Beleidsregels voor houtopstanden gemeente Eemsdelta 2024

Geldend van 04-11-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor houtopstanden gemeente Eemsdelta 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta;

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het vellen, behouden, beschermen en herplanten van bomen en andere houtopstanden;

gelet op Afdeling 3, Het bewaren van houtopstanden, van de Algemene Plaatselijke Verordening Eemsdelta;

gelet op titel 4.3 Beleidsregels, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels voor houtopstanden gemeente Eemsdelta 2024

Artikel 1. Begripsomschrijving

In de beleidsregels wordt verstaan dan wel mede verstaan:

Algemene Plaatselijke Verordening (APV): de meest recente versie van de APV Eemsdelta, te raadplegen op www.overheid.nl;

Boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een stamdoorsnede (dwarsdoorsnede van de stam) van minimaal 20 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamdoorsnede (dwarsdoorsnede) van de dikste stam;

Boomdeskundige: een deskundige in het bezit van minimaal een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Worker;

Boom Effect Analyse (BEA): een door- of onder aantoonbare begeleiding van een European Tree Technician (ETT-er) opgestelde rapportage volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW.

Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

Houtopstand: één of meer bomen, hakhout of een beplantingsvak van bos of bosplantsoen van meer dan 100m² met een natuurlijke groeihoogte van meer dan twee meter;

Monumentale houtopstand: houtopstand met een stamdiameter van 50 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld of meer;

Particuliere houtopstand: houtopstand die staat op een terrein waarvan de eigenaar een ander dan de gemeente is;

Potentieel monumentale houtopstand: houtopstand met een stamdiameter tussen de 35 en 50 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld;

Ruimtelijke ontwikkeling: onder ruimtelijke ontwikkeling of -inrichting wordt een breed scala aan werkzaamheden verstaan met als resultaat een functieverandering of uiterlijke verandering van een gebied of object. In de praktijk spreken we van (ver)-bouwen, (her-)inrichten, sloop, aanleggen, reconstrueren, groot onderhoud, omvormen of een verandering in beheer of gebruik;

Toekomstverwachting: de verwachte technische levensduur op grond van boomtechnische aspecten (onder andere conditie, groeiontwikkeling, ziektes, aantastingen of boomtechnische gebreken).

Artikel 2. Toetsing aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria: waarde, kwaliteit, gevaar, schade en hinder.

  • 2.

    Het college toetst voor het criterium 'waarde' op één of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      Natuurwaarde;

    • b.

      Landschappelijke waarde;

    • c.

      Cultuurhistorische waarde;

    • d.

      Waarde voor stads- en dorpsschoon;

    • e.

      Beeldbepalende waarde;

    • f.

      Dendrologische waarde.

  • 3.

    Het college toetst voor het criterium 'kwaliteit' op een of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      Verwachte levensduur van de houtopstand, naar oordeel van een boomdeskundige;

    • b.

      Gevaar van verspreiding van een boomziekte of vermeerdering van ziekteverspreiders, zoals insecten;

    • c.

      De noodzaak tot noodkap indien de houtopstand direct gevaar oplevert.

  • 4.

    Het college toetst voor het criterium 'gevaar' op één of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      Wortelopdruk in verharding;

    • b.

      Angst voor omwaaien of takbreuk;

    • c.

      Boomziekten en aantastingen;

    • d.

      Direct gevaar.

  • 5.

    Het college toetst voor het criterium 'schade' op één of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      Schade door kroon of wortels;

    • b.

      Economische schade.

  • 6.

    Het college toetst voor het criterium 'hinder' op één of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      Hinder bij ruimtelijke ontwikkeling;

    • b.

      Afstand tot de erfgrens;

    • c.

      Blad-, bloesem en vruchtval;

    • d.

      Vogels, insecten en roetdauw;

    • e.

      Allergieën ;

    • f.

      Zonnepalen;

    • g.

      Schaduw in de tuin;

    • h.

      Daglicht in leef-/ werkruimte;

Artikel 3. Herplantplicht

  • 1.

    Het college legt voor iedere gevelde boom waarvoor een omgevingsvergunning nodig is een herplantplicht voor een nieuwe boom op, hetzij op dezelfde locatie, hetzij in de directe omgeving

  • 2.

    Het college legt voor iedere gevelde vierkante meter (m2) houtopstand (hakhout, bos en bosplantsoen) waarvoor een omgevingsvergunning nodig is een herplantplicht voor een vierkante meter (m2) nieuwe houtopstand op, hetzij op dezelfde locatie, hetzij in de directe omgeving.

  • 3.

    Het college legt voor iedere gevelde potentieel monumentale- of monumentale boom in houtopstand (hakhout, bos en bosplantsoen) een herplantplicht voor een nieuwe boom op, hetzij op dezelfde locatie, hetzij in de directe omgeving.

  • 4.

    De herplant van bomen dient plaats te vinden in minimaal dezelfde boomgrootte (eindbeeld) als de gevelde boom. Onder boomgrootte wordt verstaan: bomen in de 1e, 2e of 3e grootte of vormbomen. Daar waar de herplantlocatie herplant in dezelfde boomgrootte dat niet toelaat, kan hier gemotiveerd van worden afgeweken.

  • 5.

    De herplant van bomen in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling dient minimaal plaats te vinden in de maat 20-25 (stamomvang in centimeters op 1,00 meter hoogte).

  • 6.

    De herplant van reguliere bomen dient minimaal plaats te vinden in de maat 20-25 (stamomvang in centimeters op 1,00 meter hoogte).

  • 7.

    De herplant van particuliere bomen dient minimaal plaats te vinden in de maat 16-18 (stamomvang in centimeters op 1,00 meter hoogte).

  • 8.

    De herplant van hakhout, bos en bosplantsoen dient minimaal plaats te vinden in de maat 80-100 (hoogte in centimeters) en met een plantafstand tussen- en in de rij van 1,00 meter.

  • 9.

    De herplant dient te worden gerealiseerd binnen 1 kalenderjaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.

  • 10.

    In de omgevingsvergunning kan de verplichting worden opgelegd om binnen een bepaalde termijn na de herplant, niet-geslaagde beplanting te vervangen (nazorg). Onder nazorg wordt tevens het geven van water verstaan om de herplant te laten slagen.

Artikel 4. Bescherming van gemeentelijke houtopstanden

  • 1.

    Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient de aanvrager van een omgevingsvergunning om houtopstanden te vellen een BEA bij te voegen volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW.

  • 2.

    De BEA dient conform de richtlijn te worden opgesteld in de initiatieffase.

  • 3.

    De uitvoering van werkzaamheden rond bestaande te behouden bomen dient plaats te vinden conform de eisen uit de meest recente versie van het Handboek Bomen, een uitgave van Normeninstituut Bomen, hoofdstuk 2 - Werken rond bomen en bijbehorende bomenposter 'Werken rond bomen'.

  • 4.

    Indien gewerkt wordt binnen de kwetsbare boomzone (kroonprojectie + 1,5 meter) van bestaande te behouden bomen is een boombeschermingsplan verplicht. De basis voor dit plan is de bomenposter 'Werken rond bomen' van Normeninstituut Bomen. Het plan dient voorafgaand aan de uitvoering van het werk aan het college ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • 5.

    Werkzaamheden en activiteiten binnen de kwetsbare boomzone (kroonprojectie + 1,5 m) van bestaande te behouden bomen dienen onder begeleiding van een European Tree Worker (ETW) te worden uitgevoerd.

Artikel 5. Inwerkingtreding en intrekking voorgaande beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Gemeenteblad. Gelijktijdig worden de voorgaande beleidsregels, zoals gepubliceerd op 17 maart 2022, ingetrokken.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voor houtopstanden gemeente Eemsdelta 2024.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta,

H. Veld

Plv. Secretaris

B. Visser

Burgemeester

Toelichting

De waarde van bomen

Bomen moeten oud kunnen worden in de gemeente Eemsdelta. Juist dan vertegenwoordigen ze de meeste waarde voor de biodiversiteit, zuiveren ze de lucht, zorgen ze voor verkoeling en dragen ze bij aan de leefbaarheid. Bomen spelen een belangrijke rol in de openbare ruimte en worden gezien als het toonbeeld van een groene leefomgeving. We zien bomen niet als vervangingsproduct maar als structureel onderdeel van de openbare ruimte. Om die reden gaan we zorgvuldig met onze bomen om en wegen we keuzes ten aanzien van kap, bescherming en behoud zorgvuldig af.

Afweging van belangen

De regels ten aanzien van het vellen, behouden, beschermen en herplanten van bomen zijn vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening. Aan de hand van die regels kan worden bepaald wanneer een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand moet worden aangevraagd, welke voorwaarden er gelden en welke belangen worden afgewogen om tot een besluit te komen. In de beleidsregels voor houtopstanden zijn de belangen voor het vellen, behouden en herplanten van houtopstanden nader toegelicht.

Toelichting per artikel

Toelichting artikel 2 lid 2

Criterium voor het behoud van een houtopstand (waardering)

Bij de aanvraag van om omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand speelt de waarde van de houtopstand een belangrijke rol. Als het belang voor het vellen niet opweegt tegen het belang voor het behoud van de houtopstand kan de omgevingsvergunning worden geweigerd. De belangen van duurzaam behoud van de houtopstand worden getoetst aan de volgende waarden.

Natuurwaarde

De houtopstand biedt (potentieel) huisvesting aan-, en/of is een belangrijke voedselbron voor (beschermde) dieren of planten. En/of de houtopstand is onderdeel van een reeks elementen die een ecologische verbindingszone vormen, hetzij als verbinding, hetzij als 'stepping stone' (verblijfsgebied voor dieren en/of planten).

Landschappelijke waarde

De houtopstand maakt onderdeel uit van de 'Bomenstructuurkaart Eemsdelta, landschappelijke onderbouwing voor behoud en versterking van boombeplanting in het buitengebied'. De houtopstand is landschappelijke waardevol als onderdeel van de structuur wegen, dijken, kernen, bijzondere plekken en/ of boerenerven.

Cultuurhistorische waarde

De houtopstand is een herdenkingsboom, markeringsboom of vertegenwoordigt, markeert- of accentueert een andere cultuurhistorisch waardevolle plaats, gebeurtenis of object.

Waarde voor stads- en dorpsschoon

De houtopstand is of maakt deel uit van en/of accentueert een karakteristiek, structuurbepalend element of waardevol groengebied in stad, wijk of dorp. En/of de houtopstand is gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht. En/of de houtopstand maakt deel uit van de groene stad-, dorp, - of wijkstructuur. En/of de houtopstand vormt een geheel met (het karakter van) de omringende bebouwing of bouwkundig element.

Beeldbepalende waarde

De houtopstand en/of de structuur of groengebied waar de houtopstand deel vanuit maakt heeft voor de soort een karakteristieke (kroon)vorm, snoeivorm en/of omvang. En/of de houtopstand is monumentaal of potentieel monumentaal en is daarmee beeldbepalend voor haar omgeving.

Dendrologische waarde

De soort van de houtopstand is zeldzaam of zeer zeldzaam in Nederland. De houtopstand draagt bij aan de genetische diversiteit van het boombestand. En/of de houtopstand is een belangrijke zaadbron voor een autochtoon ras (genetische waarde).

Toelichting artikel 2 lid 3

Criterium voor het behoud van een houtopstand (kwaliteit)

De kwaliteit van de houtopstand wordt vertaald naar een levensduur of toekomstverwachting. De toekomstverwachting is de verwachte levensduur op grond van boomtechnische aspecten (onder andere conditie, groeiontwikkeling, ziektes, aantastingen of boomtechnische gebreken).

De toekomstverwachting van de houtopstand wordt objectief ingedeeld in klassen op basis van het vertakkingspatroon volgens de methode van Duitse onderzoeker A. Roloff, 2001. (Bron: Stadsbomen vademecum, IPC Groene Ruimte).

Toekomst-verwachting

Beschrijving conditie

Referentiebeeld winter (links) en zomer (rechts)

Meer dan 15 jaar

GOED. De boom vertoont het beeld dat van de soort verwacht mag worden onder goede groeiomstandigheden en op een goede groeiplaats

afbeelding binnen de regeling

10 tot 15 jaar

REDELIJK. Niet optimale groei, maar de minder optimale omstandigheden hebben nog geen duidelijke negatieve gevolgen voor verdere ontwikkeling van de boom.

afbeelding binnen de regeling

5 tot 10 jaar

MATIG. Er is duidelijk sprake van negatieve gevolgen voor de verdere groeiontwikkeling van de boom, zoals beginnend scheutsterfte in de buitenkroon. Het proces is echter nog omkeerbaar.

afbeelding binnen de regeling

Minder dan 5 jaar

SLECHT. Duidelijk aftakelende boom, waarbij veelal sprake is van een ijle kroon met zware scheutsterfte resulterend in veel en soms zwaar dood hout.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting artikel 2 lid 4

Criterium voor het verwijderen van een houtopstand (gevaar)

Bij gevaar is vrijwel altijd sprake van een zwaarwegend belang. In sommige gevallen kan het gevaar worden weggenomen zonder de houtopstand te vellen, bijvoorbeeld door het oplossen van (boomtechnische) problemen of door het treffen van maatregelen in de directe omgeving van de houtopstand.

Wortelopdruk in verharding

Op zoek naar voeding, zuurstof en water vinden wortels hun weg in de ondergrond. Soms komen ze daarbij vlak onder het oppervlak en drukken ze door diktegroei de verharding op. Hierdoor kan o.a. struikelgevaar ontstaan. Het verwijderen van boomwortels is meestal geen goede oplossing omdat de wortels vaak terugkeren. Ook kan een boom daardoor onstabiel worden en omvallen. Als het gevaar niet kan worden opgelost door het treffen van maatregelen aan de verharding of de groeiplaats van de houtopstand, kan worden besloten de houtopstand te vellen.

Angst voor omwaaien of takbreuk

Bij harde wind of na stormschade elders kan een gevoel van onveiligheid of angst worden ervaren nabij bomen. Elke boomeigenaar dient invulling te geven aan de wettelijke zorgplicht door bomen regelmatig te controleren en waar nodig maatregelen te treffen om gevaar te voorkomen. Angst voor omwaaien of takbreuk wordt niet beschouwd als zwaarwegend belang voor het vellen van een houtopstand als daar vanuit de zorgplicht geen aanleiding toe is. Elke melding van angst voor omwaaien of takbreuk wordt door de gemeente wel gecontroleerd.

Boomziekten en aantastingen

Ziekten en aantastingen kunnen ervoor zorgen dat een boom verzwakt raakt en gebreken begint te vertonen. Bomen kunnen daardoor ook vatbaar worden voor andere aantastingen. Afhankelijk van de standplaats kan een boom daardoor gevaar opleveren. Vanuit de zorgplicht worden ziekten en aantastingen geregistreerd bij de boomcontrole en worden er maatregelen getroffen als dat nodig is. Naast de reguliere controlepunten kunnen daarvoor ook een aantal specifieke afwegingkaders worden gebruikt, zoals 'Richtlijn takbreuk populieren', 'Protocol voor uniforme beoordeling essentaksterfte' en 'Handleiding goed iepenbeheer'.

Direct gevaar

Door ziekten en aantastingen, onstabiliteit, een boomtechnisch gebrek of door (storm)schade kan een houtopstand op een voor publiek toegankelijke plaats direct gevaar opleveren. Als het vellen van de houtopstand in die gevallen direct noodzakelijk is, spreken we van noodkap. De omgevingsvergunning voor het vellen van de houtopstand treedt dan direct in werking, ongeacht de waarde van de houtopstand.

Toelichting artikel 2 lid 5

Criterium voor het verwijderen van een houtopstand (schade)

Een houtopstand kan door zijn standplaats, omvang of groeiwijze schade veroorzaken. Schade kan als zwaarwegend belang worden beschouwd als maatregelen om de schade te voorkomen of te verhelpen én de houtopstand duurzaam te behouden niet mogelijk zijn.

Schade door kroon en wortels

Een boom kan met zijn wortels en kroon schade veroorzaken aan bouwwerken en leidingen. Wortels kunnen door diktegroei schade veroorzaken aan onder andere muren, keermuren, rioleringen en leidingen. Takken kunnen, bij wind en storm, schade veroorzaken aan daken en gevels. De relatie tussen de schade en de boom moet worden aangetoond door een boomdeskundige in het bijzijn van de gemeente voordat maatregelen aan de boom of de groeiplaats worden overwogen. Daar waar nieuwe schade niet kan worden voorkomen door maatregelen aan de boom of aan de groeiplaats van de boom te treffen, kan worden besloten de houtopstand te vellen.

Economische schade

Schaduw op landbouwpercelen, minder zicht op bedrijfspanden of hinder door bomen bij terrassen kunnen direct of indirect zorgen voor een derving van inkomsten en daarmee als economische schade worden gezien. Economische schade wordt niet beschouwd als zwaarwegend belang voor het vellen van een houtopstand. De gemeente zal de situatie beoordelen daar waar deze schade samengaat met gevaar, hinder en/of andere vormen van schade.

Toelichting artikel 2 lid 6

Criterium voor het verwijderen van een houtopstand (hinder)

Hinder als gevolg van houtopstanden wordt in de meeste gevallen gezien als maatschappelijk aanvaardbare hinder. We vinden dat we van de lusten van bomen moeten genieten en daarmee soms de lasten moeten accepteren. Daar waar de hinder onrechtmatig is kan de hinder op basis van de aard, duur en de ernst van de hinder worden gezien als een zwaarwegend belang voor het vellen van een houtopstand.

Hinder bij ruimtelijke ontwikkelingen

Bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting kan sprake zijn van (tijdelijke) hinder door de aanwezigheid van houtopstanden. De afweging van belangen voor vellen en behoud vindt bij ruimtelijke ontwikkelingen plaats in de door de initiatiefnemer op te stellen Bomen Effect Analyse (BEA). Uit de BEA blijkt of de houtopstand binnen de ruimtelijke ontwikkeling duurzaam kan worden ingepast, het ontwerp of de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling kan worden aangepast of dat de houtopstand moet worden geveld. De BEA dient te worden opgesteld in de initiatieffase.

Afstand tot de erfgrens

Bij het ervaren van hinder als gevolg van een houtopstand wordt vaak naar de afstand van de houtopstand tot de erfgrens gekeken. Daar waar de houtopstand op jonge leeftijd geen hinder veroorzaakt, kan dezelfde houtopstand dat op latere leeftijd of bij veranderende plaatselijke omstandigheden wel doen. In de APV Eemsdelta is aangegeven dat de afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij houtopstanden ook buiten die vastgestelde zone voor hinder kunnen zorgen. De gemeente zal de situatie beoordelen als de hinder ook samengaat met gevaar, schade en/of andere vormen van hinder

Blad-, bloesem en vruchtval

Val van blad, bloesem en vruchten is een jaarlijks terugkerende vorm van hinder. Deze overlast die een boom logischerwijs met zich meebrengt dient te worden beschouwd als aanvaardbare hinder en wordt niet beschouwd als zwaarwegend belang om een houtopstand te vellen. De hinder kan met reguliere reiniging of ruimwerk op paden, wegen, dakgoten en tuinen worden verholpen.

Vogels, insecten en roetdauw

Bomen kunnen voor hinder zorgen door het aantrekken van bijvoorbeeld insecten en vogels. Enkele voorbeelden daarvan zijn vogelpoep, spinselmot, eikenprocessierups en roetdauw. Bladluizen kunnen op een aantal boomsoorten veel voorkomen en scheiden een zoete vloeistof af. Deze zogenaamde honingdauw kan een (zwarte) plaklaag veroorzaken op bijvoorbeeld geparkeerde auto’s (roetdauw). Afhankelijk van de mate van hinder kan de gemeente maatregelen treffen. De hinder door vogels, insecten en roetdauw wordt echter niet beschouwd als zwaarwegend belang voor het vellen van een houtopstand.

Allergieën

Allergieën worden soms veroorzaakt door pollen of katjes van bomen. Vaak geeft een boom slechts enkele weken overlast. Het verwijderen van een overlast bezorgende boom in de straat (bijvoorbeeld een berk) neemt in het algemeen niet de bron van allergie weg. Berkenpollen leggen namelijk vele honderden kilometers af. De helft van de bomen in ons land is bovendien katjesdragend. Het ecologische belang van deze bomen is groot. De hinder dient daarom te worden beschouwd als aanvaardbare hinder en wordt niet beschouwd als zwaarwegend belang voor het vellen van een houtopstand.

Zonnepanelen

Schaduwoverlast kan worden ervaren in relatie tot zonnepanelen of andere van zonlicht afhankelijke apparatuur. Van schaduwoverlast kan sprake zijn wanneer de boom bijvoorbeeld zuidelijk is gepositioneerd ten opzichte van de apparatuur. Wanneer de boom er al stond voordat de apparatuur werd geplaatst wordt hinder niet worden beschouwd als zwaarwegend belang om een houtopstand te vellen. De investeerder kan vooraf de impact van de bestaande situatie op zijn investering inschatten. Hierbij moet worden meegenomen dat bestaande bomen ook verder zullen uitgroeien. Bovendien zullen in veel gevallen de bomen de levensduur van zonnepanelen overstijgen.

Schaduw in de tuin

Bomen kunnen door hun soort, grootte en positie voor schaduw zorgen in particuliere tuinen. Deze schaduw kan als wenselijk worden beschouwd, maar kan ook als hinder worden ervaren. De hinder is vaak tijdelijk en wordt beschouwd als aanvaardbare hinder. Schaduw in de tuin wordt daarom niet beschouwd als zwaarwegend belang voor het velen van een houtopstand. De gemeente zal de situatie beoordelen als er ook sprake is van gevaar, schade en/of andere vormen van hinder.

Daglicht in leef-/ werkruimte

Bomen kunnen de toetreding van daglicht in de leef-/ werkruimte belemmeren. Daarbij gaat het expliciet om daglicht en niet om zonlicht. De eigenaar van het gebouw of woning zal op basis van geldende normen, bijvoorbeeld de norm voor bezonning van het TNO, moeten aantonen dat er als gevolg van de aanwezige houtopstand onvoldoende daglicht in de leef- of werkruimte komt. Indien uit de normen blijkt dat er als gevolg van de houtopstand onvoldoende daglicht in de leef- of werkruimte komt, en de hinder kan niet worden weggenomen door de bijvoorbeeld te snoeien, kan worden besloten om de houtopstand te vellen.

Toelichting artikel 3 lid 4

Boomgrootte bij herplant

De herplant van bomen dient plaats te vinden in minimaal dezelfde boomgrootte als de gevelde boom. Onder boomgrootte wordt verstaan: bomen in de 1e, 2e of 3e grootte of vormbomen. De boomgrootte is een maat voor de eindhoogte van de boom. Dat is de hoogte die de soort kan bereiken, gemeten van de stamvoet tot aan de top van de boom.

In onderstaande tabel is de eindhoogte van de boomgrootte benoemd.

Boomgrootte

Eindhoogte

1e grootte

> 15 meter

2e grootte

8 – 15 meter

3e grootte

< 8 meter

Vormbomen 3 – 5 meter

≤ 3 meter | > 3 meter