Beleidsregels geluid wegverkeer Omgevingswet gemeente Ridderkerk

Geldend van 01-11-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels geluid wegverkeer Omgevingswet gemeente Ridderkerk

Burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;

overwegende dat:

  • de Omgevingswet regels bevat voor het bereiken en in stand houden van de gewenste geluidkwaliteit, in samenhang met andere belangen;

  • de regels en instrumenten in de Omgevingswet gaan over het belang van geluid voor het leefmilieu en de gezondheid van mensen;

  • de Omgevingswet aan gemeenten beleidsruimte biedt voor het invullen van eigen ambities op het gebied van beschermen van inwoners tegen geluid;

  • met deze beleidsregels door de gemeente Ridderkerk een invulling wordt gegeven aan deze beleidsruimte;

gelet op de Omgevingswet, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

BESLUIT:

vast te stellen de Beleidsregels geluid wegverkeer Omgevingswet gemeente Ridderkerk.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Bijlage 1 bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze beleidsregels.

Artikel 2 (toepassingsbereik)

Onderstaande geluidregels hebben betrekking op de geluidsemissie van gemeentewegen, waterschapswegen, provinciale wegen, Rijkswegen, hoofdspoorwegen, lokaal spoor en industrieterreinen en zijn van toepassing op:

  • a.

    een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit in het geval eisen zijn gesteld voor geluid;

  • b.

    een besluit tot wijziging van een omgevingsplan dat leidt tot aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg;

  • c.

    een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dat leidt tot aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg;

  • d.

    een besluit tot wijziging van een omgevingsplan dat een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op een gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg, waardoor op geluidgevoelige gebouwen het geluid door die toename van de verkeersintensiteit op de gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg met meer dan 1,5 dB toeneemt;

  • e.

    een besluit tot wijzing van een omgevingsplan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen toelaat waarop het geluid hoger is dan de standaardwaarde;

  • f.

    een besluit tot wijziging van een omgevingsplan dat wijzigingen in de geluidoverdracht in het geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg en industrieterrein toelaat waardoor op geluidgevoelige gebouwen het geluid met meer dan 1,5 dB toeneemt;

  • g.

    een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dat een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op een gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg, waardoor op geluidgevoelige gebouwen het geluid door die toename van de verkeersintensiteit op de gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg met meer dan 1,5 dB toeneemt;

  • h.

    een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dat dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen toelaat waarop het geluid hoger is dan de standaardwaarde;

  • i.

    een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dat wijzigingen in het geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg en industrieterrein toelaat waardoor op geluidgevoelige gebouwen het geluid met meer dan 1,5 dB toeneemt;

  • j.

    een verkeersbesluit, bedoeld in artikel 21a [link] van het BABW inzake het wegverkeer, dat leidt tot een toename van het geluid door een gemeenteweg met meer dan 1,5 dB;

  • k.

    een besluit tot wijziging van het gebruik van de lokale spoorweg dat leidt tot een toename van de geluidemissie met meer dan 1,5 dB.

HOOFDSTUK 2. AANLEG OF WIJZIGING VAN EEN GEMEENTEWEG OF LOKALE SPOORWEG

Artikel 3 (toepassingsbereik)

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het geluid door:

    • a.

      verharde gemeentewegen en waterschapswegen, niet zijnde een erf in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een verkeersintensiteit van meer dan 2.500 motorvoertuigen per etmaal als kalenderjaargemiddelde; en

    • b.

      lokale spoorwegen die niet in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn aangewezen.

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel.

  • 3. Bij een verkeersbesluit, bedoeld in artikel 21a [link] van het BABW, dat leidt tot een toename van het geluid door een gemeenteweg met meer dan 1,5 dB zijn de artikelen 4 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij een wijziging van het gebruik van de lokale spoorweg dat leidt tot een toename van de geluidemissie met meer dan 1,5 dB zijn de artikelen 4 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 (geluid voldoet aan de standaardwaarde of neemt niet toe)

  • 1. Bij de aanleg van een gemeenteweg voorziet de gemeente erin dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de standaardwaarde van 53 dB.

  • 2. Bij de wijziging van een gemeenteweg voorziet de gemeente erin dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de hoogste van de volgende twee waarden:

    • a.

      de standaardwaarde van 53 dB;

    • b.

      het geluid op die geluidgevoelige gebouwen op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan.

  • 3. Bij de aanleg van een lokale spoorweg voorziet de gemeente erin dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de standaardwaarde van 55 dB.

  • 4. Bij de wijziging van een lokale spoorweg voorziet de gemeente erin dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de hoogste van de volgende twee waarden:

    • a.

      de standaardwaarde van 55 dB;

    • b.

      het geluid op die geluidgevoelige gebouwen op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan.

Artikel 5 (overschrijding standaardwaarde of toename)

  • 1. De gemeente kan bij de aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg er in voorzien dat het geluid hoger is dan de waarden, bedoeld in artikel 4, als:

    • a.

      geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de in artikel 4 genoemde waarde te voldoen;

    • b.

      de overschrijding van de in artikel 4 genoemde waarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en

    • c.

      het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de plandrempel uit tabel 1.

  • 2. Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

    Tabel 1 Plandrempel bij aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg

    Bronsoort

    Ridderkerk

    lokale wegen

    61 dB Lden

    lokale spoorwegen

    61 dB Lden

Artikel 6 (overschrijding plandrempel vanwege zwaarwegende belangen)

Bij de toepassing van artikel 5 kan meer geluid dan de plandrempel worden toegelaten als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen.

Artikel 7 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

  • 1. De geluidbeperkende maatregelen, bedoeld in artikel 5, zijn financieel doelmatig als:

    • a.

      het aantal maatregelpunten lager is dan het aantal reductiepunten voor het geluidgevoelige cluster waarvoor de maatregel is bedoeld; en

    • b.

      de maatregel leidt tot een significante afname van het geluid op het geluidgevoelige cluster.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk alleen financieel doelmatig als deze, al dan niet in combinatie met maatregelen aan de bron, leidt tot een afname van het geluid op ten minste één geluidgevoelig gebouw met ten minste 1,5 dB.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel niet financieel doelmatig als:

    • a.

      deze de grootste geluidreductie oplevert voor het geluidgevoelige cluster;

    • b.

      het aantal maatregelpunten voor de maatregel hoger is dan het aantal maatregelpunten voor een andere geluidbeperkende maatregel die een gelijke of nagenoeg gelijke geluidreductie voor het geluidgevoelige cluster oplevert; en

    • c.

      de extra maatregelpunten in vergelijking met de andere geluidbeperkende maatregel niet in redelijke verhouding staan tot de extra geluidreductie die door de maatregel wordt bereikt.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk niet financieel doelmatig als met de maatregel een bestaande geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk wordt vervangen die:

    • a.

      niet ouder is dan tien jaar;

    • b.

      niet hoger kan worden gemaakt; en

    • c.

      een geluidreductie oplevert die nagenoeg gelijk is aan die van het nieuwe werk of bouwwerk.

  • 5. Overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of technische aard voor geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidreducerende wegdekken zijn situaties met:

    • a.

      een maximum snelheid van 30 km/u of minder met een asfalt wegdekverharding;

    • b.

      een kruisingsvlak, rotonde, scherpe bocht, in-uitvoegstroken of opstelvakken bij verkeersregelinstallaties;

    • c.

      een stalen brug of een beweegbare brug;

    • d.

      autoverkeer dat deels gebruik maakt van het wegdeel waar de tramrails in ligt;

    • e.

      langsparkeervakken die worden gebruikt als laad/los locatie voor vrachtverkeer;

    • f.

      veel niet vlakgestelde, geboorde putstellen;

    • g.

      een wegbreedte minder dan 3,5 meter;

    • h.

      een percentage vrachtverkeer hoger dan 30%; of

    • i.

      een aaneengesloten lengte van het geluidreducerende wegdek die korter is dan 200 meter.

  • 6. Geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidschermen of geluidwallen worden afgewogen voor gemeentewegen niet zijde erftoegangswegen.

  • 7. De reductiepunten van een geluidgevoelige gebouw zijn weergegeven in bijlage 2.

  • 8. De maatregelpunten van geluidbeperkende maatregelen zijn weergegeven in bijlage 3.

Artikel 8 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)

  • 1. Bij de toepassing van artikel 5 wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelige gebouw beoordeeld.

  • 2. Het gecumuleerde geluid is aanvaardbaar als dit niet hoger is dan de waarde in Tabel 2.

    Tabel 2 Maximale waarde gecumuleerd geluid.

    Soort geluid

    Ridderkerk

    gecumuleerd geluid

    63 dB Lden,cum

    55 dB Lnight,cum

HOOFDSTUK 3. NIEUWE GELUIDGEVOELIGE GEBOUWEN IN EEN AANDACHTSGEBIED VAN EEN GEMEENTEWEG, WATERSCHAPSWEG, LOKALE SPOORWEG, PROVINCIALE WEG, RIJKSWEG OF SPOORWEG

Artikel 9 (toepassingsbereik)

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied.

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op geluidgevoelige gebouwen voor zover die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit op een locatie zijn toegestaan op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan of inwerkingtreding van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Artikel 10 (geluid voldoet aan de standaardwaarden)

  • 1. Bij het toelaten van een nieuw geluidgevoelig gebouw wordt erin voorzien dat het geluid op dat gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde, bedoeld in tabel 3.

  • 2. Als toepassing is gegeven aan artikel 3.27, tweede lid [link] van het Bkl geldt voor het geluid door de gemeenteweg en de lokale spoorweg gezamenlijk de standaardwaarde voor gemeentewegen, bedoeld in tabel 3.

    Tabel 3 Standaardwaarde geluidgevoelige gebouwen.

    Geluidbronsoort

    Standaardwaarde

    gemeentewegen

    53 dB Lden

    provinciale wegen

    50 dB Lden

    waterschapswegen

    53 dB Lden

    Rijkswegen

    50 dB Lden

    lokale spoorwegen

    55 dB Lden

    industrieterreinen

    50 dB Lden 

    40 dB Lnight

    hoofdspoorwegen

    55 dB Lden

Artikel 11 (overschrijding standaardwaarde)

  • 1. Bij het toelaten van een nieuw geluidgevoelig gebouw wordt erin voorzien dat het geluid op dat gebouw hoger is dan de standaardwaarde, bedoeld in artikel 9, als:

    • a.

      geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen;

    • b.

      de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en

    • c.

      het geluid op de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de plandrempel uit Tabel 4.

    Tabel 4 Plandrempel per geluidbronsoort Overeenkomstig het Programma Geluid & Lucht gemeente Ridderkerk (d.d. 15-10-2024)

    Bronsoort

    Ridderkerk

    wegen

    61 dB Lden

    spoorwegen

    61 dB Lden

    industrieterreinen

    63 dB Lden

    55 dB Lnight

  • 2. Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

  • 3. Bij het nieuwe geluidgevoelig gebouw moet aan onderstaande voorwaarde voldaan worden:

    • a.

      bij elke verblijfsruimte is er ten minste één geluidluwe gevel;

    • b.

      er is ten minste één geluidluwe buitenruimte;

    • c.

      slaapkamers zijn zoveel mogelijk gesitueerd aan de zijde met de laagste gecumuleerde geluidbelasting;

    • d.

      het plafond bij balkons wordt geluidsabsoberend uitgevoerd;

    • e.

      een dove gevel wordt toegepast als het gecumuleerde geluid boven de maximale waarde genoemd in artikel 14 komt;

      [Artikel 11, lid 3e bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: een dove gevel wordt toegepast als het gecumuleerde geluid boven de maximale waarde genoemd in artikel 8, tweede lid komt;]

    • f.

      een dove gevel wordt vastgelegd in het ruimtelijk besluit; en

    • g.

      bij elk geluidgevoelig gebouw is er maximaal één dove gevel.

  • 4. In afwijking hierop is bij een nieuw geluidgevoelige gebouw:

    • a.

      waar niet voldaan kan worden aan het derde lid, onderdeel a en dat meerzijdig is georiënteerd, ten minste één geluidluwe gevel per geluidgevoelig gebouw;

    • b.

      waar niet voldaan kan worden aan het derde lid, onderdeel b, binnen 100 meter een gemeenschappelijke geluidluwe buitenruimte beschikbaar;

    • c.

      met een zelfstandig woonoppervlak van minder dan 30 m² dat samen met andere nieuwe geluidgevoelige gebouwen met een zelfstandig woonoppervlak van minder dan 30 m² onderdeel is van één gebouw, het derde lid, onderdeel a en b enkel van toepassing op 50% van deze nieuwe geluidgevoelige gebouwen in het gebouw.

  • 5. Bij plannen van ten minste 100 nieuwe woningen voldoet ten minste 75% van de nieuw te realiseren woningen aan de standaardwaarde.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid voldoet bij uitbreidingslocaties van ten minste 100 woningen ten minste 50% van de nieuw te realiseren woningen aan de standaardwaarde, als de nieuw te bouwen woningen ervoor zorgen dat bij voldoende bestaande woningen het gecumuleerde geluid ten minste 10 dB afneemt. Het aantal is voldoende als dat groter of gelijk is aan het aantal nieuw te bouwen woningen.

Artikel 12 (geluidluwe gevel)

Een gevel waarop het geluid per bronsoort niet hoger is dan de standaardwaarden. De gevel betreft de volledige uitwendige scheidingsconstructie bij de geluidgevoelige ruimte en niet een deel van deze gevel. De gevel heeft een minimale afmeting (gemeten vanuit de binnenzijde van de geluidgevoelige ruimte) van 1,8 meter breed en 2,6 meter hoog. De geluidluwe gevel heeft ten minste één te openen geveldeel. De totale oppervlakte van de te openen geveldelen in de geluidluwe gevel is ten minste 1,0 m².

Artikel 13 (overschrijding plandrempel vanwege zwaarwegende belangen)

Bij de toepassing van artikel 11 kan meer geluid dan de plandrempel worden toegelaten als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen.

Artikel 14 (overschrijding plandrempel bij vervangende nieuwbouw)

In afwijking van artikel 13 kan een omgevingsplan dat een geluidgevoelig gebouw toelaat, erin voorzien dat het geluid op dat gebouw hoger is dan de plandrempel, bedoeld in Tabel 4 als:

  • a.

    de plandrempel met niet meer dan 5 dB wordt overschreden;

  • b.

    het gebouw op een locatie wordt toegelaten ter vervanging van een op het tijdstip van de vaststelling van het omgevingsplan bestaand geluidgevoelig gebouw; en

  • c.

    het aantal nieuw te realisteren geluidgevoelige gebouwen met meer geluid dan de plandrempel, bedoeld in Tabel 4 niet toeneemt ten opzichte van het aantal woningen met meer geluid dan de plandrempel dat wordt vervangen.

Artikel 15 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

  • 1. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel niet financieel doelmatig als deze wordt uitgevoerd voor een geluidgevoelig cluster bestaande uit minder dan 10 geluidgevoelige gebouwen.

Artikel 16 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)

  • 1. Bij de toepassing van artikel 10 wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelige gebouw beoordeeld.

    [Artikel 16, lid 1 bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Bij de toepassing van artikel 11 wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelige gebouw beoordeeld.]

  • 2. Het gecumuleerde geluid is aanvaardbaar als deze niet hoger is dan de waarde in Tabel 2.

Artikel 17 (uitvoeringstermijn geluidbeperkende maatregelen)

Als voor de realisatie van een geluidsgevoelig gebouw geluidbeperkende maatregelen zijn voorzien, zijn deze maatregelen gerealiseerd voordat het geluidsgevoelige gebouw in gebruik is genomen.

Artikel 18 (aanvraagvereisten omgevingsplan en buitenplanse omgevingsplanactiviteit)

Bij een aanvraag voor een wijziging van het omgevingsplan of omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit dat een nieuw geluidgevoelige gebouw toelaat waarop het geluid als gevolg van een nabij gelegen geluidsbron hoger is dan de standaardwaarde worden de volgende gegevens overgelegd:

  • a.

    voor ieder nieuw geluidgevoelig gebouw waarvan het geluid hoger is dan de standaardwaarde, de hoogte van het geluid op de gevel in dB;

  • b.

    de rapportage van het akoestisch onderzoek met de onderzochte bron- of overdrachtsmaatre- gelen. Indien de onderzochte bron- of overdrachtsmaatregelen voor de nieuwe geluidgevoelig gebouwen, het geluid reduceren op reeds toegelaten geluidgevoelige gebouwen, dan wordt de geluidreductie van deze maatregelen op deze reeds toegelaten geluidgevoelige gebouwen in de rapportage afzonderlijk opgenomen;

  • c.

    een verklaring dat maatregelen getroffen worden om aan de waarden voor het binnenniveau voor geluid te kunnen voldoen;

  • d.

    een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van eventuele geluidbeperkende maatregelen, indien deze maatregelen noodzakelijk zijn om de overschrijding van de standaardwaarde te beperken;

  • e.

    een situatietekening van de onderzochte locatie met inbegrip van de omgeving waarop alle geluidsbronnen zijn weergegeven, evenals de relevante geluidaandachtsgebieden die met de nieuwe geluidgevoelig gebouwen overlappen.

HOOFDSTUK 4. INDIRECTE AKOESTISCHE EFFECTEN VAN WIJZIGING IN DE GELUIDOVERDRACHT

Artikel 19 (toepassingsbereik)

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op wijzigingen in de geluidoverdracht in het geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg en industrieterrein waardoor op geluidgevoelige gebouwen het geluid met meer dan 1,5 dB toeneemt.

  • 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel.

Artikel 20 (geluid voldoet aan de standaardwaarde of neemt niet toe)

In een omgevingsplan dat een wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied toelaat, voorziet de gemeente erin dat het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de hoogste van de volgende twee waarden:

  • a.

    de standaardwaarde van 53 dB;

  • b.

    het geluid op die geluidgevoelige gebouwen op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan.

Artikel 21 (overschrijding standaardwaarde of toename)

  • 1. De gemeente kan bij de wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied erin voorzien dat het geluid hoger is dan de waarden, bedoeld in artikel 18, als:

    • a.

      geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de in artikel 4 genoemde waarde te voldoen;

    • b.

      de overschrijding van de in artikel 18 genoemde waarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en

    • c.

      het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de plandrempel uit Tabel 4.

  • 2. Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

Artikel 22 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

  • 1. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een geluidbeperkende maatregel niet financieel doelmatig als deze wordt uitgevoerd voor een geluidgevoelig cluster bestaande uit minder dan 10 geluidgevoelige gebouwen.

Artikel 23 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)

  • 1. Bij de toepassing van artikel 19 wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelige gebouw beoordeeld.

  • 2. Het gecumuleerde geluid is aanvaardbaar als deze niet hoger is dan de waarde in Tabel 5.

Artikel 24 (uitvoeringstermijn geluidbeperkende maatregelen)

Als vanwege de wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied geluidbeperkende maatregelen zijn voorzien, zijn deze maatregelen gerealiseerd uiterlijk 3 maanden na de wijziging in de geluidoverdracht.

Artikel 25 (aanvraagvereisten omgevingsplan en buitenplanse omgevingsplanactiviteit)

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 (citeertitel)

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels geluid wegverkeer Omgevingswet gemeente Ridderkerk.

Artikel 27 (inwerkingtreding)

Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 15 oktober 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk,

de secretaris,

Mevr. M. Kitselar

de burgemeester,

Dhr. C.A. Oosterwijk

BIJLAGE 1 Begripsbepalingen

BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

Binnenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat daarvoor een vergunning nodig;

Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving;

dove gevel: een uitwendige scheidingsconstructie van een geluidgevoelig gebouw die geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een gemeenschappelijke doorgang;

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit: een initiatief dat niet (geheel) mogelijk is op basis van het omgevingsplan, waarvoor een initiatiefnemer een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) kan aanvragen;

DAB: Dicht Asfalt Beton;

erftoegangswegen: een erf of woonstraat waar maximaal 30 km/uur geldt, iedereen op dezelfde rijbaan rijdt en geen belijning aanwezig is;

gecumuleerd geluid1: het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, opgeteld met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid;

geluidaandachtsgebied2: een locatie langs een weg of spoorweg of rond een industrieterrein waarbinnen het geluid hoger kan zijn dan de standaardwaarde in Lden;

geluidbeperkende maatregel: maatregel die het geluid op een geluidgevoelig gebouw verlaagt;

geluidgevoelig gebouw3: een geluidgevoelig gebouw een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:

  • a.

    woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;

  • b.

    onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;

  • c.

    gezondheidszorgfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan; of

  • d.

    bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan.

De opsomming a tot en met d geldt niet voor een gedeelte van een gebouw als het omgevingsplan in dat gedeelte van het gebouw geen geluidgevoelige ruimten toelaat, tenzij het gebouw een woonschip of woonwagen is;

geluidgevoelig cluster: een of meer bijeengelegen geluidgevoelige gebouwen die een significante vermindering van het geluid door een weg of lokale spoorweg ondervinden door een aaneengesloten geluidbeperkende maatregel;

geluidgevoelige ruimte4: een geluidgevoelige ruimte is een verblijfsruimte of verblijfsgebied van een:

  • a.

    woonfunctie of bijeenkomstfunctie die een nevengebruiksfunctie is van die woonfunctie;

  • b.

    onderwijsfunctie;

  • c.

    gezondheidszorgfunctie met bedgebied of bijeenkomstfunctie die een nevengebruiksfunctie is van die gezondheidszorgfunctie; of

  • d.

    bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied.

In afwijking van opsomming a worden ruimten in woonschepen en woonwagens niet als geluidgevoelig beschouwd;

geluidluwe buitenruimte: buitenruimte waar het geluid maximaal 5 dB hoger is dan de standaardwaarde. Het geluid wordt bepaald op 1,5 meter boven de vloer van de buitenruimte. Bij een geluidluwe buitenruimte die volledig is afgeschermd is het oppervlak van de buitenruimte ten minste 3,0 m², de diepte ten minste 1,3 m en is de buitenruimte geheel buiten de thermische schil;

geluidreductie5: geluidreductie is het verschil tussen:

  • a.

    het geluid op het geluidgevoelige gebouw in de situatie zonder maatregelen; en

  • b.

    de hoogste van de volgende drie waarden:

    • 1°.

      het geluid op het geluidgevoelige gebouw in de situatie dat er geluidbeperkende maatregelen zijn getroffen;

    • 2°.

      het geluid op het geluidgevoelige gebouw bij volledige benutting van geluidproductieplafonds voor geluidbronsoorten met geluidproductieplafonds of bij de situatie in het jaar van de wijziging van de gemeenteweg of lokale spoorweg; en

    • 3°.

      de standaardwaarde;

geluidwerende maatregel: maatregel aan een geluidgevoelig gebouw ter beperking van het geluid in dat gebouw;

gemeenteweg: weg in beheer bij een gemeente;

gezamenlijk geluid6: het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid;

Lden: Europese maat om het geluidniveau door omgevingslawaai over een gehele etmaal (day-evening-night) uit te drukken;

Lden,cum: Lden voor het gecumuleerd hinderequivalent geluidniveau conform artikel 3.25 [link] van de Omgevingsregeling;

Lnight: Tijdgewogen jaargemiddelde geluidniveau in de nachtperiode (23.00 – 07.00 uur);

Lnight,cum: Lnight voor het gecumuleerd hinderequivalent geluidniveau conform artikel 3.25 [link] van de Omgevingsregeling;

Lden,sak: Lden bij de standaard akoestische situatie (sak). Dat is de situatie zonder bestaande of toekomstige geluidmaatregelen;

lokale spoorwegen: lokale spoorwegen die niet bij omgevingsverordening zijn aangewezen;

lokale wegen: de geluidbronsoorten gemeentewegen en waterschapswegen samen;

maatregelpunt: rekeneenheid waarin de kosten voor het treffen van de geluidbeperkende maatregel zijn uitgedrukt, bepaald volgens bijlage 2;

niet-geluidgevoelige gevel: een gevel die in het omgevingsplan of in een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met toepassing van artikel 5.78y [link], tweede lid, 5.78aa link], tweede lid, 12.13f [link] of 12.13g [link] van het Bkl als zodanig is aangemerkt;

niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen: een gevel die met toepassing van artikel 5. 78y [link], tweede lid, 12.13f [link] of 12.13g [link] eerste lid van het Bkl als zodanig is aangemerkt;

onzelfstandige woonruimte: een woonruimte zonder eigen toegang of met een keuken of toilet dat wordt gedeeld met bewoners van andere woningen/kamers;

reductiepunt: rekeneenheid voor de beoordeling van de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen voor een geluidgevoelig cluster zoals weergegeven in bijlage 1 van deze beleidsregel;

SMA: Steen Mastiek Asfalt;

spoorwegen: de geluidbronsoorten lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen samen;

wegen: de geluidbronsoorten gemeentewegen, provinciale wegen, waterschapswegen en Rijkswegen samen;

wijziging van gebruik van lokale spoorweg7: het wijzigen van het gebruik van een lokale spoorweg die leidt tot een toename van de geluidemissie met meer dan 1,5 dB door:

  • a.

    het verhogen van de maximumrijsnelheid;

  • b.

    het vervangen van spoormaterieel door minder stil spoormaterieel; of

  • c.

    het verhogen van de treinintensiteit.

De toename van de geluidemissie wordt bepaald door de situatie in een voor die spoorweg maatgevend jaar na de wijziging te vergelijken met de situatie in datzelfde jaar zonder die wijziging;

wijziging van gemeenteweg8: een wijziging van een gemeenteweg door:

  • a.

    het verplaatsen van een of meer rijstroken met meer dan 2 meter;

  • b.

    het verhogen of verlagen van de rijstroken met meer dan 1 meter;

  • c.

    een toename van het aantal rijstroken, niet zijnde voorsorteerstroken en in- en uitvoegstroken;

  • d.

    het vervangen van een wegdek door een minder stil wegdek; of

  • e.

    het verwijderen van geluidbeperkende maatregelen bestaande uit werken of bouwwerken langs de weg.

wijziging van lokale spoorweg9: een wijziging van een lokale spoorweg door:

  • a.

    het verplaatsen van een of meer sporen met meer dan 2 meter;

  • b.

    het verhogen of verlagen van een of meer sporen met meer dan 1 meter;

  • c.

    een toename van het aantal sporen;

  • d.

    het vervangen van een spoorconstructie door een minder stille spoorconstructie; of

  • e.

    het verwijderen van geluidbeperkende maatregelen bestaande uit werken of bouwwerken langs de spoorweg;

zelfstandig woonoppervlak: bruto vloeroppervlakte waarbij de bergingen die niet direct vanuit de woning toegankelijk zijn niet meetellen;

ZOAB: Zeer Open Asfalt Beton.

BIJLAGE 2 Reductiepunten financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen

Reductiepunten per geluidgevoelig gebouw worden bepaald op basis van de waarde van het geluid op de gevel van het geluidgevoelig gebouw in de toekomstige situatie zonder aanvullende bron- of overdrachtsmaatregelen. Ook in het geval deze wel al aanwezig zijn. Als deze al aanwezig zijn wordt een extra geluidberekening gedaan om de situatie zonder bestaande of toekomstige geluidmaatregelen te bepalen. De geluidbelasting bij deze variant wordt aangeduid met Lden,sak (standaard akoestische kwaliteit).

geluid door een weg [dB]

reductiepunten per geluidgevoelig gebouw (gemeentewegen en waterschapswegen)

reductiepunten per geluidgevoelig gebouw (Rijkswegen en provinciale wegen)

50

-

-

51

-

67

52

-

87

53

-

107

54

127

127

55

140

140

56

160

160

57

180

180

58

200

200

59

220

220

60

240

240

61

260

260

62

440

440

63

460

460

64

480

180

65

500

500

66

520

520

67

540

540

68

553

553

69

573

573

70

593

593

71

613

613

72

633

633

73

653

653

74

673

673

75

687

687

76

707

707

77

727

727

78

747

747

79

767

767

BIJLAGE 3 Maatregelpunten voor bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen

In deze bijlage staan de maatregelpunten voor bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen. De financieel doelmatigheid van deze maatregelen worden bepaald door de kosten en baten tegen elkaar af te wegen. De kosten worden niet uitgedrukt in maatregelpunten. De kosten van bronmaatregelen zijn voor de verschillende bronmaatregelen weergegeven in Tabel 6.

Tabel 6 Maatregelpunten voor bronmaatregelen

nr.

Wegdektype

Maatregelpunten

Huidig wegdektype

1

Referentiewegdek (=DAB)

5 per 10 m2

elementen­verharding

2

1L ZOAB

4 per 10 m2

DAB

3

2L ZOAB

26 per 10 m2

DAB

 
 

22 per 10 m2

ZOAB

4

SMA 0/5 (=SMA-NL5)

5 per 10 m2

DAB

5

SMA 0/8 (=SMA-NL8)

5 per 10 m2

DAB

6

Akoestisch geoptimaliseerd SMA

5 per 10 m2

DAB

7

Stille elementen-verharding

3 per 10 m2

elementen­verharding

8

Dunne deklagen A

13 per 10 m2

DAB

 
 

9 per 10 m2

ZOAB

 
 

16 per 10 m2

elementen­verharding

9

Dunne deklagen B

13 per 10 m2

DAB

 
 

9 per 10 m2

ZOAB

Randvoorwaarden:

  • Algemeen: De minimumlengte voor het toepassen van het geluidreducerende wegdek is 50 meter;

  • Dunne deklagen A en B: Toepassing op een weg waarop een snelheid van 50 km/u of hoger is toegestaan.

De maatregelpunten van overdrachtsmaatregelen zijn voor schermen en geluidwallen weergegeven in Tabel 7.

Tabel 7 Maatregelpunten voor overdrachtsmaatregelen

Schermhoogte / hoogte geluidwal

Maatregelpunten per strekkende meter

1 meter zonder fundering

26

1 meter

53

2 meter

93

3 meter

133

4 meter

173

5 meter

212

5 meter

251

7 meter

289

8 meter

327

Elke meter boven de 8 meter*

44

 

Diffractor op barrier (0,9 meter hoog)**

51

  • *

    Bij iedere extra meter komen er 44 punten bij. Zo is bijvoorbeeld een 9 meter hoog scherm 327 + 44 punten en een 10 meter hoog scherm 327 + 44 + 44 punten.

  • **

    De maatregelpunten zijn voor het 0,9 meter hoge scherm (zonder fundering) én de diffractor samen.

Randvoorwaarden:

  • Voor een geluidwal moet voldoende ruimte zijn.

  • 1 m hoogte zonder fundering:

    • o

      voor situaties waarin schermen niet zettingsvrij moeten worden gefundeerd;

    • o

      voor situaties waar geen kabels en leidingen moeten worden verlegd.

  • Diffractor op barrier (0,9 meter hoog):

    • o

      voor situaties waarin de barrier niet zettingsvrij moeten worden gefundeerd;

    • o

      voor situaties waar geen kabels en leidingen moeten worden verlegd;

    • o

      voor situaties met geringe kans op vervuiling door bladval;

    • o

      voor situaties waar regelmatig onderhoud (bijvoorbeeld 1 á 2 keer per jaar) plaatsvindt. Voorkomen moet worden dat vervuiling van de holle ruimte de geluidreductie van de maatregel nadelig beïnvloedt.

Toelichting

1.Inleiding

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet vervangt geluidregels die daarvoor onder andere waren vastgelegd in de Wet geluidhinder. Het beleid gebaseerd op de Wet geluidhinder vervalt daarmee ook. De bescherming tegen geluid regelt de gemeente vanaf 1 januari 2024 hoofdzakelijk via de Omgevingswet.

De Omgevingswet (Ow) bevat regels voor het bereiken en/of in stand houden van de gewenste geluidkwaliteit, in samenhang met andere belangen. De regels en instrumenten gaan over het belang van geluid voor het leefmilieu en de gezondheid van mensen. De regels bieden gemeenten de ruimte voor het invullen van eigen ambities op het gebied van beschermen van omwonenden tegen geluid. Met deze (beleids)ruimte bewaakt de gemeente zelf de balans tussen de groei en de leefbaarheid, tussen benutten en beschermen. De gemeente geeft enerzijds ruimte voor economische ontwikkeling en anderzijds zorgt de gemeente voor een gezonde omgeving met een goed woon- en leefklimaat. Een belangrijk element in deze balans is het beperken van geluidhinder in de woon- en leefomgeving en het toestaan van geluidsproductie op minder kwetsbare plaatsen.

De belangrijkste geluidregels zijn vastgelegd in de Ow [link], het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) [link] en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) [link]. De gemeente reguleert met de wettelijke instrumenten en deze beleidsregels het geluid op en in gebouwen vanwege weg- en railverkeer en (bedrijfsmatige) activiteiten.

Het Bkl [link] schrijft voor dat bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen (zoals woningen en scholen) in de omgeving van wegen, spoorwegen of industrieterreinen, getoetst moet worden aan wettelijke geluidnormen. Deze worden standaardwaarde en grenswaarde genoemd. In geval van de aanleg of aanpassing van een (spoor)weg of industrieterrein met geluidproductieplafonds wordt getoetst bij bestaande geluidgevoelige gebouwen.

Als de standaardwaarde [link] wordt overschreden dan dient het college van burgemeester en wethouders een afweging te maken over het beschermen van de gezondheid en het nemen van geluidbeperkende maatregelen. Daarbij geldt dan wel dat de overschrijding van de standaardwaarde voor nieuwe situaties of de toename van het geluid voor bestaande situaties, zoveel als mogelijk beperkt moet worden. Bij nieuwe situaties zoals nieuwe woningen of aanleg van een weg, is het alleen in uitzonderingssituaties mogelijk dat het geluid boven de grenswaarde [link1, link2] komt. Boven de standaardwaarde is voor nieuwe situaties en bij verhoging van het geluid op de gevel van bestaande woningen ook altijd een extra geluidnorm van toepassing. Dat is de grenswaarde voor het geluidniveau in geluidgevoelige ruimten: de binnenwaarde [link]. Met deze extra norm gelden eisen aan de geluidwering van de gevels.

2.Doel

Deze beleidsregels worden toegepast in situaties waarin het geluid op de gevel van nieuwe geluidgevoelige gebouwen de standaardwaarde overschrijdt of toeneemt bij bestaande geluidgevoelige gebouwen. Met deze beleidsregels:

  • maakt de gemeente haar overwegingen transparant bij het zoveel als mogelijk beperken van zo’n overschrijding of toename van het geluid met geluidbeperkende maatregelen;

  • stelt de gemeente duidelijke kaders voor situaties waarin het gecumuleerde geluid als aanvaardbaar wordt beoordeeld;

  • stelt de gemeente duidelijke kaders voor de wijze waarop bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel wordt beoordeeld;

  • stelt de gemeente duidelijke kaders voor het aspect geluid in ruimtelijke plannen en verkeersplannen met gevolgen voor geluid;

  • draagt de gemeente zorg voor het beperken van geluidshinder in de woon- en leefomgeving.

De beleidsregels worden toegepast in specifieke situaties. Welke dat zijn is vastgelegd in het toepassingsbereik (artikel 2). Bijvoorbeeld bij een besluit dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen toelaat of een besluit tot wijziging of nieuwe aanleg van een gemeenteweg. In artikel 2 is benoemd om welke type besluiten het gaat.

3.Wettelijk kader

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het wettelijke kader. De beschrijving is vooral gebaseerd op regels uit het Bkl.

Algemeen

De Ow kent een stelsel van normen ter voorkoming van hinder vanwege weg- en railverkeer en vanwege industrieterreinen met een geluidproductieplafond (gpp). Deze geluidbronsoorten vielen voorheen onder de Wet geluidhinder (Wgh).

Ter bescherming van geluidgevoelige gebouwen is voor deze geluidsbronnen een standaardwaarde in deze beleidsregels opgenomen. Wanneer nieuwe geluidgevoelige gebouwen binnen een geluidaandachtsgebied worden gerealiseerd, een nieuwe weg wordt aangelegd, een bestaande weg wordt gereconstrueerd of wanneer er wijzigingen plaatsvinden aan een industrieterrein met een gpp, mag het geluid op de gevels van geluidgevoelige gebouwen in beginsel niet meer bedragen dan de standaardwaarde. De standaardwaarde staat gelijk aan voldoende kwaliteit voor een gezonde leefomgeving.

Op een bepaalde locatie kan het geluid hoger zijn dan de standaardwaarde, terwijl andere factoren voor die locatie juist heel gunstig zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het realiseren van nieuwe woningen nabij een treinstation of nabij bepaalde andere maatschappelijke voorzieningen. De Ow geeft de mogelijkheid om deze factoren mee te laten wegen. Een situatie waar niet meer wordt voldaan aan de standaardwaarde, maar waar het geluid nog juist binnen de grenswaarde is, kan onder voorwaarden toelaatbaar worden geacht. Bijvoorbeeld wanneer er geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen, de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt en het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde.

Het bevoegd gezag beoordeelt de aanvaardbaarheid van het geluid bij ruimtelijke plannen. Criteria hiervoor zijn vastgelegd in voorliggende beleidsregel op basis waarvan nieuwe ontwikkelingen kunnen worden toegelaten. Met de komst van de Ow verbetert de bescherming van geluidgevoelige gebouwen. Gemeenten kunnen geluid vanwege verkeer en industrie beter beheersen doordat de veranderingen ten opzichte van een eerdere situatie worden gemonitord.

Geluidaandachtsgebieden Omgevingswet

Een geluidaandachtsgebied is het gebied langs een weg, spoorweg of rond een industrieterrein met gpp’s waarbinnen de standaardwaarde mogelijk overschreden wordt. Binnen de geluidaandachtsgebieden moet de geluidbelasting op een geluidgevoelig gebouw worden getoetst aan de in de wet opgenomen geluidnormen.

De geluidaandachtsgebieden zijn als fysiek geografisch gebied vastgelegd in het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). Voor de periode waarin dit nog niet is gebeurd, is er een overgangssituatie. Voorafgaand aan het toelaten van elke nieuwe ontwikkeling dient te worden nagegaan of deze zich in één of meerdere geluidaandachtsgebieden bevindt.

Geluidgevoelig gebouw

Het geluid wordt beoordeeld ter plaatse van de gevels van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. Een geluidgevoelig gebouw is een gebouw of een gedeelte van een gebouw (artikel 3.21 [link], Bkl):

  • met een woonfunctie;

  • met een onderwijsfunctie;

  • met een gezondheidszorgfunctie met bedgebied; of

  • voor een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied.

Een appartement in een flatgebouw is een gedeelte van een gebouw en daarmee een geluidgevoelige gebouw. Ook een woonschip of een woonwagen is een geluidgevoelig gebouw.

Bij een woonschip of woonwagen wordt het geluid niet getoetst op de gevel. Maar op de begrenzing van de ligplaats voor woonschepen of als standplaats voor woonwagens.

De waarden en eisen in de instructieregels voor het bereiken van een aanvaardbaar geluid gelden op de gevel van een geluidgevoelig gebouw dat langer dan 10 jaar toegelaten is. De instructieregels gelden niet voor tijdelijke bouwwerken.

Standaardwaarden en grenswaarden

Het streven is om de waarde van het geluid niet boven de standaardwaarde te laten uitkomen. De standaardwaarde is daarmee een ondergrens. De standaardwaarden per geluidbronsoort zijn vastgelegd in het Bkl en ook genoemd in Tabel 3 van deze beleidsregels. De standaardwaarden gelden als algemeen geaccepteerd geluidniveau.

In de Ow is bepaald dat het bevoegd gezag alleen geluid tot en met de grenswaarde op de gevel van een geluidgevoelig gebouw kan toegestaan als voldaan is aan bepaalde voorwaarden. De grenswaarde is daarmee een bovengrens. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan staan in het Bkl. Het komt erop neer dat als het geluid hoger dan de standaardwaarde is geluidmaatregelen worden getroffen die niet bezwaarlijk zijn en dat met deze geluidmaatregelen het geluid nog hoger kan zijn dan de standaardwaarde maar niet hoger mag zijn dan de grenswaarde.

Er zijn echter uitzonderingen waarbij het Bkl geluid boven de grenswaarde wel toestaat. Het gaat dan bijvoorbeeld om een overschrijding vanwege zwaarwegende belangen, bij situaties met vervangende nieuwbouw of functiewijziging.

Geluidluwe gevel

Het belang van een geluidluwe gevel dient te worden betrokken bij overschrijding van de standaardwaarde. De definitie van een geluidluwe gevel is in deze beleidsregels nader ingevuld en staat in bijlage 1 Begripsbepalingen.

Niet-geluidgevoelige gevel

In de Ow blijft de ‘dove gevel’ min of meer vergelijkbaar met het voormalige recht bestaan, hoewel de term veranderd is naar ‘niet-geluidgevoelige gevel’. Het verschil is dat in een niet-geluidgevoelige gevel wel ‘te openen delen‘ mogelijk zijn, zolang deze delen met een bouwkundige constructie zodanig worden afgeschermd dat de grenswaarde ter plaatse van de te openen delen niet wordt overschreden. Tevens mag onder de Ow een gemeenschappelijke doorgang aanwezig zijn, bijvoorbeeld een toegangsdeur van een appartementengebouw of een vluchtdeur.

Een niet-geluidgevoelige gevel is een gevel die na een belangenafweging in het omgevingsplan de aanduiding ‘niet-geluidgevoelige gevel met maatregelen’ krijgt. Bij een niet-geluidgevoelige gevel wordt bij het vaststellen van benodigde geluidwering van die gevel uitgegaan van het gezamenlijke geluid op die gevel, verhoogd met 3 dB .

Gecumuleerd en gezamenlijk geluid

Indien de standaardwaarde wordt overschreden, dient de gecumuleerde geluidbelasting en de gezamenlijke geluidbelasting op een geluidgevoelig gebouw te worden bepaald.

Gecumuleerd geluid wordt gebruikt voor de afweging van de aanvaardbaarheid. Hierbij wordt rekening gehouden met de hinderlijkheid van geluid (gewogen geluid) van verschillende geluidbronsoorten meegenomen. De Omgevingsregeling bevat daarvoor regels.

Het gezamenlijk geluid (niet-gewogen) wordt gebruikt voor de beoordeling van het binnenniveau, dan wel het bepalen van de eisen aan de geluidwering van een geluidgevoelig gebouw. Ook hierbij wordt rekening gehouden met het geluid van verschillende geluidbronsoorten.

Geluidwering van de gevel

Om te bepalen of het geluid in een geluidgevoelig gebouwen voldoet aan de eis voor de binnenwaarde is veelal nader onderzoek nodig. Met dat onderzoek wordt bepaald wat de geluidwering van de gevel is. Daarbij worden specifieke kenmerken als oppervlakte en materialen van geveldelen meegenomen. Voor het geluid op de gevel is het gezamenlijk geluid het uitgangspunt. Het gezamenlijk geluid is het (niet-gewogen) geluid van verschillende geluidbronsoorten.

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw legt het bevoegd gezag de waarde van het gezamenlijk geluid op de gevel in het omgevingsplan of in de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) vast in het geval het geluid hoger is dan de standaardwaarde. In combinatie met de binnenwaarde kunnen initiatiefnemer en bevoegd gezag dan bij de aanvraag van de bouwactiviteit de benodigde geluidwering van die gevel bepalen. Zo’n systematiek is van overeenkomstige toepassing bij aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg.

4.Werking van de beleidsregels

In dit hoofdstuk wordt de werking van deze beleidsregels toegelicht aan de hand van de volgende drie voorbeelden:

  • A.

    wijzigen van een gemeenteweg in de nabijheid van een woonwijk;

  • B.

    toelaten van één nieuwe woning in de nabijheid van een weg;

  • C.

    toelaten van een bouwplan met 32 nieuwe woningen in de nabijheid van een weg.

A. Wijzigen van een gemeenteweg in de nabijheid van een woonwijk

De gemeente wil een gemeenteweg met twee rijstroken wijzigen. De wijziging betreft een herindeling van het dwarsprofiel. Na de herindeling komt er een vrijliggend fietspad en is er iets minder ruimte voor de auto’s. Door de herindeling schuift de ene rijstrook 5 meter in de richting van de woonwijk en is de ligging van de andere rijstrook onveranderd. In de nabijheid van de weg is een woonwijk gelegen met 24 woningen. Deze aanpassing past binnen het omgevingsplan. Wel moet worden voldaan aan eisen die zijn gesteld voor geluid.

Op grond van artikel 5.78j [link] van het Bkl is door de verplaatsing van de rijstrook met meer dan 2 meter sprake van een wijziging van de gemeenteweg. De beoordeling van het geluid vindt als volgt plaats.

Als eerste stap wordt op de gevels van de 24 woningen getoetst of het geluid ter plekke hoger is dan de hoogste van de volgende twee waarden (artikel 5.78m [link] Bkl):

  • de standaardwaarde van 53 dB;

  • het geluid op de woning in het jaar van de wijziging van de weg.

Bij deze vergelijking wordt het geluid in het jaar voor de wijziging van de weg vergeleken met het geluid in het maatgevende jaar. Dat is over het algemeen 10 jaar na de beoogde realisatie van de wegaanpassing. Uit de berekeningen blijkt dat voor 24 woningen het geluid door de wegaanpassing toeneemt van 62 dB (jaar van de wijziging van de weg) naar 63 dB (10 jaar na wijziging van de weg). De 24 woningen liggen aaneengesloten in een zelfde cluster.

Omdat het geluid 10 jaar na wijziging van de weg hoger is dan de hoogste van de twee waarden (53 dB of 62 dB) is artikel 5 van deze beleidsregels van toepassing. Het eerste lid van dit artikel voorziet erin dat er dan geluidbeperkende maatregelen worden afgewogen en dat daarnaast het geluid niet hoger mag worden dan de plandrempel uit Tabel 1. Het tweede lid voorziet erin dat maatregelen worden getroffen als deze financieel doelmatig zijn én er geen overwegende bezwaren van specifieke aard zijn. Artikel 6 geeft een nadere uitwerking van de toets of maatregelen financieel doelmatig zijn.

Bij de afweging van bronmaatregelen wordt als eerste beoordeeld of er overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of technische aard zijn, voor de toepassing van deze maatregelen. Er wordt getoetst aan artikel 7, vijfde lid. Als er geen overwegende bezwaren zijn wordt beoordeeld of een geluidreducerende wegdekverharding doelmatig is.

Uit de geluidberekening blijkt dat akoestisch geoptimaliseerd SMA of een 1 meter hoog scherm beide de toename van 1 dB wegnemen. Omdat het aantal maatregelpunten voor een variant met schermen hoger is dan een variant met akoestisch geoptimaliseerd SMA is de variant met schermen niet doelmatig (artikel 7, derde lid onder b.). De toelichting op artikel 7 bevat voorbeelden met een nadere uitwerking van dit artikel. De toets of een geluidbeperkende maatregel financieel doelmatig is, is gebaseerd op Rijksregels uit het Bkl maar aangepast aan de gemeentelijke situatie.

Omdat de financieel doelmatige maatregel (zonder overwegende bezwaren) de toename volledig wegneemt, wordt voldaan aan artikel 4. Omdat voldaan wordt aan artikel 4 is geen sprake meer van een toename van het geluid (artikel 5). Daarom is ook artikel 8 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid) niet van toepassing.

B. Toelaten van één nieuwe woning in de nabijheid van een weg

De gemeente wil een nieuwe woning toelaten in de nabijheid van een weg. Het gebouw was tot enkele jaren geleden in gebruik als winkel en wordt getransformeerd naar woning. Het omgevingsplan staat dit nieuwe gebruik niet toe. Om dit wel mogelijk te maken is de gemeente voornemens een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit te verlenen. Daarbij moet wel worden voldaan aan deze beleidsregels.

Als eerste wordt op de gevel van de nieuwe woning getoetst of het geluid hoger is dan de standaardwaarde van 53 dB (artikel 12). Daarbij wordt uitgegaan van het geluid in het maatgevende jaar. Dat is over het algemeen 10 jaar na de beoogde realisatie van de nieuwe woning. Uit de berekeningen blijkt dat voor deze woningen het geluid 59 dB is.

Omdat het geluid hoger is dan de toegestane standaardwaarde is artikel 11 van deze beleidsregels van toepassing. Het eerste lid voorziet erin dat maatregelen worden afgewogen en dat het geluid niet hoger wordt dan de plandrempel. Het tweede lid voorziet erin dat maatregelen worden getroffen als deze financieel doelmatig zijn én er geen overwegende bezwaren van specifieke aard zijn. Via artikel 16, eerste lid is in artikel 7 een nadere uitwerking gegeven van de toets of maatregelen financieel doelmatig zijn. Aangezien het hier een situatie betreft met minder dan 10 geluidgevoelige gebouwen in het cluster is artikel 7 niet van toepassing: de financiële doelmatigheid van geluidbeperkende maatregelen zoals geluidschermen en geluidreducerende wegdekken behoeft niet te worden onderzocht.

Omdat in deze situatie het geluid de standaardwaarde overschrijdt is het derde lid van artikel 11 van toepassing. Door het eventueel toepassen van maatregelen aan de buitenzijde van de toekomstige woning en aanpassing van de indeling moet worden onderzocht hoe een geluidluwe zijde en -buitenruimte gerealiseerd kunnen worden. Aangezien niet wordt voldaan aan de standaardwaarde (artikel 11) moet tevens de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid worden getoetst (artikel 17). In dit geval is de nabijgelegen weg de maatgevende bron en zijn er geen andere relevante bronnen in de directe omgeving. Het gecumuleerde geluid is dan ook 59 dB en is daarmee lager dan de toegestane maximale waarde uit artikel 16 (Tabel 5). Daarmee is het gecumuleerde geluid aanvaardbaar. Ook wordt nog het gezamenlijke geluid bepaald (artikel 5.78q [link], Bkl) dat nodig is voor de beoordeling van het geluid in de woning of hiervoor aanvullende gevelisolatie nodig is.

[De toelichting bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Het gecumuleerde geluid is dan ook 59 dB en is daarmee lager dan de toegestane maximale waarde uit artikel 8 (Tabel 2).]

C. Toelaten van een bouwplan met 32 nieuwe woningen in de nabijheid van een weg

De gemeente is voornemens het omgevingsplan te wijzigen voor de realisatie van een bouwplan met 32 nieuwe woningen en enkele kantoorunits. De woningen en kantoren komen op de locatie waar voorheen een bedrijf was gevestigd. Dit bedrijfsgebouw wordt volledig gesloopt. Het nieuwe gebouw bestaat uit kantoren op de begane grond en daarboven 4 bouwlagen met op iedere bouwlaag 8 nieuwe woningen. Het bouwplan is gelegen in de nabijheid van een drukke verkeersweg.

Als eerste wordt op de gevel van de nieuwe woningen getoetst of het geluid hoger is dan de standaardwaarde van 53 dB (artikel 10). Daarbij wordt uitgegaan van het geluid in het maatgevende jaar. Dat is over het algemeen 10 jaar na de beoogde realisatie van de nieuwe woningen. Uit de berekeningen blijkt dat het te verwachte geluid over tien jaar op de 1e etage 60 dB is. Op de drie etages daarboven is het geluid respectievelijk 59, 58 en 56 dB.

Omdat het geluid hoger is dan de standaardwaarden is de toepassing van artikel 11 van deze beleidsregels van belang. Het eerste lid voorziet erin dat er geluidbeperkende maatregelen worden afgewogen en dat het toegestane geluid niet hoger mag zijn dan de plandrempel (Tabel 4). Het tweede lid voorziet erin dat maatregelen worden getroffen als deze financieel doelmatig zijn én er geen overwegende bezwaren van specifieke aard zijn. In artikel 7 is een nadere uitwerking gegeven van de toets of maatregelen financieel doelmatig zijn.

Bij de afweging van bronmaatregelen wordt als eerste beoordeeld of er overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of technische aard zijn, voor de toepassing van deze maatregelen. Er wordt getoetst aan artikel 7, vijfde lid. Als er geen technische beperkingen zijn wordt beoordeeld of eventueel het aanbrengen van geluidreducerend asfalt doelmatig is.

Voor het bepalen van de financiële doelmatigheid van de maatregelen is de waarde van het geluid in de toekomstige situatie zonder aanvullende maatregelen van belang: 56 tot en met 59 dB. Op basis van de tabel in bijlage 2 zijn er voor alle woningen samen dan 6.560 reductiepunten beschikbaar. In de toelichting bij artikel 7 wordt aan de hand van voorbeelden de werking van de het doelmatigheidscriterium en de bijbehorende systematiek van reductiepunten verder toegelicht.

Geluidreducerend asfalt kan een doelmatige maatregel zijn omdat dit niet meer maatregelpunten kost dan er reductiepunten beschikbaar zijn (artikel 7, eerste lid). Op basis van een soortgelijke berekening is te concluderen dat een 1 meter hoog scherm (met of zonder fundering) over de gehele clusterlengte van 68 meter doelmatig kan zijn. Hetzelfde geldt voor een scherm van 2 meter hoog. Ook de combinatie van de volgende maatregelen kunnen doelmatig zijn:

  • geluidreducerend asfalt en een 1 meter hoog scherm (zonder fundering);

  • geluidreducerend asfalt en een 1 meter hoog scherm (met fundering).

Een scherm van 3 meter hoog of hoger is niet doelmatig. De maatregelen geluidreducerend asfalt en een 2 meter hoog scherm zijn ook niet doelmatig. Deze kosten meer maatregelpunten dan er reductiepunten beschikbaar zijn

Vanwege de ter plekke aanwezige slappe grond is in dit geval nodig om een 1 meter hoog scherm met fundering te bouwen. Uit de geluidberekening blijkt dat de geluidreductie van de varianten ‘geluidreducerend asfalt en een 1 meter hoog scherm’ en ‘geluidreducerend asfalt’ nagenoeg gelijk is. Dat komt omdat het scherm naar verwachting alleen op de begane grond geluid reduceert en daar zijn geen woningen, maar kantoren voorzien. De extra geluidreductie door het scherm is derhalve zeer gering. Op basis van artikel 7, derde lid onder c vallen de varianten ‘ geluidreducerend asfalt en een 1 meter hoog scherm’ af en is de enig overgebleven variant ‘geluidreducerend asfalt’ doelmatig.

Omdat het geluid na afweging van doelmatige maatregelen boven de standaardwaarde blijft wordt het derde lid van artikel 11 toegepast. Daarbij moet met maatregelen aan het gebouw en de indeling van het gebouw onderzocht worden hoe een geluidluwe zijde en -buitenruimte gerealiseerd kan worden. Omdat niet wordt voldaan aan de standaardwaarde (artikel 11) wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid ook getoetst (artikel 16). In dit geval is deze weg de maatgevende weg en zijn er geen andere relevante bronnen in de omgeving. Het gecumuleerde geluid is dan ook 56 tot en met 60 dB en is daarmee lager dan de maximale waarde uit artikel 16 (Tabel 5). Daarmee is het gecumuleerde geluid aanvaardbaar. Ook wordt nog het gezamenlijke geluid bepaald (artikel 17) dat nodig is voor de beoordeling van het geluid in de woning en daarmee of aanvullende gevelisolatie nodig is.

[De toelichting bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Het gecumuleerde geluid is dan ook 56 tot en met 60 dB en is daarmee lager dan de maximale waarde uit artikel 8 (Tabel 2).]

5.Overgangssituaties

Voor de overgang naar de Ow is voor een groot aantal situaties overgangsrecht vastgelegd. Dit is voor geluid onder meer geregeld in de Aanvullingswet geluid, het Aanvullingsbesluit geluid en het Invoeringsbesluit Omgevingswet (bruidsschat). Hieronder worden drie overgangssituaties toegelicht in relatie tot het toepassen van deze beleidsregels.

Nieuw geluidgevoelig gebouw bij gemeentelijke weg

Voor het toelaten van een nieuw geluidgevoelig gebouw, bijvoorbeeld met een Bopa, in het geluidaandachtsgebied van een gemeenteweg is er geen formeel overgangsrecht. Vanaf 1 januari 2024 is de Ow hierop van toepassing. Daarin dient het geluid bepaald te worden voor de situatie ten minste tien jaar na vaststelling van het omgevingsplan. Het geluidaandachtsgebied bij gemeentewegen en lokale spoorwegen wordt daarbij, als de basisgeluidemissie door de gemeente nog niet is vastgelegd, in eerste instantie bepaald op basis van vaste afstanden van 100, 200 of 350 meter en is afhankelijk van het aantal rijstroken en de maximumsnelheid (artikel 17.5 [link] van de Omgevingsregeling). Als de basisgeluidemissie door de gemeente wel is vastgelegd wordt het geluidaandachtsgebied bepaald op basis van de brongegevens bij de basisgeluidemissie. In deze beide situaties kunnen deze beleidsregels worden toegepast.

Wijziging gemeentelijke weg binnen regels tijdelijk omgevingsplan

Wordt een gemeentelijke weg gewijzigd binnen de ruimtelijke regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan (voorheen bestemmingsplan), dan moet het bevoegd gezag voldoen aan de regels uit afdeling 22.4 van het Invoeringsbesluit Omgevingsbesluit (Bruidsschat omgevingsplan). De regels uit afdeling 22.4 zijn een omzetting van artikel 73, onder a (toepassingsbereik), artikel 79 (aanleg) en artikel 99 (reconstructie) van de Wet geluidhinder. De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' Bkl zijn op deze situatie niet van toepassing. Deze beleidsregels zijn dan ook niet van toepassing op deze situatie.

Nieuwe geluidgevoelige gebouwen bij provinciale weg (zonder en met gpp)

Bij het toelaten van een nieuw geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied van een provinciale weg werkt het anders. Dan is de wijze waarop het geluid wordt bepaald afhankelijk van het wel of niet vastgestelde geluidproductieplafonds door de provincie. Als nog geen geluidproductieplafonds zijn vastgesteld dan worden de regels van de Wgh, als onderdeel van het tijdelijk omgevingsplan, toegepast. Daarin dient het geluid bepaald te worden voor de situatie ten minste tien jaar na vaststelling van het omgevingsplan. De geluidzone uit de Wgh geldt als geluidaandachtsgebied. Op die situatie zijn deze beleidsregels niet van toepassing. Als er wel geluidproductieplafonds zijn vastgesteld dan worden de regels van de Ow toegepast. En wordt het geluid bepaald op basis van de in het geluidregister vastgelegde geluidbrongegevens. Op dat geval zijn deze beleidsregels voor geluid wel van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

In hoofdstuk 1 zijn de begripsbepalingen vastgelegd en is vastgelegd in welke situaties deze beleidsregels geluid van toepassing zijn.

Artikel 2 (toepassingsbereik)

In dit artikel is het overkoepelende toepassingsbereik van de beleidsregels vastgelegd. De regels zijn onder meer van toepassing bij:

  • fysieke wijziging of aanleg van een lokale spoorweg of een gemeenteweg;

  • verkeersbesluit voor een gemeenteweg waardoor de emissie meer dan 1,5 dB toeneemt;

  • gewijzigd gebruik van een spoorweg waardoor de emissie 1,5 dB toeneemt;

  • toelaten van een nieuw geluidgevoelige gebouw in de nabijheid van een of meerdere wegen;

  • wijzigingen in de geluidoverdracht in het geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg en industrieterrein.

HOOFDSTUK 2 AANLEG OF WIJZIGING VAN EEN GEMEENTEWEG OF LOKALE SPOORWEG

Hoofdstuk 2 richt zich op geluidregels die horen bij de aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg. De gemeente is hiervoor bevoegd gezag en geeft hiermee invulling aan de beleidsruimte uit het Bkl.

Artikel 3 (toepassingsbereik)

In dit artikel het toepassingsbereik vastgelegd van de beleidsregels uit hoofdstuk 2 (aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg).

Artikel 4 (geluid voldoet aan de standaardwaarde of neemt niet toe)

Dit artikel beschrijft de situatie die zonder nadere beoordeling als aanvaardbaar wordt geacht.

Artikel 5 (overschrijding standaardwaarde of toename)

Bij een overschrijding van de standaardwaarde of een toename van het geluid wordt door het treffen van geluidbeperkende maatregelen de overschrijding zoveel mogelijk beperkt. Geluidbeperkende maatregelen kunnen bijvoorbeeld de aanleg van geluidreducerend asfalt of geluidschermen of -wallen zijn.

Het kan zijn dat de maatregelen die uit de afweging volgen het initiële plan overstijgen. Dat kan bijvoorbeeld omdat het initiële plan over de aanleg van een aantal woningen gaat en de geluidbeperkende maatregel wordt toegevoegd aan een bestaande weg die voor de woningbouw niet aangepast behoeft te worden. In zo’n geval kan het nodig zijn om aanvullend afspraken vast te leggen, over de wijze waarop de bouw van de maatregel en de beheer en onderhoudskosten wordt bekostigd. Dat kan bijvoorbeeld met een gebiedsfonds of een bovenwijkse verevening. Deze beleidsregels bevatten geen kader of regels voor dit soort aanvullende afspraken.

Voor de hoogte van de plandrempels in artikel 5 is aangesloten bij de plandrempels zoals vastgelegd in het Programma Geluid & Lucht. De plandrempels in artikel 5 moeten worden aangepast als de plandrempels in het programma worden gewijzigd.

Artikel 6 (overschrijding plandrempel vanwege zwaarwegende belangen)

Dit artikel biedt de gemeente een mogelijkheid om te besluiten dat het geluid op de gevel hoger is dan de plandrempel. Hierbij gelden zwaardere eisen voor de motivering en voor de maatregelen dan bij gebruik van de afwegingsruimte tussen standaardwaarde en plandrempel. Zo moet er sprake zijn van zwaarwegende economische of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen die het rechtvaardigen dat het geluid op de gevel hoger is dan de plandrempel. Daarbij moeten ook maatregelen worden overwogen die meer maatregelpunten kosten dan er reductiepunten beschikbaar zijn en ook meer ingrijpende maatregelen die verder gaan dan de normale geluidbeperkende maatregelen. Daarbij kan worden gedacht aan de aanleg van een tunnel, snelheidsverlaging of omleidingsroute, of het onttrekken van de geluidgevoelige functie aan geluidgevoelige gebouwen.

Artikel 7 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

In het eerste lid, onder b staat dat een maatregel moet leiden tot een ‘significante afname’ van het geluid op het geluidgevoelige cluster. Wat significant is, is daarbij niet vastgelegd in een absolute decibel waarde. Het is deels afhankelijk van de maatregel zelf en de impact op bijvoorbeeld stedenbouwkundige aspecten of de kosten voor beheer en onderhoud. Zo heeft een geluidreducerend wegdek bijvoorbeeld akoestisch geoptimaliseerd SMA een emissiereductie van 2 dB ten opzichte van het referentiewegdek (dicht asfalt beton). Het toepassen van zo’n wegdek als maatregel kan significante zijn als de geluidreductie op de woningen 1 tot 2 dB is. Daarentegen kan een geluidscherm een geluidreductie opleveren tot 15 tot 20 dB maar is ook een verstorend object vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Als een geluidscherm zorgt voor en afname van het geluid met 2 dB dan wordt dat als ‘niet significant’ aangemerkt.

Het tweede lid gaat over geluidbeperkende maatregelen bestaande uit een werk of bouwwerk. Dat is een geluidscherm of -wal. Hieronder valt niet een geluidreducerend wegdek. Het stelt een eis aan de afname van het geluid door een geluidbeperkende maatregel zoals een geluidscherm of -wal in combinatie met een maatregel aan de bron zoals een geluidreducerend wegdek. Gekozen is voor een afname van ten minste 3 dB op één geluidgevoelig gebouw om zeker te stellen dat de het geluidscherm of -wal een duidelijk waarneembare geluidreductie oplevert en niet enkel als een obstakel in de ruimte (stedelijk of landschappelijk) wordt ervaren.

Een geluidbeperkende maatregel die niet aan allen drie de onderdelen van het derde lid (onderdelen a tot en met c) voldoet is niet financieel doelmatig. Het gaat hier om een situaties waarbij één variant de grootste geluidreductie oplevert (onderdeel a). Deze variant kost meer maatregelpunten dan alternatieven die minder maatregelpunten kosten en een gelijke of nagenoeg gelijke geluidreductie leveren. Nagenoeg gelijk is dan een geluidreductie die maximaal circa 5% minder is dan de variant met de grootste geluidreductie (onderdeel b). En de variant met de grootste geluidreductie een extra geluidreductie oplevert die in verhouding veel extra maatregelpunten kosten (onderdeel c). Wat een redelijke verhouding is, is niet vastgelegd in deze geluidregels en dient voor specifieke situaties in overleg met de gemeente te worden bepaald.

Hierna volgt een nadere toelichting op de toepassing van het doelmatigheidscriterium. Het begrip cluster wordt uitgelegd met behulp van twee figuren en daarna volgen drie voorbeelden van de toepassing van de doelmatigheidstoets op de aspecten budget (reductiepunten) en kosten (maatregelpunten). Bij de uitwerking van de reductiepunten in deze beleidsregels is aangesloten bij het systeem van reductiepunten zoals die voor Rijkswegen zijn vastgelegd in het Bkl. Op een aantal punten is hiervan afgeweken. Dit wordt toegelicht.

Clusters

Figuur 1 toont voor twee situaties de wijze waarop een de lengte van de treffen geluidmaatregelen bij een woning en een cluster van woningen kan worden bepaald.

Situatie A is de meest eenvoudige situatie waarbij de lengte wordt bepaald op basis van de afstand tussen de nieuwe woning en de weg (d). De lengte van het cluster en de bijbehorende maatregel is in dat geval 4 maal de afstand d. Dit deel van de weg is bepalend voor het geluid op de nieuwe woning. In het geval er meerdere woningen zijn (situatie B) dan wordt de lengte van de maatregel bepaald door de maatgevende woningen. Daarbij wordt voor iedere woning een zichthoek van 4 maal de afstand bepaald. En is de lengte van het cluster en de maatregel de overlappende van deze zichthoeken.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 Voorbeeld van een cluster bij twee situaties bij de afweging van de financiële doelmatigheid bij het toelaten van een nieuw geluidgevoelige gebouw.

Reductiepunten en maatregelpunten

De reductiepunten voor één cluster is een maat voor het budget dat beschikbaar is voor geluidmaatregelen. Het aantal reductiepunten (zie bijlage 2) per woning is gebaseerd op de reductiepunten voor Rijkswegen uit bijlage Va van het Bkl. Daarbij is ervoor gekozen de hoogte van de reductiepunten te verlagen met een factor 15. Dat is gedaan omdat:

  • bij gemeentewegen is de oppervlakte van het geluidreducerende wegdek meestal veel kleiner dan bij Rijkswegen. Gemeentewegen hebben meestal 2 x 1 rijstroken en Rijkswegen hebben veelal 2 x 3 rijstroken plus een vluchtstrook aan beide zijden. En de afstand van de woningen tot de weg (en daarmee de clusterlengte) is bij Rijkswegen vaak veel groter.

  • het werkelijk benodigde budget voor maatregelen per nieuwe woning zonder een verlaging van de reductiepunten al snel te hoog is. Een hoger budget voor bron- of overdrachtsmaatregelen heeft veel invloed op de kostprijs van woningen en wordt als niet acceptabel gezien. De kosten voor maatregelen aan het gebouw zijn meestal lager en kunnen in veel gevallen ook tot een aanvaardbare situatie leiden.

Figuur 2 geeft de reductiepunten voor een geluidgevoelig gebouw weer. De reductiepunten voor Rijkswegen of provinciale wegen worden gebruikt voor de beoordeling van de financiële doelmatigheid bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen. Bij de aanpassing of aanleg van de Rijksweg of provinciale weg is Rijkswaterstaat of de provincie zelf het gezag en past een eigen beoordeling van de financiële doelmatigheid toe.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 Aantal reductiepunten voor een geluidgevoelig gebouw bij geluid door een weg voor verschillende geluidbronsoorten.

De maatregelpunten bij één cluster worden bepaald door de som van de maatregelpunten voor alle afzonderlijke maatregelen voor dat cluster. Bij één cluster kan het bijvoorbeeld gaan om een maatregel bestaande uit een geluidreducerend wegdek én een geluidscherm. De maatregelpunten van een geluidmaatregel staan in bijlage 2. Voor geluidreducerende wegdekken zijn de maatregelpunten per 10 m² vastgelegd. En voor geluidschermen per strekkende meter.

Hieronder zijn drie voorbeelden voor de beoordeling van de doelmatigheid uitgewerkt. Daarbij is getoetst of een bepaalde maatregel doelmatig is. Om de voorbeelden eenvoudig te houden is volstaan met een beoordeling van artikel 7, eerste lid onder a. In dat kader wordt getoetst of het budget aan reductiepunten groter of gelijk is aan de maatregelpunten (kosten). Bij de uitwerking van voorbeelden is er vanuit gegaan dat aan de andere voorwaarden van het doelmatigheidscriterium uit artikel 7 geen beperking opleveren. Eén van die voorwaarden is bijvoorbeeld de benodigde 3 dB geluidproductie voor schermen (artikel 7, tweede lid).

Voorbeeld 1: 10 woningen en beoordeling doelmatigheid bronmaatregel

  • Aantal woningen: 10

  • Geluid: 58 dB

  • Budget: 2.000 reductiepunten (200 per woning)

  • Afstand tot de weg: 125

  • Huidig wegdek: DAB

  • Aantal rijstroken: 2

  • Bronmaatregel: Akoestisch geoptimaliseerd SMA

  • Oppervlak: 4.000 m²

  • Kosten wegdek: 2.000 maatregelpunten

  • Afweging: doelmatig

  • Lengte cluster: 500 meter

Uit dit voorbeeld blijkt dat bij 10 woningen met een waarde van het geluid van 58 dB een Akoestisch geoptimaliseerd SMA het meest doelmatig is tot een lengte van 500 meter. Als de woningen verder dan 125 meter van de weg afliggen, wordt de clusterlengte groter en is deze maatregel niet meer doelmatig. Het budget per woning is 200 reductiepunten. Als het geluid 65 dB is, neemt dit toe tot 333 reductiepunten. Bij 65 dB wordt dit wegdek doelmatig tot circa 820 meter aan clusterlengte.

Voorbeeld 2: 55 woningen en beoordeling doelmatigheid geluidscherm

  • Aantal woningen: 55

  • Geluidbelasting: 65 dB

  • Budget: 18.333 reductiepunten

  • Afstand tot de weg: 25

  • Overdrachtsmaatregel: 4 meter hoogte

  • Lengte cluster: 100 meter

  • Kosten scherm: 17.300 maatregelpunten

  • Afweging: doelmatig

Dit voorbeeld laat zien dat bij 55 woningen met een waarde van het geluid van 65 dB een 4 meter hoog geluidscherm doelmatig is tot een lengte van 100 meter. Als de woningen verder dan 100 meter van de weg afliggen, wordt de clusterlengte groter en is de maatregel niet meer doelmatig. Het budget per woning is 333 reductiepunten. Als het geluid 70 dB is, neemt dit toe tot 593 reductiepunten. Bij 70 dB wordt dit scherm doelmatig tot circa 180 meter clusterlengte.

Voorbeeld 3: 17 woningen en beoordeling doelmatigheid geluidscherm

  • Aantal woningen: 17

  • Geluidbelasting: 61 dB

  • Budget: 4.420 reductiepunten

  • Afstand tot de weg: 20

  • Overdrachtsmaatregel: 1 meter hoogte

  • Lengte cluster: 80 meter

  • Kosten scherm: 4.240 maatregelpunten

  • Afweging: doelmatig

Het derde voorbeeld laat zien dat bij 17 woningen met een waarde van het geluid van 61 dB een 1 meter hoog geluidscherm doelmatig is tot een lengte van 80 meter. Als de woningen verder dan 80 meter van de weg afliggen, wordt de clusterlengte groter en is de maatregel niet meer doelmatig. Het budget per woning is 260 reductiepunten. Als het geluid 65 dB is, neemt dit toe tot 333 reductiepunten. Bij 65 dB wordt dit scherm doelmatig tot circa 105 meter clusterlengte.

Om te voorkomen dat bij een bouwplan met een gering aantal nieuwe toe te laten geluidgevoelige gebouwen onnodig veel onderzoekslasten verplicht worden gesteld, is in artikel 16 een aanvullende regel opgenomen. In dit artikel wordt verwezen naar een lijst van limitatieve geluidbeperkende maatregelen in bijlage 3. Dat beperkt de mogelijkheden van het aantal geluidbeperkende maatregelen waarvoor verplicht de financiële doelmatigheid wordt bepaald. Maar dat maakt het niet onmogelijk om nieuwe (innovatieve) maatregel onderdeel te maken van een project of besluit. Er kan altijd besloten worden om deze maatregelen op te nemen in het project of besluit als alternatief voor de financiële doelmatigheid maatregel. Als na verloop van tijd geen sprake meer is van een innovatie dan kan ook altijd bijlage 3 worden aangepast met een nieuwe maatregel.

HOOFDSTUK 3. NIEUWE GELUIDGEVOELIGE GEBOUWEN IN EEN AANDACHTSGEBIED VAN EEN GEMEENTEWEG, WATERSCHAPSWEG, LOKALE SPOORWEG, PROVINCIALE WEG, RIJKSWEG OF SPOORWEG

Hoofdstuk 3 richt zich op geluidregels die horen bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen. De gemeente is hiervoor bevoegd gezag en geeft hiermee invulling aan de beleidsruimte uit het Bkl.

Artikel 9 ( toepassingsbereik)

Het eerste lid regelt dat er alleen een geluidtoets plaatsvindt, als de verwachting is dat het geluid op de nieuwe geluidgevoelige bestemming hoger is dan de standaardwaarde. Die verwachting is er als het geluidgevoelige gebouw in het geluidaandachtsgebied ligt. Daarbij wordt een toets uitgevoerd per geluidbronsoort. De toets wordt uitgevoerd door te kijken of de nieuwe geluidgevoelige bestemming in het geluidaandachtsgebied ligt van een bepaalde geluidbronsoort. In de Ow vervangt het geluidaandachtsgebied de systematiek van geluidzonering uit de Wgh.

Artikel 10 (geluid voldoet aan de standaardwaarden)

Bij het vastleggen van de basisgeluidemissie heeft de gemeente de mogelijkheid om één gezamenlijke basisgeluidemissie te bepalen voor een gemeenteweg en een daarmee grotendeels verweven of gebundelde lokale spoorweg. Deze keuze wordt geboden in artikel 3.27, tweede lid [link] van het Bkl Ow. Indien daarvoor is gekozen, dan wordt bij de toets van het geluid voor het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen het geluid van de gemeenteweg en de lokale spoorweg gezamenlijk beoordeeld. Artikel 9, tweede lid regelt dat in die situatie de standaardwaarde voor gemeentewegen de voorgeschreven standaardwaarde is voor het geluid van de gemeenteweg en de lokale spoorweg gezamenlijk.

Artikel 11 (overschrijding standaardwaarde)

Het eerste lid regelt dat bij een overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen deze overschrijding zoveel mogelijk wordt beperkt. Geluidbeperkende maatregelen kunnen bijvoorbeeld de aanleg van geluidreducerend asfalt zijn of geluidschermen of -wallen. Het geluid mag in die gevallen niet hoger zijn dan de plandrempel. De plandrempel in artikel 10 komen overeen met de plandrempels zoals vastgelegd in het Programma Geluid & Lucht. De plandrempels in artikel 10 dienen geactualiseerd te worden als de plandrempels uit het programma worden aangepast.

In het tweede lid is aangegeven dat geluidbeperkende maatregelen in aanmerkingen worden genomen als deze financieel doelmatig zijn en daartegen geen specifieke overwegende bezwaren zijn.

Als sprake is van een overschrijding van de standaardwaarde worden er eisen gesteld aan het gebouw. Standaard geldt de eis voor de maximale binnenwaarde van 33 dB is geregeld in het artikel 4.103 [link] van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In dit artikel is ook aangegeven dat het gaat om het gezamenlijke geluid.

De regels zijn ook van toepassing op een nieuw geluidgevoelig gebouw dat wordt toegelaten door wijziging van een gebruiksfunctie van een bestaand bouwwerk dat geen geluidgevoelig gebouw is. Voor deze nieuwe geluidgevoelige gebouwen gelden geen afwijkende voorwaarden. Dat geldt wel voor vervangende nieuwbouw. De afwijking daarvoor is vastgelegd in artikel 12.

Artikel 12 (geluidluwe gevel)

In dit artikel is aangegeven welke afmeting een geluidluwe gevel ten minste moet hebben. Hiermee wordt voorkomen dat kleine gevelstroken als geluidluwe openingen worden meegeteld bij het bepalen van het aantal te openen delen waarmee de woning geventileerd kan worden zonder dat het geluid in de woning te hoog wordt.

Artikel 13 (overschrijding plandrempel vanwege zwaarwegende belangen)

Dit artikel biedt de gemeente de mogelijkheid om te besluiten dat het geluid op de gevel hoger is dan de plandrempel. Hierbij gelden zwaardere eisen voor de motivering en voor de maatregelen dan bij gebruik van de afwegingsruimte tussen standaardwaarde en plandrempel. Zo moet er sprake zijn van zwaarwegende economische of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen die het rechtvaardigen dat het geluid op de gevel hoger is dan de plandrempel. Daarbij moeten ook meer ingrijpende maatregelen worden overwogen die verder gaan dan de normale geluidbeperkende maatregelen. Daarbij kan worden gedacht aan het niet realiseren van het geluidgevoelige gebouw op deze locatie, de aanleg van een tunnel, snelheidsverlaging of de omleiding van het verkeer.

Artikel 14 (overschrijding plandrempel bij vervangende nieuwbouw)

Dit artikel biedt de gemeente de mogelijkheid om te besluiten dat het geluid op de gevel van nieuwe woningen hoger is dan de plandrempel in het geval deze komen ter vervanging van bestaande woningen. Het artikel voorkomt enerzijds dat verbetering van bestaande woningen waar het geluid nu al hoger is dan de plandrempel niet mogelijk is door vervangende nieuwbouw. En stelt aan de andere kant een bovengrens aan de overschrijding van de plandrempel en voorkomt verder dat aantal te vervangen woningen met geluid hoger dan de plandrempel toeneemt ten opzichte van de huidige situatie.

Artikel 15 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

In dit artikel wordt verwezen naar artikel 6, maar in aanvulling daarop is vastgelegd dat voor kleine clusters, bestaande uit minder dan 10 geluidgevoelige gebouwen, geluidbeperkende maatregelen niet financieel doelmatig zijn. Daarmee wordt voorkomen dat bij een bouwplan met een gering aantal nieuwe toe te laten geluidgevoelige gebouwen onnodig veel onderzoekslasten verplicht worden gesteld.

Artikel 16 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)

De maximale waarde van het gecumuleerde geluid verwijst in artikel 14 naar de waarden zoals vastgelegd in het Programma Geluid & Lucht. De waarden in artikel 14 dienen geactualiseerd te worden als deze daarvan afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDIRECTE AKOESTISCHE EFFECTEN VAN WIJZIGING IN DE GELUIDOVERDRACHT

Hoofdstuk 4 is een nadere invulling van de beleidsruimte die in artikel 5.78ai [link], Bkl wordt geboden. Het kan bijvoorbeeld gaan om de sloop van een groot bouwwerk dat geluid afschermt, de bouw van een nieuw bouwwerk dat geluid reflecteert richting geluidgevoelige bouwwerken, of om het wijzigen van grasland in een wateroppervlak dat leidt tot een toename van geluid.

Artikel 19 ( toepassingsbereik)

Het eerste lid regelt dat er alleen een geluidtoets plaatsvindt, als de verwachting is dat het geluid door de wijzigingen in de geluidoverdracht met meer dan 1,5 dB toeneemt. Daarbij wordt een toets uitgevoerd per geluidbronsoort.

Artikel 20 (geluid voldoet aan de standaardwaarde of neemt niet toe)

Als het geluid met meer dan 1,5 dB toeneemt dan is het doel om deze toename te voorkomen. Het geluid is aanvaardbaar is zo’n toename wordt voorkomen of als het geluid niet hoger is dan de standaardwaarde.

Artikel 21 (overschrijding standaardwaarde of toename)

Bij een overschrijding van de standaardwaarde of een toename van het geluid wordt door het treffen van geluidbeperkende maatregelen de overschrijding zoveel mogelijk beperkt. De regels die dan van toepassing zijn, zijn overeenkomstig de regels die gelden voor aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg (hoofdstuk 2).

Artikel 22 (bepalen financiële doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen)

Dit artikel is overeenkomstig artikel 6 voor aanleg of wijziging van een gemeenteweg of lokale spoorweg. In aanvulling daarop zijn geluidbeperkende maatregel niet financieel doelmatig als deze wordt uitgevoerd voor een geluidgevoelig cluster bestaande uit minder dan 10 geluidgevoelige gebouwen. Deze aanvulling is gedaan omdat voor minder dan 10 woningen het aantal maatregelpunten bijna altijd hoger zijn dan de beschikbare reductiepunten. Met deze aanvulling wordt onnodig akoestisch onderzoek naar de financiële doelmatig van geluidbeperkende maatregelen.

Artikel 23 (beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)

Dit artikel is overeenkomstig artikel 16 voor de nieuwe geluidgevoelige gebouwen in een aandachtsgebied van een gemeenteweg, waterschapsweg, lokale spoorweg, provinciale weg, rijksweg of spoorweg.

Artikel 24 (uitvoeringstermijn geluidbeperkende maatregelen)

Dit artikel borgt dat de aanleg van geluidbeperkende maatregelen niet te lang op zich laat wachten. Uiterlijk 3 maanden na de wijziging in de geluidoverdracht dienen deze maatregelen gerealiseerd te zijn.

Artikel 25 (aanvraagvereisten omgevingsplan en buitenplanse omgevingsplanactiviteit)

Dit artikel is overeenkomstig artikel 18 voor de nieuwe geluidgevoelige gebouwen in een aandachtsgebied van een gemeenteweg, waterschapsweg, lokale spoorweg, provinciale weg, rijksweg of spoorweg.


Noot
1

Artikel 3.38, tweede lid van het Bkl.

Noot
2

Artikel 3.20, eerste lid van het Bkl.

Noot
3

Artikel 3.21 van het Bkl.

Noot
4

Artikel 3.22 van het Bkl.

Noot
5

Artikel 3.50 van het Bkl.

Noot
6

Artikel 3.39, tweede lid van het Bkl.

Noot
7

Artikel 5.78k van het Bkl.

Noot
8

Artikel 5.78j van het Bkl.

Noot
9

Artikel 5.78j van het Bkl.