Beleidsregels aanpak overlast gemeente Vlaardingen 2024

Geldend van 31-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanpak overlast gemeente Vlaardingen 2024

De burgemeester van Vlaardingen;

Gezien dat de ‘Beleidsregel Wijkverbod gemeente Vlaardingen’ en de ‘Beleidsregel aanpak overlast’ verouderd zijn;

Gelet op de bepalingen in artikel 172a en 172b Gemeentewet, de bepaling in artikel 2:91 Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019 (hierna: APV) en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat,

  • per 1 september 2010 de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (hierna: Overlastwet) in werking trad, op grond waarvan het mogelijk is om met een gebiedsverbod, groepsverbod, begeleidingsplicht en meldingsplicht op te treden tegen (ernstige) verstoringen van de openbare orde;

  • per 1 juli 2015 een wetswijziging van de Overlastwet plaatsvond en de mogelijkheden tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht zijn uitgebreid;

  • als gevolg van de mogelijke samenloop van de maatregelen genoemd in de APV en de Gemeentewet een integraal beleid en een afwegingskader gewenst is over de toepassing van deze maatregelen door de burgemeester;

  • in de gemeente Vlaardingen overlast in toenemende mate plaatsvindt;

  • de overlast bestaat uit het (ernstig) verstoren van de openbare orde en/of het overtreden van de APV;

  • het is gebleken dat de huidige beleidsregels niet toereikend zijn voor het verminderen en/of doen stoppen van genoemde vormen van overlast;

  • het, om redenen van effectiviteit en doelmatigheid, gewenst is om de politie en daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, belast met het toezicht op domein 1 (openbare ruimte) een waarschuwing en een wijkverbod te laten uitreiken;

  • het noodzakelijk is beleidsregels vast te stellen voor toepassing van artikel 172a en 172b Gemeentewet jo. artikel 2.91 APV.

besluit vast te stellen:

‘Beleidsregels aanpak overlast gemeente Vlaardingen 2024‘.

A. Inleiding

JURIDISCH KADER

Deze beleidsregels zijn een integraal afwegingskader voor de burgemeester bij de aanpak van overlastgevende personen in de gemeente Vlaardingen. Hierin staat op welke wijze de burgemeester diens bevoegdheden, vermeld in de APV en in de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet, toepast. De gemeente, politie, Openbaar Ministerie en andere partijen werken in Vlaardingen intensief samen. Deze integrale samenwerking is succesvol doordat de geregistreerde criminaliteitscijfers jaarlijks dalen. Als het gaat om de geregistreerde overlastcijfers is er een minder positief beeld. In 2023 steeg, in vergelijking met 2022, de totale geregistreerde overlast. Er is meer overlast van jeugd en personen met onbegrepen gedrag, maar Vlaardingen kent ook meer dak- en thuisloze personen. Deze laatste groep is meer dan gemiddeld vertegenwoordigd binnen de geregistreerde overlastcijfers. Daarnaast is binnen deze groep sprake van recidiverend gedrag. In de voorgaande beleidsregels bleken de gestelde voorwaarden aan de bestuursbevoegdheid van de burgemeester niet toereikend voor de aanpak van de genoemde vormen van overlast. Ze werden als tijdrovend en complex ervaren, waarbij een meer dan acceptabele inzet van personeel en middelen benodigd was voor de uitvoering.

De oorzaak van recidiverende overlast in de openbare ruimte van Vlaardingen ligt voornamelijk bij personen die geen vaste woon- en of verblijfplaats hebben, onderliggende psychische problematiek kennen of aan een drank- en/of drugsverslaving lijden. Ook is er sprake van een combinatie van genoemde problematiek als oorzaak van het overlastgevende gedrag. Het overlastgevend gedrag uit zich in: intimiderend (groeps)gedrag, het plegen van strafbare feiten zoals handel in en gebruik van verdovende middelen, (openlijke) geweldpleging, samenscholing van personen, vernielingen, plegen van diverse vormen van inbraak en diefstallen, vechten op straat, rondhangen en hinderlijk gedrag op de weg, luidruchtig en agressief gedrag en het anderszins lastigvallen van inwoners.

De burgemeester heeft op grond van de Overlastwet, vastgelegd in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet, de bevoegdheid om op te treden tegen zwaardere vormen van of herhaaldelijk overlastgevend gedrag. De bepalingen uit de Gemeentewet dateren uit 2010, waarna op 1 juli 2015 de mogelijkheden tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht aan de wet zijn toegevoegd. De uitbreiding van de Overlast draagt bij aan een effectievere aanpak van overlast. Met deze wijziging kan een burgemeester ook ‘first offenders’ aanpakken en namens een andere burgemeester een maatregel opleggen. Daarnaast heeft een burgemeester geen toestemming meer nodig van zijn collega-burgemeester bij het opleggen van een meldingsplicht aan een ordeverstoorder uit een andere gemeente. Tot slot is er een digitale meldingsplicht mogelijk en kan een privaat opgelegd verbod (zoals een stadionverbod) voortaan aanleiding zijn voor een burgemeestersverbod.

Deze beleidsregels hebben geen betrekking op woonoverlast als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2.94 van de APV. Woonoverlast heeft betrekking op overlast vanuit een woning of er of in de onmiddellijke nabijheid daarvan.

De (gewijzigde) Overlastwet uit 2015, specifiek de artikel 172a en 172b van de Gemeentewet, en de APV geven de burgemeester de bevoegdheid om op te treden tegen overlastgevend gedrag door middel van het opleggen van een:

  • I.

    Wijkverbod

  • II.

    Gebiedsverbod

  • III.

    Groepsverbod

  • IV.

    Meldingsplicht

  • V.

    Begeleidingsplicht

B. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

OM : Het Openbaar Ministerie

OvJ : De officier van justitie

Wijkteams : De gemeentelijke wijkindeling:

  • 1.

    Centrum

  • 2.

    Westwijk

  • 3.

    Vettenoordse Polder

  • 4.

    Oostwijk

  • 5.

    Vlaardinger Ambacht

  • 6.

    Holy Zuid

  • 7.

    Holy Noord

  • 8.

    Broekpolder

C. Wijze van toepassen verschillende bevelen

BEVEL I: OPLEGGEN WIJKVERBOD

Artikel 1. In welke gevallen?

Een wijkverbod kan worden opgelegd voor gedragingen zoals opgenomen in bijlage 5 van deze beleidsregels of voor handelingen die de openbare orde verstoren.

Artikel 2. Inhoud verbod

  • 1. Een persoon krijgt het bevel zich niet te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied gedurende een in het verbod genoemde periode.

  • 2. De gedragingen of handelingen, het tijdvak en het aangewezen gebied van het oplegde wijkverbod, zijn schriftelijk vastgelegd.

  • 3. Een kaart van het aangewezen gebied maakt deel uit van het opgelegde wijkverbod en wordt uitgereikt aan de betrokken persoon.

Artikel 3. Waarschuwing voorafgaand aan wijkverbod

  • 1. De betrokken persoon ontvangt, voorafgaand aan het wijkverbod, eerst een schriftelijke waarschuwing voor de gedraging of handeling waarvoor een wijkverbod kan worden opgelegd.

  • 2. Deze waarschuwing ziet op het onthouden van de genoemde gedraging(en) of handeling(en) in de gehele gemeente Vlaardingen voor de duur van zes maanden.

Artikel 4. Uitzondering

Tijdens een B of C evenement 1 kan een wijkverbod zonder waarschuwing worden opgelegd. In dat geval moet sprake zijn van acute vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement. Is dit niet het geval, dan krijgt de persoon altijd eerst een waarschuwing.

Artikel 5. Periode wijkverbod

  • 1. Een eerste wijkverbod geldt voor een aaneengesloten periode van drie dagen, tenzij aannemelijk is dat een kortere periode ook het gewenste effect heeft.

  • 2. Indien de gedraging of handeling plaatsvond tijdens een evenement, kan alleen een wijkverbod voor de duur van het evenement tot maximaal drie dagen worden opgelegd. Hierna wordt opgetreden op grond van de Overlastwet.

Artikel 6. Reikwijdte gebied

  • 1. Het wijkverbod geldt in beginsel voor het gebied waarin de gedraging of handeling plaatsvond en is begrensd door de grenzen van de gemeentelijke wijkindeling. Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een ander gebied noodzakelijk is, kan ook dat gebied worden aangewezen. Waar nodig is bij het verbod een looproute gevoegd.

  • 2. Indien de gedraging of handeling plaatsvond tijdens een B of C evenement, wordt een verbod opgelegd voor het gebied waar het evenement plaatsvindt. Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een ander gebied, noodzakelijk is geacht, kan ook dat gebied worden aangewezen.

Artikel 7. Verlenging wijkverbod

  • 1. Verlenging van het wijkverbod (de volgende stap in het handhavingsarrangement) is alleen mogelijk als de persoon zich binnen zes maanden na het opleggen van het wijkverbod, in hetzelfde aangewezen gebied, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging of handeling als genoemd onder artikel 1.

  • 2. De nieuwe ontzegging geldt voor een aaneengesloten periode van veertien dagen.

  • 3. Als er al een wijkverbod geldt, gaat het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod.

  • 4. Gedurende de looptijd van het wijkverbod wordt slechts één keer een nieuw wijkverbod opgelegd.

Artikel 8. Zienswijze

Bij het opleggen van een wijkverbod krijgt de betrokkene de gelegenheid om zijn zienswijze kenbaar te maken. Dit gebeurt in beginsel direct. De zienswijzen van betrokkene zijn schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal. Ook wordt betrokkene medegedeeld dat bezwaar en het verzoek aan de rechter tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen het wijkverbod mogelijk is.

Artikel 9. Mandaat opleggen wijkverbod

  • 1. Het opleggen van een waarschuwing en een wijkverbod van drie dagen, namens de burgemeester van Vlaardingen, wordt gemandateerd aan ambtenaren:

    • a.

      aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2, onder a en c, Politiewet jo. artikel 1, eerste lid, onder d, Besluit algemene rechtspositie politie;

    • en

    • b.

      artikel 1, eerste lid, onder c, Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

    • en

    • c.

      aan de buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, onder a en b en tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2. Het mandaat van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaren komt slechts toe aan de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren.

  • 3. Het opleggen van een wijkverbod voor de duur van veertien dagen en een wijkverbod tijdens een evenement, namens de burgemeester van Vlaardingen, wordt gemandateerd aan de hulpofficier van justitie van de politie Eenheid Rotterdam.

  • 4. De burgemeester blijft te allen tijde zelf bevoegd wijkverboden en waarschuwingen op te leggen.

Artikel 10. Informatieverstrekking door politie en OM

  • 1. De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk over het opleggen van een wijkverbod of een waarschuwing daartoe en bij een overtreding van een opgelegd verbod.

  • 2. De politie houdt een registratie bij van de opgelegde wijkverboden en waarschuwingen en informeert de burgemeester hierover.

  • 3. Het OM informeert de burgemeester over de vervolging van het overtreden van wijkverboden.

  • 4. De burgemeester informeert het OM en de politiechef over een ingediend bezwaar tegen een besluit tot het opleggen van een wijkverbod en over diens beslissing op dit bezwaar indien noodzakelijk voor de vervolging.

BEVEL II: OPLEGGEN GEBIEDSVERBOD (OVERLASTWET)

Artikel 11. In welke gevallen?

Een gebiedsverbod wordt in het beginsel opgelegd:

  • 1.

    als de verstoring van de openbare orde van ernstige aard is;

    of

  • 2.

    als de verstoring van de openbare orde herhaaldelijk en voor het merendeel individueel plaatsvindt.

Artikel 12. Inhoud verbod

Een overlastgever bevindt zich op bevel van de burgemeester niet (al dan niet gedurende bepaalde tijdstippen) in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente Vlaardingen, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente Vlaardingen.

Artikel 13. Periode gebiedsverbod

Het gebiedsverbod wordt opgelegd:

  • 1.

    voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot drie keer drie maanden verlengen als het gaat om het bestrijden van ernstige overlast met een min of meer continu karakter, zoals wijkoverlast;

    of

  • 2.

    voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreidt over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste veertien maanden zonder mogelijkheid tot verlenging, als de ernstige overlast een meer periodiek terugkerend karakter heeft. Te denken valt aan uitgaansavonden of dagen waarop evenementen plaatsvinden. Verlenging van het verbod is wettelijk niet mogelijk.

Artikel 14. Reikwijdte gebied

  • 1. Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast plaatsvond.

  • 2. Indien noodzakelijk kan, gelet op de druk op de openbare orde, ook een ander gebied worden aangewezen. Waar nodig is bij het verbod een looproute gevoegd.

  • 3. De burgemeester die het bevel geeft kan, indien hij de ernstige vrees heeft dat die persoon in een andere gemeente ook de openbare orde gaat verstoren, op grond van artikel 172a, derde lid, Gemeentewet, de burgemeester van een andere gemeente verzoeken deze persoon namens hem een overeenkomstig bevel te geven

Artikel 15. Samenloop met sanctie private organisatie

Een persoon kan een gebiedsverbod krijgen indien hem reeds door een private organisatie een sanctie is opgelegd wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde gaat verstoren.

BEVEL III: OPLEGGEN GROEPSVERBOD

Artikel 16. In welke gevallen?

Een groepsverbod kan worden opgelegd:

  • 1.

    als de verstoring van de openbare orde van ernstige aard is;

    of

  • 2.

    als de verstoring van de openbare orde herhaaldelijk en voor het merendeel in groepsverband plaatsvindt.

  • 3.

    Een groepsverbod kan ook worden opgelegd aan een persoon die woonachtig is buiten de gemeente Vlaardingen.

Artikel 17. Inhoud verbod

Een overlastgever houdt zich op bevel van de burgemeester niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente, op een voor het publiek toegankelijke plaats, zonder redelijk doel met meer dan drie of andere personen, ongeacht wie, in groepsverband op.

Artikel 18. Periode verbod

Het groepsverbod wordt opgelegd:

  • 1.

    voor de duur van drie maanden met de mogelijkheid tot drie keer drie maanden verlengen;

    of

  • 2.

    voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden. Er is geen mogelijkheid tot verlenging.

Artikel 19. Reikwijdte gebied

Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd:

  • 1.

    voor het gebied waar de overlast plaatsvond.

  • 2.

    Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een bepaald gebied, noodzakelijk is, kan ook dit gebied worden aangewezen.

Artikel 20. Samenloop met sanctie private organisatie

Een persoon kan een groepsverbod krijgen indien hem reeds door een private organisatie een sanctie is opgelegd wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde gaat verstoren.

BEVEL IV: MELDINGSPLICHT

Artikel 21. Inhoud plicht

  • 1. Bij een meldingsplicht meldt de overlastgever zich, op bevel van de burgemeester, op bepaalde tijdstippen (één of meerdere malen gedurende een langere periode) op of vanaf bepaalde plaatsen, al dan niet in een andere gemeente.

  • 2. Een meldingsplicht kan ook worden opgelegd aan een persoon die woonachtig is buiten de gemeente Vlaardingen.

Artikel 22. Periode meldingsplicht

De meldingsplicht wordt opgelegd:

  • 1.

    voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot drie keer drie maanden verlengen als het gaat om het bestrijden van ernstige overlast met een min of meer continu karakter, zoals wijkoverlas

    of

  • 2.

    voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden als de ernstige overlast een meer periodiek terugkerend karakter heeft. Te denken valt aan uitgaansavonden of dagen waarop evenementen plaatsvinden. Er is geen mogelijkheid tot verlenging.

Artikel 23. Reikwijdte omgevingsplicht

  • 1. De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokken woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hiertegen verzet.

  • 2. Er vindt eerst afstemming plaats met de politiechef van de woonplaats van overlastgever voordat de burgemeester een meldingsplicht oplegt.

  • 3. Van een bevel zich te melden in een andere gemeente wordt zo snel mogelijk mededeling gedaan aan de burgemeester van die gemeente.

Artikel 24. Bepaling tijdstip en locatie

  • 1. De tijdstippen en de plaats van de melding worden nader, per individueel geval, bepaald.

  • 2. De tijden en locatie waar betrokken zich moet melden staan in het besluit vastgelegd.

  • 3. Een kopie van het besluit wordt afgegeven op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.

Artikel 25. Fysieke en digitale meldingsplicht

Een fysieke en digitale meldingsplicht is mogelijk. In beginsel wordt een fysieke meldingsplicht opgelegd. Uitgangspunt is dat betrokkene zich meldt in de woonplaats waar hij woonachtig is.

Artikel 26. Samenloop met sanctie private organisatie

Een persoon kan een meldingsplicht krijgen indien hem reeds door een private organisatie een sanctie is opgelegd wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde gaat verstoren.

BEVEL V: BEGELEIDINGSPLICHT TEN AANZIEN VAN 12-MINNERS

Artikel 26. Inhoud plicht

Een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige, die ernstig of herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde verstoorde en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, kan, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, het bevel van de burgemeester krijgen om gedurende een periode van drie maanden ervoor te zorgen dat de minderjarige zich tussen 20:00 uur in de avond en 06:00 uur in de ochtend niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Dit tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere in het bevel aangewezen meerderjarige.

Artikel 27. Uitbreiding bevel

Indien dit gelet op de concrete situatie noodzakelijk is, wordt de begeleidingsplicht uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich in een aangewezen gebied niet zonder begeleiding mag begeven. De burgemeester neemt in zijn afweging het belang van een (lopend of op te starten) hulpverleningstraject mee.

Artikel 28. Onderdeel persoonsgebonden aanpak

De maatregel is altijd onderdeel van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. De maatregel wordt alleen ingezet als de persoonsgerichte aanpak, met minder vergaande middelen, niet tot een vermindering van het overlastgevend gedrag van de persoon leidt. Naast de inzet van deze maatregel wordt een hulpverleningstraject aangeboden of wordt onderzocht of dit nodig is.

Artikel 29. Recidive 12-plusser

Indien de persoon inmiddels twaalf jaar oud is, kan bij een volgende overtreding, binnen zes maanden na verstrijken van de maatregel, direct worden overgestapt op de tweede stap van het handhavingsarrangement ‘maatregelen bij (ernstige) verstoring jeugd 12 – 18 jaar’.

Artikel 30. Zorgmelding

Bij het opleggen van een maatregel wordt een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Een afschrift van het gegeven bevel is bij de zorgmelding gevoegd.

D. Algemene bepalingen ten aanzien van de bevelen I tot en V

Artikel 31. Jeugdoverlast en 12-minners

  • 1. De maatregelen uit deze beleidsregel zijn ook van toepassing op overlastgevende jongeren of jeugdgroepen. Vanwege de specifieke aandacht en aanpak ten aanzien van jeugdigen, ligt het voor hand hier op een andere manier mee om te gaan. We onderscheiden de categorie jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar én de categorie 12-minners.

  • 2. Wat betreft de aanpak van overlastgevende jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel onderdeel uitmaakt van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. De maatregel wordt ingezet als de persoonsgerichte aanpak, met minder vergaande middelen, niet tot een vermindering van het overlastgevend gedrag van de persoon leidt. Naast de inzet van een maatregel vindt een onderzoek naar de noodzaak van een hulpverleningstraject plaats en het eventueel aanbieden daarvan. De burgemeester neemt in zijn afweging het belang van een (lopend of op te starten) hulpverleningstraject mee.

  • 3. Bij jeugd, in het bijzonder de categorie 12-minners, dient een zwaardere afweging te worden gemaakt bij de beoordeling of het (kind)gedrag overlastgevend is. Joelen, stoeien en belletje trekken zijn in beginsel niet overlastgevend. De wet Mulder-feiten worden dan alleen meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, zoals bijvoorbeeld het op de stoep rijden met een snor- en/of bromfiets.

  • 4. Bij een opgelegde maatregel volgt een zorgmelding bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Een afschrift van het gegeven bevel is bij de zorgmelding gevoegd.

Artikel 32. Ingang, wijziging, verlenging, uitbreiding en intrekking bevelen

  • 1. Een bevel gaat in beginsel in op het tijdstip van invrijheidstelling als de persoon rechtens van zijn vrijheid is beroofd. In andere gevallen gaat zij in op het moment van uitreiking. Als er nog een gebiedsverbod loopt, dan gaat een nieuw gebiedsverbod in op het tijdstip waarop een lopend gebiedsverbod eindigt.

  • 2. De bevelen onder I tot en met V mogen worden gewijzigd of verlengd ten nadele van betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het bevel kan ten gunste van de betrokkene wijzigen als nieuwe feiten en omstandigheden daar aanleiding toe geven. Onder deze nieuwe feiten en omstandigheden valt ook het overtreden van het bevel. Met dien verstande dat een overtreding van het bevel niet de enige grondslag is voor de verlenging. Het overtreden van het bevel kan wel onderdeel uitmaken van de onderbouwing voor verlenging, maar daarnaast moet altijd de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde worden aangetoond.

  • 3. De maatregelen mogen worden verlengd of uitgebreid ten nadele van de betrokkene, indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Deze vrees kan (ook) worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waarvoor het verbod geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag plaatsvond is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan, gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen, tegelijkertijd voor meerdere gebieden in een gemeente gelden.

  • 4. Bij het verlengen van een maatregel, terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken, gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel.

  • 5. Anderzijds is er de mogelijkheid om een maatregel op te leggen voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden. Verlengen van deze maatregel is niet mogelijk.

  • 6. Het bevel wordt ingetrokken zodra het niet langer nodig is ter voorkoming van verdere verstoringen van de openbare orde, maar ook wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

Artikel 33. Handhavingsarrangement

Een handhavingsarrangement maakt als bijlage deel uit van deze beleidsregels. Het handhavingsarrangement geeft de burgemeester de bevoegdheid, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, te besluiten af te zien van een bevel of te volstaan met een waarschuwing. De burgemeester kan echter ook besluiten om een stap in het handhavingsarrangement over te slaan, te kiezen voor een cumulatie van bevelen of kiezen voor oplegging van een andersoortig bevel als de concrete situatie en de feiten of omstandigheden dit vereisen. De burgemeester motiveert dit expliciet in zijn besluit.

Artikel 34. Toepassing van bevoegdheden (proportionaliteit – subsidiariteit)

De bevoegdheden van artikel 172a en 172b Gemeentewet en artikel 2.91 APV in relatie tot de in bijlage 5 van deze beleidsregels genoemde bepalingen uit de APV, houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu. Dit is een beperking van het (internationale) recht om zich, zonder inmenging van de overheid, te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel bij wet moet zijn voorzien, een legitiem doel moet dienen en moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De burgemeester heeft te allen tijde de bevoegdheid hiervan af te wijken indien (bijzondere) omstandigheden, gelet op de openbare orde, daartoe aanleiding geven.

Artikel 35. Samenhang bevelsbevoegdheden APV en Gemeentewet

  • 1. In de gevallen waar (nog) geen sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde of van een herhaaldelijk verstoring van de openbare orde, ligt optreden op grond van de APV voor de hand.

  • 2. In een acute situatie waarin relschoppers bijvoorbeeld de openbare orde bij een evenement ernstig verstoren, biedt de Gemeentewet weinig tot geen mogelijkheden om direct op te treden tijdens hetzelfde evenement om zo de openbare orde en veiligheid van bezoekers te waarborgen. Hierdoor blijven de strafrechtelijke aanhouding, de APV (bestuurlijk ophouden, wijkverboden etc.), de noodrechtbevoegdheden (artikelen 172 en 175-177a Gemeentewet) de meest geëigende bevoegdheden.

  • 3. Naast de in deze beleidsregels beschreven bevoegdheden, beschikt de burgemeester over de zogenaamde ‘lichte bevelsbevoegdheid’, omschreven in artikel 172, derde lid, Gemeentewet. Dit houdt in dat de burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Dit biedt de burgemeester de bevoegdheid om in acute (overlastgevende) situaties, of bij verstoringen van de openbare orde op te treden en de bevelen (o.a. verwijderingsbevel) te geven die hij nodig acht. De wetgever heeft deze bevoegdheid in het leven geroepen voor situaties waarin de geldende regelgeving, waaronder lokale regelgeving, geen voorziening bevat voor een concreet openbaar ordeprobleem en waar snel ingrijpen is vereist.

Artikel 36. Handhaving

  • 1. Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Het niet naleven van een burgemeestersbevel op grond van de APV is strafbaar (en wordt vervolgd) op grond van de APV.

Artikel 37. Dossiervorming en verslaglegging

De burgemeester, politie en het OM leggen gezamenlijk in een instructie vast:

  • 1.

    de wijze van het doen van een verzoek om een bestuurlijke maatregel;

  • 2.

    de wijze van dossiervorming;

  • 3.

    de wijze van uitwisselen van informatie.

Artikel 38. Inwerkingtreding en bekendmaking maatregel/verbod

Het besluit treedt in werking op het moment van het bekendmaken aan betrokkene. Dit gebeurt door toezending per aangetekende post of bij uitreiking in persoon. Bij een minderjarige wordt het besluit ter kennisgeving aan de ouder/voogd van de minderjarige (telefonisch) aangeboden.

E. Specifiek ten aanzien van de bevelen III tot en met V

Artikel 39. Versterking sanctie private organisaties

Artikel 172a Gemeentewet biedt de burgemeester de mogelijkheid een bevel te geven aan een persoon, die als gevolg van zijn gedrag, door een private organisatie een sanctie opgelegd heeft gekregen. Volgens de Memorie van Toelichting kan daarbij niet alleen worden gedacht aan een stadionverbod, maar ook aan een toegangsverbod rondom een evenement, opgelegd door de organisator van dat evenement, of een horecaverbod. Op deze manier kan de burgemeester een, door een private organisatie opgelegde, sanctie versterken met één van de in artikel 172a Gemeentewet genoemde maatregelen. Voorwaarde hiervoor is dat er sprake is geweest van een gedraging die bij de burgemeester een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde doet ontstaan.

Artikel 40. Maatregel tevens namens de burgemeester van een andere gemeente

  • 1. Een bevel van de burgemeester strekt zich uit tot eigen grondgebied. Door de wijziging van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester van een andere gemeente de burgemeester van Vlaardingen verzoeken een persoon, tevens namens hem, een overeenkomstig bevel te geven. Dit kan als de burgemeester van de andere gemeente de ernstige vrees heeft dat die persoon ook in de andere gemeente de openbare orde gaat verstoren. Het zijn twee (of meer) bevelen in één beschikking en niet om een bevel namens de burgemeester.

  • 2. De verzoekende burgemeester laat zich, voor wat betreft de inhoud van de maatregel, leiden door de keuzes van de burgemeester van Vlaardingen inzake de aard en de duur van de op te leggen maatregel(en).

  • 3. Een verzoek gebeurt op voorhand. Wel levert de verzoekende burgemeester de noodzakelijke gegevens aan, zoals bijvoorbeeld een feitenrelaas, een aanduiding van de objecten of gebieden waar de aanwezigheid van die persoon niet gewenst is en van de tijdstippen of perioden waarvoor het bevel geldt. Het verzoek kan ook het opleggen van een meldingsplicht betreffen. De burgemeester van Vlaardingen zendt een afschrift van het bevel aan die burgemeester.

Artikel 41. Relatie burgemeester en officier van justitie

  • 1. Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de OvJ bevoegd de verdachte een gedragsaanwijzing te geven. Dit kan indien ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit:

    • a.

      waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat;

  • of

    • b.

      waarbij vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte tegen een persoon of personen;

  • of

    • c.

      waarbij vreest bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor goederen oplevert.

  • Dit betekent dat de OvJ in beginsel als eerste bevoegd is een maatregel te treffen indien sprake is van ernstig orde verstorend gedrag, te weten een strafbaar feit, en vervolging is of wordt ingesteld.

  • 2. Indien de OvJ besluit in zijn gedragsaanwijzing geen meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod op te nemen of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij, gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, een maatregel oplegt. Hierover vindt afstemming plaats tussen de OvJ en de burgemeester.

  • 3. Het gebiedsverbod opgelegd door de OvJ gaat voor het gebiedsverbod van de burgemeester ex artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet. Zolang een gebiedsverbod van de OvJ geldt kan de burgemeester niet hetzelfde gebied aanwijzen. Hij kan wel een ander gebied aanwijzen.

  • 4. De rechter kan op grond van artikel 38v, tweede lid, Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel gaat voor het burgemeestersbevel. Als het rechterlijk bevel niet te maken heeft met het burgemeestersverbod, bijvoorbeeld een verbod voor een kleiner of ander gebied en op basis van andere informatie dan de ‘overlast’ die ten grondslag ligt aan het burgemeestersbevel, vindt er overleg plaats tussen het OM en de gemeente over de vraag of het burgemeestersverbod naast het rechterlijk verbod in stand kan blijven.

Artikel 42. Gelegenheid zienswijzen

De betrokkene, tegen wie het voornemen bestaat om een bevel op te leggen, krijgt de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken binnen twee weken na ontvangst van het voornemen. Dit kan schriftelijk of mondeling tijdens een zienswijzegesprek. Als er sprake is van een minderjarige worden tenminste de ouders/voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Van de gelegenheid tot het geven van zienswijze wordt afgezien indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet (4:11 Awb).

Artikel 43. Uitwisselen van informatie

De burgemeester, het OM en de politie informeren elkaar over en weer bij het voorbereiden en opleggen van een bevel.

F. Overige bepalingen

Artikel 44. Overgangsbepalingen

Waarschuwingen en gebiedsverboden die zijn opgelegd op grond van de op 4 augustus 2014 vastgestelde en op 18 september 2014 bekend gemaakte ‘Beleidsregels Wijkverbod Vlaardingen’, blijven ook na inwerkingtreding van deze beleidsregels van toepassing. Dit houdt in dat de op basis van deze beleidsregels opgelegde en nog lopende gebiedsverboden van kracht blijven en zo ook de op basis van deze beleidsregels afgegeven waarschuwingen gedurende een termijn van twaalf maanden na hun uitreiking.

Artikel 45. Evenredigheidsbeginsel

Artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht is op de voorwaarden van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing.

Artikel 46. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van:

  • ■︎

    de op 4 augustus 2014 vastgestelde en op 18 september 2014 bekend gemaakte ‘Beleidsregel Wijkverbod Vlaardingen’.

  • ■︎

    de op 18 januari 2011 vastgestelde en op 26 januari 2011 bekend gemaakte ‘Beleidsregel aanpak overlast’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 22 oktober 2024

De burgemeester van Vlaardingen,

Drs. B. Wijbenga – van Nieuwenhuizen

Bijlage 1: Handhavingsarrangement Wijkverboden*

Overtreding**

Gemeentelijke BOA

Politie

Openbaar Ministerie

Eerste constatering

Waarschuwing

Waarschuwing

 

Tweede constatering

drie dagen

drie dagen

Vervolging o.g.v. APV (er kan maximaal een geldboete worden opgelegd van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden).

Derde constatering

veertien dagen

veertien dagen

Vervolging o.g.v. APV (er kan maximaal een geldboete worden opgelegd van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Iedere verdere constatering

Optreden conform de Overlastwet

Optreden conform de Overlastwet

Te beoordelen door de zaaksofficier

Iedere verdere constatering indien alleen sprake is van een overtreding van het bevel.

 

dertig dagen, verlenging steeds mogelijk met dertig dagen tot een periode van maximaal zes maanden.

Te beoordelen door de zaaksofficier.

Iedere verdere constatering indien sprake is van een overlastgevende gedraging

 

Optreden conform de Overlastwet

Te beoordelen door de zaaksofficier.

B en C evenementen***

 
 
 

Eerste constatering en vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde tijdens een evenement.

 

Duur van het evenement dan wel maximaal voor de duur van drie dagen.

Te beoordelen door de zaaksofficier.

Meerdere constateringen bij B of C evenementen in de afgelopen dertien maanden.

 

Optreden conform de Overlastwet.

Te beoordelen door de zaaksofficier.

* Dit handhavingsarrangement laat onverlet de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden op grond van de Gemeentewet (waaronder de artikelen 172, 172a en 172b). Afhankelijk van de veiligheidssituatie, de aard van de strafbare feiten en de termijn waarin deze feiten zijn gepleegd, kan de burgemeester kiezen om de overlastgever aan te pakken op basis van de Overlastwet.

** Een volgende stap in het handhavingsarrangement is slechts mogelijk indien de persoon zich binnen zes maanden na het opleggen van een waarschuwing/wijkverbod in hetzelfde gebied opnieuw schuldig maakt aan strafbaar feit als bedoeld in bijlage (5). De waarschuwing is eenmalig en geldt voor heel Vlaardingen.

*** De politiechef stelt direct na het evenement de burgemeester in kennis bij het opleggen van een wijkverbod bij een evenement.

Bijlage 2: Handhavingsarrangement Overlastwet

 

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie*

1

Ernstige orde verstorende gedraging of herhaaldelijk orde verstorende gedragingen in dertien maanden

Politie overlegt dossier aan de burgemeester.

Orde verstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:

  • groepsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

Orde verstorende gedragingen merendeel individueel gepleegd:

  • gebiedsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

Bij evenementen of grootschalige bijeenkomsten:

  • gebiedsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden. Indien sprake is van een B en C evenement kan tevens direct een meldingsplicht voor de duur van het risico van het evenement worden opgelegd.

 
 

Sanctie private organisatie én ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde.

 

Gebiedsverbod.

 

2

Bij eerste overtreding bevel.

Politie overlegt dossier aan de burgemeester.

Overtreden groepsverbod:

  • alleen overtreding: verlenging drie maanden en/of uitbreiding gebied.

  • overtreding met orde verstorend gedrag: gebiedsverbod drie maanden.

Overtreden gebiedsverbod:

  • alleen overtreding: verlenging voor de duur van drie maanden en/of uitbreiding.

  • overtreding met orde verstorend gedrag: meldingsplicht voor de duur van drie maanden en/of uitbreiding.

Overtreden meldingsplicht:

  • verlenging duur van maatregel met drie maanden (met mogelijkheid om vaker te laten melden). In het geval reeds een bevel voor negentig dagen (binnen tijdvak vierentwintig maanden) is opgelegd, is geen verlenging mogelijk. De burgemeester bekijkt of uitbreiding met een ander bevel of wijziging (bijvoorbeeld invulling alle dagen) nodig is.

Vervolging o.g.v. artikel 184 Wetboek van Strafrecht.

3

Bij tweede en volgende overtredingen bevel.

Politie overlegt dossier aan OM.

In overleg met ovj verlengen maatregel voor de duur van drie maanden, wijzigen of uitbreiden. Alleen geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (meldingsplicht, groepsverbod, gebiedsverbod) wordt opgelegd door ovj. Verlenging door burgemeester kan ten hoogste drie keer drie maanden.

Vervolging o.g.v. artikel 184 Wetboek van Strafrecht.

 

Bij opnieuw constateren orde verstorende gedragingen binnen drie jaar na verstrijken maatregel.

 

Eerste stap handhavingsarrangement Overlastwet wordt overgeslagen.

 

Bijlage 3: Handhavingsarrangement maatregelen bij (ernstige) verstoring jeugd 12 – 18 jaar

 

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie*

1

Ernstige orde verstorende gedraging of herhaaldelijk orde verstorende gedragingen in dertien maanden

Politie overlegt dossier aan de burgemeester.

Orde verstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:

  • groepsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

Orde verstorende gedragingen merendeel individueel gepleegd:

  • gebiedsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

Bij evenementen of grootschalige bijeenkomsten:

  • gebiedsverbod voor drie maanden of ten hoogste negentig dagen binnen tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

 

2

Bij eerste overtreding opgelegde maatregel.

Politie overlegt dossier aan burgemeester.

Overtreden groepsverbod:

  • alleen overtreding: verlenging drie maanden en/of uitbreiding gebied;

  • vertreding met orde verstorend gedrag: gebiedsverbod drie maanden.

Overtreden gebiedsverbod:

  • alleen overtreding: verlenging voor de duur van drie maanden en/of uitbreiding gebied;

  • overtreding met orde verstorend gedrag: meldingsplicht voor de duur van drie maanden en/of uitbreiding.

Vervolging o.g.v. artikel 184 Wetboek van Strafrecht.

3

Bij tweede overtreding opgelegde maatregel.

Politie legt dossier voor aan OM.

In overleg met ovj verlengen maatregel voor de duur van drie maanden. Geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (meldingsplicht, groepsverbod, gebiedsverbod) kan worden opgelegd door ovj. Verlenging door burgemeester kan ten hoogste drie keer drie maanden.

Vervolging o.g.v. artikel 184 Wetboek van Strafrecht.

4

Bij opnieuw constateren orde verstorende gedraging binnen achttien maanden na verstrijken maatregel.

 

Eerste stap van dit arrangement wordt overgeslagen.

 

* Het uitgangspunt is dat het OM in beginsel overgaat tot vervolging op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht als de OM-criteria in bijlage 2 in acht zijn genomen. Hierbij wordt getoetst aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Bijlage 4: Handhavingsarrangement 12-minners

1

Bij constatering tweede orde verstorende gedraging in groepsverband binnen zes maanden.

Politie overlegt dossier aan burgemeester.

De burgemeester legt aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent het bevel op dat de minderjarige zich gedurende een aangegeven tijdvak tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends niet op de openbare plaatsen zonder zijn of haar begeleiding bevindt voor de duur van drie maanden. Mits hulpverlening is of wordt aangeboden dan wel onderzocht is of een hulpverleningstraject nodig is. De burgemeester neemt het belang van een (eventueel) hulpverleningstraject mee in zijn afweging.

2

Bij constatering eerste overtreding maatregel.

Politie overlegt dossier aan burgemeester.

Maatregel wordt verzwaard voor de resterende tijd met het bevel dat de minderjarige zich niet mag begeven in een nader aan te wijzen gebied zonder begeleiding van de persoon die het gezag over hem of haar heeft.

De burgemeester neemt het belang van een (eventueel) hulpverleningstraject mee in zijn afweging.

3

Bij constatering tweede overtreding maatregel.

Politie overlegt dossier aan OM.

Vervolging o.g.v. artikel 184 Wetboek van Strafrecht (van persoon die gezag over minderjarige heeft).

4

Bij opnieuw constateren orde verstorende gedraging binnen 6 maanden na verstrijken maatregel.

Persoon is nog geen twaalf jaar: politie overlegt dossier aan OM en RvK.

Persoon inmiddels twaalf jaar: politie overlegt dossier aan burgemeester.

Burgemeester en ovj hebben overleg over vervolgtraject.

Handhavingsarrangement ‘maatregelen bij (ernstige) verstoring 12-18 jaar’ van toepassing en eerste stap kan worden overgeslagen.

Bijlage 5: Gedragingen wijkverbod

Het opleggen van een wijkverbod door de politie en gemeentelijke buitengewone opsporingsambtenaren kan bij constatering van de volgende strafbare feiten:

 

APV

 

Artikel

Omschrijving

-

Artikel 2.1

Samenscholing en ongeregeldheden

-

Artikel 2.10

Straatartiest- en muzikant

-

Artikel 2.25a

(slaap)verblijf op de weg, in voertuig of kampeermiddelen

-

Artikel 2.32c

Openbare orde en veiligheid (bij evenementen)

-

Artikel 2.58

Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstallen

-

Artikel 2.60

Hinderlijk gedrag op of aan de weg

-

Artikel 2.62*

Uitnodigen of aanlokken tot ontuchtige handelingen

-

Artikel 2.64*

Overlast als gevolg van nuttigen alcoholhoudende drank

-

Artikel 2.66

Verboden gedrag bij of in gebouwen

-

Artikel 2.67

Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

-

Artikel 2.70*

Bespieden en heimelijk fotograferen/filmen van personen

-

Artikel 2.78a

Bedelarij

-

Artikel 2.86*

Verbod gebruik van consumentenvuurwerk tijdens jaarwisseling aangewezen plaatsen

-

Artikel 2.86a*

Verbod afschieten projectiel met cardbidgas

-

Artikel 2.87

Drugshandel op straat

-

Artikel 2.88

Verzameling van personen verband met drugs

-

Artikel 2.89*

Openlijk drugsgebruik

-

Artikel 2.90

Weggooien van spuiten en dergelijke

-

Artikel 2.91 lid 5

Verbod zich te gedragen in strijd met een wijkverbod

-

Artikel 3.19

Straatprostitutie

-

Artikel 4.40

Natuurlijke behoefte doen buiten daarvoor bestemde plaatsen

-

Artikel 5.15

Ventverbod

 

Wetboek van Strafrecht

-

Artikel 137c

Belediging van een groep personen

-

Artikel 141

Openlijke geweldpleging

-

Artikel 142

Valse alarmkreten of signalen

-

Artikel 143

Verhindering openbare vergadering of betoging

-

Artikel 144

Verstoring geoorloofde vergadering of betoging

-

Artikel 184

Niet opvolgen bevoegd gegeven ambtelijk bevel of vordering

-

Artikel 239

Schennis van de eerbaarheid

-

Artikel 266 jo. 267

Belediging van een ambtenaar in functie

-

Artikel 285

Bedreiging

-

Artikel 300-303

Mishandeling

-

Artikel 310

Diefstal

-

Artikel 350

Vernieling of beschadiging

-

Artikel 351

Vernieling spoorweg-, elektriciteitswerken, geautomatiseerde werken voor telecommunicatie etc.

-

Artikel 424

Straatschenderij

-

Artikel 426-427

Overtredingen tegen de algemene veiligheid

-

Artikel 453

Openbare dronkenschap

-

Artikel 461*

Verboden toegang voor onbevoegden

 

Wet wapens en Munitie

-

Artikel 13, 26 en 27

Verboden handelingen strafbaar gestelde (vuur)wapens

 

Opiumwet

-

Artikel 2

Vervaardigen, aanwezig hebben, vervoeren enz. van middelen Lijst I (harddrugs)

-

Artikel 3

Vervaardigen, aanwezig hebben, vervoeren enz. van middelen Lijst II (softdrugs)

 

Wegenverkeerswet 1994

-

Artikel 5*

Rijgedrag dat gevaar/hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor het verkeer

-

Artikel 5a*

Opzettelijk gevaarlijk rijgedrag dat verkeersregels ernstig worden geschonden

Bijlage 6: Instructie vervolgin Openbaar Ministerie

Per zaak beoordeelt het OM of zij overgaat tot vervolging op grond van artikel 184, waarbij onderstaande criteria als richtlijnen dienen.

Bij drugsrunners en straatdealers:

  • Sfeerproces-verbaal over de buurt moet aanwezig zijn, waaruit blijkt dat er in minimaal twee situaties overlast is geconstateerd.

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak leverden onvoldoende op (gebiedsgerichte aanpak);

  • Aanwezigheid individuele antecedenten, bestaande uit:

    • o

      twee keer veroordeling/overtreding artikel 184 Wetboek van Strafrecht voor drugsgerelateerd (overtreding of misdrijf) delict over afgelopen vier jaar.

    • o

      twee keer in het afgelopen jaar (na veroordeling) mutaties in het politiesysteem betreffende drugsgerelateerde delicten.

Zwervers, alcoholisten:

  • Als uit mutaties onvoldoende blijkt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerproces-verbaal noodzakelijk (nadruk op drankgebruik en zwervers).

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak van het probleem leverden onvoldoende op (gebiedsgerichte aanpak).

  • De situatie bij deze persoon is niet verbetert na individuele hulpverlening;

  • Twee mutaties het afgelopen jaar van (overlast) drankgebruik/zwerver.

Jeugd:

  • Sfeerproces-verbaal over de buurt, waaruit naar voren komt dat er stelselmatige overlast in de wijk is, tenzij er zodanige mutaties aanwezig zijn waar de stelselmatige overlast uit signalen duidelijk naar voren komt.

  • Er moet zijn vastgesteld dat het om een overlastgevende persoon gaat; de jeugdige maakte zich in elk geval twee afzonderlijke keren schuldig aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten (in de afgelopen dertien maanden) in een bepaald gebied/wijk).

  • Er moet een zijn afgewogen of handhaving op grond van de APV zinvol is of niet leidde tot het gewenste resultaat.

  • Aanpak/hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en/of de aanpak heeft het overlastgevende strafbare gedrag niet doen ophouden.

Veelplegers:

  • Indien uit mutaties niet de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt blijkt, is een sfeerproces-verbaal noodzakelijk.

  • Er moet zijn vastgesteld dat het om een overlastgevende persoon gaat; de veelpleger maakte zich in elk geval twee afzonderlijke keren (in de afgelopen dertien maanden) schuldig aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Eerdere/andere (gedrags)interventies leidde niet tot het stopzetten van overlastgevende gedragingen.

12-minners:

  • Sfeerproces-verbaal over de buurt, waaruit naar voren komt dat er stelselmatige ernstige overlast is en wat de gevolgen zijn voor de omgeving. Als deze signalen duidelijk uit mutaties naar voren komen, kan het sfeerproces-verbaal achterwege worden gelaten.

  • Er moet zijn vastgesteld dat het gaat om een overlastgevende persoon; de 12-minner maakte zich in elk geval twee afzonderlijke keren (in de afgelopen dertien maanden) groepsgewijs schuldig aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Kind gedrag zoals joelen, stoeien en belletje trekken is in het beginsel niet overlastgevend.

  • Aanpak hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en/of de aanpak heeft het overlastgevende/strafbare gedrag niet doen ophouden.

  • Er is contact gezocht met ouders en verzocht in te grijpen, wat niet leidde tot het gewenste resultaat.

G. Toelichting op de beleidsregels overlastgevende personen

1. Wijkverbod ontzegging artikel 2:91 APV

De burgemeester kan het in belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een wijkverbod opleggen. Door het mandaat aan de politie en de gemeentelijke Buitengewone Opsporingsambtenaren (zie artikel 9 van deze Beleidsregels) is direct optreden bij (structurele) overlast, strafbare feiten of (lichte) orde verstorende gedragingen mogelijk. Zodra de gedragingen ernstig zijn of een herhaaldelijk karakter hebben, ligt optreden op grond van de Overlastwet voor de hand.

2. De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet

Op grond van artikel 172a, eerste lid, Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die (eenmalig) ernstig, herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde verstoorde óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol had, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:

  • a.

    een gebiedsverbod;

  • b.

    een groepsverbod;

  • c.

    een meldingsplicht.

3. De bevoegdheden op grond van artikel 172b Gemeentewet

Op basis van artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon, die het gezag uitoefent over een 12-minner die herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde verstoorde, en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:

  • a.

    zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt zonder begeleiding van die persoon die gezag over hem of haar uitoefent;

  • b.

    Zich tussen 20.00 uur in de avond en 06.00 uur in de ochtend niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoon die het gezag over hem of haar uitoefent.

4. Voorwaarden bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden als er sprake is van:

  • a.

    een eenmalige individuele of groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde, of

  • b.

    een herhaaldelijk individueel of herhaaldelijk groepsgewijze verstoring van de openbare orde;

  • en

  • c.

    een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

  • en

  • d.

    het bij 12-minners gaat om het in groepsverband verstoren van de openbare orde.

5. Orde verstorende gedragingen

Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ bestaat niet. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee orde verstorend gedrag, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Orde verstorende gedragingen zijn gedragingen in de openbare ruimte die de normale gang van zaken verstoren. De richtlijn is dat de openbare ruimte een normaal geldende objectieve bestemming heeft. Als de objectieve bestemming niet meer of in mindere mate mogelijk is, dan tast dit de normale gang van zaken en daarmee de openbare orde aan. Hiertoe behoren in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV.

De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat structurele orde verstorende gedragingen, die niet direct strafbaar zijn gesteld, onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte.

Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:

  • hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;

  • joelen/naroepen/schelden/bespugen;

  • intimiderend overkomen;

  • wildplassen;

  • plakken en kladden;

  • hinderlijk drankgebruik;

  • openbare dronkenschap;

  • vernieling van goederen;

  • gooien van voorwerpen;

  • het aanbrengen van graffiti;

  • wet Mulder-feiten.

6. Ernstig

Op basis van de wetswijziging van 1 juli 2015 mogen de bevoegdheden worden gebruikt als er sprake is van een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig verstoorde. Optreden tegen first-offenders kan, waarbij de restrictie geldt dat het moet gaan om een ‘ernstige’ verstoring van de openbare orde. Voor mensen die herhaaldelijk de openbare orde verstoren, hoeft het niet te gaan om een ‘ernstige’ openbare-ordeverstoring, een herhaalde ‘gewone’ openbare-ordeverstoring volstaat. De mate van ernst moet blijken uit de politierapportage en is afhankelijk van de context.

7. Herhaaldelijk

  • a.

    Er kan sprake zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde verstoorde. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen plaatsvonden.

  • b.

    Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd achtereenvolgens plaatsvinden.

  • c.

    In één of meerdere gemeenten mogen ordeverstorende gedragingen plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is afhankelijk van de context waarin de gedragingen plaatsvonden. Bij jaarlijkse evenementen is een afzienbare tijd van dertien maanden redelijk, terwijl bij overlast door 12-minners in een bepaalde wijk een afzienbare tijd van zes maanden redelijk is. Per geval vindt een beoordeling plaats.

  • d.

    In ieder geval zijn orde verstorende gedragingen van langer dan dertien maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk en blijft handhaving op grond van de APV mogelijk, zoals het inzetten van wijkverboden. Gedragingen van langer dan dertien maanden geleden (respectievelijk zes maanden bij de categorie 12-minners) mogen deel uitmaken van de sfeerrapportage.

8. Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van groepsgewijze verstoring van de openbare orde wanneer de groep, waar de overlastgever onderdeel van uitmaakt, uit drie of meer personen bestaat. Als er sprake is van een leidende rol in de groepsgewijze verstoring van de openbare orde, dan kan aan deze persoon direct na de eerste overtreding een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Er is sprake van een leidende rol in de groepsgewijze verstoring van de openbare orde als de persoon anderen aanzet tot orde verstorende gedragingen. Dit kan zich uiten in concrete gedragen zoals het mobiliseren, het aanjagen, faciliteren, oproepen of aansturen van medestanders of op een intimiderende wijze een bijdrage leveren aan het in groepsverband plegen van ordeverstoringen. Rechtstreekse deelname aan de daadwerkelijke ordeverstoring is hiervoor niet vereist.

Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. De leidinggevende kan ook blijken uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Het aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider worden vervolgd.

9. Ernstige vrees voor verdere verstoring

Orde verstorend en herhaaldelijk gepleegd gedrag door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde is sprake als uit concrete aanwijzingen blijkt dat het aannemelijk is dat de betreffende persoon, zonder in te grijpen, opnieuw orde verstorende gedragingen gaat plegen. Dit kan blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon al in het verleden betrokken was bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.

10. Context van de toepassing van de bevoegdheden

Bij een juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen plaatsvonden zeer relevant. De context is ook bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.

Grofweg is er onderscheid tussen de volgende toepassingsgebieden:

  • 1.

    Overlast in bepaalde wijken

    De maatregelen zijn goed toepasbaar bij de bestrijding van onder andere straatdealers/drugsrunners, drank- en drugsverslaafden, veelplegers die in bepaalde gebieden een onaanvaardbare druk leggen op de openbare orde en veiligheid.

  • 2.

    Overlast rond evenementen en manifestaties

    De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet kunnen een aanvullende rol hebben bij evenementen of manifestaties. De definitie van een evenement is hier overeenkomstig artikel 2.26 van de APV. Ook bij evenementen kan sprake zijn van groepen personen als bezoekers waarbij ook de openbare orde wordt of dreigt te worden verstoord.

  • 3.

    Jeugdoverlast

    Zoals aangegeven kunnen de maatregelen worden ingezet om jeugdoverlast te bestrijden. Vanwege de specifieke aandacht en aanpak ten aanzien van jongeren, ligt het voor de hand hier op een andere manier mee om te gaan. Van jongeren is in ieder geval sprake als de persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

11. Evenredigheidsbeginsel

Gemeentelijke besluiten kunnen ingrijpende gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat gemeenten rekening houden met de beginselen van behoorlijk bestuur. Een van deze beginselen is het evenredigheidsbeginsel, krachtens artikel 3:4 Awb. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van een besluit in verhouding moeten staan tot het doel dat met het besluit moet worden bereikt, het besluit mag niet onevenredig uitwerken. Hier zijn drie onderwerpen van belang:

Geschiktheid

Is het voorgenomen besluit geschikt voor het bereiken van het doel en welk doel dient het voorgenomen besluit (i.e. herstel of bestraffen van de overtreding).

Noodzakelijkheid

Is het besluit noodzakelijk om het doel te bereiken of zijn er minder belastende maatregelen. Belangrijk is om te onderzoeken of een voortraject niet eerder een maatregel opgelegde. Is de voorgenomen (nieuwe) maatregel passend of wordt het beoogde effect bereikt met een minder zware maatregel.

Evenwichtigheid

Is de op zichzelf geschikte en noodzakelijke maatregen in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend voor de belanghebbende, gelet op de omstandigheden van het geval en de inbreuk op de belangen van de betrokkenen.


Noot
1

De APV van Vlaardingen definieert drie soorten evenementen, gerelateerd aan het effect van het evenement op het gemeenschapsleven. Hierbij wordt door middel van een risicoanalysemodel een evenement ingeschaald. A- evenementen hebben een beperkte impact op de omgeving en het verkeer. Het is een kleinschalig evenement tot circa 5000 bezoekers. Een B- evenement heeft een gemiddeld risico met een grote impact op de directie omgeving en gevolgen voor het verkeer. C- evenementen hebben een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen.