een dergelijk advies moeten afwachten. Dat is immers noodzakelijk in het kader van een zorgvuldig onderzoek en voor het totale beeld dat het college zich moet vormen van de inwoner en diens ondersteuningsvraag.
2.8. Identificatie inwoner
Op grond van de Wet (artikel 2.3.4 lid 1) moet het college bij elk nieuw onderzoek de identiteit van de inwoner vaststellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (o.a. een geldig paspoort, Nederlandse identiteitskaart of rijbewijs).
2.9 Gesprek en onderzoek
2.9.1 Gesprek
De medewerker die de melding in behandeling heeft, bespreekt samen met de betrokken inwoner, en eventueel diens cliëntondersteuner en/of mantelzorger, wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. Hieronder wordt nadrukkelijk ook de behoefte van de mantelzorger(s) begrepen. Ook de mate van zelfredzaamheid van de inwoner en de oplossingen vanuit de eigen kracht worden besproken. Dit gesprek zal meestal bij de inwoner thuis zijn. Als het een melding betreft van een bij de gemeente ‘bekend’ persoon die eerder een voorziening of een gesprek heeft gehad dan kan het gesprek in overleg met de melder ook telefonisch plaatsvinden.
Het gesprek vormt de basis voor een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wet. De medewerker verzamelt de benodigde informatie. Daarbij is de medewerking van de melder onontbeerlijk. Als iemand al voldoende bekend is en er zijn geen nieuwe omstandigheden die op de melding van invloed zijn, kan in overleg met de melder worden afgezien van (delen van) het onderzoek.
De onderzoeksfase is een waarborg voor inwoners om gehoord te worden en in gezamenlijk overleg tot een kwalitatief goed ondersteuningsplan te komen. Bovendien is het van belang na te gaan of de voorziening/ondersteuning die de inwoner voor ogen heeft geen surrogaat is voor mogelijk onderliggende problematiek (vraag achter de vraag).
2.9.2 Onderzoek
De onderwerpen die in het onderzoek aan de orde moeten komen zijn opgenomen in artikel 5 van de Verordening:
Het college onderzoekt in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan wonen met ondersteuning of specialistische maatschappelijke opvang;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan wonen met ondersteuning of specialistische maatschappelijke opvang ;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan wonen met ondersteuning of specialistische maatschappelijke opvang ;
- g.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, of door doorstroom naar de Wet Langdurige Zorg (WLZ, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan wonen met ondersteuning of specialistische maatschappelijke opvang;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Het zal regelmatig voorkomen dat niet alle aspecten die onderdeel van een onderzoek moeten zijn, ook in een concrete casus aan de orde hoeven te komen, omdat bijvoorbeeld blijkt dat aan de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning kan worden voldaan door het geven van informatie, een eenvoudige verwijzing of omdat bijvoorbeeld blijkt dat een combinatie van eigen kracht en gebruikelijke hulp van een huisgenoot volstaat. Dat is echter alleen zo wanneer de inwoner hiermee instemt en laat blijken dat hij geen maatwerkvoorziening wenst aan te vragen. Als de inwoner tijdens het onderzoek te kennen geeft dat hij met aangereikte mogelijkheden uit de voeten kan of geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening zal doen, kan het onderzoek als afgerond worden beschouwd.
2.10 Verslag (en ondersteuningsplan)
De melding en de bespreking van de behoefte aan ondersteuning leidt in beginsel tot een ondersteuningsplan van de inwoner. Het ondersteuningsplan wordt getekend door (of namens) de melder (de belanghebbende of diens vertegenwoordiger) en de medewerker van het Sociaal Team Oegstgeest.
Het ondersteuningsplan is de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die in samenspraak met de inwoner zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding, evenals de beoogde resultaten en de toekomstige evaluatie daarvan.
Wanneer tijdens het intakegesprek of het onderzoek blijkt dat de inwoner mogelijk recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet Langdurige Zorg, de Zorgverzekeringswet of andere voorliggende voorzieningen, wordt het aanvragen hiervan opgenomen in het plan. De mate van zelfredzaamheid van de inwoner bepaalt of de afspraak is dat de inwoner dit zelf doet, iemand uit zijn omgeving dan wel het Sociaal Team Oegstgeest ondersteuning biedt.
De weergave van het onderzoek (het verslag) met daarin de resultaten (het ondersteuningsplan) dient binnen maximaal zes weken na de melding gereed te zijn.
Indien de inwoner het niet eens is met de inhoud van het verslag wordt dit met de hulpvrager besproken. Opmerkingen/aanvullingen zullen worden toegevoegd aan het verslag en eventueel zal een nieuw gesprek worden gevoerd en de resultaten aangepast. Het verslag met aanpassingen naar aanleiding van de opmerkingen en aanvullingen van de inwoner dient ondertekend te worden door de inwoner.
Indien de inwoner het uiteindelijk toch niet eens is met de uitkomst van het onderzoek, staat er geen wettelijk bezwaarmogelijkheid open. Mochten de resultaten van het onderzoek aangeven dat er geen noodzaak is voor een maatwerkvoorziening en de inwoner is het hier uiteindelijk toch niet mee eens dan kan hij alsnog een aanvraag doen voor een maatwerkvoorziening. De beslissing op die aanvraag staat wel open voor een officiële bezwaarprocedure.
2.11 Spoedeisende situatie
Indien er sprake is van een spoedeisende situatie, dan is het college, na de melding, gehouden onverwijld een vorm van noodzakelijke ondersteuning te bieden. De uitkomst van het onderzoek hoeft dan niet afgewacht te worden. De inzet van deze ondersteuning is tijdelijk. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om iemand die uit het ziekenhuis ontslagen wordt maar nog niet in staat is het huishouden zelf te doen.
Hoofdstuk 3 Inhoud Ondersteuningsplan
3.1. Resultaten
Wanneer een inwoner beperkingen ervaart op het gebied van zelfredzaamheid en participatie wordt tijdens het onderzoek en het gesprek de ondersteuningsbehoefte bepaald. Dit resulteert in een ondersteuningsplan waarin de ondersteuningsbehoefte wordt weergegeven in één of meer van de volgende resultaten:
- 1.
een evenwichtige draagkracht en draaglast van de mantelzorger;
- 2.
een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden;
- 3.
wonen in een geschikte woning;
- 4.
het uitvoeren van dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag;
- 5.
mogelijkheid om zich te verplaatsen, te vervoeren en sociale contacten aan te gaan;
- 6.
mogelijkheid om begeleid, beschut of beschermd te kunnen wonen en opvang te krijgen.
3.2. Mate van de beperkingen
Ondersteuningsterreinen
Iemand kan op één of meer terreinen of activiteiten beperkingen in diens zelfredzaamheid en participatie ondervinden. Voor elk van deze terreinen of activiteiten worden aspecten onderscheiden waarop de mate van zelfredzaamheid en mogelijkheden tot participatie betrekking hebben:
- 1.
sociale redzaamheid;
- 2.
bewegen en verplaatsen;
- 3.
gedragsproblemen;
- 4.
psychisch functioneren;
- 5.
geheugen- en oriëntatiestoornissen.
Ad 1 Sociale redzaamheid
Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:
- •
begrijpen wat anderen zeggen;
- •
een gesprek voeren;
- •
zich begrijpelijk maken;
- •
initiëren en uitvoeren eenvoudige taken;
- •
kunnen lezen, schrijven en rekenen;
- •
Communicatiehulpmiddel gebruiken;
- •
Dagelijkse bezigheden;
- •
Problemen oplossen en besluiten nemen;
- •
Dagelijkse routine regelen;
- •
Zelf geld beheren;
- •
Initiëren en uitvoeren complexere taken;
- •
Zelf administratiezaken bijhouden.
Ad 2 Bewegen en verplaatsen
Bij zich bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:
- •
lichaamspositie handhaven;
- •
grove hand- en armbewegingen maken;
- •
fijne handbewegingen maken;
- •
lichtere voorwerpen tillen;
- •
gecoördineerde bewegingen maken met benen en voeten;
- •
lichaamspositie veranderen;
- •
trap op en af gaan zonder hulp(middelen);
- •
zich verplaatsen met hulp(middelen);
- •
voortbewegen binnenshuis, zonder hulp(middelen);
- •
gebruik maken van openbaar vervoer;
- •
eigen vervoermiddel gebruiken;
- •
voortbewegen buitenshuis zonder hulp(middelen);
- •
korte afstanden lopen;
- •
zwaardere voorwerpen tillen.
Ad 3 Gedragsproblemen
Bij gedragsproblemen gaat het om de volgende aspecten:
- •
destructief gedrag (gericht op zichzelf en/of de ander, zowel letterlijk als figuurlijk);
- •
dwangmatig gedrag;
- •
lichamelijk agressief gedrag;
- •
manipulatief gedrag;
- •
verbaal agressief gedrag;
- •
zelf verwondend of zelfbeschadigend gedrag;
- •
grensoverschrijdend seksueel gedrag.
Ad 4 Psychisch functioneren
Bij psychisch functioneren, gaat het om de volgende aspecten:
- •
concentratie;
- •
geheugen en denken;
- •
perceptie van omgeving.
Ad 5 Oriëntatiestoornissen
Bij geheugen- en oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:
- •
oriëntatie in persoon;
- •
oriëntatie in ruimte;
- •
oriëntatie in tijd;
- •
oriëntatie naar plaats.
3.3 Mantelzorg
In het onderzoek wordt ook de draaglast van de eventuele mantelzorg meegewogen. Mantelzorg is zorg die de gebruikelijke zorg overstijgt. Het is zorg die wordt gegeven aan een zorgvrager door iemand uit diens directe omgeving. Het gaat dan om onbetaalde:
- •
ondersteuning die huisgenoten, familie, vrienden, kennissen, collega’s en buren verlenen en die voortkomt uit onderlinge relaties; het gaat dus niet om hulp als gevolg van een beroep of georganiseerd vrijwilligerswerk;
- •
ondersteuning die mensen geven vanwege gezondheidsproblemen of beperkingen tot in een terminale fase;
- •
ondersteuning die varieert van huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke verzorging tot begeleiding;
- •
ondersteuning die in principe langer dan drie maanden en meer dan 8 uur per week wordt verleend en die boven de gebruikelijke hulp uitstijgt in zwaarte, duur en/of intensiteit.
Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren. Het college kan en mag mantelzorg niet afdwingen.
Bij het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner zal ook altijd naar de draagkracht van de mantelzorger worden gekeken, om overbelasting te voorkomen. In bijlage 3 is dit begrip toegelicht.
3.3.1 Mantelzorgondersteuning
Mantelzorgondersteuning is het pakket aan diensten, activiteiten en goederen dat beschikbaar wordt gesteld aan de mantelzorger en dat tot doel heeft die persoon te ondersteunen bij diens hulpverlening aan de zorgvrager en in staat te stellen zich te kunnen blijven ontplooien in zijn maatschappelijk leven. Het zijn voorzieningen waarvan gebruik kan worden gemaakt ter ontlasting van de ondersteuningstaken, ter ontplooiing van de capaciteiten en ter ontspanning van de mantelzorger. Het gaat hierbij om: ontspanningsactiviteiten, cursussen en themabijeenkomsten, lotgenotencontacten, emotionele en materiële hulp, informatie en advies en bijvoorbeeld respijtzorg voor de meest intensieve ondersteuningssituaties.
Bij een mantelzorger die zorgt voor een inwoner van Oegstgeest wordt in de week van de Dag van de Mantelzorg (november) een ‘waardering’, bijvoorbeeld een bloemstuk, bezorgd. Daarnaast wordt in die periode een ontmoetingsactiviteit georganiseerd.. De mantelzorgwaardering wordt één keer per jaar uitgereikt.
Hoofdstuk 4 Voorliggende voorzieningen
Tijdens het onderzoek komt aan de orde in hoeverre de inwoner voldoende geholpen is met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen, of andere voorliggende voorzieningen zoals de Zorgverzekeringswet. Deze zijn voorliggend op de maatwerkvoorzieningen. Ook wordt er gekeken in hoeverre er sprake is van gebruikelijke zorg,
4.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Van een algemeen gebruikelijke voorziening is sprake indien:
- 1.
de voorziening niet specifiek bedoeld is voor mensen met een beperking;
- 2.
de voorziening in de reguliere handel verkrijgbaar is;
- 3.
een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;
- 4.
deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
Algemeen gebruikelijk zijn goederen en producten die een persoon in vergelijkbare sociale en financiële omstandigheden tot zijn uitgavenpatroon kan rekenen.
Of een voorziening algemeen gebruikelijk is hangt af van de specifieke situatie van de inwoner en van de tijdgeest en jurisprudentie. In bijlage 1 is een lijst met voorbeelden opgenomen van voorzieningen die in principe worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk.
4.2 Algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen zijn voor alle inwoners, met en zonder beperkingen toegankelijk. Voorbeelden zijn: openbaar vervoer, buurthuizen, klussendienst, formulieren-hulp, boodschappenservice, maaltijdenservice, ouderenadviseurs, consultatiebureau en de huisarts. Deze voorzieningen helpen mensen (ondanks hun beperkingen) bij hun zelfredzaamheid, zelfstandigheid en participatie. Voor een algemene voorziening is geen toestemming of doorverwijzing van de gemeente nodig. Eventueel kan er sprake zijn van een lichte toegangstoets, maar er wordt geen beschikking afgegeven.
Het college kan algemene voorzieningen treffen die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en de participatie van inwoners en aan de inzet van mantelzorg en vrijwilligerswerk daarvoor.
4.3 Aanspraak op andere wetgeving
Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt wanneer een inwoner voor desbetreffende voorziening een indicatie heeft op grond van;
- -
de Wet langdurige zorg (zie artikel 4.4);
- -
de Zorgverzekeringswet;
- -
de Jeugdwet;
- -
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wel moet worden beoordeeld wat buiten de voorliggende aanspraak valt, dit blijft voor de Wmo.
4.4 Afstemming met de Wet langdurige zorg (Wlz)
Indien inwoners toegang hebben tot de Wet langdurige zorg (Wlz), dan kunnen zij bepaalde maatwerkvoorzieningen zoals begeleiding en huishoudelijke ondersteuning niet meer vanuit de Wmo ontvangen.
Op dat moment is vastgesteld dat iemand vanwege beperkingen als gevolg van bijvoorbeeld leeftijd of handicap, blijvend permanent toezicht of 24-uurszorg in de nabijheid nodig heeft. Die zorgplicht blijft belegd bij de aan zorgverzekeraars gelieerde zorgkantoren. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) indiceert voor deze zorg.
Als het CIZ een indicatiebesluit heeft genomen, is er enige tijd nodig om de Wlz-zorg in te regelen. Als de inwoner al zorg ontving vanuit de Zvw of de Wmo, is dat niet meteen omgezet in Wlz-zorg. Daarom hebben partijen afgesproken dat de bestaande zorg indien nodig nog maximaal 5 dagen wordt voortgezet.
Zolang mensen nog thuis wonen met een Wlz indicatie blijft de gemeente vanuit de Wmo verantwoordelijk voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen.
Als mensen in een Wlz instelling wonen of er naartoe verhuizen dan is de zorginstelling verantwoordelijk voor de hulpmiddelen. Uitzondering daarop is de situatie waarin mensen in een Wlz instelling wonen en al een hulpmiddel via de Wmo hebben. In dat geval blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor het onderhoud ervan totdat het middel moet worden vervangen. Dan neemt de Wlz de zorg voor het hulpmiddel over.
4.5 Eigen aanschaf
Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als er een voorziening wordt aangevraagd die de inwoner na de melding, maar voor de datum van het besluit, heeft gerealiseerd of aangeschaft. Tenzij het college daarvoor schriftelijke toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.
4.6 Gebruikelijke zorg
Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo (zie ook bijlage 2). Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Kortom als er in een huishouden sprake is van een gezonde partner of huisgenoot dan wordt gebruikelijke hulp aanwezig geacht.
Het college houdt, bij de beoordeling of van de huisgenoot gebruikelijke hulp kan worden gevergd, in ieder geval rekening met:
- •
De aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van belanghebbende.
- •
De aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met belanghebbende.
- •
De leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen.
- •
De mogelijkheid om de gebruikelijke hulp aan te leren.
Daarbij kan onderscheid bestaan tussen gebruikelijke hulp ingeval van begeleiding en/of het overnemen van huishoudelijke taken door huisgenoten.
Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel een maatwerkvoorziening voor verstrekt kunnen worden. Is sprake van een latrelatie, dan wordt bekeken in hoeverre de partner kan bijdragen aan het huishouden.
Wanneer er sprake is van beperking bij het aanbrengen van structuur en het voeren van regie op het huishouden wordt onderscheid gemaakt tussen langdurige en kortdurende situaties. Wanneer uitzicht is op herstel van het vermogen tot zelfredzaamheid en participatie binnen drie maanden is sprake van gebruikelijke hulp. Bij langdurige/chronische situaties wordt tenminste verwacht dat activiteiten met betrekking tot administratieve en planningshandelingen worden overgenomen door andere leden in de leefeenheid.
In gesprek met het Sociaal Team Oegstgeest zal gekeken worden of van het bovenstaande moet worden afgeweken.
Hoofdstuk 5 Maatwerkvoorzieningen
5.1 Aanvraag maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening wordt in beginsel aangevraagd op een door het college beschikbaar gesteld formulier en voorzien van een handtekening van de aanvrager. Om administratieve lasten te voorkomen kan het gespreksverslag/ondersteuningsplan ook als aanvraag worden aangemerkt. Een aanvraag kan pas worden ingediend na het onderzoek of na het verstrijken van de zes wekentermijn. Na de ontvangst van de aanvraag heeft het college twee weken om de beschikking af te geven.
Bij de behandeling van de aanvraag moet de inwoner in de gelegenheid worden gesteld om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en/of zorg in natura.
Na afhandeling van het onderzoek kan door middel van een (schriftelijk) verslag een aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden gedaan, tenzij het onderzoek niet binnen zes weken is uitgevoerd (artikel 2.3.2 lid 9 van de Wet). In plaats van een schriftelijk verslag kan het college ook een ondersteuningsplan opstellen. Voor inwoners die al bekend zijn en bij wie er geen nieuwe feiten en omstandigheden aan de orde zijn, kan in overleg met de inwoner de meldingsprocedure worden overgeslagen.
5.2 Verlengen beslistermijnen
5.2.1 Extern advies
Voor zover voor de beoordeling van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening extern advies nodig is, wordt dat gevraagd nadat de aanvraag is ingediend. De gemeente schort dan tevens de beslistermijn van de aanvraag op.
5.2.2 Onjuiste/onvolledige gegevens
Uit de wet vloeit eveneens de mogelijkheid voort om de beslistermijn op te schorten indien de inwoner niet de benodigde gegevens of bescheiden heeft ingediend of niet de benodigde medewerking heeft verleend aan het gesprek (onderzoek als bedoeld in art. 2.3.2 lid 4 van de Wet).
5.2.3 Verouderde informatie
Verder kan het voorkomen dat geruime tijd verstrijkt tussen het beschikbaar zijn van het verslag en het feitelijk indienen van een aanvraag. Dit kan tot gevolg hebben dat het verslag verouderde informatie bevat waardoor het college niet (meer) binnen de wettelijke kaders kan beslissen op de aanvraag. In voorkomende gevallen zal het college de inwoner (opnieuw) uitnodigen voor een gesprek, voordat op de aanvraag wordt beslist. Dit is analoog aan artikel 2.3.2 lid 9 van de Wet.
Deze situatie dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Zodra het verslag/ondersteuningsplan met de inwoner is besproken kan ook, met eventuele begeleiding, de aanvraag worden ingediend.
5.3 Algemene criteria voor individuele maatwerkvoorzieningen
In de Wet is aangegeven op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Alvorens wordt overgegaan tot de verstrekking van een maatwerkvoorziening, wordt eerst gekeken naar andere mogelijkheden om de inwoner te helpen met zijn beperkingen. Dat kan bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar een voorliggende voorziening, het helpen bij het inzetten van het eigen netwerk, kortdurende ondersteuning of een verwijzing naar een algemene voorziening. Dit dient in het gespreksverslag/ ondersteuningsplan gemotiveerd naar voren te komen (zie artikel 2.9.2).Hieronder worden deze criteria verder toegelicht. De maatwerkvoorziening vormt het sluitstuk.
- 1.
Bij het beoordelen van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het onderzoek en/of het ondersteuningsplan en, indien aanwezig, het Persoonlijk Plan, als uitgangspunt.
- 2.
Alle mogelijkheden van de inwoner om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene of andere voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te behouden of te verbeteren, dan wel te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan maatwerkvoorzieningen, worden in het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag eerst beoordeeld.
- 3.
Om in aanmerking te komen voor een individuele maatwerkvoorziening moet sprake zijn van een beperking in de zelfredzaamheid en participatie als gevolg van problematiek op tenminste 1 van de 5 terreinen zoals opgenomen in hoofdstuk 3.1. van deze beleidsregels. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
- 4.
Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
- 5.
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
- 6.
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening hanteert het college overigens de in de Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2020 Oegstgeest onder artikel 8 genoemde criteria.
5.4 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
Huishoudelijke ondersteuning bestaat uit taken die er op gericht zijn personen een schoon, gestructureerd en leefbaar huishouden te kunnen laten voeren. Deze taken hebben niet alleen betrekking op het (zware en lichte) huishoudelijke werk, maar hebben ook betrekking op het “in staat stellen tot” het voeren van het huishouden.
Eigen verantwoordelijkheid inwoner
Hulp bij het voeren van een huishouden wordt in het kader van de Wmo alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid.
.
In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de inwoner mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop inwoners zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
Het realiseren van een schoon en leefbaar huis
De gemeente legt niet vooraf in uren vast hoeveel hulp iemand krijgt. Samen met de aanbieder kijkt belanghebbende inwoner hoe het resultaat “Schoon en leefbaar huis” het beste bereikt kan worden. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd in een ondersteuningsplan (van de aanbieder). Er wordt ook rekening gehouden met wat iemand zelf of een huisgenoot kan doen in het huishouden (gebruikelijke hulp, bijlage 2). Dit wordt in de beschikking en in de afspraken met de aanbieder opgenomen.
Een huis is schoon en leefbaar als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basis hygiëne-eisen. Hiermee worden vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voorkomen. De inwoner moet gebruik kunnen maken van de ruimtes die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, slaapkamers die in gebruik zijn, keuken, badkamer, toilet en gang/trap. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.
Buitenruimtes bij het huis (tuin, balkon etc.) of buitenzijde van het huis (ramen) en overige kamers/ruimtes in het huis worden niet door de huishoudelijk ondersteuner schoongemaakt.
Het schoon en leefbaar huis kan bereikt worden door het inzetten van licht en zwaar huishoudelijk werk. Licht huishoudelijk werk kan bijvoorbeeld bestaan uit opruimen of stof afnemen. Zwaar huishoudelijk werk is bijvoorbeeld stofzuigen, dweilen of het sanitair reinigen.
Als de inwoner regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt.
Bij sommige inwoners zijn er aanvullende activiteiten benodigd om een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden te voeren. Deze activiteiten zijn:
- •
Wasverzorging
- •
Regie voeren over het huishouden
Wasverzorging
Het te behalen resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. Wasverzorging kan bestaan uit: het sorteren van de was, eventueel behandelen van vlekken, machinaal wassen, laten drogen, opvouwen en opbergen van kleding en linnen- en beddengoed. Het strijken van kleding en/of linnen- en beddengoed valt hier niet onder. Voor de inzet van het resultaat wasverzorging wordt van een inwoner verwacht:
- •
Inwoner beschikt over een wasmachine.
- •
Inwoner zorgt dat de benodigde extra ondersteuning zoveel mogelijk wordt beperkt, zoals door de inzet van een wasdroger.
- •
Inwoner zorgt dat redelijkerwijs al het mogelijke is gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.
Regie voeren over het huishouden
Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer belanghebbende niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, en/of ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van belanghebbende verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt of als disfunctioneren dreigt.
Specifiek gaat het om het plannen van en overzicht houden op de huishoudelijke activiteiten en eventueel afstemmen met het netwerk van de cliënt hierover, advies over het kopen van levensmiddelen en/of het beheer van de levensmiddelenvoorraad en producten voor het uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. Het opstellen van een boodschappenlijstje valt daar ook onder, maar het daadwerkelijk doen van de boodschappen is géén onderdeel van de huishoudelijke ondersteuning.
Intensiteiten huishoudelijke ondersteuning
HO kent het onderscheid tussen de intensiteiten Licht, Midden en Zwaar. De benodigde intensiteit wordt bepaald aan de hand van de ondersteuningsbehoefte van een inwoner. Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, maken we gebruik van het HHM-normenkader (Bijlage 5). In dit normenkader wordt onderscheid gemaakt tussen basis en incidentele werkzaamheden.
Huishoudelijke ondersteuning Licht
De te behalen resultaten zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning.
Inwoners hebben een lichtere ondersteuningsbehoefte dan de gemiddelde cliëntsituatie uit het normenkader Huishoudelijke ondersteuning (Bijlage 5). Inwoners hebben door beperkingen ondersteuning nodig bij sommige (zwaardere) huishoudelijke taken, maar kunnen zelf en/of met behulp van hun netwerk nog in bepaalde mate en langdurig bijdragen aan de huishoudelijke werkzaamheden.
Bij de volgende situaties kan de intensiteit Licht worden ingezet:
- •
Inwoner kan nog in voldoende mate bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken om bepaalde lichte en zware huishoudelijke taken zelf te doen, inclusief wasverzorging, eventueel in etappes. Bovendien kan inwoner nog overzien welke taken er uitgevoerd moeten worden om een schoon huis te kunnen bereiken en kan daadwerkelijk zelf tot actie komen. Waardoor er voor enkele zwaardere werkzaamheden professionele ondersteuning nodig is.
- •
Inwoner kan momenteel bepaalde activiteiten nog niet of niet meer uitvoeren, maar is hier wel leerbaar op. Mogelijk door het aanleren van de activiteiten op een andere manier, passend bij de beperkingen van de cliënt.
- •
Het netwerk van de cliënt draagt bij aan meerdere (lichte en zware) huishoudelijke taken (inclusief wasverzorging), waardoor er voor enkele zwaardere werkzaamheden professionele ondersteuning nodig is.
Huishoudelijke ondersteuning Midden
De te behalen resultaten bij het inzetten zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning en het optioneel verzorgen van de was en/of regie voeren over het huishouden.
Huishoudelijke ondersteuning Zwaar
De te behalen resultaten zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning en het optioneel verzorgen van de was en/of regie voeren over het huishouden.
Inwoners hebben door beperkingen van de cliënt of de samenstelling van het huishouden een veel grotere ondersteuningsbehoefte. Er is sprake van verzwarende omstandigheden die leiden tot extra vervuiling of vragen om een hoger hygiëneniveau, waardoor meer inzet nodig is. Ook de inzet van wasverzorging kan intensiever zijn dan bij het product Midden.
Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door inwoner of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Als de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal het Sociaal wijkteam het gesprek met belanghebbende aangaan. De huishoudelijk ondersteuner heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per inwoner zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden en daarmee een toekenning voor de intensiteit Zwaar nodig is.
Soms is het nodig dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever plaatsvinden. Voorbeelden van verzwarende omstandigheden kunnen zijn (niet limitatief):
- •
Als door gevolg van rolstoelgebruik, bedlegerigheid, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren of besmet wasgoed (bijv. bij chemokuur), een hogere frequentie van schoonmaken en/of wassen nodig is om vervuiling te voorkomen.
- •
Als door ernstige klachten als gevolg van huisstofmijtallergie, astma, longemfyseem of COPD een hoger hygiëneniveau en hogere frequentie van schoonmaken nodig is.
- •
Als inwoner door ernstige beperkingen door reuma, spasticiteit, verlamming of amputatie niet in staat is om de woning dagelijks op orde te houden (aanrecht schoonmaken, algemeen opruimen, etc.) en dit een hogere frequentie van schoonmaken noodzakelijk maakt.
- •
Als vanwege de aanwezigheid van drie of meer kinderen onder de 12 jaar een hogere frequentie van schoonmaken nodig is.
Eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling
Bij sommige cliënten moet er vanwege een ernstig vervuild huis een eenmalige schoonmaak worden ingezet om een huis weer bewoonbaar te kunnen maken. Het product wordt ingezet voor cliënten die niet op eigen kracht of met hulp van het netwerk het huis weer bewoonbaar kunnen maken of waarbij er geen oplossing in het voorliggend veld kan worden gevonden. Door de woning eenmalig volledig op te ruimen en schoon te maken, wordt (samen met de inwoner) de situatie tot een beheersbaar niveau teruggebracht, zodat de inwoner kan beschikken over een leefbare woning. De incidentele werkzaamheden die behoren bij een zogenoemde grote schoonmaak/voorjaarsschoonmaak vallen niet onder dit product, maar horen bij het resultaat Schoon en leefbaar huis. Ook een ontruiming van de woning valt hier niet onder.
5.5. Maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening
Indien een inwoner een probleem heeft bij het bereiden en/of nuttigen van de maaltijden wordt in eerste instantie gekeken of er mogelijk via het sociale netwerk of via voorliggende voorzieningen (kant-en-klaarmaaltijden, maaltijd-aan-huis) of algemene voorzieningen (welzijns- en vrijwilligerswerk) een oplossing kan worden gevonden voor de maaltijdvoorbereiding. Indien al deze mogelijkheden niet tot een oplossing leiden kan een maatwerkvoorziening maaltijdvoorbereiding verstrekt worden.
Deze maatwerkvoorziening wordt ingezet bij kwetsbare inwoners die om uiteenlopende redenen niet in staat zijn om de maaltijd te bereiden, om deze op te warmen met behulp van (bijvoorbeeld) een magnetron en eventueel toezicht te houden op het nuttigen van de maaltijd.
In overleg met de cliënt zal gekeken worden naar mogelijkheden om de contactmomenten te combineren.
Wanneer toezicht op de maaltijd aan de orde is, ziet de medewerker erop toe dat de cliënt het eten en drinken daadwerkelijk tot zich neemt. Het betreft hier veelal mensen die anders vergeten dat ze zouden moeten eten. Hieronder wordt niet het toedienen van de maaltijd verstaan, dat valt onder de Zvw.
Bij het bepalen van de hoeveelheid ondersteuning gaat het om .
- •
maaltijdvoorbereiding (zowel warme maaltijden als broodmaaltijden);
- •
en eventueel toezicht bij het nuttigen van de maaltijd; (reistijd wordt er niet extra erbij opgeteld
.Deze is al in de tariefstelling van de maatwerkvoorziening opgenomen)
De hoeveelheid benodigde ondersteuning wordt bepaald aan de hand van de volgende activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met maximaal drie maaltijden per dag:
- •
Broodmaaltijden bereiden (1 maaltijd klaarzetten, 1 maaltijd indien nodig in koelkast);
- •
Warme maaltijd opwarmen (max. 1 keer per dag);
- •
Toezicht bij het nuttigen van de maaltijd;
Voor de onderbouwing van de normtijden voor het klaarzetten en opwarmen van de maaltijden zie bijlage 6.
Indien de inwoner wijkverpleegkundige zorg ontvangt én vanuit de Wmo maaltijdverzorging dient te krijgen, de gemeente kan besluiten om in plaats van de hiervoor gecontracteerde aanbieder, de aanbieder van de wijkverpleging in te schakelen.
Artikel 5.6 maatwerkarrangement ambulante ondersteuning en wonen met ondersteuning
Het college kan maatwerkvoorzieningen toekennen ten aanzien van het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag. Deze vorm van ondersteuning heet een maatwerkarrangement.
Een maatwerkarrangement bestaat uit een op de cliënt individueel afgestemd pakket aan ondersteuning op één of meerdere resultaatgebieden. Een resultaatgebied is een leefgebied waarop een verandering beoogd wordt met de ondersteuning. Zie bijlage 7 voor de uitwerking van de maatwerkarrangementen.
In het geval van Zorg in Natura (ZIN) wordt de uitvoering van de maatwerkarrangementen in principe belegd bij één gecontracteerde aanbieder. Deze aanbieder organiseert voor de cliënt alle benodigde ondersteuning op de afgegeven resultaatgebieden. Dit is gedaan zodat de aanbieder de regie kan voeren op de onderdelen van het ondersteuningstraject en de te behalen doelen. Met als doel dat de cliënt de doelen eerder kan bereiken en kan doorstromen in het ondersteuningstraject.
Als een cliënt de ondersteuning zelf wil inkopen via een persoonsgebonden budget, ontvangt cliënt een budget om de benodigde ondersteuning in te kopen. Vanwege de regieverantwoordelijkheid van een ZIN-aanbieder, is het uitgangspunt dat een cliënt de volledige ondersteuning ofwel via ZIN, ofwel via PGB ontvangt.
Mocht uit het onderzoek van het Sociaal Team Oegstgeest blijken dat er in een individuele situatie onvoldoende passende ondersteuning kan worden geboden (via de constructie van één hoofdaanbieder dan wel volledig via PGB), dan zal door het Sociaal Team Oegstgeest namens het college met cliënt en de betreffende aanbieder(s) gezocht worden naar een passende oplossing.
5.6.1 Eigen verantwoordelijkheid
Het Sociaal Team Oegstgeest onderzoekt of iemand activiteiten kan aanleren en of er hulpmiddelen zijn waarmee iemand de dagelijkse activiteiten zelf kan uitvoeren. Ook wordt onderzocht of een inwoner in staat is zelf voor een daginvulling te zorgen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk, het zoeken van een passende hobby of het bezoeken van (welzijns)activiteiten.
5.6.2 Algemene doelen van maatwerkarrangementen
Het college kan ondersteuning bieden om de volgende doelen te bereiken:
- -
een schoon en leefbaar huis;
- -
opbouwen van het sociaal netwerk;
- -
ondersteuning richting onderwijs en bij arbeidsparticipatie, dagbesteding; mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning;
- -
ondersteuning bij zelfzorg.
- -
het bieden van woonbegeleiding en een beschutte woonomgeving
5.6.3 Soorten maatwerkarrangementen
De volgende soorten maatwerkarrangementen zijn beschikbaar:
- 1.
ambulante ondersteuning:
- a.
ambulant: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner zelfstandig woont en de ondersteuning plaatsvindt op vaste contactmomenten. Er geen sprake is van de structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- b.
ambulant plus: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner zelfstandig woont en de ondersteuning plaatsvindt op vaste contactmomenten. Vanwege de persoonlijke omstandigheden, is tevens er sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- a.
- 2.
wonen met ondersteuning :
- a.
Begeleid wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning vindt veelal plaats op vaste contactmomenten. Vanwege de persoonlijke omstandigheden, is er sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- b.
Beschut wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning door individuele ondersteuning vindt plaats op vaste contactmomenten én door een vaste aanwezigheid van begeleiders op de groepswonenlocatie op bepaalde tijden van de dag. Vanwege de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke dynamiek tussen de bewoners van de groepswonenlocatie, is er minimaal sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht, eventueel aangevuld met aanwezigheid op de woonlocatie in de nacht in het weekend.
- c.
Beschermd wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning plaatsvindt door individuele ondersteuning op vaste contactmomenten én door een vaste aanwezigheid van begeleiders gedurende (bijna) de (hele) dag op de groepswonenlocatie. Vanwege de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke dynamiek tussen de bewoners van de groepswonenlocatie, is er sprake van aanwezigheid in de nacht op de groepswonenlocatie.
- a.
5.6.4 De opbouw van de maatwerkarrangementen
-
1. De resultaatgebieden
De ondersteuning zoals genoemd in 5.6.3 vindt plaats in de vorm van een modulair opgebouwd arrangement, bestaande uit één of meer van de volgende resultaatgebieden, zoals genoemd in bijlage 7:
- a.
Sociaal en persoonlijk functioneren: richt zich op ondersteuning aangaande familie, relaties, netwerk; sociale vaardigheden; financiën, wonen, participatie; gedrag en organisatie van het leven. De ondersteuning is gericht om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren.
- b.
Zelfzorg en Gezondheid: draagt ertoe bij dat de cliënt aandacht heeft voor zijn/haar gezondheid en het onderhouden en/of verbeteren daarvan. Deze ondersteuning is aanvullend op het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren en is in de regel tijdelijk van aard (bij ambulant is 1 jaar het uitgangspunt, bij wonen met ondersteuning de duur van het woontraject).
- c.
Geldzaken: draagt er aan bij dat cliënten een geordende en gebalanceerde financiële huishouding verkrijgen en/of behouden. Deze ondersteuning is aanvullend op het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren en is in de regel tijdelijk van aard (bij ambulant is 1 jaar het uitgangspunt, bij wonen met ondersteuning de duur van het woontraject).
- d.
Daginvulling en vervoer (van en naar): draagt ertoe bij dat cliënt op zinvolle wijze de dagen kan invullen onder toezicht of met ondersteuning. Van daginvulling bestaan er twee typen regulier en plus. De plus variant is voor cliënten die vanwege de aard van hun problematiek en/of de te bereiken doelen niet kunnen deelnemen aan daginvulling met een reguliere groepsgrootte, maar waarbij een kleinere ratio groepsbegeleider en cliënten noodzakelijk is. Als onderdeel van daginvulling kan de cliënt tevens in aanmerking komen voor vervoer van en naar de dagbesteding.
- e.
Veiligheid: richt zich op 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid wanneer cliënten ’s avonds/’s nachts ondersteuning van een begeleider nodig kunnen hebben.
- f.
Sociaal Beheer: Ondersteuning die wordt geboden afwijkend van geplande contactmomenten overdag en eventueel ook de kosten van gezamenlijk wonen (gemeenschappelijke ruimtes) bij wonen met ondersteuning. Indien er sprake is van Beschut of Beschermd Wonen valt onder Sociaal Beheer ook de (vaste) aanwezigheid van een begeleider op de groep in de woonlocatie, bovenop de individuele ondersteuning op de resultaatgebieden sociaal en persoonlijk functioneren, zelfzorg en geldzaken. Deze vaste aanwezigheid overdag op de woonlocatie dient onder meer voor de ondersteuning van de gezamenlijke momenten met mede cliënten en/of het reguleren van het sociale verkeer tussen cliënten.
- a.
-
2. De intensiteiten
De resultaatgebieden bestaan uit verschillende intensiteiten, zoals genoemd in bijlage 7 en de onderstaande tabel. De intensiteiten staan voor de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en de noodzakelijke zorgzwaarte.
Bij de keuze van een intensiteit wordt rekening gehouden met:
- a.
de persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
de directe en indirecte cliëntgebonden tijd die nodig is om de resultaten te behalen;
- c.
de mate van onplanbaarheid van de ondersteuning.:
Indien (na het realiseren van de doelen) een toegekend maatwerkarrangement wordt beëindigd, kan er (tijdelijk) nog een noodzaak zijn om niet meer structureel maar incidenteel ondersteuning op het vlak van sociaal en persoonlijk functioneren te ontvangen. Het College kan dan de voorziening waakvlam instellen (maximaal 40 uur per jaar), waarbij de cliënt nog enige tijd wordt gemonitord.
Tabel I overzicht arrangementen model
Resultaatgebied |
Intensiteiten |
||||
Sociaal en persoonlijk functioneren |
Intensiteit 1 |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Intensiteit 4 |
Intensiteit 5 |
Zelfzorg en gezondheid |
*Inbegrepen bij sociaal en persoonlijk functioneren |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Niet beschikbaar |
Niet beschikbaar |
Geldzaken |
* Inbegrepen bij sociaal en persoonlijk functioneren |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Niet beschikbaar |
Niet beschikbaar |
Daginvulling en vervoer |
Intensiteit 1 |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Intensiteit 4 |
Intensiteit 5 |
Veiligheid |
Intensiteit 1 |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Intensiteit 4 |
Niet beschikbaar |
Sociaal Beheer |
Intensiteit 1 |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Intensiteit 4 |
Niet beschikbaar |
Het modulair opgebouwde arrangement kan in het geval van wonen met ondersteuning uitgebreid worden met Huisvestingskosten Intramuraal. Het gaat om de uitzonderingssituaties dat cliënt niet in staat is om huur te betalen voor het wonen in een groepswonenlocatie voor begeleid, beschut of beschermd wonen.
- 3.
Wonen met Ondersteuning in het bijzonder: ondergrens en inschaling Veiligheid en Sociaal Beheer
Voor cliënten met Wonen met Ondersteuning binnen dezelfde woonlocatie geldt dat de gekozen intensiteit van de resultaatgebieden Veiligheid en Sociaal Beheer hetzelfde is, dus locatiegebonden. De inzet op de Resultaatgebieden Sociaal en Persoonlijk Functioneren, Zelfzorg en Geldzaken kan wel per cliënt verschillen binnen dezelfde woonlocatie. Ten aanzien van Begeleid, Beschut en Beschermd Wonen geldt hierbij wel dat de inzet op het Resultaatgebied Sociaal en Persoonlijk Functioneren aan een minimum verbonden is, zoals weergegeven in onderstaande tabel:
Tabel 2: Ondergrens inzet op de Resultaatgebieden Sociaal en Persoonlijk Functioneren, Zelfzorg en Geldzaken bij Wonen met Ondersteuning
|
Ondergrens SPF (indien alleen geindiceerd)2 |
Ondergrens indien er ook op zelfzorg of geldzaken een intensiteit wordt afgegeven |
Begeleid Wonen |
Intensiteit 3 |
Equivalent van SPF intensiteit 3 |
Beschut en Beschermd Wonen |
Intensiteit 4 |
Equivalent van SPF intensiteit 4 |
Dit zijn nadrukkelijk ondergrenzen, in de regel zal de optelling van de gekozen intensiteiten op de drie individuele Resultaatgebieden doorgaans hoger liggen.
5.6.5 Cliëntgroepen maatwerkarrangementen
-
1. Voor de maatwerkarrangementen is van belang te kunnen bepalen onder welke cliëntgroep deze valt. Enerzijds is dat van belang om te kunnen bepalen op welk soort ondersteuning een cliënt aanspraak kan maken. Anderzijds is dit van belang om vast te kunnen stellen welke aanbieder deze ondersteuning kan leveren.
-
2. Er worden de volgende cliëntgroepen bij Ambulante Ondersteuning onderscheiden:
- a.
Ouderdom gerelateerd;
- b.
Verstandelijk en Lichamelijk beperkten (waaronder Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH));
- c.
GGZ (waaronder Jongvolwassenen afkomstig uit de Jeugdhulp)
- a.
-
3. Bij Wonen met Ondersteuning wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
- a.
Verstandelijk en Lichamelijk beperkten (waaronder Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH));
- b.
GGZ (waaronder Jongvolwassenen afkomstig uit de Jeugdhulp)
- a.
5.6.6 Landelijke inkoop specialistische ondersteuning
De VNG heeft, in afstemming met het ministerie van VWS, landelijke inkoopafspraken voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking tot stand gebracht. Deze afspraken zijn opgenomen in een raamovereenkomst tussen gemeenten en aanbieders van specialistische begeleiding betreffende mensen met een zintuiglijke beperking. De raamovereenkomst gaat over de inhoud van de ondersteuning en de afgesproken werkwijze tussen de gemeenten en aanbieders.
Dit betekent dat het college moet beoordelen of de beperkingen van de betreffende inwoner onder deze landelijke afspraken valt. Zo ja, dan heeft het college geen ‘aparte’ ondersteuningsplicht. Het college geeft de beschikking af voor de specialistische begeleiding. Voor de doelgroep is een (landelijk) programma van eisen vastgesteld. Het gaat om:
- •
specialistische begeleiding voor doofblinde volwassen;
- •
specialistische begeleiding voor visueel beperkte volwassenen;
- •
specialistische begeleiding voor vroegdove volwassen.
Tolk
Het college is gehouden om een maatwerkvoorziening te verlenen aan de inwoner voor zover het ondersteuning betreft die niet is opgenomen in de landelijke inkoop afspraken én de inwoner vanwege de mate van zelfredzaamheid is aangewezen op deze specialistische vorm van maatschappelijke ondersteuning. Denk bijvoorbeeld aan een tolk Nederlandse Gebarentaal bij het voeren van een gesprek in de normale leefsituatie zoals een bezoek aan huisarts of specialist, een notaris, de kerk, een conferentie of een ouderavond op school.
5.7 Maatwerkvoorziening Kindzorg
Deze maatwerkvoorziening wordt ingezet bij kwetsbare inwoners die tijdelijk de zorg voor een minderjarig kind niet op zich kunnen nemen. Het gaat hier om het overnemen van de dagelijkse zorg voor een kind die door de tijdelijke beperking van de ouders moeten worden overgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van de zorg voor een kind na een operatie van de ouder, of na een ziekenhuisopname, wanneer een of beide ouders de zorg tijdelijk niet zelf kunnen geven. Er wordt in eerste instantie gekeken of er mogelijk via het sociale netwerk of via voorliggende voorzieningen of algemene voorzieningen (welzijns- en vrijwilligerswerk) een oplossing kan worden gevonden voor de verzorging van de kinderen. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden tijdelijk opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
5.8 Maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen
5.8.1 Criteria woonvoorzieningen
De maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen betreft een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning. Als het gaat om het wonen in een geschikte woning worden zowel bouwkundige als niet-bouwkundige losse en nagelvaste voorzieningen bedoeld. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. De gemeente zorgt niet voor een woning: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.
Het college kan een maatwerkvoorziening Woonvoorzieningen verstrekken wanneer iemand een woning heeft en er problemen zijn met het normale gebruik van de woning die niet zelf of met behulp van het eigen (sociale) netwerk kunnen worden opgelost. Deze maatwerkvoorziening moet er zorg voor dragen dat de inwoner zich in, om en nabij zijn woning zodanig kan redden dat normaal of in ieder geval acceptabel functioneren mogelijk is. Het gaat hierbij dus om alle verplaatsingen die nodig zijn voor een normaal gebruik van de woning. Voor alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een korte wandeling) kan een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een rolstoel of een scootmobiel worden ingezet. Bij het normale gebruik van de woning horen wel verplaatsingen naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin en het balkon betreft moet het mogelijk zijn daar te komen, de inrichting van de tuin en/of balkon is een eigen verantwoordelijkheid.
Bij het normale gebruik van de woning moeten de gebruikelijke woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze noodzakelijk en regelmatig gebruikt.
In principe worden aanpassingen aan een zolder zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet als maatwerkvoorziening aangemerkt.
De maatwerkvoorzieningen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de maatwerkvoorziening altijd een nieuwe voorziening moet zijn. Het uitgangspunt is dat de voorziening de zelfredzaamheid en participatie bevordert en mede daardoor bijdraagt aan het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
In aanvulling op de onder artikel 5.3 genoemde algemene criteria voor individuele maatwerkvoorzieningen gelden voor woningaanpassingen nog een aantal specifieke criteria.
- 1.
In aanvulling op algemene criteria voor een maatwerkvoorziening kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij:
- a.
aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en
- b.
redelijkerwijs alles heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen, of
- c.
een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis, met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.
- a.
- 2.
Een persoon met beperkingen kan alleen voor een woonruimteaanpassing in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en verhuizing niet mogelijk is of niet in beginsel de goedkoopst adequate voorziening is.
- 3.
Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen, dan wel voor het logeerbaar of bezoekbaar maken van een andere woonruimte dan waar de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft als het hoofdverblijf van de cliënt in een erkende zorginstelling is.
-
Indien cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een erkende instelling kan uitsluitend de woonruimte van het huishouden waar de betrokkene deel van uit maakte, logeerbaar of bezoekbaar worden gemaakt.
- 4.
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op:
- a.
het treffen van woonvoorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;
- b.
het treffen van woonvoorzieningen in, specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel woonvoorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.
- a.
- 5.
De aanvraag voor een woonvoorziening kan in ieder geval worden geweigerd indien:
- a.
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
- b.
de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;
- c.
deze betrekking heeft op woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:
- 1°
het verbreden van toegangsdeuren;
- 2°
het aanbrengen van elektrische deuropeners;
- 3°
de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het gebouw te bereiken zijn met een rolstoel;
- 4°
het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;
- 5°
het aanbrengen van een trapleuning bij een portiekwoning;
- 6°
het plaatsen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het gebouw;
- 1°
- d.
de cliënt verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;
- e.
de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
- f.
de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.
- a.
Bij grotere bouwkundige aanpassingen moet worden gewerkt met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden conform gemeentelijk inkoopbeleid. Het gaat hierbij om woningaanpassingen die niet worden genoemd in de prijslijst met de gecontracteerde woningaanpasser, waardoor een goede inschatting van de kostprijs ontbreekt.
De kosten van een maatwerkvoorziening in de vorm van een bouwkundige aanpassing worden uitbetaald aan de eigenaar van de woning. Het besluit wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar. In overleg met de woningbouwvereniging of eigenaar van de woning kan hiervan worden afgeweken.
Bij het bepalen van een maatwerkvoorziening in de vorm van bouwkundige woonvoorzieningen moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.
Er kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een vergoeding voor het verwijderen van een ingrijpende woningaanpassing, waarvoor op grond van de Wmo een is verstrekt, als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar of verkoopbaar is. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de werkelijk gemaakte reële kosten.
In overleg met de woningbouwvereniging of eigenaar van de woning kan het verwijderen van woningaanpassingen in natura in opdracht en voor rekening van de gemeente worden uitgevoerd.
Er kan eenmalig een maatwerkvoorziening voor een woningsanering worden verstrekt. Hiervoor gelden de volgende drie voorwaarden.
- 1.
Er is een acute noodzaak voor woningsanering, vanwege COPD/astmaklachten in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt. Deze noodzaak dient door middel van een rapport van een longverpleegkundige te worden aangetoond.
- 2.
De aanvraag voor woningsanering is aangevraagd binnen één jaar nadat voor de eerste maal allergie voor huisstofmijt is vastgesteld.
- 3.
Bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking is geen sprake geweest van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering en mag de huidige woning niet eerder door de aanvrager op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving zijn gesaneerd.
- 4.
Bij het verstrekken van een voorziening voor woningsanering kan de gemeente rekening houden met de leeftijd van de huidige materialen in de woning. Immers, bij een bepaalde leeftijd zijn de materialen aan vervanging toe. De inwoner heeft dan kunnen sparen voor vervanging van deze materialen.
Het is mogelijk een maatwerkvoorziening te verstrekken voor de keuring en het onderhoud van de woning als deze kosten niet in de met de leverancier overeengekomen prijs zijn opgenomen.
Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/ reparatie aan voorzieningen, die door de gemeente zijn verstrekt, kunnen alleen de werkelijk gemaakte reële kosten van keuring en onderhoud/reparatie voor vergoeding in aanmerking komen en niet behoren tot de gebruikelijke onderhoudskosten. Hierbij wordt een afweging gemaakt of het verwijtbare/te voorkomen kosten betreft.
5.8.2 Primaat van verhuizen
Een persoon met beperkingen kan voor een woonruimteaanpassing in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en het de meest adequate en goedkoopste voorziening is.
- •
het primaat van verhuizen kan worden toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woningaanpassing hoger zijn dan €10.000
- •
als het primaat van toepassing is, kan zonder aparte aanvraag een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden verstrekt;
- •
de inwoner kan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing in aanmerking komen indien blijkt dat het primaat van de verhuizing niet binnen een redelijke en/of medische aanvaardbare termijn realiseerbaar is.
5.8.3 Woonwagen, woonschip, binnenschip
Voor woonwagens met een vaste standplaats, voor woonschepen met een officiële ligplaats en voor het woonverblijf van binnenschepen gelden dezelfde voorwaarden als voor zelfstandige woningen.
5.9 Maatwerkvoorziening Rolstoelen
5.9.1 Criteria Rolstoelen
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoelvoorziening is bedoeld om iemand in staat te stellen zich in en om de woning zittend te verplaatsen. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.
Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal zo nodig via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies door het college een programma van eisen worden opgesteld.
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen.
Hierbij is bepalend dat de verleende mantelzorg relevant en substantieel is.
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verstrekt kan worden.
Onder het verplaatsen in de woning wordt verstaan dat de inwoner in staat moet zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging indien daar noodzakelijk en regelmatig gebruik van wordt gemaakt, de tuin of het balkon te bereiken en er zich zodanig te redden dat normaal functioneren mogelijk is.
De maatwerkvoorzieningen kunnen ook in dit geval nieuw of gebruikt zijn.
5.9.2 Incidenteel rolstoelgebruik
De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje.
Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.
Ook is het wellicht in incidentele situaties noodzakelijk om vanwege andere redenen een dergelijke rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het gaat hierbij om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.
5.9.3 Sportrolstoel/voorziening
De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt gezien als een maatwerkvoorziening bedoeld om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Toekenning van een sportrolstoel kan alleen maar wanneer de rolstoel noodzakelijk is voor de beoefening van deze sport en wanneer aangetoond is dat de sport daadwerkelijk beoefend gaat worden (bijvoorbeeld door een lidmaatschap). In beginsel wordt deelname aan één sport als voldoende gezien. Wanneer men de sport professioneel gaat beoefenen zijn de sportvereniging, bond en fondsen voorliggend.
Indien voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een sportrolstoel/voorziening een pgb wordt verstrekt geldt het volgende:
- •
Voor de sportrolstoel geldt een eigen bijdrage;
- •
De minimale gebruiksduur is drie jaar;
- •
Belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het pgb aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden;
- •
Belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het pgb aangeschafte rolstoel een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten;
- •
De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte.
- •
Na afloop van de periode van 3 jaar, volgt geen automatische vervanging van de sportrolstoel, maar zal, bij het verzoek tot vervanging, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van de sportrolstoel.
5.9.4 Rolstoel via een persoonsgebonden budget
Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die betrokkene zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.
De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een rolstoel. De betrokkene is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden.
De betrokkene is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte elektrische rolstoel een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.
De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. Hierbij gelden als maximum de in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023 opgenomen bedragen voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.
De kosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen aan de rolstoel worden voor 100% vergoed.
5.10 Maatwerkvoorziening Vervoer
5.10.1 Algemeen
De maatwerkvoorziening vervoer zal ingezet worden wanneer iemand geen gebruik kan maken van het regulier- en het aanvullend openbaarvervoer. Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, is afhankelijk van de individuele situatie.
Bij maatwerkvoorzieningen voor vervoer moet worden gedacht aan scootmobielen, driewielfietsen, en de Regiotaxi.
Ook de voorziening voor de reguliere individuele (rolstoel)taxi of eigen auto, die kan worden vergoed als de Regiotaxi geen of onvoldoende compensatie kan bieden, behoort tot deze categorie. Deze vergoeding wordt op declaratiebasis verstrekt. Andere voorbeelden van mogelijke voorzieningen zijn een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto of ander verplaatsingsmiddel.
Een maatvoorziening Vervoer is primair gericht op het vervoer in het kader van het leven van alledag in de eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied (de directe woon- of leefomgeving, tot ca 25 km).
Een voorziening voor het verplaatsen met een vervoermiddel in de directe woon- of leefomgeving betreft een breed scala van verplaatsingen.
Een vervoersvoorziening heeft betrekking op verplaatsingen die nodig zijn voor het doen van boodschappen, om naar artsen, paramedici of specialisten te gaan en voor ziekenhuisbezoek. Verder kan de vervoersvoorziening worden toegekend om betrokkene de mogelijkheid te bieden bestemmingen te bereiken waar men contact heeft met medemensen en/of deel kan nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen.
5.10.2 Criteria vervoersvoorziening
Om in aanmerking te komen voor een individuele-/maatwerkvervoersvoorziening moet de noodzaak worden vastgesteld. Deze noodzaak zal aanwezig zijn als iemand geen gebruik van het regulier- en het aanvullend openbaarvervoer kan maken. Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, zal afhankelijk zijn van de individuele situatie.
Het college houdt bij zijn beslissing rekening met de volgende voorliggende voorzieningen.
Vervoer in het kader van betaalde arbeid
Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een vervoermiddel gemaakt moeten worden voor betaalde arbeid. Dit vervoer wordt op een andere manier (via bv het UWV) geregeld. Heeft men een vervoersvoorziening nodig vanwege een beperking voor het werk, dan kan die, indien noodzakelijk, worden uitgebreid voor het vervoer van alledag. Dat valt echter niet onder de Wmo.
Vervoer in het kader van onderwijs
Er kan aanspraak bestaan op vervoer van en naar school op grond van het leerlingenvervoer. Het UWV kan vergoedingen en hulpmiddelen verstrekken voor leerlingen en studenten met een ziekte of handicap.
Vervoer in het kader van dagbesteding
Vervoer naar en van dagbesteding is opgenomen in de maatwerkarrangementen.
Ziekenvervoer via de Zorgverzekeringswet (Zvw)
Op grond van de Zvw bestaat aanspraak op zittend ziekenvervoer als de inwoner onder de doelgroep valt (nierdialyses moet ondergaan; oncologische behandelingen met chemotherapie immuuntherapie of radiotherapie moet ondergaan; zich uitsluitend per rolstoel kan verplaatsen; of het gezichtsvermogen zodanig is beperkt dat hij zich niet zonder begeleiding kan verplaatsen;, jonger dan 18 jaar is, en gebruik maakt van verzorging vanwege complexe somatische (lichamelijke) problematiek, of een lichamelijke handicap heeft; aangewezen is op geriatrische revalidatiezorg.) of met succes een beroep kan doen op de hardheidsclausule. Ook ambulancevervoer valt onder de Zvw. De vergoeding van zittend ziekenvervoer is in 2019 verruimd. Hierdoor kunnen patiënten met bepaalde aandoeningen gebruik maken van vervoer (niet ambulance) van en naar consulten, onderzoek en controles, als deze samenhangen met de behandeling.
Buitenregionaal recreatief vervoer (Valysregeling)
Wanneer een inwoner een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 zones openbaar vervoer vanaf het woonadres van de inwoner of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 zones openbaar vervoer vanaf het woonadres van de inwoner (met andere woorden: buiten de directe woon- en leefomgeving) kan het vervoer geregeld worden met de Valysregeling. Voordat gebruik gemaakt kan worden van de Valysregeling zal de inwoner hiervoor zelf een pas moeten aanvragen. Toegang tot Valys kan bijvoorbeeld met een Wmotoekenning voor de Regiotaxi of een invalidenparkeerkaart.
Tijdens het onderzoek naar de vervoersbehoeften houdt het college rekening met de volgende aspecten:
Mobiliteit:
- •
maximale loopafstand op goede dag;
- •
maximale loopafstand op slechte dag;
- •
gebruik loophulpmiddel (rollator, wandelstok, kruk, et cetera).
Uithoudingsvermogen:
- •
maximale reisduur;
- •
kan gedurende de reis overstappen;
- •
invloed weersomstandigheden op functioneren;
- •
invloed tijdstip (overdag/avond) op functioneren.
Organisatie en begeleiding van de reis
- •
kan zonder begeleiding met het OV;
- •
kan met begeleiding in het OV, zonder begeleiding met de taxi;
- •
kan met begeleiding in het OV en met begeleiding met de taxi;
- •
kan alleen met begeleiding met de taxi.
Combinatiemogelijkheden bij vervoer in de taxi
- •
kan met iedereen gecombineerd worden;
- •
kan alleen met eigen doelgroep gecombineerd worden;
- •
kan met niemand gecombineerd worden.
Er wordt uitgegaan van een gemiddelde vervoersbehoefte van tenminste 1500 km per jaar. Aan de hand van deze gemiddelde vervoersbehoefte wordt de omvang van de vervoersvergoeding bepaald en vastgelegd in het in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023..
5.10.3 Combinatie vervoersvoorzieningen
Als gebruik wordt gemaakt van een andere verstrekte maatwerkvoorziening voor vervoer zoals een scootmobiel, dan wel van een eigen verplaatsingsmiddel kan een aanpassing plaatsvinden. Het aantal kilometers wordt dan met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd, afhankelijk van de mate waarin het andere verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet.
Indien een partner aanwezig is met eenzelfde vervoersvoorziening of ander individueel vervoer, kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd worden, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte. Dit geldt niet voor de Regiotaxi. Immers beide partners betalen ook bij gezamenlijke ritten zelf de zones.
Tenslotte kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% verlaagd worden indien het gaat om kinderen. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte.
Bij personen met een loopafstand van minder dan 800 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.
Een dergelijk individueel vervoermiddel kan alleen worden verstrekt indien belanghebbende verantwoord met het middel overweg kan en over een adequate stalling beschikt. Indien deze niet aanwezig is wordt het realiseren van een stalling als maatwerkvoorziening vervoer verstrekt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.
Bijzonderheden
De beschikking wordt in principe voor onbepaalde tijd afgegeven. Bij wijzigingen in het soort vervoer, in de hoogte van tegemoetkomingen, de gezinssituatie of het inkomen moet een nieuwe beschikking worden afgegeven.
De voorziening gaat in per de eerste van de maand waarin de voorziening is aangevraagd.
Er vindt soms toekenning van een vergoeding plaats voor een tijdelijke periode. Dit is het geval als in het medisch advies een herkeuring wordt aangegeven. In dat geval vindt er een nieuw medisch onderzoek plaats om te kijken of de vergoeding verlengd kan worden.
5.10.4 Regiotaxi
In de Leidse Regio, en de Duin- en Bollenstreek is het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) beschikbaar via de Regiotaxi Holland Rijnland. De Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer. Deze taxi rijdt van deur tot deur.. Het vervoerssysteem is toegankelijk voor een ieder die, met of zonder rolstoel, zelfstandig of met begeleiding kan reizen. De Regiotaxi kent een aantal vaste opstapplaatsen daar waar er mogelijk misverstanden kunnen ontstaan over de exacte ophaalplaats (station, winkelcentrum). Met de Regiotaxi kan ook buiten de regio (meer dan 25 kilometer) worden gereisd, hiervoor geldt het volledige tarief. Personen met beperkingen die geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbaar vervoer, kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding voor dit collectieve vervoersysteem vanuit de Wmo.
Voor wat betreft de Regiotaxi is de gemeente verantwoordelijk voor het voorzien in de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met 25 kilometer vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 25 kilometer vanaf het woonadres van de pashouder.
Vorm van verstrekken
De standaardvergoeding betreft een vergoeding voor het gebruik van de Regiotaxi, waarbij een tegemoetkoming wordt gegeven voor de meerkosten van het CVV ten opzichte van het reguliere openbaar vervoer voor een maximaal aantal kilometers per jaar. Dit aantal is opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024. De meerkosten worden door de gemeente rechtstreeks afgerekend met de vervoerder. De persoon met beperkingen heeft een Wmo-pasje en betaalt in de Regiotaxi het gereduceerde tarief.
De gemeente kan een aantal specificaties aangeven bij de vervoerder. Bijvoorbeeld of begeleiding noodzakelijk is (wanneer iemand niet alleen kan reizen of wanneer iemand op plaats van bestemming niet zonder begeleiding verder kan).
5.10.5 Rolstoeltaxi en gebruik eigen auto
Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een (rolstoel)taxi of het gebruik van de eigen auto verstrekken.
Om redenen van medische, psychische en/of sociale aard kan het collectief vervoer voor bepaalde mensen geen adequate oplossing voor het vervoersprobleem bieden. Hierbij kan worden gedacht aan:
- •
personen die tijdens de rit noodzakelijk gebruik moeten maken van bepaalde hulpmiddelen en deze hulpmiddelen niet mee kunnen nemen in de regiotaxi;
- •
personen die vanwege ernstige maag-darm-blaasstoornissen te kampen hebben met niet op te vangen incontinentie;
- •
personen die ernstige benauwdheid ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld allergie, CARA, longemfyseem waardoor reizen met anderen onmogelijk is;
- •
situaties in verband met privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne tot gevolg hebben voor de inwoner;
- •
personen die ernstige overlast veroorzaken voor medepassagiers.
a) Vergoeding voor het gebruik van de eigen auto
Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen voor het vervoer met de eigen auto, wordt beoordeeld of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode vóórdat de beperkingen ontstonden. Alleen dan kan er sprake zijn van een vervoersprobleem en komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.
De bijdrage voor het gebruik van de eigen auto is bedoeld voor diegenen die in aanmerking komen voor een vergoeding voor de Regiotaxi en beschikken over een eigen auto. Voor deze groep mensen is de mogelijkheid gecreëerd om te kiezen tussen de Regiotaxi inclusief het bijbehorende vrij besteedbare budget en een bedrag voor het gebruik van de eigen auto. Uit cijfers en enquêtes blijkt immers dat zij zelden of nooit gebruik (zullen) maken van de Regiotaxi. Deze keuze is niet toegestaan als men meereist in de auto van anderen.
De aard en de zwaarte van de beperkingen hebben geen invloed op de hoogte van de bijdrage. Dit heeft immers geen gevolgen voor het benzinegebruik. Het betreft namelijk een kilometervergoeding. Uitbetaling van het bedrag vindt net zoals het vrij besteedbaar bedrag op declaratiebasis in twee termijnen plaats, juli en januari.
Om in aanmerking te komen voor een vervoersvoorziening in de vorm van een bijdrage voor het gebruik van een eigen auto moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- •
er kan geen gebruik worden gemaakt van het reguliere openbaar vervoer;
- •
er kan wel gebruik worden gemaakt van de Regiotaxi;
- •
er is sprake van een gewijzigde situatie waardoor er aanzienlijke meerkosten ontstaan;
- •
er is geen andere adequate voorziening mogelijk die minder duur is;
- •
er is geen voorliggende voorziening beschikbaar (vergoeding via werkgever);
- •
er is een auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, en minimaal één van beiden is in het bezit van een geldig rijbewijs;
- •
de betrokkene (het betrokken echtpaar) ziet (zien) af van de Regiotaxi-vergoeding in combinatie met het vrij besteedbare bedrag.
Er kan alleen bij toekenning en bij de aanvang van een nieuw jaar gekozen worden voor de bijdrage eigen auto.
De hoogte van het bedrag ten behoeve van de eigen auto is in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023 vastgesteld. Met dit bedrag kunnen zij, uitgaande van een vergoeding per kilometer, tenminste 1500 kilometer reizen. De vergoeding wordt niet direct aan de Wmo-gerechtigden uitbetaald. Zij kunnen de verreden ritten eenmaal per half jaar declareren.
b) Vergoeding voor aanpassingen aan de eigen auto
Wanneer mensen een eigen auto hebben en geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel op twee wielen dan wel de Regiotaxi, of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing. Deze aanpassingen kunnen betreffen:
- •
de bediening en besturing van de auto;
- •
het in en uit de auto komen;
- •
de zithouding;
- •
de verzorging van de gehandicapte;
- •
het mee kunnen nemen van hulpmiddelen.
Voorwaarden
Het persoonsgebonden budget voor de autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor eenzelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed. Dit geldt niet bij een calamiteit. De kosten worden alleen vergoed indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- •
er kan géén gebruik gemaakt worden van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het (aanvullend)openbaar vervoer of de taxi; óf
- •
de belanghebbende maakt deel uit van een gezin bestaande uit meer dan 2 personen,
- ○
én kan geen gebruik maken van een verplaatsingsmiddel op twee wielen en het openbaar vervoer,
- ○
én de gezinssituatie speelt een substantiële rol in de vervoersbehoefte van belanghebbende. Dat wil zeggen: men kan aannemelijk maken dat er veelal in gezinsverband wordt gereisd.
- ○
- •
de eigen auto kan niet worden gebruikt als de auto niet is aangepast aan de beperkingen van de belanghebbende;
- •
er is geen (medische) contra-indicatie om in een auto te kunnen rijden;
- •
de bestuurder is de aanvrager of lid van het gezin van de aanvrager;
- •
de bestuurder heeft een geldig rijbewijs en is of komt in het bezit (eigenaar) van een auto, gelijktijdig met de autoaanpassing;
- •
er treedt naar alle waarschijnlijkheid geen ingrijpende wijziging op in de rijbevoegdheid van de bestuurder.
Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld. Hij moet
- •
redelijk aan te passen en in goede staat zijn;
- •
het goedkoopst aan te passen model zijn;
- •
in principe niet ouder dan drie jaar zijn of nog minimaal zeven jaar mee kunnen. Dit hoeft niet te gelden bij overplaatsbare aanpassingen.
Tenslotte dienen de aanpassingen aan de auto door de eigenaar verzekerd te worden. Kosten van onderhoud en verzekering van uitsluitend de aanpassingen komen voor compensatie in aanmerking.
5.11 Maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf (respijtzorg)
De maatwerkvoorziening kortdurend verblijf is het logeren van een cliënt, met als doel het overnemen van het (permanente) toezicht ter ontlasting van de gebruikelijke zorger of mantelzorger. Er is geen sprake van (medische) opname in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), of de Wet langdurige zorg (Wlz). Er is geen sprake van spoed of crisis.
Bij kortdurend verblijf logeert iemand maximaal 72 uur per week in een instelling, Hierdoor wordt degene die thuis die persoon verzorgt, tijdelijk ontlast. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die (permanent) toezicht nodig hebben. Bij de uitvoering van deze maatwerkvoorziening is altijd iemand in de buurt aanwezig en meerdere malen per dag zal een medewerker langsgaan bij de cliënt. Het kortdurend verblijf zal maximaal 72 uur (3 overnachtingen) per week bedragen, maar kan flexibel worden ingezet. Het maximaal aantal etmalen per jaar is 52.
Het zwaartepunt van de zorg ligt bij Kortdurend Verblijf vooral op logeren, met als doel het overnemen van het permanente toezicht ter ontlasting van de gebruikelijke zorger of mantelzorger. Het verblijf is te karakteriseren als logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week
Het college kan aan een cliënt een maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf verstrekken, wanneer:
- •
hij of zij een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking heeft, f een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;
OF
- •
hij of zij zowel een maatwerkvoorziening begeleiding ontvangt en een indicatie heeft voor persoonlijke verzorging;
EN
- •
hij of zij is aangewezen op zorg gepaard gaand met permanent toezicht; en
- •
de ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de inwoner levert, noodzakelijk is.
Kortdurend Verblijf wordt geleverd in drie varianten; te weten basis, speciaal (inclusief verzorging) en speciaal plus (inclusief begeleiding
Kortdurend verblijf basis: De basis zorg wordt doorgeleverd zoals thuis. Er is toezicht, maar niet permanent. Ruimtes worden niet afgesloten. Dit product is gebaseerd op een kamer en verblijf, inclusief huishoudelijke ondersteuning en maaltijden.
Kortdurend verblijf speciaal: Hier is hetzelfde beschikbaar als bij kortdurend verblijf basis, aangevuld met lijfelijke verzorging adl en wassen. Medische adl valt hier niet onder.
Kortdurend verblijf speciaal plus: Hier is hetzelfde beschikbaar als bij kortdurend verblijf speciaal, aangevuld met individuele begeleiding.
Wanneer Kortdurend Verblijf in pgb vorm wordt verstrekt vervalt het verschil in varianten. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor Kortdurend Verblijf is gebaseerd op het zorg in natura tarief voor Kortdurend verblijf speciaal. Bij de noodzaak tot Kortdurend verblijf speciaal plus wordt er in het geval van een persoonsgebonden budget vanuit gegaan dat er een combinatie is met een persoonsgebonden budget voor ambulante ondersteuning. De eventuele begeleidingskosten tijdens het kortdurend verblijf worden geacht gedekt te worden vanuit het persoonsgebonden budget voor ambulante ondersteuning.
Hoofdstuk 6 Specialistische voorzieningen Wonen met ondersteuning
Artikel 6.1 Specialistische maatwerkvoorzieningen Wonen met ondersteuning
De gemeenten in Holland Rijnland* hebben besloten om Wonen met ondersteuning zo veel mogelijk lokaal te organiseren. Uitgezonderd zijn de voorzieningen voor inwoners met meervoudig complexe problematiek die aangewezen zijn op specialistische ondersteuning met wonen. Vanwege de complexe zorgbehoefte, het kleine aantal inwoners dat hierop aangewezen is en de benodigde specialistische inzet zijn deze voorzieningen niet zelfstandig lokaal te organiseren.
- *
De regio Holland Rijnland bestaat uit de volgende gemeentes: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
6.1.1 Toegang
Aanmelding voor specialistisch Wonen met ondersteuning kan op dezelfde wijze als bij lokaal Wonen met ondersteuning bij het Sociaal Team Oegstgeest (zie hoofdstuk 2). Indien een inwoner mogelijk in aanmerking komt voor specialistisch Wonen met ondersteuning, wordt de aanvraag voorgelegd aan het regionaal team Maatschappelijke Zorg dat de aanvraag verder behandelt.
6.1.2 Overbruggingszorg
Wanneer een specialistisch Wonen met ondersteuning plek niet direct beschikbaar is, wordt de inwoner op een wachtlijst geplaatst. In de tussentijd kan de inwoner aanspraak maken op overbruggingszorg in de vorm van ambulante ondersteuning. Deze ambulante ondersteuning wordt georganiseerd door de lokale gemeente en staat beschreven in artikel 5.6.
6.2. Specialistische voorzieningen
Er zijn verschillende specialistische ondersteuningsvormen (voorzieningen) te onderscheiden:
- a.
Specialistische woonvoorzieningen
- b.
Traject woonbegeleiding ouder-kind
- c.
Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling
- d.
Beschermd wonen thuis
A) Specialistische woonvoorzieningen
Een inwoner komt in aanmerking voor een specialistische woonvoorziening als:
- •
De inwoner vanwege de ernst of grilligheid van de problematiek in de regel aangewezen is op 24/7 aanwezigheid van ondersteuning en/of toezicht, maar minimaal aangewezen is op 24/7 oproepbaarheid.
- •
Er een ernstig vermoeden van een psychische aandoening of diagnostiek rondom een psychische aandoening aanwezig is. De diagnose en/of psychosociale problemen zijn vastgesteld door een specialist (BIG geregistreerd) op het gebied van GGZ.
- •
Naast GGZ-problematiek is er sprake van één of meerdere bijkomende problematiek, namelijk:
- ○
Verslaving;
- ○
Gedrag (agressie, grensoverschrijdend gedrag);
- ○
(Licht)Verstandelijke beperking;
- ○
Somatiek.
- ○
Inwoners die aangewezen zijn op specialistische woonvoorzieningen verblijven hier naar verwachting 1 of meerdere jaren. Ervaring leert dat zij hierna uitstromen naar:
- •
Een lichtere vorm van wonen met ondersteuning of ambulante ondersteuning op lokaal niveau;
- •
Ondersteuning met wonen op basis van een WLZ GGZ indicatie.
Specialistische woonvoorzieningen kunnen zowel op basis van scheiden wonen en zorg als intramuraal worden bekostigd.
Woonvoorzieningen voor éénouder gezinnen, waarbij bij de ouder sprake is van GGZ-problematiek al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking, vallen ook onder de specialistische woonvoorzieningen.
De duur van de toekenning is afhankelijk van de volgende factoren:
- •
De leerbaarheid en het ontwikkelingsperspectief van belanghebbende, alsmede de inzetbaarheid van het sociaal netwerk.
- •
Bij herindicatie kan geconstateerd worden dat (specialistisch) Wonen met ondersteuning niet meer nodig is. Hierdoor kan een kortere indicatie afgegeven worden, zodat er tijd is om te zoeken naar een vervolgwoonplek en er daarna (gespecialiseerde) Begeleiding afgegeven kan worden.
B) Traject woonbegeleiding ouder-kind
Het traject woonbegeleiding ouder-kind omvat kortdurende trajectondersteuning met wonen aan (jong)volwassen die zwanger zijn of jonge kinderen hebben en bij wie sprake is van problematiek op het gebied van GGZ, al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking en die vanwege hun persoonlijke problematiek niet in staat zijn zelfstandig te wonen. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte is 24- uurs oproepbare of 24-uurs aanwezige ondersteuning.
Traject woonbegeleiding ouder-kind heeft een duur van minimaal 3 maanden en maximaal 1,5 jaar, waarna uitstroom naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding of naar een meer langdurige vorm van wonen met ondersteuning (specialistische of subregionaal/ lokaal) mogelijk is
Traject woonbegeleiding ouder kind kan zowel op basis van scheiden wonen en zorg als intramuraal worden bekostigd.
C) Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling
Het traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling omvat kortdurende trajectbegeleiding aan inwoners met problematiek op het gebied van GGZ al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking, die na het volgen van een detox-traject in een verslavingskliniek, niet in staat zijn zelfstandig te gaan wonen met ambulante begeleiding. Zij zijn aangewezen op een nazorgtraject in geclusterde setting gericht op het omgaan met hun verslavingsgevoeligheid. Er is altijd sprake van meer problematiek dan enkel verslaving.
Cliënten verblijven in dit type woonvoorziening met het doel weer zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving. Zij stromen uit naar zelfstandig wonen of een reguliere vorm van wonen met ondersteuning. Na een half jaar vind er een evaluatie plaats, onder andere om te bespreken of er al is nagedacht over vervolghuisvesting.
Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling wordt primair in de vorm van scheiden wonen en zorg bekostigd
Het traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling is altijd tijdelijk (bij voorkeur niet langer dan 1 jaar). De noodzakelijke indicatieduur wordt door het regionaal team Maatschappelijke Zorg vastgesteld. Indicaties voor dit traject worden niet met terugwerkende kracht verstrekt.
D) Specialistische ondersteuning Thuis
Voor een beperkt aantal inwoners is het mogelijk om Wonen met ondersteuning in de thuissituatie te ontvangen. Er is 24-uurs zorg nodig, maar dat wordt in de thuissituatie ingezet. In uitzonderlijke situaties kan ervoor worden gekozen om Specialistische ondersteuning Thuis in te zetten:
- •
In het geval cliënten groepsongeschikt zijn.
- •
In het geval dat er geen (specialistische) voorziening Wonen met ondersteuning beschikbaar is waar passende ondersteuning geboden kan worden, ook niet buiten de regio.
- •
Er is behoefte aan aanwezigheid van zorg in de avond en nacht.
- •
In het geval cliënten zo lang op (specialistische) Wonen met ondersteuning plek moeten wachten dat hun problematiek zal verslechteren.
Indicaties voor Specialistische ondersteuning thuis worden voor één jaar afgegeven. Daarna moet er een herindicatie worden aangevraagd. Uitgangspunt blijft altijd dat iemand op een wachtlijst voor een reguliere voorziening (specialistisch) Wonen met ondersteuning komt. Er dienen dan ook doelen te worden opgesteld om te werken aan de mogelijkheid om in een reguliere voorziening (specialistisch) Wonen met ondersteuning voorziening te kunnen functioneren. Na zes maanden vindt er een evaluatie van deze doelen plaats. Verder zijn de reguliere voorwaarden van Wonen met ondersteuning van toepassing bij het indicatieproces.
De zorg wordt geleverd vanuit een persoonsgebonden budget (pgb). In sommige situaties kan het wenselijk zijn dat een deel van de zorg door een non-professional wordt uitgevoerd. Dit wordt per cliënt bekeken en beoordeeld. In dit geval dient minimaal 40% van de zorg te worden geleverd door een professional.
De ondersteuning rondom de cliënt dient gecoördineerd te worden door een professional uit de hulpverlening. Deze coördinator zorgt dat de ondersteuning die de cliënt ontvangt op elkaar is afgestemd en is een aanspreekpunt voor de consulenten en andere hulp/zorgverleners. De cliënt kan zelf een coördinator aandragen of de consulent kan een coördinator zoeken. Een externe coördinator die geen actieve rol heeft in de zorg van de cliënt is ook een mogelijkheid, maar deze zal moeten worden betaald vanuit het beschikbare budget.
Voor de regelzaken en budgettering van het pgb, is cliënt of aangewezen budgetbeheerder verantwoordelijk. Degene(n) die middels het pgb uitbetaald worden, mogen nooit het budget beheren. Belanghebbende ontvangt een budgetplan, wanneer deze wordt goedgekeurd door de Gemeente Leiden, kan het pgb in gang worden gezet.
Bij een Specialistische ondersteuning Thuis indicatie vallen andere Wmo voorzieningen zoals huishoudelijke hulp, regiotaxi, et cetera onder lokale Wmo. Aanvragen voor deze voorzieningen moeten in de eigen gemeente worden ingediend.
.
6.3. Persoonsgebonden budget Specialistisch Wonen met ondersteuning
De gemeenten van Holland Rijnland hebben er voor gekozen om de specialistisch Wonen met ondersteuning gezamenlijk in te kopen. Een van de redenen hiervoor is het specialistische karakter van deze vorm van zorg, waardoor deze zorg moeilijk op kleine schaal te organiseren is. Toch is het in principe mogelijk voor een inwoner om gebruik maken van een pgb voor specialistisch Wonen met ondersteuning. De inwoner moet echter kunnen motiveren waarom een pgb een meer passende vorm van ondersteuning is dan via zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de gemeente. In de regel kan het pgb alleen worden ingezet als het wooninitiatief binnen de grenzen van de regio Holland Rijnland is. Aan een Pgb voor specialistisch Wonen met ondersteuning gelden de voorwaarden zoals benoemd in artikel 9.6.
Voorwaarden wooninitiatief
- -
Er kunnen kwaliteitseisen gesteld worden in lijn met de gestelde voorwaarden bij zorg in natura.
- -
In een wooninitiatief wonen minimaal drie en maximaal 26 bewoners, die een pgb ontvangen voor ten minste de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding Individueel;
- -
Doordat zij pgb’s bundelen wordt er gezamenlijk zorg ingekocht;
- -
De bewoners verblijven op één BRP adres, of op meerdere BRP adressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is, die geschikt is om de bewoners in de gelegenheid te stellen samen activiteiten te ontplooien;
- -
Indien een persoon inwoont bij ouders, vertegenwoordigers of andere particuliere personen, dan wordt dit niet beschouwd als een wooninitiatief.
Wanneer een organisatie de is gecontracteerd voor Wonen met Ondersteuning (Zorg in natura), kan de organisatie niet diezelfde ondersteuning via een persoonsgebonden budget leveren.
Voor het PGB specialistische wonen met ondersteuning thuis wordt verwezen naar de beleidsregels en het Financieel Besluit 2024 van de gemeente Leiden
Hoofdstuk 7 (Specialistische) Maatschappelijke opvang
Artikel 7.1 Aanvullende criteria (Specialistische) Maatschappelijke Opvang
De gemeenten in Holland Rijnland hebben gekozen om de Maatschappelijke opvang zo veel mogelijk lokaal te organiseren. In aanvulling op de criteria gesteld in artikel 8 Verordening maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest, kan een inwoner in aanmerking komen voor Maatschappelijke opvang als hij/zij:
- •
Feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en
- •
Niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.
- •
De inwoner niet zelfredzaam is. De inwoner heeft onvoldoende vermogen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Dit blijkt uit het ondersteuningsplan van de inwoner.
- •
De inwoner geen voldoende steunend netwerk heeft. De inwoner heeft geen familieleden, vrienden, kennissen, collega’s en/of buren die praktische, sociale of emotionele steun kunnen bieden.
Toch zal dit voor een aantal inwoners geen geschikte optie zijn. In aanvulling op de criteria hierboven, kan een inwoner in aanmerking komen voor Specialistische Maatschappelijke Opvang als:
- •
De inwoner vanwege de ernst of grilligheid van de problematiek in de regel aangewezen is op 24/7 aanwezigheid van ondersteuning en/of toezicht.
- •
Er een ernstig vermoeden van een psychische aandoening of diagnostiek rondom een psychische aandoening aanwezig is. De diagnose en/of psychosociale problemen zijn vastgesteld door een specialist (BIG geregistreerd) op het gebied van GGZ.
- •
Middelengebruik leidt tot ernstig orde verstorend gedrag op de lokale opvanglocatie
Artikel 7.2 Aanvullende criteria vrouwenopvang
De gemeente Leiden is namens Holland Rijnland de centrumgemeente voor de vrouwenopvang. In aanvulling op criteria gesteld in artikel 8 Verordening maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest kan:
- a.
een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang inclusief bescherming en bijbehorende ondersteuning als deze:
- •
slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de woonsituatie moet verlaten, en
- •
18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en
- •
geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige woonsituatie te creëren.
- •
- b.
een slachtoffer van huiselijk geweld, waartoe ook alle leden van het gezin met hun onderlinge gezinsrelaties en patronen behoren, in aanmerking komen voor ambulante hulpverlening als:
- •
het slachtoffer of de ouder met gezag of verzorger 18 jaar of ouder is, en
- •
het slachtoffer en de leden van het gezin niet in staat zijn om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, en opvang niet of niet meer nodig is.
- •
Hoofdstuk 8 Beschikking maatwerkvoorziening
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. Ook zal worden opgenomen of er sprake is van een te betalen bijdrage, welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is. Als laatste zal worden opgenomen of er sprake is van een te betalen eigen bijdrage.
8.1 Beschikking maatwerkvoorziening in natura
In artikel 10 lid 2 van de Verordening is beschreven wat, bij het verstrekken van een voorziening in natura, in ieder geval dient te worden vastgelegd in de beschikking. Aanvullend daarop wordt in de beschikking tevens vastgelegd welke zorgaanbieder de maatwerkvoorziening zal leveren.
8.2 Beschikking bij persoonsgebonden budget
Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt dit bij beschikking bekend gemaakt aan de inwoner. In artikel 10 lid 3 van de Verordening is beschreven wat, bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget, in ieder geval dient te worden vastgelegd. Aanvullend daarop wordt in de beschikking tevens vastgelegd.
- -
de ‘aard’ van de zorgverlener die de verstrekte maatwerkvoorziening zal leveren (professional instelling, professional ZZP of non-professional)
- -
indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;
- -
welke verplichtingen zijn verbonden aan het verstrekken van het persoonsgebonden budget
In de beschikking wordt de verplichting gesteld dat het persoonsgebonden budget besteed moet worden aan het resultaat, doel of de activiteit waarvoor het budget is toegekend. De voorziening die de cliënt met het persoonsgebonden budget verwerft, hoeft niet exact dezelfde voorziening te zijn als de voorziening die is beschreven in het programma van eisen, maar het mag geen algemeen gebruikelijke voorziening zijn.
Wordt een voorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan bestaat de mogelijkheid dat de persoon met beperkingen zijn probleem niet volledig compenseert. Voor de daaruit voortvloeiende consequenties is de persoon met beperkingen zelf verantwoordelijk.
In de beschikking voor huishoudelijke ondersteuning of begeleiding wordt opgenomen dat het budget moet worden besteed aan huishoudelijke ondersteuning of begeleiding, en voor welk resultaat het persoonsgebonden budget wordt toegekend. Daarnaast dient de inwoner een zorgovereenkomst overeen te komen met de zorgverlener. De zorgovereenkomst is een verplicht onderdeel van de verantwoording waarin naast een ondertekening door beide partijen in ieder geval aan de orde moeten komen:
- •
De NAW- gegevens van de betrokkene;
- •
Wie de zorg levert;
- •
Welke zorg er wordt geleverd;
- •
Wanneer de zorg wordt geleverd;
- •
Tegen welke prijs de zorg wordt geleverd.
8.3 Beschikking vrouwenopvang
In afwijking van bovenstaande is de vrouwenopvang voor onbepaalde tijd gemandateerd tot het afgeven van beschikkingen. Dit is het gevolg van de landelijke afspraken over toetsingscriteria en eventuele plaatsing in een andere regio indien dat vanwege veiligheid noodzakelijk is, zoals beschreven in het Beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang.
Hoofdstuk 9 Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget
De wet geeft het college de mogelijkheid tot het verstrekken van een persoonsgebonden budget (Pgb). Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze voor een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget. Met het persoonsgebonden budget kan ondersteuning op maat geleverd worden en kan innovatie in het ondersteuningsaanbod worden gestimuleerd.
Het persoonsgebonden budget sluit goed aan bij de wensen van inwoners voor het verkrijgen en behouden van een grotere mate van zelfstandigheid.
9.1 Keuze
De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste (en vrijwillige) keuze van de aanvrager te zijn. Gemeenten zorgen ervoor dat de aanvrager (en bij minderjarigen ook de ouders) wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze.
Voor de Wmo geldt dat de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. Het kan daarbij ook gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen. Indien de aanvrager dit heeft beargumenteerd is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een persoonsgebonden budget te weigeren.
9.2 Weigering
In artikel 2.3.6. lid 2 van de Wet wordt aangegeven dat als er overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget, het college geen keuze hoeft te bieden tussen een maatwerkvoorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Er wordt een aantal situaties benoemd waarin een persoonsgebonden budget niet verstrekt hoeft te worden.
Onderstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen situaties zijn waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is. In deze situaties kan een persoonsgebonden budget worden geweigerd. Om een persoonsgebonden budget af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
- a.
Het betreft een toekenning voor het collectief vervoer;
Toelichting: het verantwoord kunnen laten functioneren van het collectiefvervoerssysteem kan een zwaarwegend belang zijn voor het college om zoveel mogelijk belanghebbenden te laten deelnemen aan het collectief vervoer, om het collectiefvervoerssysteem in stand te houden;
- b.
Het is voorzienbaar dat in de (medische) situatie van de persoon met beperkingen zich binnen de looptijd van het persoonsgebonden budget een ingrijpende wijziging voordoet;
Toelichting: De maatwerkvoorziening zal kortere tijd adequaat zijn dan de looptijd van het budget. Bij de in natura verstrekking kunnen de in deze situatie verstrekte maatwerkvoorzieningen worden herverstrekt. Omdat herverstrekking van een door een inwoner met een persoonsgebonden budget gekocht middel zeer complex, zo niet onmogelijk is, ontstaan hoge extra kosten. Dit treedt op bij voorzieningen voor kinderen, voor zover die voorzieningen ‘mee moeten groeien’, en bij mensen bij wie te voorzien is dat de (medische) situatie zich binnen de looptijd van het budget ingrijpend zal wijzigen;
- c.
Het betreft een toekenning voor een maatwerkvoorziening die al in natura is verstrekt of een aanpassing daaraan;
De uitsluiting van een aanpassing aan een al in natura verstrekte maatwerkvoorziening voorkomt dat één voorziening twee ‘eigenaren’ krijgt. Voor een al verstrekt middel dat nog adequaat is wordt daarom geen persoonsgebonden budget verstrekt.
- d.
De persoon met beperkingen heeft bij een eerder verstrekt persoonsgebonden budget dit niet of niet op de juiste wijze verantwoord;
- e.
De persoon met beperkingen heeft bij een eerder verstrekt persoonsgebonden budget niet voldaan aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;
- f.
De persoon wordt niet in staat geacht om de regie over het persoonsgebonden budget te kunnen voeren. Hierbij wordt ook gerekend het beheren van het persoonsgebonden budget via het sociale netwerk dan wel via een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Toelichting: Personen die niet in staat worden geacht de regie over het persoonsgebonden budget te kunnen voeren betreffen in ieder geval personen waarbij sprake is van ernstige cognitieve problemen. Om te toetsen of een inwoner vaardig is om de regie over het persoonsgebonden budget te voeren, kan het Sociaal Team Oegstgeest ervoor kiezen de inwoner een pgb-zelftest te laten invullen als middel om in gesprek te gaan over de wenselijkheid van het persoonsgebonden budget als financieringsvorm en de plichten die hieraan verbonden zijn
- g.
Indien de persoon die ondersteuning biedt in de vorm van een pgb ook de persoon is die het pgb beheert.
- h.
Indien met het persoonsgebonden budget naar het oordeel van het college niet is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Toelichting: Dit artikel is conform de wet. De wet stelt tevens dat het college bij het beoordelen van de kwaliteit meeweegt of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
- i.
Indien het persoonsgebonden budget niet is aangewend volgens de eisen zoals gesteld in de beschikking.
Toelichting: Indien een voorziening wordt aangeschaft die niet aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet zal gedurende de looptijd van het budget een aanvraag voor een voorziening voor hetzelfde probleem als waarvoor het budget is toegekend niet in behandeling worden genomen. Ook eventuele meerkosten van onderhoud en verzekering aan de niet adequate voorziening worden door de gemeente niet vergoed.
9.3 Omvang van het persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel toereikend en vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura.
9.4. Geen uitruil budgetten
Per verstrekte maatwerkvoorziening wordt een budget toegekend om de vastgestelde doelen te bewerkstelligen. Uitruil tussen de verstrekte persoonsgebonden budgetten behorend bij de verschillende maatwerkvoorzieningen is niet toegestaan.
9.5 Kwaliteit van het persoonsgebonden budget
De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij zo nodig bijsturen. Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met een persoonsgebonden budget gelden dezelfde kwaliteitscriteria als voor maatwerkvoorzieningen in natura.
Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet één op één worden toegepast. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De aanvrager dient inzichtelijk te maken in zijn motivatie:
- •
waar hij zijn ondersteuning zal inkopen;
- •
op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid;
- •
hoe de veiligheid en doeltreffendheid van ondersteuning is gewaarborgd.
Aan een Pgb voor ambulante ondersteuning en (specialistisch) Wonen met ondersteuning worden de volgende aanvullende voorwaarden gesteld:
- 1.
Zorg wordt geleverd aan de hand van een zorgplan, waarin staat vastgelegd welke doelen belanghebbende wil bereiken tijdens de periode dat hij gebruik maakt van Wonen met ondersteuning. Deze doelen zijn omschreven in het zorgplan aan de hand van welke zorgactiviteiten plaatsvinden;
- 2.
Belanghebbende beschikt over een budgetplan, waarin staat vastgelegd bij welke zorgverleners hij de zorg gaat inkopen, het tarief van de zorgverlener en het aantal uren per zorgverlener.
9.6 Pgb voor wonen met ondersteuning
Voor Wonen met ondersteuning gelden de volgende kwaliteitseisen
- •
Er is 24-uurs zorg oproepbaar;
- •
Zorg wordt geleverd aan de hand van een zorgplan, waarin staat vastgelegd welke doelen belanghebbende wil bereiken tijdens de periode dat hij gebruik maakt van de Beschermde woonvorm.
- •
Er is een scheiding tussen de budgethouder van het Pgb en de uitvoerende zorgverlener. De budgethouder is financieel verantwoordelijk. De budgethouder legt verantwoording af over het besteedde bedrag aan de gemeente;
- •
De zorgverlener(s) beschikken over een VOG;
- •
Belanghebbende beschikt over een budgetplan, waarin staat vastgelegd bij welke zorgverleners hij de zorg gaat inkopen, het tarief van de zorgverlener en het aantal uren per zorgverlener. Ook geeft belanghebbende aan om welke reden hij geen gebruik wil maken van zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de gemeente.
- •
Indien het gaat om één zorgverlener dan dient belanghebbende aan te tonen op welke manier de zorg gewaarborgd kan worden als deze zorgverlener uitvalt.
Aanvullend op het gestelde in artikel 9.5 wordt aan een Pgb(-voorziening) (specialistische) Wonen met ondersteuning de volgende voorwaarden gesteld:
- 1.
Het Pgb kan alleen ingezet worden voor het inhuren van instelling
- 2.
In het wooninitiatief wonen minimaal 3 en maximaal 26 bewoners, die een Pgb ontvangen voor ten minste de resultaatgebieden individuele ondersteuning en sociaal beheer en veiligheid.
- 3.
De bewoners verblijven op één BRP adres, of op meerdere BRP adressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is, die geschikt is om de bewoners in de gelegenheid te stellen samen activiteiten te ontplooien.
- 4.
Indien een persoon inwoont bij ouders, vertegenwoordigers of andere particuliere personen, dan wordt dit niet beschouwd als een wooninitiatief.
- 5.
Kwaliteitseisen zoals zijn geformuleerd voor zorg in natura zijn van kracht en kunnen worden getoetst:
- 6.
Belanghebbende moet formeel wonen bij het wooninitiatief (basis registratie personen).
- 7.
Wanneer een organisatie is gecontracteerd voor (specialistisch) Wonen met ondersteuning (Zorg in natura), kan de organisatie niet diezelfde ondersteuning via een pgb leveren.
Voor (specialistische voorzieningen) Wonen met ondersteuning geldt dat wanneer een nieuw Pgb gefinancierd wooninitiatief start, de gemeente pas overgaat tot het verstrekken van een Pgb voor deze maatwerkvoorziening wanneer de kwaliteit van het initiatief met de gemeente is afgestemd. Indien een wooninitiatief niet of niet meer voldoet aan de kwaliteitseisen, zal een verbeterplan moeten worden opgesteld. Wanneer niet kan worden voldaan aan het verbeterplan, zal het Pgb niet meer kunnen worden ingezet bij het betreffende wooninitiatief.
9.7. Pgb voor Woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen
De hoogte van het Pgb wordt vastgesteld op de kostprijs van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Indien dit een tweedehands voorziening betreft, dan kan het college de hoogte daar dus op baseren, mits de cliënt met dit bedrag dan ook daadwerkelijk de voorziening kan aanschaffen bij een aanbieder.
Wanneer de voorziening via het persoonsgebonden budget duurder is dan de voorziening in natura, wordt alleen een budget verstrekt ter hoogte van de kosten van de natura-voorziening (of het bedrag wat voor de betreffende maatwerkvoorziening is opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023). De inwoner kan dan de extra kosten zelf bijbetalen.
De kosten van de maatwerkvoorziening bij verstrekking in natura worden bepaald op basis van contracten die met leveranciers zijn afgesloten. Deze Pgb-bedragen worden opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023 en zijn inclusief kosten voor verzekering en onderhoud. Als er voor de maatwerkvoorziening geen contract is afgesloten worden de kosten bepaald op basis van een door de gemeente op te vragen offerte waarin, indien van toepassing, dan ook bedragen worden gevraagd voor het onderhoud en de verzekering.
Voor woonvoorzieningen wordt in principe geen budget toegekend voor onderhoud en verzekering. Hier zijn uitzonderingen mogelijk zoals de onderhoudskosten van een traplift of een plafondlift. Het gaat daarbij om voorzieningen waarbij de gemeente verplicht is om de technische staat te keuren en te onderhouden. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor deze kosten is dan gelijk aan de kosten voor onderhoud van een voorziening in natura. Voor roerende woonvoorzieningen worden na toestemming vooraf, op declaratiebasis, reparatiekosten toegekend.
Bij maatwerkvoorzieningen in de vorm van vervoersvoorzieningen en bij hulpmiddelen wordt voor verzekering een budget toegekend dat tenminste gelijk is aan de prijs die de leverancier waarmee een contract is afgesloten in rekening brengt.
9.7.1 Eenmalige uitkering voor materiële voorzieningen
Wanneer sprake is van een persoonsgebonden budget voor materiele maatwerkvoorzieningen in de vorm van eenmalige uitkering voor een woonvoorziening, individuele vervoersvoorziening en rolstoel levert de persoon met beperkingen binnen zes maanden een aankoopverplichting aan bij de gemeente. De betaling van het budget vindt plaats na aanlevering van het bewijs van aankoop, een onderhoudscontract en - indien van toepassing - een verzekeringsbewijs. De component voor de voorziening wordt in één keer volledig uitbetaald; de componenten voor het onderhoud en de verzekering worden betaald in jaarlijkse termijnen.
9.7.2 Beëindiging van het persoonsgebonden budget materiële voorziening
Bij intrekking of beëindiging van het persoonsgebonden budget gedurende de looptijd (zoals bij overlijden) dient de aangeschafte materiele maatwerkvoorziening in principe te worden overgenomen, door inwoner of bij overlijden door erfgenamen of nabestaanden, tegen de restwaarde. In het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2023 Oegstgeest zijn hiervoor percentages vastgelegd. In bijzondere gevallen kan vanuit de gemeente verzocht worden het eigendomsrecht over te dragen aan de gemeente in verband met hergebruik. Deze voorwaarden dienen in de beschikking opgenomen te worden.
9.8 Pgb voor diensten
Voor de maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke Ondersteuning, Maaltijdvoorziening, Kindzorg en de Maatwerkarrangementen is de hoogte van het persoonsgebonden budget per resultaat vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van het te bereiken resultaat. Voor dit persoonsgebonden budget geldt dat het budget per kalenderjaar wordt vastgesteld. Daarnaast geldt dat reiskosten alleen vergoed worden indien dit onderdeel uitmaakt van het resultaattarief.
Deze budgetten worden toegekend voor het hoofdverblijf in de gemeente. Bij verblijf van drie maanden of langer in een recreatiewoning of in het buitenland, wordt geen budget toegekend voor deze periode.
Voor het persoonsgebonden budget geldt dat:
- •
het persoonsgebonden budget niet aangewend kan worden voor een feestdagenuitkering;
- •
er geen eenmalige uitkeringen uit het persoonsgebonden budget gedaan kunnen worden;
- •
bemiddelingskosten niet vergoed kunnen worden vanuit een persoonsgebonden budget;
- •
er geen aparte reiskosten kunnen worden gedeclareerd.
9.8.1. Tarieven verschillende typen zorgverleners
Er wordt onderscheid gemaakt tussen professionele (professionele hulp die wordt ingekocht bij een zorginstelling of een ter zake kundig gediplomeerde zzp-er of éénmansbedrijf ) en non-professionele/informele hulp.
- a)
Tarief professionele zorg geleverd door zorginstelling:
De zorg wordt geleverd door gekwalificeerd personeel dat in loondienst is bij een erkende zorginstelling. In dit tarief is rekening gehouden met de werkgeverslasten die gebruikelijk zijn voor een dergelijke zorginstelling.
Dit kan aangetoond worden door het overleggen van een kopie van een inschrijving van het Handelsregister waaruit blijkt dat er sprake is van een onderneming die geheel of voor het grootste deel bestaat uit het verlenen van (Wmo)zorg en een kopie van een geanonimiseerde arbeidsovereenkomst waaruit blijkt welke voor de betreffende sector relevante cao wordt toegepast.
- b)
Tarief professionele zorg geleverd door zzp-er:
De zorg wordt geleverd door een ter zake kundig persoon die beroepsmatig is gekwalificeerd voor de betreffende ondersteuning en bij de Kamer van Koophandel staat geregistreerd als zelfstandige, eenmansbedrijf of freelancer. Dit kan aangetoond worden door een kopie van een inschrijving van het Handelsregister waaruit blijkt dat er sprake is van een onderneming die geheel of voor het grootste deel bestaat uit het verlenen van (Wmo)zorg.
- c)
Tarief non-professionele zorg:
De zorg wordt verleend door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen. Inwoners die een Pgb aanvragen voor de ondersteuning van iemand in dezelfde leefeenheid worden altijd als een non-professional beschouwd. Hetzelfde geldt voor ouders die voor kinderen zorgen en kinderen die voor ouders zorgen.
Voorwaarden:
Het betalen van ondersteuning of hulp die anders geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de inwoner komt niet voor vergoeding in aanmerking.. Er zijn situaties die hierop een uitzondering kunnen zijn. Aan de hand van de volgende criteria wordt bepaald of dit het geval is:
- 1.
Er moet sprake zijn van zorg die de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt;
Als iemand vanuit het netwerk de ondersteuning gaat bieden, moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat tijdens het gesprek blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociale netwerk ontoereikend is. Er is dus extra inzet nodig buiten de inzet die al door het sociale netwerk geleverd wordt.
- 2.
De inzet van het sociaal netwerk is (aantoonbaar beter en flexibeler) dan professionele ondersteuning;
Het uitgangspunt is dat het persoonsgebonden budget voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. Het belang van de inwoner staat hierbij centraal. Het gaat om argumenten zoals:
- -
zorgcontinuïteit: partner of ouder kan zorgen voor permanent toezicht. Een professional kan dit niet.
- -
emotionele binding: partner, ouder of andere familie/kennis heeft een emotionele band, dat bijdraagt aan de effectiviteit van de ondersteuning/hulp.
- -
veiligheid: hulp of zorg in de eigen leefomgeving door ouder, partner of andere familie/kennis is vertrouwd en veilig en draagt daarmee bij aan de resultaten in het arrangement of de beschikking.
- -
praktische reden: partner of ouder kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties worden uitgevoerd.
- 3.
De ondersteuning moet passend, adequaat en veilig zijn.
Als iemand vanuit het sociale netwerk de ondersteuning gaat bieden, moet diegene wel de juiste vaardigheden hebben. Of een persoon in staat is om de juiste ondersteuning te bieden wordt besproken tijdens het gesprek en is afhankelijk van de specifieke situatie. Eventueel worden de mogelijkheden besproken om door middel van scholing te komen tot de juiste vaardigheden.
- 4.
Het netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties.
De persoon die vanuit het netwerk de ondersteuning biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt. Vraag die daarbij gesteld moet worden is, kan de degene die de hulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie gaat, en hoe wordt de hulp dan geleverd?
- 5.
Geen persoonsgebonden budget bij dreigende overbelasting.
Wanneer ondersteuning wordt ingezet in situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting van de Pgb-houder en/of de verlener, zal zorgvuldig gekeken worden of het inzetten van persoonsgebonden budget de juiste oplossing is.
9.8.2 Betaling van het persoonsgebonden budget voor Begeleiding (maatwerkarrangementen) en huishoudelijke ondersteuning (het trekkingsrecht)
In de Wmo 2015 is sprake van trekkingsrecht. Trekkingsrecht wil zeggen dat de gemeente het persoonsgebonden budget niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op de rekening van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten of de ondersteuning is geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. Het niet volledig besteedde persoonsgebonden budget wordt door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Het trekkingsrecht is alleen aan de orde bij een persoonsgebonden budget voor Begeleiding (maatwerkarrangementen), Huishoudelijke Ondersteuning en wonen met ondersteuning. Na ontvangst van de gegevens en de goedgekeurde zorgovereenkomst zal de SVB op basis van declaratie tot betaling overgaan. De klant dient vervolgens facturen in bij de SVB. Door het trekkingsrecht is het voor inwoners niet meer mogelijk om te betalen via een automatische incasso. Wanneer aanbieders hiervoor extra kosten rekenen mogen deze kosten worden voldaan vanuit het persoonsgebonden budget.
9.9 Verantwoording van het persoonsgebonden budget
Voor Begeleiding (maatwerkarrangementen), Huishoudelijke Ondersteuning en Wonen met ondersteuning vindt de controle van het persoonsgebonden budget in principe plaats via de Sociale Verzekeringsbank. De SVB betaalt op declaratiebasis het persoonsgebonden budget uit aan de in de zorgovereenkomst benoemde persoon of zorgverlenende organisatie.
Voor andere voorzieningen voert de gemeente de controle uit. Declaratie vindt plaats op basis van een van de volgende stukken (afhankelijk van de voorziening):
- •
de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;
- •
het betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;
- •
het bewijs van verzekering van de voorziening – indien van toepassing;
- •
het onderhouds- en reparatiecontract voor de voorziening;
- •
een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen;
- •
de met de zorgverlener overeengekomen zorgovereenkomst.
De gemeente kan daarnaast steekproefsgewijs onderzoeken of het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en wordt gebruikt om het resultaat, zoals omschreven in de beschikking, te realiseren. Blijkt bij controle dat het budget is besteed aan het doel of de activiteit waarvoor het is toegekend, dan hoeft er niets te worden terugbetaald. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Daarbij wordt in redelijkheid en billijkheid gehandeld.
Hoofdstuk 10 Maatwerkvoorziening tegemoetkoming
Het college kan op basis van de Verordening (artikel 20) een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie aan inwoners die, als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, aantoonbare of aannemelijke meerkosten hebben, die met de beperking of de chronische psychische of psychosociale problemen verband houden. Tijdens het gesprek met de burger zal aangetoond moeten worden of er sprake is van aannemelijke meerkosten. Het kan hierbij gaan om een verhuizing die door plotseling optredende beperkingen eerder plaatsvindt.
Een tegemoetkoming kan in ieder geval worden verstrekt voor de hiernavolgende meerkosten in verband met verhuis- en inrichtingskosten. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks uitbetaald aan de inwoner. De hoogte van de tegemoetkoming is een vast bedrag en is opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024. De tegemoetkoming wordt betaalbaar gesteld op declaratiebasis.
Een verhuiskostenvergoeding kan verstrekt worden wanneer er sprake is van ondervonden belemmeringen bij het normale gebruik van de woning, die door middel van een verhuizing op de goedkoopst-compenserende wijze kunnen worden opgelost.
De verhuiskostenvergoeding is bedoeld als goedkoopst-compenserend alternatief voor een (dure) woningaanpassing in gevallen waarin die verhuizing niet algemeen gebruikelijk is, gelet op leeftijd, gezins- of woonsituatie. De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de Nibud prijzengids en een bedrag voor verhuizing.
Uitsluitingsgronden
Verhuizingen wegens gezinsuitbreiding of om als jongvolwassene zelfstandig te gaan wonen zijn in beginsel algemeen gebruikelijk, evenals voorspelbare verhuizingen van senioren. De verhuiskostenvergoeding is een tegemoetkoming in de meerkosten van verhuizing.
Er wordt tevens geen verhuiskostenvergoeding verstrekt voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning, of die niet geschikt zijn voor de specifieke situatie van de inwoner.
Het college verstrekt in beginsel geen verhuiskostenvergoeding indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden in de verlaten woning.
Hoofdstuk 11 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening en algemene voorzieningen
11.1 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
Voor de eigen bijdrage voor diensten wordt aangesloten op wat daarover is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarin staat een aparte eigen bijdrage systematiek voor wonen met ondersteuning, die wordt geïnd door het CAK. Voor de eigen bijdrage voor de overige maatwerkvoorzieningen geldt het landelijke abonnementstarief. Ook het abonnementstarief wordt geïnd door het CAK.
In de Verordening zijn in artikel 12 en 13 uitzonderingen geregeld voor het abonnementstarief voor de volgende voorzieningen. De eigen bijdrage geldt niet voor
- -
het collectief vraagafhankelijk vervoer
- -
een rolstoel (inclusief aanpassingen)
- -
een maatwerkvoorziening in gemeenschappelijke ruimten van wooncomplexen
- -
een hulpmiddel voor een belanghebbende jonger dan 18 jaar
- -
begeleiding individueel intensiteit waakvlam (lage frequentie van ondersteuning)
- -
kortdurend verblijf
- -
individueel vervoer
- -
verhuiskosten
- a.
Voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van diensten, zoals Huishoudelijke ondersteuning, en Begeleiding geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner de maatwerkvoorziening ontvangt;
- b.
Voor hulpmiddelen zoals scootmobielen geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner het hulpmiddel in bruikleen heeft;
- c.
Voor een persoonsgebonden budget geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner het persoonsgebonden budget ontvangt.
11.2 Start eigen bijdrage
De gemeente meldt aan het CAK vanaf welke datum de inning van de eigen bijdrage moet gaan plaatsvinden:
- -
Bij maatwerkvoorzieningen: Vanaf de datum dat de zorgaanbieder de zorg start. De zorgaanbieder levert hiervoor een geautomatiseerd bericht aan (iWmo-bericht).
- -
Bij hulpmiddelen: Vanaf de datum van levering.
- -
Bij woningaanpassingen/trapliften: Vanaf de datum van (op)levering.
11.3 Einde eigen bijdrage
De gemeente meldt aan het CAK vanaf welke datum de inning van de eigen bijdrage beëindigd moet worden:
- -
Bij maatwerkvoorzieningen: Vanaf de eerste dag volgend op de maand waarin de levering van de zorg beëindigd is.
- -
Bij scootmobielen: Vanaf de eerste dag volgend op de maand waarin de verstrekking van de scootmobiel beëindigd is.
- -
Bij woningaanpassingen/trapliften: Vanaf de eerste dag volgend op de maand waarin de verstrekking van de woningaanpassing / traplift beëindigd is.
- -
In het geval van een eenmalig persoonsgebonden budget stopt de eigen bijdrage bij het bereiken van de kostprijs.
- -
bij overlijden stopt de eigen bijdrage oplegging.
11.4 Pauzeren (tijdelijk opschorten) eigen bijdragen
De inwoner aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden is verstrekt, kan alleen bij de gemeente een verzoek tot pauzeren (tijdelijk opschorten) van de eigen bijdrage doen.
Een verzoek tot pauzeren van de eigen bijdrage;
- a.
is alleen van toepassing op een verstrekte maatwerkvoorziening in de vorm van diensten (huishoudelijke ondersteuning, begeleiding groep, ambulante begeleiding, etc). Dit geldt zowel voor een voorziening verstrekt in natura als voor een persoonsgebonden budget;
- b.
is pas van toepassing bij een tijdelijke onderbreking van de voorziening van tenminste drie aaneengesloten kalendermaanden;
11.5 Eigen bijdragen specialistische maatschappelijke opvang en vrouwenopvang
In afwijking op het gestelde in artikel 11.1 wordt de eigen bijdrage voor de specialistische maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang vastgesteld en geïnd door de betreffende organisatie. Voor de centrale maatschappelijke opvang geldt een eigen bijdrage per nacht. De eigen bijdrage voor de vrouwenopvang betreft de wooncomponent van de voorziening. Het uitgangspunt is dat voor de cliënt in ieder geval de norm voor zak- en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, beschikbaar blijft. Vanwege persoonlijke financiële omstandigheden bestaat de mogelijkheid om van het standaard bedrag af te wijken.
Hoofdstuk 12 Overige bepalingen
12.1 Kwaliteitseisen aanbieders maatschappelijke ondersteuning
Onder kwaliteitsinstrumenten verstaan we begrippen als richtlijnen, standaarden, samenwerkingsafspraken, protocollen en productbeschrijvingen die tot doel hebben de ondersteuning voor de inwoner te optimaliseren.
12.2 Contractmanagement Wmo
Het beheer van de contracten voor ingekochte Wmo diensten en producten is ondergebracht bij de contractmanagers sociaal domein. Zij bewaken namens de Leidse regio de toepassing van de contracten en ziet toe op het nakomen van de contractafspraken door de aanbieders en gemeente.
Kwaliteitseisen zijn een onderdeel van de contracten. De contractmanagers sociaal domein werken proactief door bijvoorbeeld voortgang van het contract te meten en in gesprek te zijn met de leveranciers over de uitvoering van de contracten. Contractmanagement werkt ook reactief door bij wanprestatie verbetertrajecten te initiëren en monitoren en eventueel boetes op te leggen.
12.3 Klantervaringsonderzoek
Jaarlijks dienen gemeenten uitvraag te doen naar de ervaringen van inwoners (i.p.v. meten van tevredenheid) die maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen. De ministeriële regeling geeft nadere regels over de inrichting van het onderzoek. Het onderzoek is bedoeld om te meten hoe inwoners de aan hen geboden maatschappelijke ondersteuning ervaren en geeft de gemeente input voor de lokale beleidscyclus.
12.4 Klachten en bezwaren
Uitgangspunt is het voorkomen van klachten en bezwaren en het voorkomen van juridisering wanneer klachten of bezwaren zich voordoen. Klachtbehandeling is laagdrempelig en informeel met oog voor maatwerk en persoonlijk contact.
Voor de afhandeling van klachten hanteert de gemeente de volgende route:
Voor de afhandeling van klachten hanteert de gemeente de volgende route:
- •
Klachtafhandeling bij de behandelende persoon (aanbieder, medewerker Sociaal Team Oegstgeest). Als een inwoner een klacht heeft zal betrokkene eerst in gesprek gaan met de desbetreffende organisatie. Dit gesprek met de inwoner is er op gericht om tot overeenstemming te komen;
- •
Klachtafhandeling bij de direct leidinggevende, als stap 1 niet naar wens is afgerond;
- •
Klachtafhandeling bij de gemeente: Om in deze situatie en/of bij conflict met een zorgverlener inwoners de mogelijkheid te bieden hun klacht kenbaar te maken, is er de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de gemeente. De klacht wordt dan opgepakt door de toezichthoudende ambtenaar (bij klachten over zorgverleners), of door de klachtencoördinator (bij klachten over medewerkers gemeente). Deze zorgen ook voor registratie, toetsing en afhandeling van de klachten. Uitgangspunt bij de klachtenafhandeling is om door middel van mediation en mondeling horen klachten af te handelen. De mogelijkheid om klachten schriftelijk in te dienen staat ook open. Dit kan per post of digitaal via de website van de gemeente. De procedure die hierbij wordt gehanteerd is conform de klachtenverordening Oegstgeest 2014;
- •
Hierna staat nog de mogelijkheid open een klacht in te dienen bij de Nationale Ombudsman (tweedelijns voorziening).
-
Een klacht betreft geen bezwaar. Een bezwaar naar aanleiding van een besluit kan via de mogelijkheid van bezwaar en beroep worden afgehandeld. Een bezwaarschrift naar aanleiding van een beschikking wordt ter behandeling voorgelegd aan de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Leiden (voorheen Servicepunt71). Ook in de werkwijze bij behandeling van bezwaren kan mediation een belangrijke rol vervullen.
12.5 Toezichthoudende ambtenaar
Gemeenten zijn conform de Wmo 2015 verplicht een toezichthoudende ambtenaar aan te stellen voor de Wmo.
De toezichthoudende ambtenaar moet toezien dat de uitvoering van de taken door derden aan deze kwaliteitsvereisten voldoet. Het gaat hier niet (alleen) om controleren, maar juist ook om voortdurend monitoren en in gesprek zijn en blijven over de kwaliteit én de meetinstrumenten die daarvoor ingezet worden en om onderzoek te doen bij eventuele calamiteiten.
Toezichthouden betekent ook tijdig signaleren van factoren die de kwaliteit van de dienstverlening en ondersteuning negatief kunnen beïnvloeden.
Daarnaast hoort tot de taak van de toezichthoudende ambtenaar het zogenaamde calamiteiten toezicht. Aanbieders zijn ingevolge de Wmo 2015 verplicht een eventueel bij hen opgetreden calamiteit te melden aan de toezichthouder. De toezichthouder zal na een opgetreden calamiteit onderzoek verrichten naar de oorzaken die hebben geleid tot de calamiteit. Dit onderzoek is er vooral op gericht om aanbevelingen te kunnen doen waarmee in de toekomst de kans op het optreden van een dergelijke calamiteit wordt verkleind.
Het toezicht voor de gemeente Oegstgeest is per 1 oktober 2016 ondergebracht bij de GGD Hollands Midden.
Toezicht op rechtmatigheid
Het college heeft een team toezichthouders rechtmatigheid aangesteld die erop toezien dat de beschikte zorg (zorg in natura en pgb) rechtmatig besteed wordt. Deze toezichthouders zijn verbonden aan het team Ondersteuning Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Leiden. Met ‘rechtmatigheid’ bedoelen we het uitvoeren van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Onrechtmatigheid (ook wel misbruik) kan zowel onbewust als bewust zijn. Als een inwoner onbewust in strijd met de geldende regels handelt, dan noemen we dit een fout. Dit kan het gevolg zijn van onduidelijkheid, vergissingen of onoplettendheid. Hieronder valt ook ondoelmatig en/of ongepast gebruik: indien de geleverde ondersteuning niet noodzakelijk en/of effectief is en er sprake is van overbehandeling (verspilling) of onderbehandeling. Bewust in strijd met de geldende regels handelen, noemen we fraude. Onder fraude verstaan we het opzettelijk en doelbewust in strijd met de regels handelen met het doel om eigen of andermans financieel voordeel te verkrijgen. De toezichthouders kunnen zowel proactief (risicogestuurd: op basis van vooraf vastgestelde prioriteiten of thema's) als reactief (signaalgestuurd naar aanleiding van een melding van vermoedelijke fouten of fraude) optreden.
12.6 Ondersteuning aan 16-27 jarigen
Jongvolwassen in de leeftijd van 16,5 tot 27 jaar die kampen met de volgende problematiek kunnen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening: problemen op het gebied van wonen, school en/of werk, tekorten op het gebied van zowel sociale als praktische vaardigheden, moeite met leefritme en bijbehorende discipline, gebrekkig sociaal netwerk.
12.6.1 Zorgcontinuïteit
Iedere jeugdige die al in jeugdhulp is, wordt door de betreffende aanbieder tijdig voorbereid op de achttiende verjaardag: jeugdhulpaanbieders in Holland Rijnland wordt verplicht om uiterlijk bij 16,5 jaar, samen met de jongere een (perspectief)plan opgesteld te hebben. In dit plan worden alle relevante leefdomeinen opgenomen, van werk of school tot financiën, zorg en welzijn, inclusief mogelijke vervolgtrajecten. Dit plan heeft als doel zorgcontinuïteit beter te regelen, en zorgt er daarnaast voor dat jongeren goed voorbereid zijn op alle veranderingen en verplichtingen als zij achttien worden.
Hierbij wordt ook gekeken of de situatie qua problematiek het best afgehandeld kan worden door het jeugd- en gezinsteam of door het loket Zorg, Werk en Inkomen van de gemeente. Dit kan per situatie variëren. Nauwe afstemming tussen de jeugdige zelf, het jeugd- en gezinsteam, de zorgconsulent en de betrokken aanbieder(s) is daarom ten alle tijden cruciaal. De invulling van de voort te zetten begeleiding is zowel afhankelijk van de behoefte van de jongere als van de mogelijkheden van de aanbieder(s),
12.6.2 Verlengde jeugdhulp
Soms kan de begeleiding vanuit de jeugdhulp doorlopen. Het gaat dan om verlengde jeugdhulp. Of, en op welke wijze, dit het geval is, zal in nauwe onderlinge afstemming met de jongere, het jeugd- en gezinsteam, en het loket Zorg, Werk en Inkomen beoordeeld worden. Van verlengde jeugdhulp kan alleen sprake zijn als er geen ander wettelijk kader is waarin hulp kan worden aangeboden. Om in aanmerking te komen voor verlengde jeugdhulp dient tijdig - tenminste een half jaar voor de 18e verjaardag - een perspectiefplan te worden gemaakt op basis waarvan een besluit voor verlengede jeugdhulp kan worden genomen.
12.7 Meldcode Huiselijk geweld
De gemeente heeft een meldcode waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De gemeente bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.
12.8 Privacy
Eén van de uitgangspunten van de decentralisaties is dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers voorop staat. Burgers die vrijwillig een beroep doen op hulp hebben zélf de regie over hun gegevens.
De informatie-uitwisseling staat ten dienste van de dienstverlening aan de burger.
Voordat de professional besluit samen te werken met andere professionals en wel of geen informatie over een inwoner met andere professionals te delen, dient hij/zij zorgvuldig af te wegen waarmee het uiteindelijke belang van de inwoner het meest gediend is: het respecteren van diens privacy, of een inbreuk op deze privacy (en het eventueel doorbreken van de geheimhoudingsplicht).
Wanneer is gegevensuitwisseling mogelijk
- •
Als de inwoner hiervoor (expliciet) toestemming geeft, of
- •
Als de wet (Algemene verordening gegevensbescherming AVG, Jeugdwet, Wmo, Participatiewet e.d.) het toestaat.
- •
Als de veiligheid van de inwoner in het geding is.
In geval van gegevensuitwisseling gelden o.a. de voorwaarden van de AVG.
Dat houdt onder meer het volgende in:
- •
De betrokkene kan op verzoek inzicht krijgen in de eigen gegevens, in welke gegevens met welke partijen zijn uitgewisseld en welke (vroeg)signalen zijn gemeld;
- •
Als informatie niet direct getoond kan worden (bijvoorbeeld in het gedwongen kader) wordt achteraf alsnog inzichtelijk gemaakt welke gegevens zijn ingezien of uitgewisseld;
- •
Het doel is niet te bereiken met een ander (of minder vergaand) middel (subsidiariteitsbeginsel);
- •
Daarnaast geldt het proportionaliteitsbeginsel, wat betekent dat er alleen strikt noodzakelijke gegevens worden uitgewisseld.
12.10 Overgangsrecht Zorg in Natura
Inwoners met een lopende indicatie voor Begeleiding, Dagbesteding en Beschermd Wonen houden deze tot en met de daarbij geldende einddatum maar uiterlijk tot en met 31 december 2024. Voor een eventuele indicatie daarna worden ze geherindiceerd volgens het arrangementenmodel.
12.11 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
12.12 Citeertitel en inwerkingtreding
- 1.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2024”.
- 2.
De “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2023” worden ingetrokken.
- 3.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering van 24 september 2024.
Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest,
J. Versluis
secretaris
E.R. Jaensch
burgemeester
Bijlage 1 Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen
WOONVOORZIENINGEN |
|
Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen |
Airco – losse eenheid |
Antislip coating |
Antislip tegels bij nieuwbouw of renovatie |
Automatische deuropeners voor garages |
Centrale verwarming |
Dakkapellen |
Douchecabine |
Douchekop en glijstang / standaard douche(toilet)beugel |
Eengreepsmengkranen |
Eenhendelmengkraan (m.u.v. lange hendel) |
Elektrische bediening inrichtingselementen (licht, gordijnen, zonwering) |
Elektrische bediening zonwering |
Kookplaten Inductie en keramisch |
Handgrepen/beugels (m.u.v. stationaire/opklapbare toiletbeugels, wastafelbeugels) |
Raamopeners (m.u.v. rolstoelgebonden personen) |
Renovatie badkamer (20 jaar) |
Renovatie keuken (15 jaar) |
Screens en zonneschermen |
Thermostatische mengkraan |
Toiletpot (verstelbaar/verlaagd/verhoogd 6+ t/m 9+) |
Toilet verhoger (los) |
Vervanging keukenapparatuur |
Vervanging lavet door douche |
Spoel-föhn installatie toilet |
Drempelhulpen |
VERVOERSVOORZIENINGEN |
|
Auto – airconditioning |
Auto - automatische transmissie |
Auto - blindering |
Auto – elektrische raambediening |
Auto - stuurbekrachtiging |
|
Fiets – aankoppelfiets voor kinderen |
Fiets – bakfiets |
Fiets – buggy (tot 18 kilo) |
Fiets – elektrische fiets |
Fiets – fietskarretje voor kinderen (voor fiets en scootmobiel) |
Fiets – fiets met hulpmotor |
Fiets – fiets met lage instap |
Fiets – ligfiets |
Fiets – tandem (normale uitvoering en uitvoering met hulpmotor |
|
OVERIGE |
|
boodschappendienst |
crèche |
financieel-administratieve ondersteuning |
Gastouder |
Hondenuitlaatservice |
Kinderopvang |
Maaltijdservice |
Glazenwasser |
Bijlage 2 Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder een leefeenheid wordt verstaan alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Onder een huisgenoot wordt iedere persoon verstaan die tot de leefeenheid van de inwoner behoort. Bij een commerciële huurders- of kostgangersrelatie worden volwassen huisgenoten geacht geen deel uit te maken van de leefeenheid.
Algemeen uitgangspunt
Bij een ondersteuningsvraag wordt eerst bezien of en in hoeverre iemand zelf of met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt bepaald door wat op dat moment naar algemene aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. In onze samenleving wordt het normaal geacht dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten als dat nodig en mogelijk is hun rol nemen in het huishouden. Gebruikelijke hulp vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden met zich brengt. Gebruikelijke hulp is dan ook de normale, dagelijkse hulp die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden.
Afwegingskader gebruikelijke hulp
Het is wenselijk om een objectief afwegingskader vast te stellen wat betreft de afbakening en inzet van gebruikelijk hulp om te voorkomen dat sprake is van toeval of van willekeur. Het college neemt daarbij een aantal uitgangspunten over zoals die golden in de AWBZ en voor wat betreft het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden blijven de regels gelden zoals onder de Wmo 2007.
Begeleiding en overnemen huishoudelijke werkzaamheden
Het college houdt bij de boordeling of van de huisgenoot gebruikelijke hulp kan worden gevergd in ieder geval rekening met:
- •
De aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;
- •
De aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de inwoner;
- •
De leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;
- •
De mogelijkheid om de gebruikelijke hulp aan te leren.
Daarbij kan onderscheid bestaan tussen gebruikelijke hulp ingeval van begeleiding en/of het overnemen van huishoudelijke taken door huisgenoten.
De aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner
De aard van de ondersteuningsbehoefte kan zeer divers zijn. De inwoner kan aangewezen zijn op hulp bij zelfzorg, de thuisadministratie, het plannen of ondernemen van dagelijkse activiteiten in het kader van participatie of bij problematisch gedrag. De mate van zelfredzaamheid is enerzijds afhankelijk van de beperkingen die de inwoner daarbij ondervindt. Anderzijds wordt de mate van zelfredzaamheid bepaald door wat de inwoner wel zelf kan al dan niet met hulp van anderen of met gebruikmaking van bijvoorbeeld algemene voorzieningen. Het college houdt in ieder geval rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden.
Ook de omvang van de ondersteuningsbehoefte kan divers van aard zijn. Zo kan de inwoner zijn aangewezen op permanent toezicht wat zware eisen kan stellen aan de persoon van wie gebruikelijke hulp wordt gevergd. Daarnaast kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte met zich meebrengen dat (deels) niet meer van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Dat deel daarvan kan daarom als boven-gebruikelijk worden aangemerkt, tenzij het uitstelbare ondersteuning betreft of bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van andere oplossingen. Is dat niet aan de orde, dan kan het college een maatwerkvoorziening verlenen. Het kan echter ook gaan om een meer incidentele vorm van hulp die wel een structureel karakter heeft. Denk bijvoorbeeld aan hulp bij zelfzorg of participatie. De omvang van de hulp kan onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, et cetera. In die gevallen zal de hulp al snel als gebruikelijke hulp kunnen worden aangemerkt.
Kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte
Afhankelijk van de aard van de beperking kan er een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte bestaan bij de inwoner. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel in de mate van de zelfredzaamheid van de inwoner. In het algemeen geldt hiervoor een periode van drie maanden. Bij langdurig gaat het om een situatie waarbij de ondersteuningsbehoefte naar verwachting langer dan drie maanden aanwezig zal zijn. Indien er sprake is van hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden, is het in principe niet van belang of sprake is van een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.
Bij de beoordeling van de duur in het kader van het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden wordt ook in principe geen rekening gehouden met een onderscheid tussen een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.
De aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de inwoner
Als algemeen uitgangspunt geldt dat huisgenoten elkaar onderling gebruikelijke hulp moeten bieden. Immers huisgenoten binnen de leefeenheid hebben de keuze gemaakt om een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Dat maakt hen verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Het college moet wel rekening houden met de aard van de relatie die de persoon binnen de leefeenheid heeft met de inwoner. Dat betekent dat er onderscheid kan bestaan tussen wat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, tussen kinderen ten opzichte van hun ouders en huisgenoten die bijvoorbeeld geen bloedverwantschap hebben met de inwoner.
Bij de beoordeling van de duur in het kader van het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden wordt in principe geen rekening gehouden met de aard van de relatie. Het gaat er om of sprake is van een huisgenoot binnen de leefeenheid.
Het college houdt wel rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden. Voorbeelden zijn:
- •
hulp bij een bezoek aan de familie, vrienden, huisarts, et cetera;
- •
hulp bij of het overnemen van taken die tot een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie;
- •
Hulp aan derden, die behoren tot de omgeving van de cliënt, in het omgaan met de beperkingen van de cliënt. Denk aan familie, vrienden, leerkracht, et cetera;
- •
Hulp van ouders aan kinderen, waaronder ook toezicht, bij activiteiten zoals zwemmen of andere activiteiten die kinderen normaal gesproken doen en waar zij door hun ouders bij begeleid worden.
Er zijn meer voorbeelden denkbaar die afhankelijk zijn van de individuele situatie. Verder kan het zijn dat de naar algemene maatstaven geldende ‘gebruikelijke hulp’ substantieel wordt overschreden bij ouders en kinderen. Hier kan het gaan om een langdurige ondersteuningsbehoefte, die in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden. In die gevallen kan een maatwerkvoorziening zijn aangewezen.
Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijk is volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer: de onderhoudsplicht. Zo wordt het normaal geacht dat de ene partner de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij de sociale redzaamheid.
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van kinderen naar hun ouders. Het hoeft niet in alle gevallen zo te zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer gebruikelijk is dat kinderen hun ouder(s) bijvoorbeeld aansporen tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalend zijn.
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Gelet op aard van de relatie (bijvoorbeeld niet familierechtelijk) kan het zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat ene huisgenoot de ander aanspoort tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalend zijn.
De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon die past bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Het overnemen van de gebruikelijke hulp van de kinderen kan een Wmo-aanspraak zijn, maar structurele opvang van kinderen in beginsel niet.
De leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen
Als de inwoner thuiswonende kinderen heeft, dan gaat het college er in beginsel vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en de ontwikkelingsfase, een bijdrage kunnen leveren aan het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden. Ondersteuning bieden, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand en dat beoordeelt het college in het individuele geval.
In geval de leefeenheid van de inwoner mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Een volwassenen huisgenoot van 23 jaar en ouder dient het huishouden geheel over te nemen. Een 18- tot 23-jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Als uitgangspunt hanteert het college 2 uur voor uitstelbare taken en 3 uur per week voor niet-uitstelbare taken. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. Onder omstandigheden kan ook andere hulp of ondersteuning van het meerderjarige kind aan de ouder(s) onder de gebruikelijke hulp vallen. Verder geleden de volgende uitgangspunten.
- •
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;
- •
Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen;
- •
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;
-
Hier wordt door het Sociaal Team Oegstgeest gekeken of dit redelijk en reëel van kinderen verwacht kan worden.
De mogelijkheid om de gebruikelijke hulp aan te leren.
Het kan voorkomen dat er (tijdelijk) geen gebruikelijke hulp kan worden gevergd. Een reden daarvoor kan zijn dat de huisgenoot niet weet op welke manier zij gebruikelijke hulp kan of moet verlenen, maar dat wel kan aanleren. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin men wordt geconfronteerd met een ondersteuningsbehoefte van de inwoner door niet eerder aanwezige beperkingen zoals een niet aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie. Of een huisgenoot die bijvoorbeeld nooit heeft geleerd huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren, maar wel leerbaar is. Het college kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening inzetten om de gebruikelijke hulp aan te leren. De ondersteuning is dan ook gericht op het in staat te stellen om te gaan met (de gevolgen van) de beperkingen van de inwoner. Ook de leerbaarheid van de inwoner speelt hierbij een belangrijke rol. Die kan betrekking hebben op het (leren) accepteren van de gebruikelijke hulp.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden niet kunnen worden aangeleerd wordt van hen geen gebruikelijke hulp verwacht.
Overbelasting en gebruikelijke hulp
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch taken of activiteiten in het kader van gebruikelijke hulp moeten worden overgenomen. Een van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn dat te doen. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen.
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.
Niet alleen de omvang van de planbare hulp, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare ondersteuning te bieden is van invloed op de belastbaarheid van de degene geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van degene die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Het college zal bij de beoordeling over (dreigende) overbelasting ook rekening moeten houden met de gebruikelijke zorg in het kader van verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Jeugdwet. Het kan dus zijn dat deze zorg of hulp wordt verleend zonder dat aanspraak wordt gedaan op de betreffende wet.
Bijlage 3 Onderzoek dreigende overbelasting
Algemeen
Het college onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken.
Overbelasting is: “meer belasten dan het prestatievermogen toelaat”. In medische kringen praten we over het (on)evenwicht tussen draagkracht(= belastbaarheid) en draaglast (= belasting).
Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger of de persoon die gebruikelijke hulp levert overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het gesprek moeten worden uitgediept.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
- •
lichamelijke conditie;
- •
geestelijke conditie;
- •
wijze van omgaan met problemen (coping);
- •
motivatie voor zorgtaak;
- •
sociaal netwerk.
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
- •
omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;
- •
ziektebeeld en prognose;
- •
inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;
- •
woonsituatie;
- •
bijkomende sociale problemen;
- •
bijkomende emotionele problemen;
- •
bijkomende relationele problemen.
Hieronder volgt een reeks van vragen die tijdens het gesprek zouden kunnen helpen bij het verkrijgen van een indruk over de eventuele overbelasting van de mantelzorger.
- •
Wat zegt de mantelzorger er zelf over, hoe ervaart hij of zij het zorgen?
- •
Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?
- •
Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?
- •
Heeft de mantelzorger een “uitlaatklep”? Heeft hij of zij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan iemand zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?
- •
Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en de cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?
- •
Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat
- •
bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)
- •
Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft? Voorbeeld: een echtgenoot wordt ziek, terwijl zijn vrouw ook al voor haar ouders zorgt.
- •
Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?
- •
Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)
- •
Wat zijn de knelpunten in de zorg?
- •
Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen, of in een flat zonder lift zodat de cliënt en de mantelzorger min of meer samen opgesloten zitten.
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen. Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de mantelzorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
- •
Gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug;
- •
Hoge bloeddruk;
- •
Gewrichtspijn;
- •
Gevoelens van slapte;
- •
Slapeloosheid;
- •
Migraine, duizeligheid;
- •
Spierkrampen;
- •
Verminderde weerstand, ziektegevoeligheid;
- •
Opvliegingen;
- •
Ademnood en gevoelens van beklemming op de borst;
- •
Plotseling hevig zweten;
- •
Gevoelens van beklemming in de hals;
- •
Spiertrekkingen in het gezicht;
- •
Verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen;
- •
Ongeduld;
- •
Vaak huilen;
- •
Neerslachtigheid;
- •
Isolering;
- •
Verbittering;
- •
Concentratieproblemen;
- •
Dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen;
- •
Rusteloosheid;
- •
Perfectionisme;
- •
Geen beslissingen kunnen nemen;
- •
Denkblokkades.
Bijlage 4 Wat valt wel en niet onder Begeleiding individueel?
Wat is begeleiding?
De individuele Begeleiding is in de nieuwe inkoop opgedeeld in Sociaal persoonlijk functioneren, Geldzaken en Zelfzorg. In artikel 7 van deze beleidsregels zijn de terreinen van beperkingen beschreven. Wanneer een cliënt een of meer zware beperkingen heeft kan overgegaan worden tot het toekennen van een maatwerkvoorziening. Onder begeleiding individueel vallen handelingen waarmee een persoon wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. Begeleiding is erop gericht om de zelfredzaamheid van belanghebbende te handhaven of te bevorderen. Begeleiding individueel kan gaan om het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, praktische ondersteuning bij vaardigheden / handelingen, toezicht en interventies op- en het aansturen / corrigeren van gedrag ten gevolge van een stoornis. Ook kan het gaan om oefenen met het aanbrengen van structuur of het uitvoeren van handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid, niet te verwarren met therapie / behandeling.
Begeleiding individueel bestaat uit activiteiten waarmee een persoon wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. Het bieden van toezicht buitenshuis kan nodig zijn voor de regie over het eigen leven en valt daarom onder de definitie van begeleiding.
Inzet van begeleiding
De cliënt ontvangt één maatwerkarrangement. Dit Arrangement bestaat uit een op de cliënt individueel afgestemd pakker aan ondersteuning op één of meerdere resultaatgebieden. Als de ondersteuning via Zorg in Natura (ZIN) wordt geleverd, ontvangt cliënt de benodigde ondersteuning in principe van één gecontracteerde zorgaanbieder. Als een aanbieder bijvoorbeeld bepaalde expertise niet in huis heeft doe wel helpend voor de cliënt is, kan de zorgaanbieder kiezen om een andere zorgaanbieder in te zetten als onderaannemer. Dit gebeurt altijd in overleg met de cliënt. De aanbieder die de opdracht krijgt is verantwoordelijk voor de gehele begeleiding.
Bij individuele begeleiding of groepsbegeleiding in de vorm van een pgb is ook sprake van één indicatie per soort maatwerkvoorziening. Een belanghebbende kan er vervolgens wel voor kiezen om uit het budget via de zorgovereenkomst meerdere personen of organisaties voor bijvoorbeeld de individuele begeleiding in te huren.
Hier volgt een overzicht dat de gemeente hanteert van producten of diensten die volgens de gemeente Leiden al dan niet passen binnen de maatwerkvoorziening begeleiding individueel. Deze lijst is geen limitatieve opsomming; het kan zijn dat een onderwerp niet op de lijst staat omdat er nog geen uitspraak over gedaan is, of omdat er zelden tot nooit vragen over zijn gesteld. Het kan ook zijn dat een onderwerp wel op de lijst staat, maar dat de situatie zo bijzonder is dat het toch kan worden toegekend.
- 1.
Administratie: Nee, behalve het aanleren / ondersteunen (als onderdeel van de dagelijkse begeleiding.
- 2.
Arbeids(re)integratie: Nee (loopt via Werk en Inkomen of het UWV)
- 3.
Begeleiding via moderne media (face to face begeleiding): Ja, mits de begeleiding op zich valt onder de Wmo. Er moet sprake zijn van substantieel direct contact (een combinatie van fysiek contact en beeldbellen). Dit sluit begeleiding via bijvoorbeeld mail of sms uit. Het gaat hier bijvoorbeeld om het ondersteunen in het aanbrengen van structuur, het stimuleren en aanzetten tot activiteit en daardoor het uitvoeren van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.
- 4.
Begeleiding in het buitenland: Nee, behalve wanneer het buitenlandse verblijf verplicht is voor de studie, er al begeleiding plaatsvindt en de begeleiding (op afroep, in een lage intensiteit) strikt noodzakelijk is.
- 5.
Beheer pgb: Nee, inwoner moet zelf een pgb kunnen beheren dan wel iemand uit diens netwerk. Het pgb mag niet worden beheerd door de begeleidende aanbieder en is daarom ook geen activiteit van de begeleiding (anders moet Zorg in Natura worden toegekend).
- 6.
Casemanager dementie: Nee.
- 7.
Coaching: Nee. Dit geldt voor zowel coaching met dieren, individuele coaching als groepscoaching
- 8.
Fitness (medische - fysio - ): Nee.
- 9.
Gespecialiseerd verpleegkundig handelen: Nee. Alle verpleging valt binnen de Zvw aanspraak.
- 10.
Huiswerkbegeleiding: Nee, tenzij het plannen en structureren van het huiswerk maken betreft en onderdeel is van de reguliere dagelijkse begeleiding. Het betreft dan hulp bij het plannen en structureren van de gehele week waar huiswerkplanning onderdeel van is. Deze begeleiding is in de regel tijdelijk en gericht op normalisatie.
- 11.
Hulp bij eten en drinken: Nee, hier is de maaltijdvoorziening (i.h.k.v. PV/Verpleging/Wmo) voor.
- 12.
Hulphonden: Nee, alleen op individuele gronden en indien niet overwegend therapeutisch. . Hulphonden ten behoeve van een fysieke en/of zintuigelijke beperking (bijvoorbeeld blindengeleidenhond) worden vergoed door de zorgverzekeraar.
- 13.
Jobcoach: Nee. Zie arbeids (re)intergratie
- 14.
Meegaan naar afspraken met instanties en (para)medische afspraken: nee, het stelselmatig meegaan naar (para)medische afspraken en instanties is niet de bedoeling van een maatwerkvoorziening begeleiding. Incidenteel meegaan naar een afspraak is mogelijk als dit noodzakelijk is voor de aanbieder om de doelen van de cliënt te kunnen realiseren.
- 15.
Neurolinguïstisch programmeren (NLP): Nee.
- 16.
Orthopedagogische hulpverlening: Nee.
- 17.
Pastorale hulpverlening: Nee.
- 18.
Pedagogische hulpverlening: Nee.
- 19.
Pgb administratie: Nee.
- 20.
Reclassering en begeleiding tijdens reclasseringstoezicht: Nee, indien inwoner toezicht heeft vanuit reclassering dan valt eventuele hierop aanvullende begeleiding onder de zorginkoop van justitie.
- 21.
Remedial teaching: Nee.
- 22.
Rouwverwerking: Nee.
- 23.
Seksuele dienstverlening, knuffelzorg, flexzorg: Nee.
- 24.
Stage, begeleiding bij: Nee.
- 25.
Studiebegeleiding (bijles): Nee. Alleen ja als er sprake is van meervoudige problematiek en nooit als enig doel. Dagbesteding die plaatsvindt vanuit een prikkelarme studieruimte, die grotendeels gericht is op de studiebegeleiding, wordt derhalve niet als onderdeel van de Wmo gezien. Dagbesteding als onderdeel van een herstel- of reïntegratietraject (nadat er sprake is geweest van discontinuïteit in de studie) is wel mogelijk.
- 26.
Toezicht: Ja, mits dit onderdeel is van de begeleiding individueel en nooit als enig doel
- 27.
Uitstapjes school, begeleiding bij: Nee.
- 28.
Vertalen/tolken: nee
- 29.
Video home training: Nee.
- 30.
Vrijetijdsbesteding (begeleiding bij): Ja, mits het begeleiding in de vorm van toezicht betreft en deze begeleiding op grond van de indicatie noodzakelijk is. De recreatieve activiteit zelf (denk aan contributie sport, toegangskaartje concert/ theater bezoek) wordt niet vergoed.
Training: Nee. LET OP, dit is een beperkte opsomming:
- 31.
Agressieregulatietraining
- 32.
Brugklastraining
- 33.
Cognitieve training
- 34.
Communicatietraining
- 35.
Feldenkraismethode
- 36.
Fietstraining
- 37.
Kanjertraining
- 38.
Luistertraining
- 39.
Motorische vaardigheidstraining
- 40.
Sociale vaardigheidstraining
- 41.
TOM (Theory of Mind) training
- 42.
Rots, water, vuur training
- 43.
Weerbaarheidstraining
Bijlage 5 Huishoudelijke Ondersteuning
Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning
Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, maken we gebruik van het HHM-normenkader. Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning maakt onderdeel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de Leidse regio. Het is een leidraad waarin werkzaamheden en uitgangspunten benoemd zijn, die leiden tot een schoon en leefbaar huis. Samen met inwoner wordt bekeken welke werkzaamheden in de specifieke situatie overgenomen moeten worden Het is goed mogelijk dat inwoner nog wel in staat is (een deel van) de lichte huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Dit wordt gestimuleerd in het kader van de zelfstandigheid. Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt.
Resultaatgericht indiceren
Huishoudelijke Ondersteuning wordt resultaatgericht ingezet. “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de zorgaanbieder in overleg met de inwoner. Hierbij wordt ook gekeken welke werkzaamheden de inwoner zelf nog kan uitvoeren (of het sociale netwerk). Afspraken hierover leggen inwoner en de zorgaanbieder vast in een ondersteuningsplan. Daar waar inwoner en zorgaanbieder niet gezamenlijk tot een ondersteuningsplan kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbare oplossing te komen. De afspraken die gemaakt worden in het ondersteuningsplan (van de aanbieder) en wat de inwoner (of zijn sociale netwerk) zelf kunnen doen worden opgenomen in de beschikking.
Een inwoner moet gebruik kunnen maken van de ruimtes die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, slaapkamers die in gebruik zijn, keuken, badkamer, toilet en gang/trap. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.
Buitenruimtes bij het huis (tuin, balkon etc.) of buitenzijde van het huis (ramen) en overige kamers/ruimtes in het huis worden niet door de huishoudelijk ondersteuner schoongemaakt.
Verzwarende omstandigheden
Er kunnen factoren zijn die ervoor zorgen dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever mogen plaatsvinden. Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door inwoner of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Als de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal het Sociaal Team Oegstgeest het gesprek met belanghebbende aangaan. De huishoudelijk ondersteuner heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per inwoner zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden en daarmee een toekenning voor de intensiteit Zwaar nodig is.
Soms is het nodig dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever plaatsvinden. Voorbeelden van verzwarende omstandigheden kunnen zijn (niet limitatief):
- •
Als door gevolg van rolstoelgebruik, bedlegerigheid, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren of besmet wasgoed (bijv. bij chemokuur), een hogere frequentie van schoonmaken en/of wassen nodig is om vervuiling te voorkomen.
- •
Als door ernstige klachten als gevolg van huisstofmijtallergie, astma, longemfyseem of COPD een hoger hygiëneniveau en hogere frequentie van schoonmaken nodig is.
- •
Als inwoner door ernstige beperkingen door reuma, spasticiteit, verlamming of amputatie niet in staat is om de woning dagelijks op orde te houden (aanrecht schoonmaken, algemeen opruimen, etc.) en dit een hogere frequentie van schoonmaken noodzakelijk maakt.
- •
Als vanwege de aanwezigheid van drie of meer kinderen onder de 12 jaar een hogere frequentie van schoonmaken nodig is.
Veranderende situatie
De situatie van inwoners kan veranderen. Bijvoorbeeld doordat de gezondheid verandert of doordat de ondersteuning vanuit het netwerk wijzigt. Daarmee kan ook de behoefte aan ondersteuning wijzingen. Door korte lijnen tussen aanbieder en belanghebbende is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning. Als de zorgaanbieder en inwoner concluderen dat het resultaat niet bereikt kan worden binnen de ingezette voorziening nemen zij contact op met het Sociaal Team Oegstgeest.
Voorwaarden voor ondersteuning
Belanghebbende moet zelf zorgdragen voor schoonmaakmiddelen en –attributen, als afwasmiddel, poetsdoeken en een (werkende) stofzuiger. Ook het hebben van een wasmachine is een voorwaarde voor het ontvangen van huishoudelijke hulp. Het schoon te maken huis moet zodanig zijn ingericht dat het zonder veel moeite te reinigen is. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat de huishoudelijk ondersteuner met zware meubels moet schuiven.
Activiteiten
We maken onderscheid tussen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Voor de resultaten Schoon en leefbaar huis en wasverzorging wordt in het normenkader onderscheid gemaakt tussen basis-en incidentele werkzaamheden. Basiswerkzaamheden zijn werkzaamheden die regelmatig uitgevoerd moeten worden. Incidentele werkzaamheden hoeven slechts één of enkele keren per jaar uitgevoerd te worden om een schoon en leefbaar huis te bereiken. Samen met de inwoner wordt gekeken welke werkzaamheden belanghebbende of zijn sociale netwerk uit kunnen uitvoeren en welke activiteiten de zorgaanbieder uitvoert. De daadwerkelijke frequentie en activiteiten zijn afhankelijk van de situatie van de inwoner.
Normenkader: activiteiten en frequenties
Schoon en leefbaar huis
Ruimte |
Basisactiviteit |
Frequenties |
Woonkamer (en andere kamers) |
Stof afnemen hoog incl. luchtfilters |
1x per 2 weken |
|
Stof afnemen midden |
1x per week |
|
Stof afnemen laag |
1x per week |
|
Opruimen |
1x per week |
|
Stofzuigen |
1x per week |
|
Dweilen |
1x per week |
Slaapkamer(s) |
Stof afnemen hoog incl. tastvlakken en luchtfilters |
1x per 6 weken |
|
Stof afnemen midden |
1x per week |
|
Stof afnemen laag |
1x per week |
|
Opruimen |
1x per week |
|
Stofzuigen |
1x per week |
|
Dweilen |
1x per 2 weken |
|
Bed verschonen of opmaken |
1x per 2 weken |
Keuken |
Stofzuigen |
1x per week |
|
Dweilen |
1x per week |
|
Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventuele tafel |
1x per week |
|
Keukenapparatuur (buitenzijde) |
1x per week |
|
Afval opruimen |
1x per week |
|
Afwassen |
1x per week |
Sanitair |
Badkamer schoonmaken (inclusief stofzuigen en dweilen) |
1x per week |
|
Toilet schoonmaken |
1x per week |
Hal |
Stof afnemen hoog incl. tastvlakken en luchtfilters |
1x per week |
|
Stof afnemen midden |
1x per week |
|
Stof afnemen laag |
1x per week |
|
Stofzuigen |
1x per week |
|
Trap stofzuigen (binnenshuis) |
1x per week |
|
Dweilen |
1x per week |
Ruimte |
Incidentele activiteit |
Frequenties |
Woonkamer (en andere kamers) |
Gordijnen wassen |
1x per jaar |
|
Reinigen lamellen/luxaflex |
2x per jaar |
|
Ramen binnenzijde wassen |
4x per jaar |
|
Deuren/deurposten nat afdoen incl. deurlichten |
2x per jaar |
|
Zitmeubels afnemen (droog/nat) |
1x per 8 weken |
|
Radiatoren reinigen |
2x per jaar |
Slaapkamer(s) |
Gordijnen wassen |
1x per jaar |
|
Reinigen lamellen/luxaflex |
2x per jaar |
|
Ramen binnenzijde wassen |
4x per jaar |
|
Deuren/deurposten nat afdoen incl. deurlichten |
2x per jaar |
|
Radiatoren reinigen |
2x per jaar |
|
Matras draaien |
2x per jaar |
Keuken |
Gordijnen wassen |
2x per jaar |
|
Reinigen lamellen/luxaflex |
3x per jaar |
|
Ramen binnenzijde wassen |
4x per jaar |
|
Deuren/deurposten nat afdoen incl. deurlichten |
2x per jaar |
|
Radiatoren reinigen |
3x per jaar |
|
Keukenkastjes (binnenzijde) |
2x per jaar |
|
Koelkast (binnenzijde) |
3x per jaar |
|
Oven/magnetron (grondig schoonmaken) |
4x per jaar |
|
Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) |
1x per jaar |
|
Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasserbestendig |
2x per jaar |
|
Afzuigkap reinigen (binnenzijde) – niet vaatwasserbestendig |
2x per jaar |
|
Bovenkant keukenkastjes |
1x per 6 weken |
|
Tegelwand (los van keukenblok) |
2x per jaar |
Sanitair |
Deuren/deurposten nat afdoen incl. deurlichten |
2x per jaar |
|
Radiatoren reinigen |
2x per jaar |
|
Tegelwand badkamer afnemen |
4x per jaar |
|
Gordijnen wassen |
1x per jaar |
|
Ramen binnenzijde wassen |
4x per jaar |
|
Reinigen lamellen/luxaflex |
3x per jaar |
Hal |
Deuren/deurposten nat afdoen incl. deurlichten |
2x per jaar |
|
Radiatoren reinigen |
2x per jaar |
Wasverzorging
Activiteit |
Frequenties* |
Wasgoed sorteren |
1x per week |
Behandelen van de vlekken |
5x per 2 weken (indien nodig) |
Was in de wasmachine stoppen (incl. wasmachine aanzetten) |
5x per 2 weken |
Wasmachine leeghalen |
5x per 2 weken |
Sorteren naar droger of waslijn |
5x per 2 weken |
Was in de droger stoppen |
5x per 2 weken |
Droger leeghalen |
5x per 2 weken |
Was ophangen |
5x per 2 weken |
Was afhalen |
5x per 2 weken |
Was opvouwen |
5x per 2 weken |
Was strijken** |
1x per week |
Was opbergen/opruimen |
5x per 2 weken |
- *
In een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.
- **
Strijken vindt in principe niet plaats. Het strijken (van bovenkleding) kan slechts in uitzonderingsgevallen plaatsvinden, als dit vanwege medische redenen noodzakelijk is. De frequentie is dan 1x per week.
Normenkader: normtijd
De activiteiten, frequenties en bijbehorende normtijden zijn gebaseerd op een gemiddelde cliëntsituatie. Dit betekent dat gemiddeld genomen de totale tijd per resultaatgebied voldoende is om de activiteiten volgens de bijbehorende frequenties uit te voeren. Maar per inwoner kan de benodigde/ingezette tijd verschillen. Er kan zowel meer als minder tijd ingezet worden dan de gemiddelde normtijd om de genoemde resultaten te kunnen bereiken. Dit is afhankelijk van de afspraken in het ondersteuningsplan dat de aanbieder in overleg met de inwoner opstelt (zie Resultaatgericht indiceren). In onderstaande tabel zijn de normtijden voor een gemiddelde cliëntsituatie per resultaat benoemd.
Intensiteit |
Resultaat |
Normtijd per week |
Midden |
Schoon en leefbaar huis |
125 minuten |
|
Wasverzorging |
35 minuten 1 persoons huishouden43 minuten 2(+) persoons huishouden |
|
Regie |
30 minuten |
Zwaar |
Schoon en leefbaar huis (+ extra inzet) |
200 minuten |
|
Wasverzorging |
51 minuten 1 persoons huishouden59 minuten 2(+) persoons huishouden |
|
Regie |
30 minuten |
Eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling
Grote schoonmaak/eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling varieert van de bekostiging van containers voor de afvoer van huisvuil en/of de bekostiging van schoonmaakbedrijven om de huizen weer begaanbaar/bewoonbaar te maken tot het inzetten van vrijwilligers voor de schoonmaak en het vullen van de containers.
De eenmalige schoonmaak van een ernstig vervuilde woning kan een maatwerkvoorziening Wmo zijn. Voordat wordt overgegaan tot het verstrekken van een Wmo-voorziening moeten een aantal vragen doorlopen worden:
- •
Is er sprake van een aanmelding door b.v. Meldpunt Zorg en Overlast?
- •
Is de inwoner bekend met begeleiding door bijvoorbeeld een GGZ-aanbieder of wordt de aanmelding door een andere aanbieder/huisarts of andere professional/betrokkene gedaan?
- •
Is er (nog) sprake van eigen kracht? Is de inwoner in staat om, eventueel met ondersteuning, zelf regie te nemen bij het opruimen van de woning?
- •
Is er (nog) sprake van een sociaal netwerk en in welke mate kan de inwoner gebruikmaken van dit netwerk?
- •
Is er mogelijk gebruik te maken van vrijwillige organisaties in het voorveld?
Let op: de eventueel te huren containers zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en zouden via de bijzondere bijstand geregeld moeten worden.
De noodzakelijke omvang van de eenmalige schoonmaak moet vooraf worden ingeschat. De gecontracteerde aanbieder doet een voorstel voor het aantal benodigde uren voor de eenmalige schoonmaak, waarna de gemeente dit voorstel beoordeelt.
Bijlage 6 Normtijden maaltijdvoorziening
Maaltijdvoorziening |
|
Broodmaaltijden (voor)bereiden |
|
Omschrijving Tafeldekken, broodmaaltijd en drinken klaarzetten (1 maaltijd op tafel en indien nodig 1 in de koelkast), afruimen of in/uitruimen van de vaatwasmachine |
Normtijd 20 minuten per keer, in het principe 1 x per dag. Max 2 x per dag. |
Warme maaltijden (voor)bereiden |
|
Omschrijving Warme maaltijd opwarmen, tafeldekken, warme maaltijd en drinken klaarzetten, afwassen of in/uitruimen van de vaatwasmachine. In uitzonderlijke gevallen kan het bereiden van de maaltijd hierbij horen (o.b.v. indicatie) |
Normtijd 20 minuten per keer, maximaal 1 x per dag |
Toezicht op het nuttigen van de maaltijd |
|
Omschrijving Wanneer toezicht op de maaltijd aan de orde is, ziet de medewerker erop toe dat de client het eten en drinken daadwerkelijk tot zich neemt (dit geld bijvoorbeeld voor mensen die anders vergeten te eten) |
Normtijd 15 minuten per keer, maximaal 3 x per dag. (Deze tijd wordt opgeteld bij de normtijd behorende bij de desbetreffende maaltijd). |
Bijlage 7: Maatwerkarrangementen en Resultatengids Leidse Regio
Resultatengids Arrangementenmodel Leidse Regio
Voor de percelen Wonen met Ondersteuning, Volwassenen (O)GGZ ambulant en ambulant plus, Volwassenen LVB / LG / NAH ambulant en ambulant plus en voor de doelgroep met ouderdomsgerelateerde problematiek.
In dit document is de Resultatengids van de Leidse Regio vastgelegd. De Resultatengids wordt door de Sociale Teams gebruikt om een Beschikking in het kader van de Wmo op te stellen. De omschreven Resultaatgebieden en hun Intensiteiten zijn geen vervanging van de hulpvraag van de cliënt. Het uitgangspunt blijft de hulpvraag van de cliënt en de omvang ervan. Deze Resultatengids wordt gebruikt als hulpmiddel om de passende mate van ondersteuning in te schalen voor de cliënt.
Allereerst omschrijft dit document de systematiek van het Arrangementenmodel van de Leidse Regio. Het verband tussen de Modules en Resultaatgebieden wordt uitgelegd, en het document beschrijft welke factoren doorslaggevend zijn in het Inschalen van de Intensiteit op een Resultaatgebied.
Vervolgens worden alle Resultaatgebieden omschreven, daarbij is aandacht voor de doelen die binnen het Resultaatgebied gerealiseerd kunnen worden en is uitgewerkt op welke wijze de Intensiteiten binnen het Resultaatgebied van elkaar verschillen. Voor het resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren is dat tevens in een overzichtstabel weergegeven.
Aan het einde van de resultatengids staat een overzichtstabel met percelen, ondersteuningsvormen, onderscheidende kenmerken en de modules die van toepassing zijn. Voor de doelgroep Ouderdomsproblematiek is alleen de ondersteuningsvorm Ambulant en daarmee alleen de vier Resultaatgebieden van de Module Ondersteuning. Het gedeelte over de Modules Sociaal Beheer, Veiligheid of Intramuraal (pagina 21 en verder) zijn voor deze doelgroep niet aan de orde.
Modules en Resultaatgebieden
- i.
Module Ondersteuning Leefgebieden (groen) met daarin de vier Resultaatgebieden op het vlak van individuele (of groepsgewijze) ondersteuning en daginvulling:
- •
Het primaire Resultaatgebied is Sociaal en persoonlijk functioneren. Bij dit Resultaatgebied gelden vijf Intensiteiten. Indien er relatief veel begeleidingsinzet gaat naar indirecte cliëntgebonden uren zal een hogere Intensiteit worden afgegeven.1
- •
Het Resultaatgebied zelfzorg bestaat uit twee Intensiteiten. Een zeer lichte behoefte op het gebied van Zelfzorg maakt deel uit van Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren. Het Resultaatgebied zelfzorg zal alleen worden geïndiceerd indien er een grote opgave ligt die intensieve inzet en/of specifieke expertise vraagt. Het Resultaatgebied zal in de regel alleen tijdelijk worden geïndiceerd (maximaal 1 jaar in ambulante setting (richtlijn) en bij Wonen met Ondersteuning maximaal de duur van het woontraject).
- •
Het Resultaatgebied geldzaken bestaat uit twee Intensiteiten. Een zeer lichte behoefte op het gebied van Geldzaken maakt deel uit van Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren. Het Resultaatgebied geldzaken zal alleen worden geïndiceerd indien er een grote opgave ligt die intensieve inzet en/of specifieke expertise vraagt. Het Resultaatgebied zal in de regel alleen tijdelijk worden geïndiceerd (maximaal 1 jaar in ambulante setting (richtlijn) en bij Wonen met Ondersteuning maximaal de duur van het woontraject).
- •
Voor Resultaatgebied Daginvulling gelden vijf Intensiteiten. Bij daginvulling wordt een onderscheid gemaakt in daginvulling regulier en daginvulling plus. De laatste is bedoeld voor cliënten waarbij het vanuit de begeleidingsbehoefte noodzakelijk is dat er een groepsgrootte van minder dan 6 cliënten op één begeleider is.
- •
Indien een cliënt geen andere mogelijkheden heeft om naar en van de daginvulling via het Maatwerkarrangement te komen, zal er aanvullend op dit Resultaatgebied ook vervoer van en naar de daginvulling worden geïndiceerd en gefinancierd.
- •
De laagste Intensiteit (0-2 dagdelen per week) geldt doorgaans alleen bij de opstartfase (wenfase) en is dus in de regel tijdelijk. Er wordt vanuit gegaan dat er vervolgens doorgaans wordt doorgeschakeld naar meer dagdelen. Hiervan kan worden afgeweken indien de laagste Intensiteit het hoogst haalbare blijkt te zijn en geen oplossing hiervoor gevonden kan worden in het Voorveld.
- •
De bedoeling is dat daginvulling (niet gespecialiseerd) met een frequentie van 1 tot 6 dagdelen per week voornamelijk (gaat) verlopen via het aanbod in het Voorveld.
- •
- ii.
Module en Resultaatgebied Veiligheid (blauw) uiteenlopend van 24 uurs oproepbaarheid tot een wakende aanwezigheid op de locatie in de avond en nacht.
- iii.
Module en Resultaatgebied Sociaal Beheer (zalmroze) hierin zit ten eerste de structurele behoefte aan ongeplande ondersteuning overdag, zowel bij ambulante cliënten als bij het wonen in een woonlocatie.
Ten tweede behoren bij het wonen in een woonlocatie ook de volgende aspecten:
- A.
substantiële gezamenlijke groepsruimtes of een inwonend beheerder;
- B.
optioneel eventuele vaste aanwezigheid overdag van de begeleiding op de groep cliënten van de woonlocatie.
- A.
- iv.
Module Intramuraal (oker) waarin de kosten zitten voor huur, inrichting en extra verblijfskosten.
Tabel 1. Beschikbare Modules en Resultaatgebieden per Perceel
- *
Voor Veiligheid en Sociaal Beheer staat bij perceel 2 en 3 x/ ✓ aangegeven, omdat van deze modules alleen de eerste intensiteit van toepassing is. Dde andere intensiteiten van deze modules zijn niet beschikbaar binnen deze percelen. Voor cli ë nten met ouderdomsgerelateerde problematiek zijn Sociaal Beheer, Veiligheid of Intramuraal niet aan de orde.
Modules samen één pakket
Modules zijn gericht op de realisatie van het ontwikkelingsperspectief en doelen van de cliënten op verschillende Resultaatgebieden, de doelen ten aanzien van de ondersteuning bij stabilisatie en herstel, dan wel de ondersteuning gericht op het voorkomen van verdere achteruitgang van de situatie. Per Resultaatgebied zijn er maximaal vijf Intensiteiten waarop door het Sociaal Team de mate van professionele inzet wordt bepaald.
Een Intensiteit wordt uiteindelijk uitgedrukt in een geldbedrag. Het verschil in de geldbedragen tussen de intensiteiten in de Module Ondersteuning staan voor het verschil in de mate van gevraagde inzet aan ondersteuning per week op een Resultaatgebied. Het tarief per Intensiteit kent weliswaar als onderlegger een aantal uren per week, maar de indicatie wordt gesteld in resultaten en niet in uren. Er wordt uiteindelijk één totaalpakket geïndiceerd, opgebouwd uit meerdere Modules en Resultaatgebieden. De sturing vindt plaats op het realiseren van de doelen en de duur van het traject. Er vindt geen afrekening op daadwerkelijke uren plaats.
Percelen/ Doelgroepen
Het Sociaal Team zal aan de hand van de benodigde ondersteuning en problematiek bezien welke Modules en Resultaatgebieden bij een cliënt aan de orde zijn en vanuit welk perceel de cliënt geholpen dient te worden. Het Sociaal Team beschikt over een overzicht van de aanbieders per perceel.
De tijdseenheden waarmee gerekend is voor de Intensiteiten van de Modules en Resultaatgebieden zijn voor alle percelen gelijk. Het tarief waarmee die tijdseenheid is vermenigvuldigd is per perceel/ doelgroep iets verschillend. Deze zijn berekend door het bureau Rebel en hun rapport is een bijlage van de aanbestedings/toelatingsstukken.
Binnen de percelen “Wonen met Ondersteuning” en "Volwassenen (O)GGZ Ambulant en Ambulant plus” geldt de tijdelijke mogelijkheid tot een verbijzonderd verhoogd tarief voor de doelgroep Jongvolwassenen indien voldaan wordt aan alle vereisten zoals vastgelegd in het bijschrijvend document. Die vereisten zijn:
- -
De jeugdige heeft een leeftijd van 16 tot 23 jaar;
- -
De jeugdige stroomt vanuit de Jeugdwet door naar de Wmo (of indien het een 16 of 17 jarige betreft, zou anders zijn ingestroomd in de Jeugdwet);
- -
De begeleiding is gericht op de jeugdige, dat begeleid wordt richting zelfstandigheid;
- -
De begeleiding is niet gericht op ouder- of opvoedproblematiek;
- -
De jeugdige heeft een beperkt sociaal netwerk;
- -
Het perspectiefplan is de basis voor de begeleiding, waarbij wonen, onderwijs/werken en versteviging netwerk een belangrijke basis vormen;
- -
Het verhoogd tarief voor de jeugdige kan maximaal twee jaar worden ingezet.
In het afwegingskader 16-23 jarigen Leidse Regio is nader uitgewerkt in welke gevallen Jongvolwassenen (vervroegd) via de Wmo worden geholpen en in welke gevallen zij (eventueel verlengd) via de Jeugdwet worden ondersteund.
Wonen met Ondersteuning in het bijzonder: ondergrens en inschaling Veiligheid en Sociaal Beheer
Voor wat betreft Wonen met Ondersteuning geldt dat vooral de inzet op de Resultaatgebieden Sociaal en persoonlijk functioneren, zelfzorg en geldzaken per cliënt kan verschillen binnen dezelfde woonlocatie. Ten aanzien van Begeleid, Beschut en Beschermd Wonen geldt hierbij wel dat de inzet op het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren aan een minimum verbonden is, zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Deze ondergrenzen worden gehanteerd om ervoor te zorgen dat de personele bezetting en daarmee de benodigde inzet richting de cliënten enigszins geborgd is. Het zijn nadrukkelijk ondergrenzen. In de regel zal de optelling van de gekozen Intensiteiten op de drie individuele Resultaatgebieden doorgaans hoger liggen.
Voor cliënten binnen dezelfde woonlocatie zal de gekozen Intensiteit van de resultaatgebieden Veiligheid en Sociaal Beheer hetzelfde, dus locatiegebonden, zijn. Voor het Sociaal Team is een overzicht beschikbaar van alle woonlocaties in de Leidse Regio met de toepasselijke Intensiteit voor Sociaal Beheer en Veiligheid.
Tabel 2: Ondergrens inzet op de Resultaatgebieden Sociaal en persoonlijk functioneren, zelfzorg en geldzaken bij Wonen met Ondersteuning
Inschaling door Sociaal Team van Intensiteit van Arrangement
Per Resultaatgebied wordt de hoeveelheid van professionele ondersteuning ingeschat en geïndiceerd door de medewerkers van de Sociale Teams. De zwaarte van de ondersteuning per Resultaatgebied wordt uitgedrukt in een Intensiteit. Een forse behoefte aan ondersteuning vanwege de situatie van de cliënt wordt uitgedrukt in ondersteuning op een hogere Intensiteit binnen het Resultaatgebied. De inschaling per Intensiteit wordt verder bepaald, rekening houdend met:
- •
De persoonlijke situatie van de cliënt;
- •
De directe en indirecte cliëntgebonden tijd die nodig is om de resultaten te behalen;
- •
De mate van onplanbaarheid van de ondersteuning.
Het eerste uitgangspunt gaat om de persoonlijke situatie van de cliënt. Onderzocht wordt in hoeverre voorliggende voorzieningen dan wel het netwerk van de cliënt een deel van de ondersteuning kan oppakken. Als een deel van de ondersteuning opgepakt kan worden door voorliggende voorzieningen zal een lagere Intensiteit worden ingezet. De ondersteuning van de Aanbieder is namelijk altijd aanvullend op voorliggende voorzieningen. Daarnaast bepaalt de belastbaarheid van de cliënt ook de hoogte van de Intensiteit. De belastbaarheid van de cliënt verschilt per cliënt. Een beperkte belastbaarheid van een cliënt kan ervoor zorgen dat de ondersteuning op een lagere Intensiteit wordt toegekend. En dat cliënten die zwaarder belast kunnen worden, mogelijk eerder in aanmerking zullen komen voor een hogere Intensiteit.
Ondersteuning op meerdere Resultaatgebieden waarbij de ondersteuningsvraag van de cliënt complex is, vraagt om een grotere inzet dan bij een cliënt die deels beschikt over zelfregie. In de eerste situatie zal een hogere Intensiteit of (tijdelijk) meerdere Resultaatgebieden gelijktijdig worden beschikt dan in de tweede situatie. Ook kan er bij gebrek aan zelfregie en/of sociaal netwerk sprake zijn van veel indirect cliëntgebonden inzet van de Aanbieder. Deze zal meegenomen worden in de af te geven Intensiteit.
Bij het tweede uitgangspunt gaat het erom hoeveel inzet de aanbieder moet leveren om de resultaten te behalen. Moet er tegelijkertijd aan verschillende resultaten worden gewerkt of kan de aanbieder een fasering aanbrengen in het oppakken van de hulpvraag van de cliënt. Wanneer er meer inzet van de aanbieder verlangd wordt om de opgestelde doelen te realiseren zal een hogere Intensiteit en/of (tijdelijk) meerdere Resultaatgebieden gelijktijdig worden afgegeven.
Tot slot gaat het erom in welke mate de ondersteuning onplanbaar is. Bij sommige cliënten heeft het ziektebeeld en het herstelproces een onvoorspelbaar verloop. De ondersteuning is dan minder goed planbaar dan bij cliënten die zich in een stabielere situatie bevinden. De mate van onplanbaarheid kan worden vertaald naar het afgeven van een hogere Intensiteit binnen de module Ondersteuning, dan wel het aanvullend indiceren van de modules Sociaal Beheer en/of Veiligheid.
Volgtijdelijk indiceren
Het Sociaal Team zal waar mogelijk en nodig in het kader van de regie en sturing op het begeleidingstraject volgtijdelijk indiceren. Dat wil zeggen dat het Sociaal Team al bij aanvang kiest voor een indicatie die bestaat uit twee delen, bijvoorbeeld:
- 1.
Een Arrangement met een beperkte looptijd, gebaseerd op de actuele noodzaak om bijvoorbeeld in de eerste 6 maanden fors in te zetten op geldzaken (intensiteit 3) en daarnaast Sociaal en persoonlijk functioneren op intensiteit 2.
- 2.
Een lichter Arrangement met een ingangsdatum die aansluit op het eerste deel van de indicatie, gebaseerd op de toekomstige voldoende geachte ondersteuning. In het genoemde voorbeeld na de forse inzet op geldzaken (Resultaatgebied geldzaken staat weer uit) gaat het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren van intensiteit 2 naar 3 om aan verder te werken aan de andere doelen.
Resultatengids: nadere beschrijving van Modules, Resultaatgebieden en Intensiteiten
Leesopmerking vooraf! De onderstaande beschrijving per resultaatgebied geeft een beschrijving van de Intensiteiten in relatie tot de mogelijke situatie en problematiek van de cliënt. Dit is gedaan om een beeld te schetsen. Vaak zal het voorkomen dat bijvoorbeeld minder inzicht in eigen functioneren of een zwaardere problematiek ook vraagt om het inzetten van een zwaardere intensiteit. Maar zoals omschreven onder het voorgaande kopje “Inschaling door Sociaal Team van Intensiteit van Arrangement” spelen bij het bepalen van de benodigde Intensiteit bij een cliënt ook andere zaken, waaronder de ingeschatte directe en indirecte cliëntgebonden tijd die nodig is om de resultaten met de cliënt te behalen, een belangrijke rol in de afweging welke Intensiteit het meest passend is bij de hulpvraag van de cliënt. |
Module Ondersteuning |
Resultaatgebied Sociaal & persoonlijk functioneren |
Het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren richt zich op ondersteuning aangaande familie, relaties, netwerk, sociale vaardigheden, financiën, wonen, participatie, gedrag en organisatie van het leven. De ondersteuning is gericht om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren. Activiteiten
Als het niet lukt om een cliënt zelf of met begeleiding door de toegang naar een voorliggende, algemene voorziening te laten gaan, kunnen onderstaande activiteiten tijdelijk ook worden uitgevoerd:
|
Doelstellingen |
|
Intensiteit omschrijving |
Intensiteit 1 De cliënt woont zelfstandig, heeft redelijk inzicht in zijn Sociaal en persoonlijk functioneren. Er is sprake van meervoudige problematiek, die zich uit in bijvoorbeeld een gebrekkig sociaal netwerk en/of het ontbreken van dagelijkse activiteiten. De situatie is stabiel en de cliënt heeft de ruimte en vaardigheden om aan de resultaten te werken. De mate van regie is redelijk tot goed, het verlies eraan is beperkt. De cliënt is in staat zijn ondersteuningsvraag uit te stellen tot een afgesproken contactmoment met de Begeleider. De ondersteuning kan gericht zijn op stimuleren van het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten, het op orde krijgen van de (financiële) administratie en/of versterken van vaardigheden om het sociale netwerk te herstellen. De ondersteuning is goed planbaar. De cliënt kan op basis van aanwijzingen en advies van de Begeleider een planning opstellen en is in staat deze (grotendeels) zelfstandig uit te voeren. De cliënt wordt waar mogelijk op korte termijn toegeleid naar voorliggende en algemene voorzieningen. Echter er kan ook sprake zijn van het behoud van het huidige niveau van zelfredzaamheid of het voorkomen van achteruitgang van de zelfredzaamheid in die gevallen waar herstel niet mogelijk is. De contactmomenten vinden op een lage frequentie (wekelijks kort of 2-wekelijks een langer moment) plaats en zijn bedoeld om de algehele situatie te bestendigen en/of aan kleine doelen te werken. Wanneer nodig is er tussentijds telefonisch of digitaal contact tussen cliënt en de Begeleider. Intensiteit 2 De cliënt woont zelfstandig (of in een locatie voor begeleid wonen of staat op de wachtlijst voor Wonen met Ondersteuning en ontvangt nog veel steun vanuit sociaal netwerk), heeft redelijk inzicht in zijn Sociaal en persoonlijk functioneren. Er is sprake van meervoudige problematiek. Dit uit zich bijvoorbeeld in een gebrekkig sociaal netwerk, een verstoord zelfbeeld en/of verstoorde huiselijke relaties of het ontbreken van regie op het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. De situatie is stabiel. De cliënt heeft ruimte en bezit ook de meeste vaardigheden die nodig zijn, om aan de resultaten te werken. De mate van regie is redelijk, het verlies eraan is beperkt. De cliënt is over het algemeen redelijk goed in staat zijn ondersteuningsvraag uit te stellen tot een afgesproken contactmoment met de Begeleider. De ondersteuning kan gericht zijn op stimuleren van het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten, het op orde krijgen van de (financiële) administratie en/of versterken van vaardigheden om het sociale netwerk te herstellen. De ondersteuning is goed planbaar. De cliënt kan op basis van aanwijzingen en advies van de Begeleider een planning opstellen en is in staat deze (grotendeels) zelfstandig uit te voeren. De Begeleider stimuleert vooral en ziet toe op de uitvoering door de cliënt. De intentie is om de cliënt op termijn toe te leiden naar voorliggende en algemene voorzieningen waar dat mogelijk is. Echter er kan ook sprake zijn van het behoud van het huidige niveau van zelfredzaamheid of het voorkomen van achteruitgang van de zelfredzaamheid in die gevallen waar herstel niet mogelijk is. De contactmomenten vinden op een lage frequentie (wekelijks) plaats en zijn bedoeld om aan overzichtelijke doelen te werken en de algehele situatie te verbeteren. Wanneer nodig is er tussentijds telefonisch of digitaal contact tussen cliënt en de Begeleider. Intensiteit 3 De cliënt heeft beperkt inzicht in zijn Sociaal en persoonlijk functioneren. Er is sprake van meervoudige tot complexe problematiek. De cliënt kan sociaal onaangepast gedrag vertonen. Daarnaast kan er sprake zijn van verstoorde (huiselijke) relaties. De cliënt heeft soms onvoldoende vaardigheden om relaties te herstellen en kan zich bijvoorbeeld terugtrekken uit de samenleving en hierdoor vereenzamen. De cliënt woont weliswaar zelfstandig, maar in sommige gevallen is de ondersteuning een voorwaarde om dit te kunnen blijven doen danwel de wachttijd voor Wonen met Ondersteuning te overbruggen. Of de cliënt woont in een Begeleid, Beschut of Beschermde woonlocatie. De situatie is meestal stabiel, maar kan soms even instabiel zijn. De mate van regie is matig, het verlies eraan is duidelijk aanwezig en uit zich soms in het niet gemotiveerd lijken om de huidige situatie te kunnen veranderen. Meestal is de ondersteuning goed te plannen, maar soms ook niet. De cliënt is meestal wel maar soms ook niet in staat zijn ondersteuningsvraag uit te stellen tot een afgesproken contactmoment met de Begeleider. Vaak heeft de cliënt nog niet genoeg vaardigheden om zijn dagelijkse activiteiten te plannen en organiseren. De ondersteuning kan gericht zijn op stimuleren, aanleren, of soms overnemen van het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten, het op orde krijgen van de (financiële) administratie, het vergroten van het sociale netwerk, herstellen van relaties, motiveren tot deelname aan de samenleving en het toeleiden naar en behouden van een zingevende invulling van de dag. De ondersteuning aan de cliënt is voorwaardelijk om aan de resultaten te werken. Cliënt heeft deels behoefte aan aansporen en coaching en daar waar de vaardigheden nog verder ontwikkeld moeten worden kan het ook de vorm krijgen van aanleren met gedetailleerde instructies en soms tijdelijke overname van taken. De cliënt maakt samen met de Begeleider een planning, maar de cliënt heeft vaak meer motivatie nodig om aan de resultaten te werken. Het kan ook nodig zijn dat de acties samen worden uitgevoerd omdat de cliënt niet de ruimte en de vaardigheden heeft om zelfstandig aan de resultaten te werken. De contactmomenten vinden redelijk frequent (wekelijks een lang moment of een beperkt aantal korte momenten per week) plaats en zijn bedoeld om aan meerdere doelen te werken, die de nodige inspanning vragen. Begeleider moet soms naast het directe contact met de cliënt ook tijd en inzet plegen ten behoeve van het begeleidingstraject van de cliënt. Wanneer nodig is er tussentijds telefonisch of digitaal contact tussen cliënt en de Begeleider. Intensiteit 4 De cliënt heeft weinig inzicht in zijn Sociaal en persoonlijk functioneren. De problematiek is complex en wisselend. De cliënt kan sociaal onaangepast gedrag vertonen. Daarnaast kan er sprake zijn van verstoorde (huiselijke) relaties. De cliënt heeft onvoldoende vaardigheden om relaties te herstellen en kan zich bijvoorbeeld terugtrekken uit de samenleving en hierdoor vereenzamen. De cliënt woont weliswaar zelfstandig, maar de ondersteuning is meestal een voorwaarde om dit te kunnen blijven doen danwel de wachttijd voor Wonen met Ondersteuning te overbruggen. Of de cliënt woont in een Begeleid, Beschut of Beschermde woonlocatie. De situatie is vaak niet heel stabiel. De cliënt kan regelmatig slechtere perioden kennen. De mate van regie is zeer matig, het verlies eraan is behoorlijk en uit zich onder meer in het zelfstandig niet de kracht hebben om de huidige situatie te kunnen veranderen. De ondersteuning is niet altijd goed te plannen, met enige regelmaat kan er op ongeplande momenten ondersteuning nodig zijn. Dat komt omdat de cliënt soms niet in staat is om zijn ondersteuningsvraag uit te stellen tot een afgesproken contactmoment met de Begeleider. Vaak heeft de cliënt zeer beperkte vaardigheden om zijn dagelijkse activiteiten te plannen en organiseren. De ondersteuning kan gericht zijn op stimuleren, aanleren, of overnemen van het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten, het op orde krijgen (financiële) administratie, het vergroten van het sociale netwerk, herstellen van relaties, motiveren tot deelname aan de samenleving en het toeleiden naar en behouden van een zingevende invulling van de dag. De ondersteuning aan de cliënt is voorwaardelijk om aan de resultaten te werken. Cliënt heeft vooral behoefte aan meer inzicht krijgen, motiveren en het opbouwen van vaardigheden. Dat betekent coaching en aansturing, ook in de vorm van gedetailleerde instructies. Er is dan sprake van overname van taken, zoals het voeren van een telefoongesprek of het maken van een afspraak. Cliënt kan of wil vanwege zijn problematiek regelmatig niet zelf om hulp vragen en/of het netwerk is daartoe niet in staat, bereid of beschikbaar. Eventueel is samenwerking en afstemming met gespecialiseerde hulpverlening nodig om de situatie in kaart te brengen en te stabiliseren. De contactmomenten vinden frequent (aantal keer per week) plaats en zijn bedoeld om aan een aantal forse doelen te werken, die de nodige inspanning vragen. Begeleider moet regelmatig naast het directe contact met de cliënt, ook tijd en inzet plegen ten behoeve van het begeleidingstraject van de cliënt. Wanneer nodig is er tussentijds telefonisch of digitaal contact tussen cliënt en de Begeleider. Intensiteit 5 De cliënt heeft nauwelijks tot geen inzicht in zijn Sociaal en persoonlijk functioneren en heeft niet de vaardigheden om zich aan te passen. De problematiek is complex en wisselend. Er kan sprake zijn van acute problematiek waardoor de cliënt de regie (tijdelijk) kwijt is. Het uitgangspunt is dat deze Intensiteit in ambulante setting meestal alleen tijdelijk wordt ingezet om deze problematiek te stabiliseren. De Begeleider werkt samen met de cliënt aan de stabilisatie van de problematiek waarna er ruimte is om aan vaardigheden te werken. De situatie is vaak instabiel. De cliënt kan regelmatig slechtere perioden kennen. De behoefte aan ondersteuning is vaak niet goed te plannen of onvoorspelbaar, vaak is er op ongeplande momenten ondersteuning nodig zijn. Dat komt omdat de cliënt regelmatig niet in staat is om de ondersteuningsvraag uit te stellen tot een afgesproken contactmoment met de Begeleider. De mate van regie is zeer laag, het verlies eraan is aanzienlijk en uit zich onder meer in het zelfstandig niet de kracht hebben om de huidige situatie te kunnen veranderen. De cliënt woont wel zelfstandig, maar de ondersteuning is een voorwaarde om dit te kunnen blijven doen danwel de wachttijd voor Wonen met ondersteuning te overbruggen. Of de cliënt woont in een Beschut of Beschermde woonlocatie. De ondersteuning kan gericht zijn op stimuleren, aanleren, of overnemen van het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten, het op orde krijgen van de (financiële) administratie, het vergroten van het sociale netwerk, herstellen van relaties, motiveren tot deelname aan de samenleving en het toeleiden naar en behouden van een zingevende invulling van de dag. De cliënt maakt samen met de Begeleider een planning, maar de cliënt moet veelvuldig gemotiveerd worden om aan de resultaten te werken. Veel acties worden samen uitgevoerd of overgenomen. Er kan sprake zijn van acute problematiek, waardoor direct begeleiding door gespecialiseerde hulpverlening ingezet moet worden, afstemming en samenwerking is in dat geval noodzakelijk. De contactmomenten vinden hoogfrequent (meerdere keer per week/ (nagenoeg) dagelijks) plaats en zijn bedoeld om aan een aantal forse doelen te werken, die de nodige inspanning vragen. Begeleider moet regelmatig naast het directe contact met de cliënt, ook tijd en inzet plegen ten behoeve van het begeleidingstraject van de cliënt. Wanneer nodig/mogelijk is er tussentijds telefonisch of digitaal contact tussen cliënt en de Begeleider. De belangrijkste onderscheidende elementen van de intensiteiten zijn opgenomen in de overzichtstabel op pagina 11. |
Samenhang met andere Resultaatgebieden |
Het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren is het hoofdresultaatgebied en vormt daarmee de basis van het Arrangement. Binnen het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren zit ook al de niet intensieve ondersteuning besloten met betrekking tot:
In het geval dat de ondersteuning op zelfzorg of geldzaken inbegrepen is bij Sociaal en persoonlijk functioneren gaat het veelal om het vinger aan de pols houden op deze vlakken of het zo nu en dan motiveren van cliënt om het vol te houden. De gevraagde inzet hiervoor kan hierdoor gemakkelijk worden meegenomen bij en gecombineerd worden in het wekelijkse (of frequentere) contactmoment om te werken aan de doelen op het vlak van Sociaal en persoonlijk functioneren. De inzet op het vlak van zelfzorg en gezondheid of voor geldzaken is in dat geval laag frequent. Het gaat in dat geval dus om het stabiel houden of om kleine doelen te realiseren. Indien er sprake is van veelvuldige aansporen/ aanleren dan wel instructie/ actieve ondersteuning vereist is om zelfzorg of een goede omgang met financiën te bevorderen of in stand te houden, dan is er vaak sprake van de noodzaak tot een meer trajectmatige aanpak. In dat geval dient er Extra Ondersteuning op de Resultaatgebieden zelfzorg en gezondheid of voor geldzaken tijdelijk (ambulant in de regel maximaal 1 jaar, bij Wonen met Ondersteuning maximaal de duur van het woonbegeleidingstraject) erbij te worden geïndiceerd. Voorbeelden van zelfzorg en gezondheid als onderdeel van Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren:
Voorbeelden van geldzaken als onderdeel van Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren:
Het Resultaatgebied voeren van een huishouden maakt geen onderdeel uit van het arrangementenmodel en dit Inkooptraject. Van Aanbieder wordt wel verwacht dat de cliënt gestimuleerd wordt om het huishouden zelfstandig vorm te geven. Het gaat hier dan nadrukkelijk om het coachen op het krijgen van regie op het voeren van het huishouden in plaats van het overnemen van huishoudelijke taken. |
Waakvlam na maatwerkwerkarrangement |
Waakvlam Als een maatwerkarrangement is afgesloten, kan het noodzakelijk zijn dat de aanbieder nog een tijdje vinger aan de pols houdt. In dat geval kan het product Waakvlam worden geïndiceerd. De aanbieder kan deze vorm van ondersteuning incidenteel factureren indien de cliënt zelfstandig woont, dankzij Wmo-maatwerkondersteuning meer zelfredzaam is geworden en/of naar vermogen participeert in de maatschappij. Er is geen continue ondersteuning meer nodig. Om terugval te voorkomen, wordt laagfrequent een vinger aan de pols gehouden. Het moment en de duur van het contact wordt in overleg tussen Aanbieder en cliënt afgestemd. De Waakvlam bedraagt in de regel maximaal 40 uur per jaar. Om deze Intensiteit af te geven is het van belang dat er nog wel met enige regelmaat een fysiek contactmoment plaats vindt. Primair doel van inzet van Waakvlam is om de professionele ondersteuning vanuit een Maatwerkvoorziening uiteindelijk definitief te kunnen afbouwen. In uitzonderingsgevallen kan het noodzakelijk blijken om de Waakvlam langduriger af te geven, omdat definitieve afbouw niet mogelijk is. Tevens is het in uitzonderingssituaties mogelijk om het product Waakvlam preventief in te zetten om cliënten die nog niet klaar zijn voor het starten met een Maatwerkarrangement in beeld te houden, indien het Sociaal Team of andere voorliggende voorzieningen hierin niet kunnen voorzien. |
Tabel 3: Overzicht met onderscheidende elementen bij de Intensiteiten van Sociaal en persoonlijk functioneren.
Leeswijzer
Deze overzichtstabel is bedoeld als een hulpmiddel bij keuze uit de vijf intensiteiten. Vaak zullen niet alle beschreven elementen van een Intensiteit passen bij de persoonlijke situatie van een cliënt. Daarom is het belangrijk om steeds hetgeen wat beschreven staat onder het kopje “Inschaling door Sociaal Team van Intensiteit van Arrangement” te betrekken bij de afweging welke Intensiteit meest passend is. Dat betekent bijvoorbeeld dat een cliënt met complexe problematiek vanwege andere factoren, bijvoorbeeld overzichtelijke doelen niet wordt ingedeeld in intensiteit 4 of 5, maar toch in intensiteit 2 of 3. Andersom kan gelden dat iemand met meervoudige problemen die stabiel is en al veel vaardigheden heeft om aan doelen te werken, wellicht met het afgeven van hogere intensiteit (3 of 4 in plaats van 2) in staat is om aan meerdere doelen te werken en/of in een kortere tijd het begeleidingstraject te doorlopen.
Element |
Intensiteit 1 |
Intensiteit 2 |
Intensiteit 3 |
Intensiteit 4 |
Intensiteit 5 |
Complexiteit |
Meervoudig |
Meervoudig |
Meervoudig tot Complex |
Complex & Wisselend |
Complex & Wisselend |
Stabiliteit |
ja |
Ja |
Meestal |
Matig (Kan regelmatig slechte periodes kennen) |
Zeer matig/ Onvoorspelbaar (soms regie volledig kwijt) |
Mate van inzicht |
Redelijk |
Redelijk |
Beperkt |
Weinig |
Nauwelijks tot geen |
Mate van regie |
Redelijk tot Goed |
Redelijk |
Matig |
Matig tot vaak geen |
Zeer laag/ Vaak geen |
Vaardigheden om aan doelen te werken |
Aanwezig |
Grotendeels aanwezig: vooral stimuleren en toezien op uitvoering |
Deels aanwezig, deels aanleren, soms overname |
Onvoldoende: Regelmatig overnemen/ gedetailleerde instructie nodig |
Veelvuldig overnemen/ gedetailleerde instructie nodig |
Planbaar |
Goed |
Goed |
Meestal wel |
Regelmatig niet |
Vaak niet |
In staat ondersteuningsvraag uit te stellen |
Goed |
Redelijk goed |
Meestal wel |
Regelmatig niet |
Vaak niet |
Bestendiging/werken aan doelen |
Bestendigen en/of kleine doelen |
Overzichtelijke doelen |
Grotere doelen |
Omvangrijke doelen |
Omvangrijke doelen |
Sprake van relatief veel indirect cliëntgebonden tijd |
Weinig |
Weinig |
Soms |
Regelmatig |
Regelmatig |
Frequentie |
Laag |
Laag |
Medium |
Hoog |
Hoog |
Contactmomenten |
Wekelijks kort of 2-wekelijks een langer moment |
Wekelijks |
Wekelijks één lang moment of een aantal kortere momenten per week |
Aantal keer per week |
Meerdere keren per week tot nagenoeg dagelijks |
Module Ondersteuning |
Resultaatgebied Extra Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid |
Ondersteuning op dit Resultaatgebied wordt ingezet als een trajectmatige aanpak nodig is om stevige doelen op dit gebied te bereiken en er geen aanspraak gedaan kan worden op de zorgverzekeringswet (die voorliggend is) of een andere voorliggende, algemene voorziening. Activiteiten ten aanzien van mentale gezondheid:
Activiteiten ten aanzien van lichamelijke gezondheid:
|
Doelstellingen |
Gericht op het versterken van de vaardigheden van cliënt ten aanzien van fysieke en mentale gezondheid (voeding, gedrag, gebruik verslavingsmiddelen, alcohol) en persoonlijke hygiëne. Het gaat om ondersteuning bij het (zelf laten) uitvoeren van de ADL door cliënten die belemmeringen hebben in de eigen regie hierop. De ondersteuning wordt gegeven in het verlengde van de overige benodigde begeleiding bij Sociaal en persoonlijk functioneren. Dat neemt niet weg dat in sommige gevallen de Beroepskracht actief ondersteunt en de ondersteuning feitelijk verricht (al dan niet in het kader van (weer) aanleren). Doelen zijn:
|
Intensiteit omschrijvingen |
In het geval het gaat om laag frequent vinger aan de pols houden of zo nu en dan het motiveren om het vol te houden is het inbegrepen in Sociaal en persoonlijk functioneren. Om die reden begint de telling van de intensiteiten van dit Resultaatgebied niet bij intensiteit 1, maar bij 2. Intensiteit 2 De cliënt heeft forse belemmeringen op het gebied van zelfzorg en gezondheid, door psychische, lichamelijke, verstandelijke en/of verslavingsproblemen. Er kan sprake zijn van verwaarlozing op het gebied van zelfzorg en gezondheid, behandeling of medicatie. Het kan zijn dat de cliënt niet gemotiveerd is voor behandeling. De ondersteuning kan bestaan uit stimuleren, aanleren, of (tijdelijk) overnemen van korte dagelijkse activiteiten gericht op basale zelfzorg en gezondheid of motiveren/begeleiden richting behandeling en/of het volhouden ervan. Eventueel is ondersteuning in combinatie met behandelaren, andere Begeleiders of verpleegkundigen noodzakelijk. Het kan zijn dat de Begeleiders de ruimte nodig hebben om vertrouwen op te bouwen en aan de ondersteuningsrelatie te werken. Contactmomenten ambulant zullen vaak 1 keer (of 2x korter) per week zijn. Bij Wonen met Ondersteuning kan het ook de vorm hebben van korte momenten meerdere keren per week. Intensiteit 3 De cliënt heeft door psychische, lichamelijke, verstandelijke en/of verslavingsproblemen ernstige belemmeringen, die kunnen leiden tot acute problematiek, waardoor situaties met gevaar voor de cliënt of voor anderen kunnen ontstaan. Vaak is behandeling nog niet opgestart. Samenwerking en afstemming met gespecialiseerde hulpverlening is nodig om de situatie in kaart te brengen en te stabiliseren. Hierbij is het van belang dat de Begeleiders de ruimte krijgen om vertrouwen op te bouwen en aan de ondersteuningsrelatie te werken. Indien de cliënt open staat voor hulpverlening kan de ondersteuning bestaan uit het opstarten van de begeleiding bij het ontwikkelen en bevorderen van de zelfzorg en gezondheid. De cliënt moet mogelijk (blijvend) worden gemotiveerd om ondersteuning te accepteren, of heeft geen overzicht over diens zelfzorg en gezondheid, of de situatie is ontwricht. Ook kan de ondersteuning bestaan uit aanleren, of tijdelijk overnemen van taken in relatie tot zelfzorg. Contactmomenten ambulant zullen vaak 2 keer (of meerdere korte) per week zijn. Bij Wonen met Ondersteuning kan het de vorm hebben van korte momenten nagenoeg dagelijks. Extra Ondersteuning op het resultaatgebied zelfzorg wordt in de regel tijdelijk (ambulant (richtlijn) maximaal 1 jaar, bij Wonen met Ondersteuning maximaal de duur van woonbegeleidingstraject) aanvullend op het resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren erbij geïndiceerd. |
Samenhang met andere Resultaatgebieden |
Het Resultaatgebied Extra Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid wordt alleen ingezet wanneer aanvullende inzet op het gebied van zelfzorg en gezondheid noodzakelijk is. Er is sprake van extra inzet op het gebied van zelfzorg en gezondheid wanneer veelvuldig aansporen en/of aanleren noodzakelijk is, er taken (structureel) overgenomen dienen te worden, de cliënt veelal gemotiveerd moet worden om behandeld te worden of wanneer situaties ontstaan waar cliënt en/of de directe omgeving van de cliënt gevaar loopt. De Aanbieder is verantwoordelijk om ondersteuning niet zijnde extra inzet op het gebied van zelfzorg & gezondheid reeds op te pakken binnen het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren indien deze laag frequent van aard is. Onderstaande taken op het gebied van zelfzorg en gezondheid maken deel uit van het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren:
De Ondersteuning bij de zorg van kinderen valt niet onder dit Resultaatgebied, hiervoor kennen de gemeenten de voorziening Kindverzorging. Ook hoog frequente langdurige lijfgebonden ondersteuning bij zelfzorg via de Wmo, indien hiervoor geen toegang wordt verleend tot Persoonlijke Verzorging via de Zvw en er ook geen sprake is van het aanleren van vaardigheden, valt niet onder dit Resultaatgebied. Voor deze uitzonderingssituatie voorzien de gemeenten in een oplossing op maat, gebaseerd op de benodigde hoeveelheid aan lijfgebonden Wmo ondersteuning. |
Module Ondersteuning |
Resultaatgebied Extra Ondersteuning bij geldzaken |
Ondersteuning op dit Resultaatgebied wordt tijdelijk ingezet als een trajectmatige aanpak nodig is om stevige doelen op dit gebied te bereiken en voorliggende oplossingen (nog) geen oplossing zijn. Hierbij kan sprake zijn van het inschakelen van een andere professional met andere expertise dan de Begeleider. Het Resultaatgebied geldzaken draagt eraan bij dat cliënten een geordende en gebalanceerde financiële huishouding verkrijgen en/of behouden. De ondersteuning vanuit dit Resultaatgebied wordt primair ingezet als er sprake is van een ernstige instabiele financiële situatie, waarvoor specifieke financiële deskundigheid nodig is. Het gaat hierbij om de toeleiding van cliënten die beperkingen hebben in de regievoering vanwege gedragsproblematiek in combinatie met psychische, verstandelijke en/of verslavingsproblemen naar een schuldregeling, beschermingsbewind of een daarmee vergelijkbare voorziening. De Extra Ondersteuning bij geldzaken kan ook gericht zijn op het aanleren van vaardigheden om de problematiek in de regievoering te verkleinen, indien wordt ingeschat dat met een intensieve inzet het mogelijk is om verandering te bereiken. En dat hierdoor bewerkstelligd kan worden dat de cliënt - op termijn - (grotendeels) zelf in staat is om een gezonde financiële huishouding te voeren, waaronder het betalen van de huur en andere vaste lasten. Specifiek bij Wonen met Ondersteuning kan de Extra Ondersteuning vanuit dit Resultaatgebied ook worden ingezet indien er geen sprake is van een ernstige instabiele financiële situatie, maar dat het zicht op de situatie ontbreekt (bijvoorbeeld bij instroom in Wonen met Ondersteuning) en hiervoor intensievere inzet vereist is om dit te bereiken, waardoor het de inzet vanuit het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren te boven gaat. Of dat de situatie wel instabiel zou kunnen worden, indien er geen ondersteuning op dit vlak wordt geboden en waarvoor algemene voorzieningen een ontoereikend antwoord zijn (bijvoorbeeld bij de voorbereidingen op de overgang van Wonen met Ondersteuning naar Ambulant). Activiteiten
|
Doelstellingen |
|
Intensiteit omschrijvingen |
In het geval het gaat om laag frequent vinger aan de pols houden of zo nu en dan het motiveren om het vol te houden is het inbegrepen in Sociaal en persoonlijk functioneren. Om die reden begint de telling van de intensiteiten van die Resultaatgebied niet bij intensiteit 1, maar bij 2. Intensiteit 2 De cliënt heeft problemen bij het organiseren van en/of de regie voeren over diens financiën en is daardoor (nog) niet in staat financiële taken uit te voeren en daarvoor hulp in te schakelen. De cliënt heeft vaak langdurige schulden bij meerdere schuldeisers. Er is geen overzicht van de schulden. Vaak is er een schuldhulpverleningstraject en/of (tijdelijke) bewindvoering nodig om de schulden van de cliënt af te betalen. De ondersteuning is dan tevens gericht op het toeleiden naar (gemeentelijke) schuldhulpverlening (aanvangswerkzaamheden). Het gaat hierbij om cliënten met ernstige problemen bij de regievoering over de financiën (het niet of slechts beperkt opvolgen van adviezen, voorwaarden en regels). De ondersteuning kan ook gericht zijn om intensief in te zetten op het aanleren van vaardigheden om de problematiek in de regievoering te verkleinen, indien er een intensieve inzet vereist is om verandering te bereiken, zodat de cliënt - op termijn - (grotendeels) zelf in staat is om een gezonde financiële huishouding te voeren, zoals het betalen van de huur en andere vaste lasten. Intensiteit 3 De cliënt heeft problemen bij het organiseren van en/of de regie voeren over diens financiën en is daardoor (nog) niet in staat financiële taken uit te voeren en daarvoor hulp in te schakelen. Er kan sprake zijn van een crisissituatie veroorzaakt door de financiële problemen van de cliënt. Zoals een dreigende uithuisplaatsing, een cliënt die niet in staat is te communiceren met schuldeisers en/of deurwaarders door psychische problematiek of een cliënt die door de stress omtrent de schuldenproblematiek niet in staat is diens dagelijkse bezigheden uit te voeren. Er is tijdelijk intensieve inzet nodig om de financiën en/of schulden voor de cliënt in kaart te brengen en de cliënt toe te leiden naar een passende voorziening voor verdere ondersteuning bij de financiële problematiek. Een groot deel van deze cliënten moet worden toegeleid naar bewindvoering. In de regel wordt Extra Ondersteuning op het Resultaatgebied geldzaken tijdelijk (ambulant maximaal 1 jaar (richtlijn), bij wonen met Ondersteuning maximaal de duur van woonbegeleidingstraject) aanvullend op het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren erbij geïndiceerd. |
Samenhang met andere Resultaatgebieden |
Extra Ondersteuning bij geldzaken wordt alleen ingezet wanneer aanvullende intensieve inzet op het gebied van geldzaken noodzakelijk is. Er is sprake van extra inzet op het gebied van geldzaken wanneer een trajectmatig aanpak nodig is om de doelstellingen te kunnen behalen en specifieke financiële expertise ingezet moet worden. Dit is onder meer het geval wanneer aanvullende (Gemeentelijke) schuldhulpverleningstrajecten en/of bewindvoering aan de orde is en er veelal sprake is van hoge en langlopende schulden. De Aanbieder is verantwoordelijk om ondersteuning niet zijnde extra inzet op het gebied van geldzaken reeds op te pakken binnen het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren. Onderstaande taken op het gebied van geldzaken maken deel uit van het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren:
|
Module Ondersteuning |
Resultaatgebied daginvulling |
Ondersteuning op dit Resultaatgebied wordt ingezet als de inzet uit het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren niet voldoende is en algemene, voorliggende oplossingen geen oplossing bieden en er geen andere wet is waar een oplossing beter bij zou passen (zoals Participatiewet of Wet langdurige zorg). Daginvulling (dagbesteding) betreft groepsbegeleiding, waarbij in een groep en door middel van activiteiten gewerkt wordt aan de individueel gestelde doelen. Daginvulling gaat met andere woorden om het via een groep en door middel van activiteiten werken aan het hebben van een dagstructuur. Daginvulling kan gericht zijn op het vertragen of voorkomen van achteruitgang en zo mogelijk de ontwikkeling van cognitieve, motorische en ADL-vaardigheden. De activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van een Begeleider die (aantoonbare) ervaring heeft met de cliëntgroep. Als het om arbeidsmatige dagbesteding gaat wordt door de aanbieder samengewerkt met uitkeringsinstanties en sociale werkvoorziening (beschut werk) over de werkzaamheden en de verdere mogelijkheden tot arbeidsintegratie. Daginvulling regulier en plus Bij daginvulling wordt een onderscheid gemaakt in daginvulling regulier en plus. Indien het vanuit de begeleidingsbehoefte noodzakelijk is voor de cliënt om deel te nemen aan daginvulling met een groepsgrootte per medewerker van < 6 cliënten, is daginvulling plus aan de orde. Onder een dagdeel wordt minimaal 3,5 uur verstaan. Vervoer De Aanbieder is verantwoordelijk om het vervoer van en naar de dagbesteding te organiseren. Vanzelfsprekend wordt er eerst gekeken naar de eigen mogelijkheden van Cliënten om naar de dagbestedingslocatie te komen en is het uitgangspunt dat er gekeken wordt naar de dichtstbijzijnde passende dagbesteding. De Aanbieder dient in ieder geval voor het vervoer vanaf de woning van de cliënt tot aan de buitengrenzen van de Leidse regio aan te bieden. Voor het bezoeken van dagbestedingslocaties buiten de Leidse regio geldt dat vervoer tot maximaal 10 kilometer vanaf het woonadres van de client door de Aanbieder binnen het gestelde tarief georganiseerd dient te worden. De intensiteit van het vervoer wordt bepaald aan de hand van het aantal reisbewegingen per week. In principe wordt er aan een cliënt regulier vervoer toegekend, tenzij een cliënt rolstoelvervoer nodig heeft. Arbeidsmatige activiteiten
Recreatieve activiteiten Activiteiten aangepast aan mogelijkheden en interesse van de cliënt, waaronder handvaardigheid, expressie, beweging en belevingsactiviteiten. Het betreft niet de activiteiten die als invulling van de vrije tijd of normale bezigheden betiteld kunnen worden (bijv. samen koken, wandelen). De activiteiten dragen bij aan het versterken van de eigenwaarde, participatie in de samenleving, zingeving, bieden van dagstructuur, opbouwen of behoud van het sociaal netwerk en/of sociale vaardigheden en ontlasten mantelzorger. |
Doelstellingen |
|
Intensiteit omschrijvingen |
Intensiteit 1 De cliënt heeft 1-2 dagdelen per week Daginvulling. Deze Intensiteit zal vooral een opstart Intensiteit zijn. In de regel zal deze Intensiteit tijdelijk en van korte duur zijn en daarna worden doorgeschakeld naar een hogere intensiteit. Intensiteit 2 De cliënt heeft 3-4 dagdelen per week Daginvulling. Intensiteit 3 De cliënt heeft 5-6 dagdelen per week Daginvulling. Intensiteit 4 De cliënt heeft 7-8 dagdelen per week Daginvulling. Intensiteit 5 De cliënt heeft 9-10 dagdelen per week Daginvulling. Dit betreft uitzonderingen, vaak zal 8 dagdelen per week toereikend zijn. |
Samenhang met andere Resultaatgebieden |
Het motiveren en toeleiden van cliënten om deel te gaan nemen aan (een vorm van) Dagbesteding, waaronder vrijwilligerswerk, opleiding of betaald werk valt onder individuele begeleiding en dus onder het Resultaatgebied Sociaal & persoonlijk functioneren. |
Het gedeelte van de Resultatengids vanaf hier is niet van toepassing op de doelgroep Ouderdomsproblematiek
Module Veiligheid: beschikbaarheid avond & nacht |
|||||||||||||||||||||||||
Resultaatgebied 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid |
|||||||||||||||||||||||||
Het Resultaatgebied 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid is aan de orde wanneer cliënten ’s avonds/'s nachts (tussen 23.00 uur en 7.00 uur) ondersteuning van een Begeleider nodig kunnen hebben. 24 uurs oproepbaarheid en aanwezigheid wordt met verschillende doelen ingezet en verschilt daarom in Intensiteit. Deze vorm van ondersteuning is inhoudelijk gelijk aan die van de ondersteuning overdag. De uitgevoerde werkzaamheden zullen in de nacht logischerwijs niet in dezelfde verhouding voorkomen als overdag. 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid moet gedurende de periode van 23.00 uur tot 7.00 uur beschikbaar zijn en proactief worden ingezet. Afhankelijk daarvan kan de ondersteuning op verschillende manieren vorm krijgen. Tijdens de 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid wordt regelmatig extra aandacht gevraagd voor:
|
|||||||||||||||||||||||||
Doelstellingen |
|||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||
Intensiteit omschrijvingen |
|||||||||||||||||||||||||
Intensiteit 1: bereikbaarheid avond en nacht Bij deze Intensiteit is sprake van 24 uurs oproepbaarheid uitgevoerd door een ambulante Begeleider die 's avonds en 's nachts bereikbaar is. In uitzonderlijke situaties dient de Begeleider naar de cliënt toe te gaan. Deze Intensiteit wordt ingezet voor cliënten Ambulant Plus, Begeleid Wonen geclusterd of Beschut Wonen. De ambulante Begeleider is niet alleen oproepbaar maar anticipeert ook op de (verwachte) situatie van cliënt en neemt daarom zo nodig op eigen initiatief contact op met de cliënt en/of gaat naar de cliënt (of in de buurt van) toe. cliënt is normaal gesproken in staat om in de nacht zelf de hulpvraag te stellen en deze vraag kan telefonisch en/of met behulp van beeldbellen worden afgehandeld. Het fysiek naar de cliënt toegaan is alleen in uitzonderlijke situaties noodzakelijk, gemiddeld niet meer dan maximaal éénmaal per maand. Deze vorm van 24 uurs oproepbaarheid moet zeven dagen per week tussen 23.00 uur en 7.00 uur beschikbaar zijn. De ondersteunende Begeleider dient in uitzonderlijke gevallen uiterlijk binnen 30 minuten na een oproep ter plekke aanwezig te zijn. Een eerste telefonische dan wel digitale (beeldbellen) reactie dient binnen vijf minuten na een signaal te hebben plaatsgevonden. Intensiteit 2: bereikbaarheid avond en nacht gecombineerd met deels aanwezigheid in avond en nacht Deze Intensiteit verschilt van Intensiteit 1 indien sprake is van het feit dat er een gedeelte van de week (vaak weekend) een slapende wacht op de locatie aanwezig is. Dit zal hand-in-hand gaan met een vaste aanwezigheid overdag (Beschut Wonen). De slaapwacht is in de directe nabijheid beschikbaar gedurende twee á drie dagen per week tijdens de gehele periode van 23.00 uur tot 7.00 uur. De ambulante Begeleider is niet alleen oproepbaar maar anticipeert ook op de (verwachte) situatie van cliënt en neemt daarom zo nodig op eigen initiatief contact op met de cliënt en/of gaat naar de cliënt (of in de buurt van) toe. cliënt is normaal gesproken in staat om in de nacht zelf de hulpvraag te stellen en deze vraag kan telefonisch en/of met behulp van beeldbellen worden afgehandeld. Het fysiek naar de cliënt toegaan vanwege diens hulpvraag is alleen in uitzonderlijke situaties noodzakelijk. Vanwege het samenwonen met andere cliënten op de woonlocatie is het vooral vanuit de groepsdynamiek en/of invloed van buitenaf noodzakelijk dat een deel van de week (vaak weekend) er wel 24 uurs aanwezigheid is. In sommige gevallen is er namelijk aandacht nodig voor de veiligheid op de locatie vanwege de beperkte regie van de cliënt in relatie tot de medebewoners en de buurt waarin zij wonen/verblijven en de afspraken die er met de buurt gemaakt zijn. De Begeleider heeft de verantwoordelijkheid zo nodig een beroep te doen op externe partijen zoals de politie en/of Crisisdiensten. Intensiteit 3: aanwezigheid in avond en nacht Voor deze Intensiteit is sprake van de noodzaak tot 24 uurs aanwezigheid op alle dagen van de week (bijvoorbeeld in de vorm van een locatie gebonden slaapwacht). De slaapwacht vervult deze ondersteuning veelal voor één woongroep in een setting waarbij ook sprake is van een intensieve vorm van vaste aanwezigheid op de locatie overdag (Beschermd Wonen). De slaapwacht is in de directe nabijheid beschikbaar gedurende zeven dagen per week tijdens de gehele periode van 23.00 uur tot 7.00 uur. De slaapwacht is niet alleen aanwezig maar anticipeert ook op de (verwachte) situatie van cliënt. De slaapdienst is altijd onderdeel van adequate en toereikende ondersteuning die 24 uur per dag gegarandeerd is. Deze 24 uurs oproepbaarheid of aanwezigheid is nodig vanwege het gebrek aan regie bij de cliënt. De cliënt kan zelf in de nacht de hulpvraag niet altijd stellen en/of er is dan geen uitstelbare hulpvraag. In sommige gevallen is er aandacht nodig voor de veiligheid op de locatie vanwege de beperkte regie van de cliënten in relatie tot de medebewoners en de buurt waarin zij wonen/verblijven en de afspraken die er met de buurt gemaakt zijn. De Begeleider heeft de verantwoordelijkheid zo nodig een beroep te doen op externe partijen zoals de politie en/of Crisisdiensten. Ambulante 24 uurs oproepbaarheid volstaat niet, omdat frequenter en sneller gehandeld moet worden, onder andere als directe reactie op waargenomen gedrag van de cliënt. De situatie is echter nog niet zo, dat wakende ondersteuning noodzakelijk is. Het onderscheid met de wakende ondersteuning wordt vooral bepaald door de mate waarin de inzet van de ondersteuning voor een individuele cliënt nodig is. Bij de slaapwacht is dit incidenteel, met Wakende ondersteuning is dat op reguliere basis. Intensiteit 4: wakende aanwezigheid in avond en nacht Het gaat hierbij om locatie gebonden 24 uurs aanwezigheid in de directe nabijheid van de cliënt. De 24 uurs aanwezigheid door een wakende Begeleider komt overeen met de ondersteuning zoals beschreven bij de slaapwacht. Zoals de naam veronderstelt is de Begeleider wakend, dus wakker aanwezig. De frequentie waarmee de inzet van de 24 uurs aanwezigheid nodig is voor een individuele cliënt ligt gemiddeld hoger ten opzichte van Intensiteit 3. De locatie waar de cliënt met deze Intensiteit wordt geïndiceerd beschikt over een gezamenlijke voordeur. De Begeleider heeft zicht op deze voordeur en regisseert wie er binnen komt. Hierbij kunnen elektronische hulpmiddelen worden ingezet zodat op afstand kan worden bepaald wie er binnenkomt. Deze Intensiteit zal - gelet op de scope van deze opdracht - in uitzonderlijke situaties subregionaal worden geïndiceerd. De Leidse Regio kent op dit moment geen subregionale woonlocaties die een wakende wacht hebben. De centrale Maatschappelijke Opvang en zeer gespecialiseerde Beschermd Wonen zijn op Holland-Rijnland niveau ingekocht. Daar is het waarschijnlijker dat deze Intensiteit aan de orde is. |
|||||||||||||||||||||||||
Samenhang met andere Resultaatgebieden en Percelen |
|||||||||||||||||||||||||
Het Resultaatgebied 24 uurs oproepbaar of aanwezigheid wordt altijd beschikt in combinatie met de Module Ondersteuning. In Onderstaand schema is weergeven voor welke Ondersteuningsvorm dit Resultaatgebied geïndiceerd kan worden.
Tabel 4: De ondersteuningsvorm binnen het Perceel waarvoor dit Resultaatgebied ingezet kan worden. |
Module Sociaal Beheer |
|||||||||||||||||||||||||
Resultaatgebied Ongepland en/of Sociaal Beheer en/of kosten gezamenlijk wonen |
|||||||||||||||||||||||||
Onder het Resultaatgebied sociaal beheer wordt verstaan: Ondersteuning die wordt geboden afwijkend van geplande contactmomenten overdag, dus onplanbare ondersteuning en eventuele interventies gedurende de dag. Bij Wonen met Ondersteuning gaat het tevens het reguleren van het sociale verkeer tussen de cliënten en de kosten van gezamenlijk wonen (substantiële gemeenschappelijke groepsruimtes). Indien er sprake is van Beschut of Beschermd Wonen tevens: de (vaste) aanwezigheid van een Begeleider op de groep bij de woonlocatie, bovenop de ondersteuning op de Resultaatgebieden van de Module Ondersteuning, voor onder andere de al genoemde ongeplande momenten en interventies, reguleren van het sociale verkeer tussen de cliënten en daarnaast het zorgen voor een gestructureerde dagindeling op de woonlocatie overdag. Dit Resultaatgebied gaat uit van de ongeplande nabijheid van de ondersteuning. Afhankelijk van de situatie van de cliënt en de vorm van ondersteuning is een andere Intensiteit gevraagd. Dit Resultaatgebied wordt ingezet wanneer de aard van de ondersteuning (in sommige situaties) niet planbaar en niet uitstelbaar is. De Begeleider moet afhankelijk van de situatie snel bij de woonruimte van cliënt kunnen om in te kunnen springen op de hulpvraag van de cliënt. De ondersteuning is daarnaast waar nodig ook proactief. Dat wil zeggen dat wanneer wordt ingeschat dat er een (ongewenste) situatie gaat ontstaan, van de Begeleider wordt verwacht daar adequaat op te anticiperen en niet wordt gewacht tot de cliënt om hulp vraagt. |
|||||||||||||||||||||||||
Doelstellingen |
|||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||
Intensiteit omschrijvingen |
|||||||||||||||||||||||||
Intensiteit 1: sociaal beheer ambulant De cliënt beschikt vanwege psychische, verstandelijke en/of verslavingsproblemen nog niet over voldoende vaardigheden om volledig zelfstandig te wonen. De cliënt is nog gevoelig voor negatieve invloed uit zijn omgeving. De eigen woonomgeving biedt de cliënt een zo normaal mogelijke woonomgeving met een gereguleerd en/of gestructureerd klimaat. Deze Intensiteit kan worden ingezet wanneer een cliënt zelfstandig thuis woont maar de ondersteuningsvraag van de cliënt regelmatig vraagt om ongeplande ondersteuning overdag. De Begeleider wordt opgeroepen om de situatie te de-escaleren waarbij de inzet gericht is om cliënt de regie over de situatie terug te geven. De gemeente kan de situaties waarin deze Intensiteit kan worden ingezet nader benoemen, door het bijvoorbeeld te verbinden aan tevoren goedgekeurde gemeentelijke projecten. Eveneens kan deze Intensiteit worden ingezet als cliënt is uitgestroomd van (een vorm van) Wonen met Ondersteuning (Begeleid wonen, Beschut of Beschermd Wonen) naar een ambulante zelfstandige woonplek maar waarbij de eerste periode met regelmaat vinger aan de pols gehouden dient te worden. Binnen deze Intensiteit is een vergoeding opgenomen voor ongeplande begeleidingsmomenten en/of momenten van sociaal beheer ten behoeve van samen leven met buren. Intensiteit 2: sociaal beheer begeleid wonen geclusterd4 De cliënt beschikt vanwege psychische, verstandelijke en/of verslavingsproblemen nog niet over voldoende vaardigheden om zelfstandig te wonen. De cliënt is nog gevoelig voor negatieve invloed uit diens omgeving. De cliënt zorgt zelf, eventueel hierin gestimuleerd door de Begeleider, voor een schoon en leefbaar huis en schone was. Het aanleren van deze vaardigheden valt overwegend onder het resultaatgebied Sociaal en Persoonlijk Functioneren. Onder het resultaatgebied sociaal beheer gaat het vooral om het schoon en leefbaar houden van de gezamenlijke ruimten in het kader van samenleven. Er is sprake van geclusterd wonen van meerdere cliënten. Veelal gaat het om een locatie die exclusief bewoond wordt door de doelgroep begeleid Wonen. Er is geen sprake van de noodzaak tot (structurele) vaste aanwezigheid van Begeleiders overdag op de groep. De begeleide woonomgeving biedt de cliënt een zo normaal mogelijke woonomgeving met een gereguleerd en gestructureerd klimaat. De cliënt heeft (in de meeste gevallen) de mogelijkheid om gebruik te maken van gemeenschappelijke groepsruimtes (bijvoorbeeld de aanwezigheid van een gezamenlijke woonkamer), waardoor de cliënt in sociaal contact kan komen met anderen en daar steun uit kan halen. Er is (voor bestaande cliënten in de toekomst) sprake van scheiden van wonen en zorg, de cliënt betaalt zelf de huur. Bij toekenning van deze Intensiteit is een vergoeding opgenomen voor:
Intensiteit 3: sociaal beheer met vaste bloktijden aanwezigheid overdag De cliënt beschikt vanwege psychische, verstandelijke en/of verslavingsproblemen nog niet over voldoende vaardigheden om zelfstandig te wonen. De cliënt is nog gevoelig voor negatieve invloed uit diens omgeving. De cliënt heeft mogelijk nog ondersteuning nodig bij het zorgen voor maaltijden en service gerelateerde zaken in en om de woning. De cliënt zorgt, eventueel hierin gestimuleerd door de Begeleider zelf voor een schoon en leefbaar huis en schone was. Het aanleren van deze vaardigheden valt overwegend onder het resultaatgebied Sociaal en Persoonlijk Functioneren. Onder het resultaatgebied sociaal beheer gaat het vooral om het schoon en leefbaar houden van de gezamenlijke ruimten in het kader van samenleven. Er is sprake van vaste aanwezigheid van Begeleiders overdag op bepaalde vaste momenten/tijdsblokken van de dag op de groep. De locatie wordt exclusief bewoond door de doelgroep beschut en/of beschermd. De beschutte of beschermde woonomgeving biedt de cliënt een zo normaal mogelijke woonomgeving met een gereguleerd en gestructureerd klimaat. De cliënt woont geclusterd met andere cliënten en heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van gemeenschappelijke ruimtes (delen van keuken, badkamer en/of aanwezigheid van gezamenlijke woonkamer), waardoor de cliënt in sociaal contact kan komen met anderen en daar steun uit kan halen. Er is (voor bestaande cliënten in de toekomst) veelal sprake van scheiden van wonen en zorg, de cliënt betaalt zelf de huur. Bij toekenning van deze Intensiteit is een vergoeding opgenomen voor:
Intensiteit 4: sociaal beheer met intensieve vaste aanwezigheid overdag De cliënt beschikt vanwege psychische, verstandelijke en/of verslavingsproblemen (nog) niet (meer) over de vaardigheden om zelfstandig te wonen. De cliënt heeft bescherming nodig tegen zichzelf of zijn omgeving of zorgt voor overlast en/of cliënt heeft gedurende de dag veel interventies nodig. De cliënt heeft (mogelijk) ondersteuning nodig bij het zorgen voor een schoon en leefbaar huis, schone was, maaltijden en service gerelateerde zaken in en om de woning. Het aanleren van deze vaardigheden valt overwegend onder het resultaatgebied Sociaal en Persoonlijk Functioneren. Onder het resultaatgebied sociaal beheer gaat het vooral om het schoon en leefbaar houden van de gezamenlijke ruimten in het kader van samenleven. De beschermde woonomgeving heeft een gecontroleerd, gereguleerd en gestructureerd klimaat en biedt de cliënt veiligheid en stabiliteit. Er is sprake van de noodzaak tot semi permanente vaste aanwezigheid van Begeleiders overdag op de groep. Bij deze intensiteit zijn er gedurende de dag veel interventies nodig om cliënt vorderingen te laten maken in het hersteltraject. De locatie wordt exclusief bewoond door de doelgroep (beschut of) Beschermd Wonen. De beschutte of beschermde woonomgeving biedt de cliënt een zo normaal mogelijke woonomgeving met een gereguleerd en gestructureerd klimaat. De cliënt woont geclusterd met anderen en heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van gemeenschappelijke ruimtes (aanwezigheid van gezamenlijke woonkamer etc.), waardoor de cliënt in sociaal contact kan komen met anderen en daar steun uit kan halen. Er is (voor bestaande cliënten in de toekomst) veelal sprake van scheiden van wonen en zorg, de cliënt betaalt zelf de huur. Bij toekenning van deze Intensiteit is een vergoeding opgenomen voor:
|
|||||||||||||||||||||||||
Samenhang met andere Resultaatgebieden en Percelen |
|||||||||||||||||||||||||
Het ongepland en/of sociaal Beheer en/of kosten gezamenlijk wonen wordt beschikt bij de Ondersteuningsvormen Ambulant Plus, Begeleid, Beschut of Beschermd Wonen. Het Resultaatgebied wordt altijd beschikt in combinatie met de Module Ondersteuning en het Resultaatgebied Veiligheid ten behoeve van beschikbaarheid avond & nacht. De reguliere begeleiding en het aanleren van de woonvaardigheden valt onder het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren. Dit Resultaatgebied Sociaal Beheer wordt aanvullend op het Resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren ingezet voor ongeplande en incidentele ondersteuning, de kosten voor gemeenschappelijke ruimtes in het geval van Wonen met Ondersteuning en de vaste aanwezigheid op de groepslocaties bij Beschut en Beschermd Wonen. Dit Resultaatgebied verschilt van het Resultaatgebied Veiligheid (beschikbaarheid avond & nacht) omdat het compenseert voor ongeplande ondersteuning en/of vaste aanwezigheid tussen 07:00-20:00 uur. In onderstaand schema is weergeven voor welke type van Wonen met Ondersteuning dit Resultaatgebied geïndiceerd kan worden.
Tabel 5: De Ondersteuningsvorm binnen het Perceel waarvoor dit Resultaatgebied ingezet kan worden. |
Module Huisvestingskosten Intramuraal |
Huur & inrichting plus extra verblijfskosten in geval van intramuraal |
Dit Resultaatgebied geldt enkel voor de cliënten met een bestaande Indicatie Beschermd Wonen Intramuraal afgegeven uiterlijk 31 december 2022. De cliënt betaalt geen huur en betaalt een Intramurale eigen bijdrage. In uitzonderingsgevallen kan dit resultaatgebied vanwege de persoonlijke omstandigheden van een cliënt ook (tijdelijk) worden toegekend aan cliënten met een toekenning van na 31-12-2022. Het gaat dan om het overbruggen van een periode waarin het zelf betalen van huur door de cliënt tijdelijk nog niet mogelijk is. |
Doelstellingen |
De Leidse regio streeft ernaar om aan het eind van de eerste contractperiode voor minimaal 80% van de huidige cliëntaantallen Beschermd Wonen scheiden wonen en zorg te realiseren (zie paragraaf 1.9 Bijlage 1. Beschrijvend document). |
Intensiteit omschrijvingen |
Intensiteit De module zal aangezet worden voor huidige cliënten met een indicatie Intramuraal Wonen en in uitzonderingsgevallen voor nieuwe cliënten na 1-1-2023. |
Samenhang met andere Resultaatgebieden |
Dit Resultaatgebied staat alleen open voor cliënten die vallen binnen Perceel 1 “Wonen met Ondersteuning”. |
Tabel 6 Overzicht van percelen, ondersteuningsvormen, kenmerken ervan en bijbehorende arrangementen
Perceel |
Ondersteunings-vormen |
Kenmerken |
Modules in arrangement |
1 Wonen met Ondersteuning |
Begeleid Wonen geclusterd |
|
Ondersteuning Resultaatgebieden Plus de modules:
|
Beschut Wonen |
|
Ondersteuning Resultaatgebieden Plus de modules:
|
|
Beschermd Wonen |
|
Ondersteuning Resultaatgebieden Plus de modules:
|
Perceel |
Ondersteunings-vormen |
Kenmerken |
Modules in arrangement |
2. Ambulant GGZ |
Ambulant |
|
Ondersteuning Resultaatgebieden |
Ambulant Plus |
|
Ondersteuning Resultaatgebieden Voor plus tevens:
|
|
3. Ambulant VG/LG/NAH |
Ambulant |
|
Resultaatgebieden Ondersteuning |
Ambulant Plus |
|
Resultaatgebieden Ondersteuning Voor Plus tevens:
|
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl