Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024

Geldend van 26-10-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2024

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant;

  • gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur van Regio Hart van Brabant;

  • gelet op artikel 149 Gemeentewet, artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 12 van de gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024;

besluit de Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024 vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Begotingssubsidie: subsidie waarbij de subsidieontvanger en het bedrag dat maximaal als subsidie verleend kan worden expliciet in de begroting, of de toelichting daarop, van Regio Hart van Brabant is opgenomen en door het algemeen bestuur is vastgesteld;

  • c.

    De bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant: het algemeen bestuur (AB), het dagelijks bestuur (DB) dan wel de Bestuurscommissie Jeugd (BCJ) van de gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant, ieder voorzover het zijn eigen bevoegdheid betreft;

  • d.

    GR RHvB: gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant;

  • e.

    Het bevoegde bestuursorgaan: het tot de verlening van de aangevraagde subsidie bevoegde bestuursorgaan van de gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant:

  • f.

    Incidentele subsidie: alle subsidies door het bevoegde orgaan voor activiteiten die passen binnen de begroting en die niet zijn aan te merken als begrotingssubsidie en die niet worden verleend op basis van een subsidieregeling;

  • g.

    Kernagenda: het programma waarin activiteiten voor regionale samenwerking door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen;

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door de bestuursorganen van de GR RHvB, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Deze verordening is ook van toepassing op buitenwettelijke subsidies (te weten begrotingssubsidies en incidentele subsidies) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 3. Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op voor een boekjaar verstrekte begrotingssubsidie.

Artikel 3. Bevoegdheid

  • 1. Het DB is het bevoegde bestuursorgaan voor zover het de verstrekking van subsidies in het kader van de kernagenda betreft,;

  • 2. In afwijking van lid 1 is de BCJ het bevoegde bestuursorgaan voor zover het de verstrekking van subsidies in het kader van de kernagenda betreft uit de deelbegroting Jeugd.

  • 3. De bestuursorganen van de GR RHvB zijn bevoegd bijzondere regelingen vast te stellen omtrent verstrekking van subsidies ieder voor zover het hun eigen bevoegdheid betreft. In deze regelingen kunnen de bestuursorganen van de GR RHvB afwijken van hetgeen in deze verordening is bepaald, voor zover dat is bepaald in het desbetreffende artikel.

  • 4. Subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen, vennootschappen en natuurlijke personen.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Een aanvraag wordt getoetst aan de staatssteunregels (artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europese Steunkader noodzakelijk is, kan het bevoegde bestuursorgaan bij subsidieverlening afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het betreffende steunkader.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De bestuursorganen van de GR RHvB kunnen met inachtneming van de financiële middelen in de begroting als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid van deze verordening een subsidieplafond vaststellen terzake van subsidies waarvoor die bestuursorganen bevoegd zijn.

  • 2. Bij de vaststelling van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

  • 3. De bestuursorganen van de GR RHvB kunnen een subsidieplafond verlagen indien:

    • a.

      Het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld en

    • b.

      De subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld.

      • a.

        Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

      • b.

        Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het bevoegde bestuursorgaan. Indien hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld moet dat formulier worden gebruikt.

  • 2. Bij een aanvraag voor subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      De doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen;.

    • b.

      Een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • c.

      Een begrotings- en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat, waar van toepassing, een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      Indien het bevoegde bestuursorgaan daarom vraagt, een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      Indien de aanvrager een egalisatiereserve voor GR RHvB heeft, de stand van zaken van de egalisatiereserve voor GR RHvB op het moment van de aanvraag;

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, het meest recente jaarverslag en de meest recente jaarrekening toe aan de aanvraag.

  • 4. De bestuursorganen van de GR RHvB zijn bevoegd andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden minimaal 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd ingediend.

  • 3. Indien een aanvraag te laat is ingediend neemt het bevoegde bestuursorgaan deze niet in behandeling. In bijzondere gevallen kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag toch in behandeling te nemen.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. De bevoegde bestuursorganen van de GR RHvB beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. De bestuursorganen van de GR RHvB beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend, dan wel als er een uiterste datum van indiening is vastgesteld binnen 13 weken gerekend vanaf deze uiterste datum.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Hoofdstuk 4 Weigering, intrekking en terugvordering van de subsidie

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, van de Awb en 4:35 van de Awb kan het bevoegd bestuursorgaan de subsidie verder in ieder geval weigeren indien:

  • a.

    de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de in de GR RHvB deelnemende gemeenten of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de deelnemende gemeenten of haar ingezetenen;

  • b.

    niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze is gevraagd;

  • c.

    de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • d.

    de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • e.

    De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • f.

    Subsidieverstrekking niet past binnen de kernagenda dan wel de activiteiten onvoldoende prioriteit hebben.

Hoofdstuk 5 Verlenen van subsidie

Artikel 10. Verlenen van subsidie

  • 1. Subsidies tot en met € 9.000 worden direct vastgesteld via een beschikking tot subsidievaststelling;

  • 2. Subsidies die meer bedragen dan € 9.000 worden verleend via een beschikking tot subsidieverlening;

  • 3. Het bevoegde bestuursorgaan is bevoegd om verplichtingen aan deze beschikking te verbinden;

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het bevoegde bestuursorgaan in bijzondere gevallen ook voor subsidiebedragen die hoger zijn dan € 9.000 volstaan met een subsidievaststelling.

Artikel 11 Egalisatiereserve

  • 1. Bij de beschikking tot subsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. Indien de subsidieontvanger naast de subsidie van GR RHvB ook nog middelen van derden ontvangt, dient in het financieel verslag duidelijk zichtbaar te worden gemaakt, welk deel van het tekort, c.q. overschot respectievelijk ten laste dan wel ten gunste van de egalisatiereserve is gebracht. Indien dit niet mogelijk is, dan zal het aandeel van GR RHvB in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald.

  • 4. De egalisatiereserve wordt zo hoogrenderend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is beheerd.

  • 5. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 6. Indien de subsidieontvanger een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd is als bedoeld in artikel 21 dan is de subsidieontvanger terzake van de egalisatiereserve vergoeding plichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

  • 7. Voor een besteding van deze reserve anders dan in lid twee genoemd moet de subsidieontvanger altijd toestemming vragen aan het bevoegde bestuursorgaan.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 12. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of geheel niet aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het bevoegde bestuursorgaan onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      Voorgenomen beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      Relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      Ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen worden nagekomen;

    • d.

      Wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon en/of het doel van de rechtspersoon.

    • e.

      Wijziging in de persoon van de bestuurder(s).

    • f.

      De indiening van een verzoek bij een rechtbank tot faillissement of surseance van betaling van subsidieontvanger.

  • 3. Een subsidieontvanger behoeft de toestemming van het bevoegde bestuursorgaan voor het in eigendom verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten daarvan mede worden bekostigd uit subsidiegelden.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 30.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan de GR RHvB een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 5. De bevoegde bestuursorganen van de GR RHvB kunnen, in afwijking van bovenstaande leden, andere voorwaarden stellen aan de subsidieontvanger over de wijze en tijdstip van rapporteren over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 15. Indexering

  • 1. Indien de subsidie voor meerdere kalenderjaren wordt verleend wordt, behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald, het bedrag jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de, in de Financiële Verordening GR RHvB 2023 bepaalde wijze van indexering.

  • 2. De bestuurscommissie jeugd kan van het bepaalde in lid 1 afwijken.

Hoofdstuk 7 Verstrekking en eindverantwoording van de subsidie

Artikel 16. Cumulatie

De in de artikelen 17 t/m 20 genoemde bedragen zien toe op de in totaal aan een aanvrager in een kalenderjaar toegekende subsidiebedragen.

Artikel 17. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 9000

  • 1. Voor subsidies tot en met € 9.000 vindt verantwoording plaats door middel van een melding of de activiteit waarvoor de subsidie bestemd was heeft plaatsgevonden.

  • 2. Deze melding dient uiterlijk 13 weken nadat de activiteit volgens planning heeft plaatsgevonden te worden gedaan dan wel, indien het om een subsidie per kalenderjaar gaat, vóór 1 mei van het volgend jaar.

  • 3. Indien bij de verleningsbeschikking de subsidieontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangewezen wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 18. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tussen € 9.000 en € 30.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 9.000 maar minder dan € 30.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het bevoegde bestuursorgaan:

    • a.

      bij een per kalenderjaar of voor meerdere kalenderjaren verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend

    • b.

      bij overige subsidies, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten, tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. De bestuursorganen van de GR RHvB kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd en/of dat andere indieningstermijnen worden gehanteerd.

  • 4. In bijzondere gevallen kan het bevoegde bestuursorgaan ook voor subsidiebedragen die hoger zijn dan € 9.000 volstaan met een beschikking tot subsidievaststelling

Artikel 19. Verantwoording subsidies tussen € 30.000 en € 125.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 30.000 maar minder dan € 125.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het bevoegde bestuursorgaan:

    • a.

      bij een per kalenderjaar of voor meerdere kalenderjaren verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend

    • b.

      bij overige subsidies, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten, tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

    • b.

      Een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 3. De bevoegde bestuursorganen van GR RHvB kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd en/of dat andere indieningstermijnen worden gehanteerd.

Artikel 20. Verantwoording subsidies van € 125.000 en meer

  • 1. Indien de subsidieverlening van € 125.000 en meer, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het bevoegde bestuursorgaan:

    • a.

      bij een per kalenderjaar of voor meerdere kalenderjaren verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar , waarvoor de subsidie is verleend

    • b.

      bij overige subsidies, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten, tenzij anders is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, welke resultaten zijn bereikt en op welke wijze de activiteiten hebben bijgedragen aan de realisatie van de vastgestelde doelstellingen.

    • b.

      Een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)

    • c.

      Een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant

  • 3. De bestuursorganen van de GR RHvB kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd en/of dat andere indieningstermijnen worden gehanteerd.

Artikel 21. Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 tweede lid Awb is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd welke bij afzonderlijke beschikking door het bevoegde bestuursorgaan wordt vastgesteld.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het aandeel van Regio Hart van Brabant in de vermogensvorming, Het aandeel van Regio Hart van Brabant betreft de verhouding tussen de subsidie van Regio Hart van Brabant waarmee is bijgedragen aan de vermogensvorming ten opzichte van de andere middelen die daartoe hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidie ontvangen is.

  • 4. Indien het een onroerende zaak betreft, geschiedt de waardebepaling door een door het bevoegde bestuursorgaan in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 5. Het bevoegde bestuursorgaan kan op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 22. Betaling van een voorschot

  • 1. De bestuursorganen van de GR RHvB kunnen beslissen tot bevoorschotting van de subsidie. De hoogte en termijnen van de voorschotten worden in de beschikking tot subsidieverlening bepaald.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het bevoegde bestuursorgaan, vooruitlopend op een beschikking tot subsidieverlening, al tot bevoorschotting overgaan.

Artikel 23. Verrekening

Aan de GR RHvB verschuldigde bedragen verband houdend met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend kunnen worden verrekend met te betalen subsidiebedragen.

Artikel 24 Vaststelling subsidie

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan stelt de subsidie vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

  • 2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in artikel 17 t/m 20 genoemde termijnen is ontvangen kan het bevoegde bestuursorgaan 6 weken na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 3. Vaststelling van een subsidie die voor meerdere jaren is verleend geschiedt jaarlijks tenzij in de subsidiebeschikking anders is bepaald.

Artikel 25. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

Artikel 26. Controle

De bestuursorganen van de GR RHvB zijn bevoegd controles uit te oefenen op de getrouwheid van de door hem verlangde rapportages en verantwoordingen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 27. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen de bestuursorganen van de GR RHvB een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het bevoegde bestuursorgaan van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 28. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsrecht

Op subsidies die zijn aangevraagd c.q. verstrekt onder de Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant blijft die verordening van toepassing.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na publicatie met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2024 in werking..

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van GR Regio Hart van Brabant op 16 oktober 2024.

De voorzitter

Th.L.N. Weterings

Algemene toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

Awb

Van belang is erop te wijzen, dat een groot deel van het juridisch kader, dat voor subsidieverlening geldt, al in de landelijke wetgeving is opgenomen, te weten in Titel 4.2. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Algemene Subsidieverordening vormt een aanvulling op die bepalingen in de subsidieverordening van Regio Hart van Brabant. De Awb bevat een aantal zogenaamde facultatieve bepalingen. Als de wens bestaat zo'n bepaling toe te passen dan moet dat in de algemene subsidieverordening gebeuren. Als er een relatie bestaat tussen de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening en de Awb wordt dit vermeld in de navolgende artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht. Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

De-minimissteun

De-minimissteun is steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2). Kort gezegd komt het erop neer dat een onderneming in sommige gevallen moet verklaren dat het niet meer (overheids-)steun ontvangt dan de drempel die is opgenomen in de genoemde Europese Verordeningen.

Onderneming

Het betreft een onderneming in de zin van het Europees staatssteunrecht. Dat betekent dat ook een stichting of een vereniging een onderneming kan zijn. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van de activiteiten die ze uitvoert.

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het DB de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening RHvB 2024 (hierna: ASV GR RHvB 2024) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarin in een verordening een uitputtende regeling is opgenomen.

De bestuurscommissie Jeugd blijft bevoegd tot het verlenen van subsidie op basis van de deelbegroting Jeugd.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV GR RHvB eveneens van toepassing.

Vierde lid

Een begrotingsubsidie dient te worden opgenomen in de begroting. Op grond van artikel 34b/35 van de wet gemeenschappelijke regelingen wordt een begroting, voorafgaand aan het jaar waarvoor zij dient, voorgelegd aan de verschillende raden. Dit borgt de democratische legitimatie van de begrote subsidie.

Artikel 3. Bevoegdheid

Met dit artikel krijgt het DB de bevoegdheid om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen (‘subsidieregeling'). Ook kan het DB in de subsidieregeling bepalen welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en op welke wijze de subsidie wordt uitbetaald. In andere artikelen van de ASV GR RHvB worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Voor zover het DB geen gebruik maakt van de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    begrotingssubsidie; de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, en als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies.

Artikel 4. Staatssteunregels

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 4:35, derde lid, dat subsidie moet worden geweigerd, wanneer dit niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dat betekent dat er bij een aanvraag voor subsidie altijd een toets dient plaats te vinden aan deze artikelen. Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV GR RHvB, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het DB daartoe bevoegd. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Eerste lid

Het bevoegd orgaan stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. De raad stelt de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het DB de subsidieplafonds kan vaststellen.

Het DB, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Tweede en derde lid

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

  • 1)

    aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 2)

    verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting, en

  • 3)

    de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat het DB alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede, derde en vierde lid opgenomen. Het komt erop neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).

Er moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook die afkomstig zijn van de overheid (met staatsmiddelen bekostigd). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs etc. bestaan.

Daarnaast kan het DB vragen om een de-minimisverklaring.

Bij subsidieregeling kan het DB besluiten hiervan af te wijken bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en subsidies die voor een andere periode worden aangevraagd.

Uit het derde lid van dit artikel volgt dat het DB in een subsidieregeling kan besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die zijn vastgesteld in het eerste en tweede lid.

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het DB gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar, en subsidieaanvragen voor een andere periode. Op basis van artikel 27, algemene hardheidsclausule, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld.

Indien er sprake is van staatssteun moet de beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, worden verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, aangevuld met andere gronden waarop het DB de subsidie kan weigeren.

De onder 9 e opgenomen weigeringsgrond benadrukt, dat subsidieverlening veelal pas aan de orde komt als de aanvrager zelf onvoldoende financiële middelen heeft om de activiteiten, die de GR RHvB in het algemeen belang acht te bekostigen. Beschikt een organisatie over een substantieel eigen vermogen, te denken is aan een eigen vermogen dat meer dan 40 % bedraagt van het totaal vermogen, dan wordt bekeken of de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd moet worden. Dit geldt ook als een organisatie een begroting overlegt die een positief exploitatiesaldo laat zien of ruimte lijkt te bevatten.

Artikel 10. Verlening subsidie

De Awb kent twee manieren om een subsidie te verstrekken. De meest gebruikelijke is om voordat de activiteiten plaats zullen vinden een beschikking tot subsidieverlening te nemen. Als dan de activiteiten (al dan niet) hebben plaatsgevonden, wordt een beschikking tot subsidievaststelling genomen. Pas dan ontstaat er een definitief recht op subsidie. De subsidie wordt in beginsel vastgesteld op de verleende subsidie (artikel 4:46 Awb), tenzij de activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. In dat geval kan de subsidie lager of zelfs op nihil worden vastgesteld. Een andere uitzondering is het geval waarin vooraf, dus bij de subsidieverlening, wordt bepaald dat de vaststelling achteraf op een andere manier zal plaatsvinden, bijvoorbeeld op nacalculatiebasis.

De tweede manier om subsidie te verstrekken, is te volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling. In dit artikel is bepaald, dat voor subsidie tot en met € 9.000 wordt volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling en dat voor hogere bedragen – uitzonderingen daargelaten – wordt gewerkt met twee beschikkingen, een verlenings- en een vaststellingsbeschikking.

Artikel 11. Egalisatiereserve

De mogelijke vorming van een egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een subsidieontvanger kan op grond van dit artikel worden aangewezen een egalisatiereserve te vormen. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waar alle exploitatieresultaten die betrekking hebben op de subsidies van de GR RHvB toegevoegd dan wel onttrokken worden aan de voor de GR RHvB gevormde egalisatiereserve.

Indien een subsidieontvanger behalve een negatief exploitatieresultaat ook andere onttrekkingen aan deze reserve wil doen dan heeft de subsidieontvanger van de GR RHvB hiervoor toestemming nodig.

Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing in het geval van per kalenderjaar verstrekte subsidie. Daarvoor is vereist dat in het verleningsbesluit of Algemene subsidieverordening de verplichting daartoe wordt opgenomen. Met het oog hierop is in artikel 2 lid 4 de afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaard.

Artikel 11.3 regelt de situatie dat de subsidieontvanger ook van andere financiers dan de GR RHvB middelen ontvangt en hoe je dan het aandeel GR RHvB in het exploitatieresultaat en vervolgens egalisatiereserve bepaalt. Als de subsidieontvanger in de administratie en verantwoording de lasten en baten van de verschillende financiers apart zichtbaar maakt is dit aandeel eenvoudig vast te stellen. Indien een subsidieontvanger dit niet per financier in beeld brengt zal het aandeel van de gemeenschappelijke regeling in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald. Ter illustratie: Als de subsidies van de GR RHvB 75% van de omzet vormt dan kan van het gerealiseerde exploitatieresultaat 75% toegevoegd of onttrokken worden aan de egalisatiereserve GR RHvB.

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het eerste en tweede lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het DB de digitale weg open heeft gesteld. Voor het derde lid geldt dat de subsidieontvanger toestemming van het DB nodig heeft.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het DB om aan de subsidie bepaalde ‘bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) van de Awb. In beginsel dient de ASV hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Artikel 14. Indexering

Dit artikel beschrijft de indexeringsmethodiek voor subsidies die voor meerdere jaren wordt verleend behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald.

Artikel 16. Cumulatie

In de artikelen 17 t/m 20 zijn de verschillende verantwoordingsverplichtingen vastgesteld. Welke verplichting geldt is afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. In artikel 16 is bepaald dat deze hoogte moet worden vastgesteld door het – waar van toepassing – optellen van de verschillende subsidiebedragen, die aan een subsidieontvanger in een kalenderjaar worden verleend. Als aan een subsidieontvanger bijvoorbeeld een jaarlijkse subsidie van 100.000 euro is verleend en een eenmalige subsidie van 30.000 euro, geldt voor de verantwoordingsverplichting, dat artikel 20 van toepassing is (subsidie boven de 125.000 euro).

Artikel 17 t/m 20. Eindverantwoording subsidies

In de verantwoordingsplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidies tot en met € 9.000 , subsidies tussen € 9.000 en € 30.000, subsidies tussen € 30.000 en € 125.000 en subsidies van € 125.000 en meer. Subsidies tot en met € 9.000 worden op grond van artikel 10 verstrekt middels een eenmalige vaststellingsbeschikking. De verantwoording bestaat slechts uit een melding of de activiteit heeft plaatsgevonden.

Subsidies van € 9.000 en meer worden verstrekt door een beschikking tot subsidieverlening en vervolgens een beschikking tot subsidievaststelling. Deze laatste kan pas gegeven worden nadat verantwoording is afgelegd.

Tot € 30.000 moet er een inhoudelijk verslag worden geleverd, tot € 125.000 een inhoudelijk verslag en een jaarrekening, en indien aan een subsidieontvanger € 125.000 of meer subsidie is verleend moet daar een controleverklaring van de accountant bijgevoegd worden. Voor subsidies met een projectmatig karakter kan het DB afwijken en in plaats van een jaarrekening kan het DB vragen om een financieel verslag te overleggen die bestaat uit een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. In aanvulling kan het DB vragen om een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

Onder een jaarrekening dient in dit verband verstaan te worden een balans, exploitatierekening en toelichting. Voor de jaarrekening of een financieel verslag zijn er de volgende richtlijnen:

  • Exploitatiecijfers worden vergeleken met de begrotingscijfers en de realisatiecijfers van het voorgaande jaar.

  • een specificatie van de in de exploitatie verantwoorde subsidies van Regio Hart van Brabant

  • De besteding van de subsidies van Regio Hart van Brabant worden per subsidie voldoende gespecificeerd.

Accountantscontrole

  • In het geval de subsidieontvanger in het verslagjaar in totaal meer dan € 125.000 aan subsidies van GR RHvB ontvangt dan dient de jaarrekening of een financieel verslag een controleverklaring te bevatten. De accountant dient in zijn controle na te gaan:

    • of de regels m.b.t. de jaarrekening of financieel verslag zijn gevolgd

    • of de gerapporteerde prestaties juist zijn voor zover deze hiervoor in de subsidievoorwaarden zijn aangewezen.

    • of de jaarrekening of een financieel verslag met het inhoudelijk verslag verenigbaar is.

    • of de verantwoording in overeenstemming is met de subsidievoorwaarden van GR RHvB

Controleverklaring

  • De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een controleverklaring. De controle richt zich op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie

  • In het geval de controleverklaring niet goedkeurend is dan volgt met de subsidieontvanger een gesprek om de oorzaken te bespreken en te bezien of en zo ja met welke proportionele maatregelen het in de toekomst wel mogelijk is tot een goedkeurende controleverklaring te komen.

  • Review: GR RHvB heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant hiermee instemt.

Artikel 21 Vergoeding voor vermogensvorming

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht geldt echter alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen).

Artikel 27 Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan hetgeen in de ASV RHvB is opgenomen kan leiden tot een onredelijke situatie.

Artikel 30 Inwerkingtreding

De ASV treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2024. Op subsidies die zijn aangevraagd c.q. verstrekt onder het regime van de oude, in te trekken, ASV RHvB blijft de oude verordening van toepassing. Dat biedt zekerheid aan subsidieontvangers van eerdere beschikkingen.