Beleidsregels Afstemmingen

Geldend van 05-11-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Afstemmingen

Invulling bevoegdheid art 10, lid 1 Afstemmings- en fraudeverordening

Uitgangspunt

Hoofdstuk 2 en 3 Afstemmings- en fraudeverordening: bij de omschreven verwijtbare handelingen worden de bijbehorende (standaard) afstemmingen toegepast.

art 10, lid 2 of 3 Afstemmings- en fraudeverordening: bij ernstige of zeer ernstige verwijtbaarheid kan de afstemming worden verzwaard door middel van verdubbeling/verdrievoudiging van de duur van de afstemming, danwel verdubbeling/verdrievoudiging van de hoogte van de afstemming.

art 10, lid 4 Afstemmings- en fraudeverordening: de afstemming wordt zoveel mogelijk "lik op stuk" opgelegd.

Invulling bevoegdheid art 10, lid 1 Afstemmings- en fraudeverordening (nadere afstemming van de verlaging vanwege de ernst van de gedraging, de mate waarin de gedraging aan belanghebbende kan worden verweten en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert)

art 10, lid 1 Afstemmings- en fraudeverordening: bij een verwijtbare handeling wordt de afstemming vastgesteld op 50% van de standaard afstemming als ten tijde van de verwijtbare handeling bij betrokkene sprake was van:

  • -

    een situatie die maakt dat een verwijtbare gedraging in het individuele geval van de belanghebbende minder ernstig is. (te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan iemand met de arbeidsverplichting, die niet staat ingeschreven als werkzoekende maar een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft).

  • -

    een onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om de verwijtbare handeling achterwege te laten, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat verwijtbaar is gehandeld (te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname van een gezinslid, de constatering van een ongeneeslijke ziekte bij betrokkene of één van diens gezinsleden, een overlijden in de familiesfeer of een gebeurtenis in de familie-sfeer met grote financiële gevolgen, het opleggen van de afstemming niet daartoe gerekend).

  • -

    een zodanige geestelijke toestand dat hem de verwijtbare handeling niet volledig valt aan te rekenen; (te denken valt aan een situatie waarbij de betrokkene als gevolg van zijn geestelijke vermogens minder bekwaam is).

  • -

    het uit eigen beweging (dus zonder dat in het kader van de handhaving daarop is aangedrongen) alsnog de verwijtbaarheid zoveel mogelijk is hersteld.

Invulling bevoegdheid art 6, lid 1, art 9, lid 1 en art 11, lid 1 Afstemmings- en fraudeverordening (afzien van een afstemming vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid)

art 6, lid 1 en art 11, lid 1 Afstemmings- en fraudeverordening: bij een verwijtbare handeling wordt afgezien van een afstemming als betrokkene:

  • -

    niet aan bepaalde verplichtingen hoeft te voldoen (te denken valt hierbij aan het niet als werkzoekende staan ingeschreven van iemand zonder de arbeidsverplichting)

Invulling bevoegdheid art 6, lid 2, art 9, lid 2 en art 11, lid 2 Afstemmings- en fraudeverordening (afzien van een afstemming vanwege dringende redenen)

art 6, lid 2 en art 11, lid 2 Afstemmings- en fraudeverordening: bij een verwijtbare handeling wordt afgezien van een afstemming als het daadwerkelijk opleggen van de afstemming:

  • -

    een acute en onafwendbare levensbedreigende situatie, danwel een acuut gevaar voor blijvende invaliditeit veroorzaakt.

  • -

    een directe dreiging tot uithuiszetting (zeker als daar minderjarige kinderen bij in het spel zijn) veroorzaakt.

Overigens worden niet gerekend tot dringende redenen:

  • -

    Doelmatigheidsoverwegingen (de kosten-baten-analyse) en

  • -

    Gevallen van slechte financiële omstandigheden (zeker niet als die door het opleggen van de afstemming zullen worden veroorzaakt).

Ondertekening