Verlegregeling gemeente Leiden 2024

Geldend van 26-10-2024 t/m heden

Intitulé

Verlegregeling gemeente Leiden 2024

Nadeelcompensatie bij het verleggen van leidingen

1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    dalen: het verticaal naar beneden verplaatsen zonder onderbreking van een leiding;

  • c.

    nadeelcompensatie: nadeelcompensatie als bedoeld inartikel 4:126 Awb;

  • d.

    rijzen: het verticaal omhoog verplaatsen zonder onderbreking van een leiding;

  • e.

    schadeveroorzakend besluit: besluit tot wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 3.7.2.6 tweede lid onder e de verordening;

  • f.

    vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.7.2.1 van de verordening;

  • g.

    vergoeding: bedrag dat op basis van deze regeling voor nadeelcompensatie in aanmerking komt;

  • h.

    verordening: de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020;

  • i.

    verlegkosten: de kosten die de belanghebbende moet maken als gevolg van een schadeveroorzakend besluit;

  • j.

    verzoek: verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 5.3.1.1 van de verordening.

Artikel 2

Waar in deze regeling wordt gesproken over het intrekken of wijzigen van een vergunning wordt bedoeld het schadeveroorzakende besluit zoals omschreven in artikel 1.

Voor deze regeling wordt in ieder geval de leidingexploitant van wie een vergunning ten gevolge van de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 3.7.2.6, tweede lid onder e van de verordening geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken of gewijzigd, aangemerkt als belanghebbende.

2. Algemene bepalingen nadeelcompensatie

Artikel 3

Een belanghebbende die verlegkosten moet maken als gevolg van een schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 1, kan op grond van artikel 4:126, eerste lid, Awb recht hebben op nadeelcompensatie in de vorm van een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de verlegkosten. Op grond van artikel 5.3.1.1 van de verordening, bevat deze regeling regels over:

  • a.

    de bepaling van de verlegkosten;

  • b.

    de bepaling van de hoogte van de vergoeding;

  • c.

    het verzoek om nadeelcompensatie en de behandeling van het verzoek;

  • d.

    de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 4

De verlegkosten worden berekend overeenkomstig hoofdstuk 6 van deze regeling. Bij die berekening worden uitsluitend de kosten van ontwerp en begeleiding, uit- en inbedrijfstellen, uitvoering en materiaal betrokken.

Artikel 5

Indien een recht op nadeelcompensatie bestaat, wordt de vergoeding als volgt bepaald:

  • 1.

    Indien de vergunning van de belanghebbende binnen vijf jaren na de datum van het onherroepelijk worden van de vergunning door het college wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de vergoeding honderd procent (100%) van de verlegkosten, behoudens het bepaalde in artikel 7.

  • 2.

    Indien de vergunning van de belanghebbende door het college wordt ingetrokken of gewijzigd in de periode vanaf vijf (5) tot en met vijftien (15) jaren, gerekend vanaf de datum van het onherroepelijk worden van de vergunning, bedraagt de vergoeding het in de tabel in bijlage 1 genoemde percentage van de verlegkosten.

  • 3.

    Indien de vergunning van de belanghebbende door het college wordt ingetrokken of gewijzigd na vijftien jaren gerekend vanaf de datum van het onherroepelijk worden van de vergunning, wordt geen vergoeding toegekend.

Artikel 6

Het college en de belanghebbende zullen bij verwijdering, verlegging of aanpassing van de leiding elkaars schade zo veel mogelijk beperken. De werkzaamheden worden uitgevoerd tegen de maatschappelijk laagste kosten. Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de verlegkosten ten laste van de belanghebbende moet blijven dan uit de toepassing van artikel 5 voortvloeit, kan het college daarvan afwijken.

Artikel 7

Het college kent in afwijking van artikel 5 en onverminderd het bepaalde in artikel 4:126, tweede lid, Awb, geen vergoeding van nadeelcompensatie toe als op het moment van de aanvraag van de vergunning door belanghebbende voorzienbaar was dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van het onherroepelijk worden van de vergunning, die vergunning zou kunnen worden gewijzigd of ingetrokken in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin de leiding is gelegen.

Artikel 8

Indien als gevolg van de uitvoering van een werk de leiding van een belanghebbende moet of zal rijzen en/of dalen komen de kosten hiervan ten laste van belanghebbende.

Artikel 9

  • 1. Het college maakt het voornemen tot wijziging of intrekking van de vergunning aan alle bekende belanghebbende leidingexploitanten schriftelijk bekend.

  • 2. In de schriftelijke bekendmaking is een omschrijving van het werk en van de uit te voeren werkzaamheden opgenomen met de vermelding van de noodzakelijk te verplaatsen (onderdelen van een) leiding of (onderdelen van) leidingen.

  • 3. Indien tevens sprake is van (onderdelen van) aanwezige leidingen die niet noodzakelijk verlegd moeten worden als gevolg van het werk, zal de belanghebbende de gelegenheid krijgen om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te dalen, te vervangen of te verwijderen.

Artikel 10

Het college streeft naar overeenstemming met de belanghebbende over verplaatsing, uitvoering en planning waarbij een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten altijd het uitgangspunt is. Het college voert hiertoe vooroverleg met de belanghebbende. Het college neemt het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning zo mogelijk op basis van overeenstemming, bereikt in het vooroverleg.

3. Verzoek nadeelcompensatie

Artikel 11

  • 1. De belanghebbende toont bij het indienen van een verzoek om nadeelcompensatie, voor zover mogelijk, aan op welke datum vergunning is verleend voor het aanleggen van de leiding op de locatie waaruit zij moet worden verlegd.

  • 2. Indien de belanghebbende de in het eerste lid bedoelde datum niet kan aantonen door overlegging van een schriftelijke vergunning of toestemming, wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen van de leiding volgens de registratie van de belanghebbende is aangevangen.

  • 3. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend dan wel op welke datum met het leggen van de leiding is aangevangen, wordt vermoed dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is.

Artikel 12

  • 1. Het verzoek bevat een naar kostensoort gespecificeerde opgave van de verlegkosten aan de hand van het model opgenomen in bijlage 2.

  • 2. Indien sprake is van het bundelen van werkzaamheden van verschillende belanghebbenden geeft de belanghebbende inzicht in de verdeling van de gezamenlijke kosten.

4. Beslissing op verzoek

Artikel 13

Indien de opgave van de gespecificeerde verlegkosten minder bedraagt dan €10.000,00 wordt de vergoeding gebaseerd op een vaste prijs overeenkomstig de opgave. In andere gevallen wordt de vergoeding bepaald op basis van voor- en nacalculatie, tenzij het college en de belanghebbende anders zijn overeengekomen.

5. Factuur

Artikel 14

  • 1. Indien de vergoeding is bepaald op basis van een vaste prijs, dient de belanghebbende na het gereedkomen van de werkzaamheden een factuur in ter hoogte van het bedrag van de vergoeding.

  • 2. Indien de vergoeding is bepaald op basis van nacalculatie, dient de belanghebbende na vaststelling van de vergoeding en na gereedkomen van de werkzaamheden een factuur in ter hoogte van het bedrag van de vergoeding.

  • 3. Betaling van de factuur vindt plaats binnen 60 dagen na de ontvangst ervan.

6. Vaststelling verlegkosten

Artikel 15

De hoogte van de kosten voor het verleggen van een leiding wordt vastgesteld op basis van de hierna volgende bepalingen.

Artikel 16

De kosten worden vastgesteld aan de hand van werkelijke verlegkosten. Deze kosten worden onderscheiden in:

  • a.

    kosten van ontwerp en begeleiding;

  • b.

    kosten van uit- en inbedrijfstellen;

  • c.

    kosten van uitvoering;

  • d.

    kosten van materiaal.

Artikel 17

Onder kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden voorafgaand aan en tijdens de uitvoering. Het gaat uitsluitend om kosten van:

  • a.

    overleg en correspondentie;

  • b.

    directievoering en toezicht houden;

  • c.

    detail-engineering en daaruit voortvloeiende uitvoerende werkzaamheden;

  • d.

    verplichtingen vanuit wet- en regelgeving;

  • e.

    het juridisch vrij maken van het tracé;

  • f.

    het aanbesteden van werk; en

  • g.

    de benodigde vergunningen en leges.

Artikel 18

Onder de kosten van het uit- en inbedrijfstellen worden uitsluitend verstaan:

  • a.

    kosten van het spannings- of productloos maken van de leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen van de leiding;

  • b.

    kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard.

Artikel 19

Onder uitvoeringskosten worden uitsluitend verstaan:

  • a.

    kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden;

  • b.

    kosten samenhangend met het verwijderen van verlaten leidingen;

  • c.

    kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen;

  • d.

    kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard waaronder begrepen verkeersmaatregelen; en

  • e.

    kosten verband houdende met het meest recente Besluit vaststelling tarieven voor schade veroorzaakt door ingravingen in vehardingen gemeente Leiden.

Artikel 20

Onder materiaalkosten worden uitsluitend verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.

7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21

  • 1. Deze regeling is niet van toepassing op werken waarover op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling een overeenkomst is aangegaan tussen de gemeente en de belanghebbende.

  • 2. Indien het schadeveroorzakende besluit is genomen vóór de inwerkingtreding van deze regeling, dan wordt een verzoek om nadeelcompensatie als gevolg van dat schadeveroorzakende besluit beoordeeld volgens de regels zoals opgenomen in de Verlegregeling gemeente Leiden 2012.

Artikel 22

Deze regeling wordt aangehaald als: Verlegregeling gemeente Leiden 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 augustus 2024.

De Secretaris

De Burgemeester

Bijlage 1 Percentages nadeelcompensatievergoeding

Jaar:

Percentage:

1

100%

2

100%

3

100%

4

100%

5

100%

6

80%

7

72%

8

64%

9

56%

10

48%

11

40%

12

32%

13

24%

14

16%

15

8%

16

0%

Bijlage 2 Kostenspecificatie Verlegkosten

afbeelding binnen de regeling

Toevoegingen bij de tabel:

  • Indien er werkzaamheden voor meerdere leidingen van leidingexploitanten worden verricht, moet aangegeven worden welke verdeelsleutel voor de verdeling van kosten naar kostensoorten per leiding wordt gehanteerd.

  • Ingeval er sprake is van gecombineerde werkzaamheden dient leidingexploitant zijn deel van de geraamde kosten weer te geven in de kostenraming. De onderbouwing (verdeelsleutel tussen leidingbeheerders en het totaal geraamde bedrag voor de gecombineerde werkzaamheden) van het geraamde bedrag dient bijgevoegd te worden bij de kostenraming.

  • Indien gemeente op verzoek van leidingexploitant werkzaamheden verricht in het kader van de aanpassing, waarvan de kosten voor rekening van leidingexploitant zijn (bijv. mechanisch grondonderzoek), dan dienen deze kosten zichtbaar te zijn verwerkt in deze raming/begroting.

Zie ook de toelichting ‘systematiek bepaling Verlegkosten’

Toelichting op de Verlegregeling gemeente Leiden 2024

Samenvatting

Op grond van art. 4:126 Algemene wet bestuursrecht (hierna: “Awb”) kent het bestuursorgaan dat in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig treft, de benadeelde desgevraagd een vergoeding toe.

Deze Verlegregeling bevat de regels over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden art. 4:126 Awb toepast indien een belanghebbende leidingexploitant schade lijdt als gevolg van de intrekking of wijziging van een leidingvergunning die nodig is in verband met een te realiseren werk, bijvoorbeeld een herinrichting van de openbare ruimte of een (andere) binnenstedelijke herontwikkeling.

De regeling is gebaseerd op de binnen de gemeente Leiden te voorziene planningshorizon. De gemeente gaat er vanuit dat binnen vijf jaar na het verlenen van een vergunning voor het leggen van een leiding in de openbare ruimte, de gemeente geen werken uitvoert, waardoor verlegging van de vergunde leiding noodzakelijk is. Indien een leiding gedurende de eerste vijf jaar onverhoopt toch verlegd moet worden, dan bedraagt de nadeelcompensatie honderd procent (100%) van het schadebedrag. Na deze vijf jaar wordt een periode van 10 jaar gehanteerd (het 6e tot en met het 15e jaar), waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van tachtig procent (80%) naar nul procent (0%).

Nadere toelichting

Systematiek van de nadeelcompensatievergoeding

Uitgangspunt bij de bepaling van het schadebedrag bij een verlegging van een leiding zijn de werkelijke verlegkosten. De verlegkosten omvatten alle directe kosten die de belanghebbende moet maken om de leiding te verleggen. Van het schadebedrag wordt een bepaald percentage als nadeelcompensatie uitgekeerd. De nadeelcompensatie wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in deze regeling.

Met het intrekken of wijzigen van de vergunning in deze regeling wordt gedoeld op: het intrekken of wijzigen van de vergunning op grond van artikel 3.7.2.6 tweede lid onder e van de verordening. Dit wordt in de Verlegregeling ook wel aangeduid als ‘het schadeveroorzakende besluit’.

Als het college het besluit neemt om een vergunning in te trekken of te wijzigen als gevolg van het voornemen tot uitvoering van een werk en dit voor de belanghebbende leidt tot schade die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale maatschappelijke risico mag worden gerekend, dan kan de leidingexploitant om nadeelcompensatie verzoeken. Op basis van deze regeling wordt bepaald of nadeelcompensatie toegekend wordt en hoe hoog het bedrag is dat wordt uitgekeerd. Er bestaat op grond van de wet geen recht op nadeelcompensatie als de compensatie die voor vergoeding in aanmerking komt, anderszins is verzekerd. In de Verlegregeling is bepaald dat evenmin recht bestaat op op nadeelcompensatie als het schadeveroorzakende besluit al was te voorzien ten tijde van de aanvraag van de ingetrokken of gewijzigde leidingenvergunning.

Voor de vaststelling van de periode waarover nog nadeelcompensatie plaatsvindt is voor de overheid de voorzienbaarheid het uitgangspunt. De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voor de gemeente voorzienbaar is of werken in de openbare ruimte gerealiseerd worden. De termijn begint vanaf het moment van het onherroepelijk worden van de vergunning, omdat het moment van vergunnen dan vaststaat. Als binnen deze termijn van 5 jaren na het onherroepelijk worden, de vergunning toch wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de nadeelcompensatie honderd procent (100%) van het schadebedrag.

De leidingexploitant zal in beginsel zelf de periode moeten aantonen hoe lang een leiding al vergund aanwezig is. Hiervoor wordt overigens verwezen naar het overgangsrecht bij de verordening op grond waarvan de schriftelijke toestemmingen als vergunningen onder de verordening zijn aangemerkt. Als een vergunning ontbreekt wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de leidingexploitant is aangevangen. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend c.q. op welke datum het leggen is aangevangen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaren aanwezig is.

Indien de vergunning van de belanghebbende wordt ingetrokken na verloop van meer dan vijf jaar gerekend vanaf de datum vanhet onherroepelijk worden van de betrokken vergunning, neemt de omvang van het bedrag dat desgevraagd wordt vergoed trapsgewijs af van 80% van de verlegkosten in het zesde jaar tot 0% van de verlegkosten in het 16e jaar, conform het schema in bijlage 1.

Om in bijzondere omstandigheden van deze trapsgewijze regeling te kunnen afwijken is een hardheidsclausule opgenomen. Daarvan kan het college uitsluitend in bijzondere gevallen gebruik maken, als de toepassing van de trapsgewijze regeling tot een evident onredelijk resultaat zou leiden.

Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van een leiding schadebeperkend op te treden en de werkzaamheden uit te (doen) voeren tegen de maatschappelijk laagste kosten.

Indien als gevolg van de uitvoering van een werk een leiding moet rijzen of dalen dient de leidingexploitant dit op eigen kosten uit te voeren. De gemeente stelt leidingexploitanten in de periode van de uitvoering van werken in de openbare ruimte zoveel mogelijk in de gelegenheid om leidingen te laten rijzen of dalen, ook als dit niet noodzakelijk is.

De nadeelcompensatie kan bepaald worden op basis van een vaste prijs of op basis van nacalculatie. Verrekening van de nadeelcompensatie op basis van een vaste prijs vindt plaats als blijkt dat het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie lager is dan € 10.000,00. Het voordeel van een vaste prijs ligt in de lagere kosten als gevolg van minder administratieve handelingen, geen onderhandelingen over definitieve nadeelcompensatie en minder controle. In andere situaties geldt het principe van verrekening op basis van nacalculatie.

Het college maakt het voornemen van het werk schriftelijk bekend aan alle bekende belanghebbende leidingexploitanten. Hierin is opgenomen een omschrijving van het werk en vermelding van de leidingen die moeten worden verplaatst.

De gemeente Leiden voert vooroverleg met de leidingexploitant nadat de leidingexploitant per brief geïnformeerd is over de plannen en de consequenties voor betrokken leidingen. Gestreefd wordt naar overeenstemming met de belanghebbende over verplaatsing, planning en uitvoering. De verplaatsing moet gerealiseerd worden op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.

Het intrekkingsbesluit wordt, zo mogelijk, genomen nadat over de verplaatsing en de daaraan verbonden voorwaarden overeenstemming is bereikt met de leidingexploit(en). De hoogte van een nadeelcompensatievergoeding en het tijdstip van de betaling kan onderdeel zijn van de overeenstemming. De Verlegregeling bevat volledigheidshalve procedurele regels die van toepassing zijn voor zover daarvan in een overeenstemming niet van is afgeweken.

Het nadeelcompensatieverzoek kan worden ingediend nadat het intrekkingsbesluit dat de schade veroorzaakt in werking is getreden. De uiterste termijn voor indiening is geregeld in art. 4:131 Awb, te weten vijf jaren na het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit.

In art. 4:130 Awb zijn de beslistermijnen geregeld. Het college beslist binnen acht weken. Deze termijn kan éénmaal voor acht weken worden verdaagd. Indien een onafhankelijke adviescommissie is ingesteld geldt een termijn van zes maanden, die eventueel voor zes maanden kan worden verdaagd.

Tegen het besluit van het college kan beroep en bezwaar worden gemaakt. Is de nadeelcompensatie vastgesteld dan dient de belanghebbende voor de betaling daarvan een factuur te sturen.

De systematiek van de bepaling van de verlegkosten

Bij de bepaling van de nadeelcompensatie is sprake van een berekening op basis van de werkelijke verlegkosten. Dit zijn de kosten die direct toegerekend kunnen worden aan de verlegging van de leiding. De werkelijke verlegkosten worden bepaald op basis van te onderscheiden kostenposten, gebruik makend van de bijlage 2.

De verlegging dient te worden gerealiseerd op basis van een technisch adequate variant alternatief tegen de maatschappelijk laagste kosten. De meest voor de hand liggende variant is een verlegging van de leiding ter plaatse van de probleemlocatie. Denkbaar is echter dat de leidingexploitant baat heeft bij een andere oplossing. Dit is bijvoorbeeld het geval als de situatie ter plaatse van het uit te voeren werk zo ingewikkeld is, dat voorkeur bestaat – ook uit een oogpunt van efficiënt beheer – om (ook) maatregelen te treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk. In principe dient te worden gekozen voor het meest aantrekkelijke alternatief, tenzij een andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere positie komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse van (uitsluitend) de probleemlocatie.

In geval van bundeling van werkzaamheden van verschillende belanghebbenden moeten de kosten worden verdeeld over de belanghebbenden. De projectkosten worden verdeeld in direct aan een leidingexploitant toe te delen kosten en gezamenlijke kosten. De direct toe te delen kosten zijn kosten van het ‘in en uit bedrijf stellen’ en de directe materiaalkosten. De gezamenlijke kosten zijn de uitvoeringskosten, ontwerp en begeleiding en de extra materialen die nodig zijn om gezamenlijk te kruisen.

De verdeelsleutel voor de gezamenlijke kosten wordt bepaald op basis van de afzonderlijke fictieve kosten van uitvoering en ontwerp en begeleiding die zouden moeten worden gemaakt als elke leidingexploitant afzonderlijk zou kruisen.

Als bij een verlegging de belanghebbende de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit te laten toenemen of andere kwantificeerbare voordelen heeft komen de kosten ervan niet in aanmerking voor vergoeding. Ook de kosten van het rijzen van een leiding worden niet vergoed.

Bij de post ontwerp en begeleiding betekent dit dat de belanghebbende het aantal uren en de tarieven moet overleggen.

Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw vallen onder de uitvoeringskosten. Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de belanghebbende moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken belanghebbende. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.

De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten. De kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten leidingen vallen eveneens onder uitvoeringskosten. De kosten voor de afvoer van vrijgekomen materialen naar een tijdelijk werkterrein behoren tot de uitvoeringskosten.

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan kosten van leiding-componenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van leidingsystemen worden ondergebracht.

Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen leidingen vanaf de bouwlocatie naar de stort of verwerkingslocatie behoren tot de materiaalkosten. Als een leiding asbesthoudende stoffen bevat zijn de stortkosten voor rekening van de leidingexploitant. Hierbij is in aanmerking genomen dat deze kosten bij vervanging van de leiding op eigen initiatief ook voor eigen rekening blijven. De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden (en niet door gemeente) vallen onder de materiaalkosten.