Verordening op de heffing en de invordering van marktgeld Bunschoten 2025

Geldend van 06-11-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van marktgeld Bunschoten 2025

De raad van de gemeente Bunschoten;

gezien het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 17 september 2024,

nr. 1216866;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van marktgeld Bunschoten 2025

(Verordening marktgeld Bunschoten 2025)

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    GBLT: het openbare lichaam GBLT.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam marktgeld worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het ter beschikking stellen van een standplaats voor het uitoefenen van de markthandel en daarmee verband houdende handelingen en/of gebruik van verstrekte hulpmiddelen.

Artikel 3. Belastingplicht

Het marktgeld wordt geheven van degene, die op de markt een standplaats inneemt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing voor de berekening van het marktgeld is de frontbreedte van de standplaats.

Artikel 5. Tarief

Het marktgeld bedraagt voor iedere strekkende meter frontbreedte of gedeelte daarvan:

a.

voor vaste plaatsen:

 
 
 
 

- per kalenderjaar

€ 193,00

 
 

- met een minimum van

€ 479,00

b.

voor dagplaatsen:

 
 
 
 

- per marktdagen

€ 5,20

 
 

- met een minimum

€ 11,70

Artikel 6. Wijze van heffing

  • 1. Het marktgeld als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, die geheven wordt van vaste standplaatshouders, wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Het marktgeld als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van deze verordening, die geheven wordt van dagplaats standhouders, wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 7. Heffingstijdvakken

  • 1. Het marktgeld, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, die geheven wordt van vaste standplaatshouders wordt geheven over een heffingstijdvak van een jaar.

  • 2. Het marktgeld, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van deze verordening, die geheven wordt van dagplaats standhouders worden geheven over een heffingstijdvak van een dag.

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het marktgeld voor dagplaatsen, conform artikel 5, onderdeel b, van deze verordening, is verschuldigd bij het innemen van een standplaats.

  • 2. Het marktgeld voor vaste plaatsen, conform artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht van het marktgeld voor vaste plaatsen in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde rechten als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht zijn, nog volle etmalen overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht van het marktgeld voor vaste plaatsen in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde rechten als er in dat belastingjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 5. Indien de belastingplicht van het marktgeld voor vaste standplaatsen is beëindigd na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 10. Aanslaggrens

  • 1. De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2. Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, conform artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3. Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990 moeten de marktgelden, die worden geheven van dagplaatsen, conform artikel 5, onderdeel b, van de verordening, worden betaald op het moment van het uitreiken van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van het marktgeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het marktgeld.

Artikel 14. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening marktgeld Bunschoten 2024’ vastgesteld op 2 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4. De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening marktgeld Bunschoten 2025’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 24 oktober 2024.

de griffier,

Drs. E. Hoogstraten

de voorzitter,

Mr. drs. B. Koelewijn