Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726017
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR726017/1
Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen milieubelastende activiteiten bij veehouderijen gemeente Leudal
Geldend van 30-10-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen milieubelastende activiteiten bij veehouderijen gemeente LeudalHet college van burgemeester en wethouders van Leudal:
Overwegende:
Inleiding
De meeste vergunde activiteiten voor milieubelastende activiteiten (mba) bij veehouderijen worden vrij snel gerealiseerd. Een deel van de vergunde activiteiten wordt echter niet binnen een bepaalde termijn gerealiseerd of komt helemaal niet meer tot stand. Hierdoor ontstaat zogenoemde latente ruimte, ook wel aangeduid met slapende vergunningen: ruimte die wél vergund is, maar niet wordt gebruikt (lees: dieren / stallen die wel vergund zijn, maar nog niet gehouden / gebouwd zijn).
Het in stand laten (en mogelijk weer reactiveren) van in het verleden vergunde mba’s voor veehouderijen kan schadelijk zijn voor het milieu. De nadelige gevolgen voor het milieu zijn vooral afkomstig van emissies van ammoniak en fijnstof, van geurhinder, verontreiniging van de bodem en lozingen.
Het is bovendien om diverse andere redenen, zowel beleidsmatig als praktisch, niet gewenst om omgevingsvergunningen voor mba’s bij veehouderijen in stand te laten zonder dat daaraan binnen een bepaalde termijn uitvoering wordt gegeven:
- *
onbenutte vergunde rechten beperken soms nodeloos en kunnen resterende milieuruimte voor andere (innovatieve) ontwikkelingen in de directe omgeving onmogelijk maken;
- *
er is een verschil in de feitelijke en de theoretische milieuomstandigheden van een gebied. Bovendien komt dit niet overeen met de ruimtelijke bestemming, waardoor nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten doorkruist worden door in het verleden vergunde bouwwerken en activiteiten (die niet zijn gerealiseerd);
- *
de omgevingsvergunning is door gewijzigde inzichten en nieuwe wet- en regelgeving achterhaald. Er wordt niet meer voldaan aan de laatste best beschikbare technieken of andere actuele technische eisen en voorschriften;
- *
omwonenden worden geconfronteerd met oude vergunde rechten, waartegen zij geen rechtsmiddelen meer kunnen aanwenden. Vragen die gesteld kunnen worden zijn dan: wordt de activiteit nu wel of niet uitgevoerd en wanneer?;
- *
het gemeentelijk administratief bestand van mba’s stemt niet overeen met de feitelijke situatie buiten. Bij de taakuitoefening in het kader van crisisbeheersing en rampenbestrijding is dit voor de risico- en schade-inschatting van wezenlijk belang. Daarnaast is het in het kader van de Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen ook van belang voor taxaties in het kader van de Wet waardering onroerende zaken;
Daarom is het wenselijk om niet (tijdig) gerealiseerde omgevingsvergunningen mba’s bij veehouderijen na verloop van een bepaalde periode actief in te trekken.
Wettelijke intrekkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.40, lid 2 onder b van de Omgevingswet (Ow) beleidsregels vaststellen voor het intrekken van verleende omgevingsvergunningen Milieu. Immers, in artikel 5.40, lid 2 onder b van de Ow staat dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken, als gedurende één jaar of een in de vergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.
Als sprake is van omgevingsvergunningen, die zijn verleend onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en die van kracht zijn, worden die geacht omgevingsvergunningen op grond van de Ow te zijn (artikel 4.13, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet). Daarmee is artikel 5.40 lid 2 onder b Ow van toepassing op (oude) omgevingsvergunningen.
Reikwijdte
Deze beleidsregels handelen over het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit bij veehouderijen (paragraaf 3.6.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)). Het gaat dan om het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens en het houden van landbouwhuisdieren waarvoor de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Bal gelden.
De beleidsregels gelden niet voor:
- *
veehouderijen die op grond van het Bal of de Bruidsschat meldingsplichtig zijn voor het oprichten en uitbreiden volstaan met een melding en niet vergunningplichtig.
- *
de andere in artikel 5.40 of artikel 18.10 van de Ow vermelde intrekkingsgronden.
Hoe passen deze beleidsregels in andere gemeentelijke beleidsdocumenten?
Het intrekken van omgevingsvergunningen mba bij veehouderijen en daarmee van (potentieel weer te activeren) milieu gerelateerde emissies (lucht, geur, geluid), heeft een positief effect op de volksgezondheid. Daardoor sluit dit naadloos aan bij de ambities en de doelstellingen van de volgende gemeentelijke beleidsdocumenten:
Strategische visie
In de Strategische visie Mooi leven in Leudal heeft gezondheid een voorname plek gekregen. De gemeente gaat niet over de individuele gezondheid van elke inwoner, maar wil wel de randvoorwaarden creëren zodat iedereen in Leudal een gezond leven kan leiden. Dat betekent dat we de openbare ruimte op orde hebben en bij nieuwe ontwikkelingen gezondheid altijd meewegen. Afname van vergunde milieu gerelateerde emissies draagt bij aan een betere woon- en leefomgeving voor onze (toekomstige) inwoners.
Coalitieakkoord 2022-2026
Met betrekking tot emissies (luchtkwaliteit) en de hiermee gerelateerde gezondheidsdoelen staat in het coalitieakkoord dat het verplaatsen van dierconcentraties in kernrandzones en nabij natuur naar geschiktere locaties wordt gefaciliteerd.
Zomernota
In het thema Buitengebied is opgenomen dat er een goede balans moet zijn tussen bedrijvigheid en de leefomgeving (waaronder milieu gerelateerde emissies). De effecten van bedrijvigheid op de gezondheid van inwoners en de kwaliteit van de natuur moet verminderd worden met een gebiedsgerichte aanpak.
Omgevingsvisie
De Ow verplicht overheden om samenhangend te werk te gaan bij het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Deze lijn komt ook terug in de op te stellen Omgevingsvisie. Door bewust te kiezen voor een gebiedsgerichte benadering wordt een evenwichtige toedeling van functies bereikt. Hierdoor ontstaan minder conflicten tussen de diverse functies die in het buitengebied (en de kernrandzones) mogelijk zijn.
Schone Lucht Akkoord (SLA)
Op 7 juli 2020 heeft de gemeente Leudal besloten deel te nemen aan het SLA. Om deze doelstelling te bereiken zijn de deelnemers verplicht om jaarlijks een uitvoeringsplan met vaste maatregelen vast te stellen. In het vastgestelde uitvoeringsplan 2024 is het opstellen van deze beleidsregels als facultatieve maatregel vermeld.
Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en handhaving
De beleidsregels dragen bij aan doel 5 uit het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (2022): er vinden geen gebruiksovertredingen plaats van agrarische bebouwing.
Raadsbesluit
De gemeenteraad heeft in 2017, bij de vaststelling van de Verordening geurhinder en veehouderij, het college opgedragen om intrekkingsbeleid te ontwikkelen voor –voor intensieve veehouderij bestemde – inrichtingen die 3 jaar (de termijn onder de Wabo) of langer niet meer in werking zijn op het terrein van veehouderij.
Intrekkingsprocedure
Bij het gebruik maken van de bevoegdheid tot het intrekken van een omgevingsvergunning is altijd sprake van een grondige belangenafweging. Hierbij wordt voorafgaande aan de procedure altijd contact opgenomen met de vergunninghouder.
Voor de intrekking van de omgevingsvergunning voor een mba is de korte voorbereidingsprocedure (titel 4.1 Algemene wet bestuursrecht) het uitgangspunt. Als het een IPPC-installatie betreft dan geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht).
Rechtsmiddelen tegen het intrekkingsbesluit
Met de korte voorbereidingsprocedure geldt: bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders, beroep bij de bestuursrechter en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Met de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt: zienswijzen tegen het ontwerpbesluit bij het college van burgemeester en wethouders, beroep bij de bestuursrechter en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Zienswijzen en overige tekstuele aanpassingen
Op 20 juni 2024 is tegen de ontwerp beleidsregels een zienswijze ingediend door de LLTB namens het bestuur van de LLTB-regio Midden-Limburg. Door een van de zienswijzen is de tekst van artikel 3 veranderd. In dit artikel 3 staan worden situaties waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund. Eén hiervan is dat het bedrijf kan aantonen dat het deelneemt aan landelijke beëindigingsregels. Het is beter om “landelijke” weg te laten, omdat er mogelijk ook nog andere regelingen (bijvoorbeeld provinciale) zijn.
Op 4 juli 2024 is tegen de ontwerp beleidsregels een zienswijze ingediend door van Buiten b.v., Leveroyseweg 9a te Heythuysen.
De definitieve beleidsregels zijn aangepast ten opzichte van de ontwerp beleidsregels door artikel 2 als volgt aan te passen:
- *
Ingeval van urgente/zwaarwegende belangen de termijn van 1 jaar toepassen. Van urgente/zwaarwegende belangen is ten minste sprake (niet limitatief):
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend is gelegen in een woonkern, kernrandzone en/of grondwaterbeschermingsgebied, zoals aangeduid in het Omgevingsplan dat geldt voor die activiteit;
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend is gelegen binnen 1.000 meter van een Natura 2000-gebied of 250 meter van een overig gebied in het Natuur Netwerk Nederland;
- *
als de betreffende contouren maximale voorgrondbelasting geur (artikel 3.5.2 van de Algemene verordening gemeente Leudal) van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend, de bijbehorende gebiedsaanduiding woonkern, kernrandzone of zorginitiatief Hornerheide overschrijdt (bijlage 3 van de Algemene verordening gemeente Leudal);
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend in strijd is met het Omgevingsplan dat geldt voor die activiteit.
- *
Ingeval van geen urgente/zwaarwegende belangen de termijn van 3 jaar toepassen.
Hiermee is gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de ingebrachte zienswijzen. De inwilliging van de overige zienswijzen (die niet gaan over de termijn) is niet in lijn met de doelstellingen van de beleidsregels. Met deze beleidsregels geeft de gemeente aan hoe wordt omgegaan met de beslisruimte van artikel 5.40, lid 2 van de Ow. Het doel is uniformiteit en rechtszekerheid. Met deze beleidsregels wordt vergunninghouders meer zekerheid gegeven over hoe wordt omgegaan met de intrekkingsmogelijkheid van de vergunning. De beleidsregels dragen bij aan een consistente en consequente ofwel betrouwbare besluitvorming. Afwijken van de beleidsregels kan als dat voor 1 of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (zie artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht).
Verder zijn, ten opzichte van de ontwerp beleidsregels, diverse tekstuele verbeteringen doorgevoerd die geen betrekking hebben op de inhoud van de beleidsregels.
Besluit de navolgende beleidsregels vast te stellen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- *
Activiteit : activiteit als bedoeld in artikel 5.1 van de Ow;
- *
College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;
- *
Mba : activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken;
- *
Omgevingsvergunning : vergunning als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 en lid 2 van de Ow en een omgevingsvergunning die op grond van het overgangsrecht van de Invoeringswet Ow als omgevingsvergunning geldt voor een van de activiteiten genoemd in artikel 5.1 lid 1 en lid 2 van de Ow;
- *
Veehouderij : een milieubelastende activiteit zoals bedoeld in artikel 3.200, lid 1 van het Bal (het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens en het houden van landbouwhuisdieren) waarvoor de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Bal gelden.
Artikel 2 Intrekking bij omgevingsvergunning mba bij veehouderijen
-
2.1 Bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 5.40, lid 2 onder b van de Ow wordt uitgegaan van een termijn van minstens 1 jaar nadat de verleende omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden.
-
2.2.1 Van de bevoegdheid zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt direct na 1 jaar na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning, gebruik gemaakt indien zich urgente/zwaarwegende belangen voordoen en nog geen begin is gemaakt met de uitvoering van de vergunde activiteiten of een gedeelte daarvan.
Van urgente/zwaarwegende belangen is ten minste sprake (niet limitatief):
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend is gelegen in een woonkern, kernrandzone en/of grondwaterbeschermingsgebied, zoals aangeduid in het Omgevingsplan dat geldt voor die activiteit;
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend is gelegen binnen 1.000 meter van een Natura 2000-gebied of 250 meter van een overig gebied in het Natuur Netwerk Nederland;
- *
als de betreffende contouren maximale voorgrondbelasting geur (artikel 3.5.2 van de Algemene verordening gemeente Leudal) van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend, de bijbehorende gebiedsaanduiding woonkern, kernrandzone of zorginitiatief Hornerheide overschrijdt (bijlage 3 van de Algemene verordening gemeente Leudal);
- *
als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning mba is verleend in strijd is met het Omgevingsplan dat geldt voor die activiteit.
- *
-
2.2.2 Van de bevoegdheid zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt na 3 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning, gebruik gemaakt indien zich geen urgente/ zwaarwegende belangen voordoen en nog geen begin is gemaakt met de uitvoering van de vergunde activiteiten of een gedeelte daarvan.
Artikel 3 Gunnen ruimere termijn voor het uitvoeren van de vergunde milieuactiviteiten
Als de navolgende situaties zich voordoen kan een ruimere termijn voor de (her)start van de uitvoering van de vergunde activiteit(en) worden gegund:
- *
persoonlijke omstandigheden zoals ernstige ziekte of overlijden van vergunninghouder of van familie in de eerste lijn die aantoonbaar tot uitstel van het uitvoeren van de vergunde milieuactiviteit hebben geleid;
- *
overbruggingsperiode voor bedrijfsopvolging, ingeval van ziekte of overlijden van vergunninghouder;
- *
ziekte onder het vee;
- *
calamiteiten buiten de schuld van vergunninghouder;
- *
benodigde tijd in verband met omschakeling naar een andere bedrijfsopzet;
- *
het bedrijf kan aantonen dat het deelneemt aan beëindigingsregels.
Deze gevallen dienen duidelijk en gemotiveerd naar voren te worden gebracht in de procedure tot het kenbaar maken van het voornemen tot intrekken van de omgevingsvergunning.
Deze extra termijn wordt naar redelijkheid en naar de concrete voorliggende situatie bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 52 weken. Bij het toekennen van deze extra termijn wordt uitgegaan van de datum waarop de intrekkingsprocedure kan worden gestart, dus minstens 1 jaar (bij urgent/ zwaarwegende belangen) of minstens 3 jaar (bij geen urgente/zwaarwegende belangen) na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning.
Als meer dan 2 jaren (bij urgente/ zwaarwegende belangen) of minstens 4 jaar (bij geen urgente/zwaarwegende belangen) zijn verstreken na het tijdstip waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, wordt geen extra termijn toegekend.
Artikel 4 Overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregels sluiten besluiten over de overige in artikel 5.40 en 18.10 Ow opgenomen intrekkingsgronden niet uit.
Artikel 5 Hardheidsclausule
Bij het intrekken van daartoe in aanmerking komende omgevingsvergunningen wordt gehandeld volgens deze beleidsregels, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 6 Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen milieubelastende activiteiten bij veehouderijen gemeente Leudal.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking één dag na de bekendmaking.
Heythuysen, 22 oktober 2024.
Ondertekening
De secretaris, De burgemeester,
mr. drs. J.J.Th.L. Geraedts D.H. Schmalschläger
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl