Subsidieregelingen 2025 gemeente Súdwest-Fryslân

Geldend van 01-11-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregelingen 2025 gemeente Súdwest-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân;

besluit vast te stellen de Subsidieregelingen 2025 gemeente Súdwest-Fryslân:

Hoofdstuk 1 Inleiding en inhoudsopgave

In dit document staan de subsidieregelingen van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Waarom zijn deze regelingen gemaakt?

We hebben deze gemaakt omdat:

  • hierin staat wanneer een persoon of organisatie subsidie kan krijgen;

  • we aanvragen hierdoor sneller kunnen behandelen;

  • we er zo voor zorgen dat we niet meer geld uitgeven dan we willen;

  • hiermee een goede juridische grond bestaat voor de keuzes die we maken.

Welke regels zijn er?

We kennen landelijke regels en eigen regels. Deze staan in:

  • de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Algemene Subsidieverordening 2020;

Wat staat in deze documenten?

In de Algemene wet bestuursrecht en Algemene Subsidieverordening staan de stappen die we nemen als we een aanvraag krijgen. Verder is beleid gemaakt. Hierin staat wat we op dat onderdeel willen bereiken, wat we hiervoor willen doen en hoeveel we daarvoor over hebben.

Wat staat in de regelingen?

In een subsidieregeling staat:

  • wat we bedoelen met bepaalde woorden;

  • wie subsidie kan krijgen;

  • voor welke activiteiten de subsidie is;

  • welke regels er zijn om subsidie te krijgen;

  • wanneer de gemeente geen subsidie geeft;

  • wanneer de aanvraag moet zijn ingeleverd;

  • hoeveel budget er is voor de regeling en hoe dit wordt verdeeld.

Inhoudsopgave

Programma Sociaal

Hoofdstuk 2 Onderwijs

  • 2.1

    Peuteropvang en voorschoolse educatie (VVE)

  • 2.2

    Vroegschoolse Educatie (basisschool)

  • 2.3

    Zorg voor leerlingen

  • 2.4

    Pedagogisch beleidsmedewerker/coach

  • 2.5

    Integrale Kind Aanpak

Hoofdstuk 3 Sport

  • 3.1

    Sport Vitale sportaanbieders

  • 3.2

    Sport technisch kader gymnastiek

  • 3.3

    Sport iedereen doet mee (voorheen Sport gehandicapten)

  • 3.4

    Sport topsportfonds

  • 3.5

    Bûten gewoan bewege!

  • 3.6

    Sporthulpmiddelen

Hoofdstuk 4 Cultuur

  • 4.1

    Musea 2025 - 2028

  • 4.2

    Muziek, zang en toneel, jaarlijks

  • 4.3

    Muziek en zang, eenmalig

  • 4.4

    Boeken en films

  • 4.5

    Folkloristische activiteiten

  • 4.6

    Friese taal, Stedsk en Hylpers

  • 4.7

    Kunstroute

Hoofdstuk 5 Dichtbij meedoen

  • 5.1

    Kernenfonds, kwaliteitsgeld

  • 5.2

    Jeugd

  • 5.3

    Ouderenorganisaties

  • 5.4

    Vrijwilligerswerk en informele zorg

  • 5.5

    Wijkaanpak 2.0

  • 5.6

    Ontmoetingsplaatsen

Programma Ruimte

Hoofdstuk 6 Evenementen

  • 6.1

    Toeristische evenementen

  • 6.2

    Sportevenementen

  • 6.3

    Cultuurfonds

Hoofdstuk 7 Leefomgeving

  • 7.1

    Cultureel erfgoed

  • 7.2

    Open monumentendag

  • 7.3

    Historische werkgroepen

Programma Bestuur

Hoofdstuk 8 Klimaat

  • 8.1

    Duurzaamheid, Energiecoöperaties

  • 8.2

    Klimaat, aanleg groen dak

  • 8.3

    Klimaat, groen maken tuin

  • 8.4

    Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • 8.5

    Klimaat, regenwater bergen

  • 8.6

    Klimaat, regenton

Hoofdstuk 9 Bestuur

  • 9.1

    Jubilea

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Bijlage 1: nadere uitwerking criteria bedoeld in artikel 4.1.4

Bijlage 2: paragraaf 5.6, klein onderhoud

Hoofdstuk 2 Onderwijs

Paragraaf 2.1 Peuteropvang en voorschoolse educatie (VVE)

Artikel 2.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanbieder: de aanbieders van peuteropvang in 2025;

  • b.

    adviestabel ouderbijdrage: de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.VNG.nl;

  • c.

    gemeentetoeslag: de subsidie die via de aanbieder wordt toegekend aan niet kinderopvangtoeslag gerechtigde ouders als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van Peuteropvang;

  • d.

    kinderopvangtoeslag: de toeslag die kinderopvangtoeslag gerechtigden ontvangen van de belastingdienst voor peuter-opvang dan wel kinderopvang;

  • e.

    koptarief: subsidie die aan de aanbieder wordt toegekend als tegemoetkoming voor de ouders om het verschil tussen de kostprijs per uur en het maximum uurtarief adviestabel peuterwerk VNG te overbruggen;

  • f.

    Lokaal Educatieve Agenda (LEA): overleg tussen basisonderwijs, voortgezet onderwijs, MBO, organisaties voor kinderopvang, Peuteropvang en de gemeente;

  • g.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

  • h.

    maximum uurtarief: dit is het maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag;

  • i.

    ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder/verzorger van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft conform Wkkp;

  • j.

    ouderbijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door Ouders betaald wordt aan de aanbieder;

  • k.

    ouderbijdragetabel: de ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang voor het betreffende jaar;

  • l.

    overdrachtsformulier: het formulier dat gebruikt wordt door de aanbieder om de kennis, zoals opgebouwd in het kind-volgsysteem, over te dragen aan de basisschool waar de peuter naar toegaat;

  • m.

    peuter: bij de gemeente in het basisregistratiepersonen ingeschreven kind van 2 tot 4 jaar;

  • n.

    peuteropvang: peuteropvang is kinderopvang voor Peuters van 2 tot 4 jaar die wonen in de gemeente aangeboden door een Peuteropvang aanbieder werkend met peutergroepen (leeftijdscategorie2 tot 4 jaar) die zijn opgenomen in het LRK;

  • o.

    reguliere peuteropvang: de reguliere peuteropvang omvat minimaal twee dagdelen opvang met een maximale dagdeel-lengte van 4 uren, gedurende maximaal 40 weken per kalenderjaar1 bij een aanbieder, zijnde niet VVE-aanbod;

  • p.

    Rekentool 2025: rekentool waarmee de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld. Aanbieders dienen de ingevulde Rekentool 2025 als bijlage op te nemen in hun subsidieaanvraag;

  • q.

    VVE-aanbod: het aanbod Voor- en Vroegschoolse Educatie dat 2 extra dagdelen bovenop de reguliere peuteropvang betreft, gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden van VVE-doelgroep peuters;

  • r.

    VVE-doelgroep peuter; een peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die een VVE indicatie heeft gekregen van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ);

  • s.

    VVE-programma: een erkend voor- en of vroegschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut;

  • t.

    VVE-registratie: een registratie van de aanbieder in het LRK waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE Súdwest-Fryslân aan de aanbieder op basis van deze nadere regels;

  • u.

    warme overdracht: de mondelinge overdracht van relevante informatie over een peuter door de pedagogisch medewerker naar de basisschool;

Artikel 2.1.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse budgetsubsidie verlenen aan peuteropvang instellingen in de gemeente op basis van het aantal bezette peuterplaatsen voor de peuteropvang (2 dagdelen) waarop de gemeentetoeslag van toepassing is, het koptarief en voor extra VVE dagdelen.

Artikel 2.1.3 Voorwaarden peuteropvang en VVE

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie geldt dat aanbieders:

    • a.

      bij de verantwoording gebruik maken van het door het college vastgestelde verantwoordingsformulier;

    • b.

      berekening van de hoogte van de subsidie gebruik maken van de Rekentool 2025 en deze als bijlage opnemen in hun subsidieaanvraag en -verantwoording;

    • c.

      bij een subsidie van meer dan € 50.000 een subsidieverklaring, inclusief gewaarmerkte rekentool, aanleveren welke is opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie gelden voor aanbieders de volgende voorwaarden:

  • Algemeen:

    • a.

      de peuteropvang heeft minimaal 6 en maximaal 16 peuters per groep, in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

    • b.

      de (VVE) peuteropvang voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en landelijke kwaliteitseisen voor peuterwerk en VVE. Dit blijkt uit een beoordeling van de GGD;

    • c.

      de peuteropvang werkt samen met andere peuteropvang locaties, kinderopvang locaties en basisscholen gericht op het uitwisselen van kennis, expertise en het realiseren van een goede overdracht;

    • d.

      de peuteropvang is aangesloten op de Verwijsindex Fryslân (ViF). Pedagogische medewerkers van de peuteropvang zijn geschoold in het werken met deze Verwijsindex.

    • e.

      de peuteropvang heeft de taak in het (vroeg)signaleren en in de preventie van ontwikkelingsachterstanden en/of opvoedingsproblemen;

    • f.

      het bestuur waar de peuteropvang onder valt neemt via de LEA deel aan gestructureerd inhoudelijk overleg tussen peuteropvang, kinderopvang en basisscholen over voor- en vroegschoolse educatie, toeleiding, kwaliteitsbewaking en doorgaande leerlijn;

    • g.

      de peutersopvang gebruikt het overdrachtsformulier voor de overdracht van peuters naar de basisschool;

    • h.

      de peutersopvang zorgt voor een warme overdracht van alle peuters als zij de peuteropvang verlaten.

  • VVE:

    • i.

      op een VVE peuteropvang locatie wordt gewerkt met een bewezen effectief VVE programma;

    • j.

      op een VVE peuteropvang locatie zijn alle pedagogisch medewerkers geschoold of worden (bij)geschoold in de erkende VVE-methodiek;

    • k.

      VVE doelgroeppeuters volgen de voorschoolse educatie 4 dagdelen van 4 uur per dagdeel;

    • l.

      VVE doelgroeppeuters worden met voorrang geplaatst op een VVE peuteropvang;

    • m.

      de VVE peuteropvang heeft ouderbeleid ontwikkeld en uitgewerkt in een ouderbeleidsplan. Ouders kunnen het ouderbeleidsplan op de peuterspeelzaal inzien.

Artikel 2.1.4 Inleverdatum aanvraag

De aanvraag moet uiterlijk 1 december 2024 in het bezit zijn van de gemeente.

Artikel 2.1.5 Budget

Er is geen subsidieplafond vastgesteld. Het budget voor VVE peuteropvang 2025 is afhankelijk van de rijksbijdrage voor onderwijsachterstandenbeleid.

Artikel 2.1.6 Verdeling VVE-peuteropvang

  • 1.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor 2 dagdelen reguliere peuteropvang van 3 uur waarop de gemeentetoeslag van toepassing is bedraagt € 2.525 (peiljaar 2025).

  • 2.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor 2 dagdelen reguliere peuteropvang van 3,5 uur waarop de gemeentetoeslag van toepassing is bedraagt € 2.946 (peiljaar 2025).

  • 3.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor 2 dagdelen reguliere peuteropvang van 4 uur waarop de gemeentetoeslag van toepassing is bedraagt € 3.366 (peiljaar 2025).

  • 4.

    De subsidie per bezette peuterplaats (koptarief) waarop de kinderopvangtoeslag van toepassing is, bedraagt € 0,76 per uur, met een maximum van 360 uur.

  • 5.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor twee extra dagdelen van 4 uur VVE bedraagt € 3.670 (peiljaar 2025).

  • 6.

    Het aantal bezette peuterplaatsen voor twee extra dagdelen VVE wordt berekend door uit te gaan van het gemiddelde aantal individuele VVE-geïndiceerde peuters op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Basis voor de subsidieaanvraag is het aantal VVE-geïndiceerde peuters van het voorafgaande jaar.

Artikel 2.1.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan subsidieverlening weigeren wanneer een evenwichtige spreiding van voorzieningen naar het oordeel van het college onvoldoende is gewaarborgd.

Artikel 2.1.8 Voorwaarden gemeentetoeslag

Voor ouders die in aanmerking willen komen voor gemeentetoeslag via de aanbieder, gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de peuter bezoekt minimaal twee dagdelen (van 3, 3,5 of 4 uren) per week de peuteropvang van een aanbieder met een maximum van 40 weken per kalenderjaar.

  • 2.

    de ouders komen niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    de ouders hebben een Inkomensverklaring overgelegd aan de aanbieder.

  • 4.

    zelfstandig ondernemers kunnen in plaats van een Inkomensverklaring een kopie sturen van de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting van het betreffende belastingjaar.

Artikel 2.1.9 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders die gebruik maken van (VVE) peutervang betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de eerste twee dagdelen.

  • 2.

    Bij de subsidieverstrekking gaat de gemeente uit van een gemiddelde ouderbijdrage. Deze ouderbijdrage is voor 2025 vastgesteld op € 0,95 per uur (=peiljaar 2025).

  • 3.

    Na afloop van het subsidiejaar vindt de verrekening met het voorschot plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen in 2025.

  • 4.

    Bij de doorberekening van de ouderbijdrage aan de ouders wordt de VNG adviestabel ouderbijdrage 2025 gevolgd.

Artikel 2.1.10 Maximum uurtarief peuteropvang

In 2025 is het maximum uurtarief voor de peuteropvang in de gemeente € 10,71 peiljaar 2025).

Artikel 2.1.11 Subsidiëring koptarief voor alle ouders aan de aanbieder

De gemeente betaalt in 2025 een koptarief van € 0,76 per uur aan de aanbieder met een maximum aantal uren per dag van 8 uur. Dit geldt zowel voor ouders die gebruik maken van peuteropvang op basis van de gemeentetoeslag als voor ouders die peuteropvang afnemen op basis van kinderopvangtoeslag.

Artikel 2.1.12 Verdeling extra dagdelen VVE

  • 1.

    Voor elke geplaatste VVE-doelgroeppeuter vanaf 2 jaar ontvangt de aanbieder subsidie voor 2 extra dagdelen van 4 uren per week, mits de aanbieder kan aantonen (via de Overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van de reguliere peuteropvang van 2 dagdelen van 4 uren (in totaal 4 dagdelen van 4 uren).

  • 2.

    De subsidie voor de 2 extra dagdelen per VVE-doelgroeppeuter per jaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een VVE-doelgroeppeuter geplaatst is op de Peuteropvang.

  • 3.

    De subsidie van de 2 extra dagdelen bestaat uit het maximumuurtarief 2025 en het koptarief.

Artikel 2.1.13 Procedurebepalingen

  • 1.

    Ouders kunnen gemeentetoeslag aanvragen via de aanbieder, door middel van een aanvraagformulier.

  • 2.

    De subsidie voor gemeentetoeslag van de ouders wordt uitbetaald aan de aanbieder. De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden.

  • 3.

    De aanbieder toetst de door de ouders ingevulde aanvraagformulieren met de gevraagde inkomensgegevens. Ouder(s) hoeven maar eenmaal de gevraagde inkomensverklaring aan de aanbieder aan te leveren. De uitkomst van de toetsing dient schriftelijk vastgelegd te worden.

  • 4.

    De aanbieder houdt maandelijks het aantal peuters, recht op kinderopvangtoeslag of gemeentetoeslag en de toepasselijke ouderbijdrage bij en stuurt dit overzicht per kwartaal op aan de gemeente.

  • 5.

    De aanbieder int de ouderbijdrage bij de ouders en is verantwoordelijk voor een eventueel optredend debiteurenverlies.

  • 6.

    Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor de Kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gemeentetoeslag nadat het recht op Kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders of verzorgers zijn verplicht per omgaande te melden aan de aanbieder dat zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Dit wordt door de aanbieder van te voren mondeling en schriftelijk met ouders gecommuniceerd en na een jaar herhaald.

  • 7.

    Indien ondernemende ouders (inclusief Zzp-ers) niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste categorie ingeschaald kunnen worden. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

  • 8.

    Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage vallen, kan een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of de meest recente inkomensverklaring.

  • 9.

    Indien sprake is van inkomenswijziging door werkeloosheid, kunnen kinderopvanggerechtigden nog gedurende een half jaar aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag, nadat deze termijn verstreken is kunnen zij in aanmerking komen voor de gemeentetoeslag.

  • 10.

    Indien bij de jaarlijkse toetsing blijkt dat de ouders of verzorgers de voorgaande periode wel recht op kinderopvangtoeslag hadden en de ouders of verzorgers dit niet (tijdig) hebben gemeld, wordt de gemeentetoeslag door de gemeente teruggevorderd bij de aanbieder vanaf de datum dat het recht op de kinderopvangtoeslag is ingegaan. De aanbieder is zelf verantwoordelijk voor het terugvorderen van deze gemeentetoeslag bij de ouders.

  • 11.

    De gemeentetoeslag wordt stopgezet op de dag dat de peuter vier jaar wordt of als een tussentijdse wijziging plaats heeft gevonden waardoor niet meer aan de voorwaarden voor de gemeentetoeslag wordt voldaan.

  • 12.

    Indien de aanbieder vaststelt dat ouders die gemeentetoeslag ontvangen drie keer binnen een half jaar de ouderbijdrage niet betalen aan de aanbieder en de aanbieder de ouders hiertoe schriftelijk heeft aangemaand, dan vervalt het recht op deze gemeentetoeslag en wordt de peuteropvang beëindigd. Er wordt dan via een e-mail een signaal aan de gemeente gegeven.

  • 13.

    Ouders die geen Inkomensverklaring of andere documenten willen overleggen komen niet in aanmerking voor de gemeentetoeslag en moeten tegen het volledige tarief peuteropvang afnemen.

Paragraaf 2.2 Vroegschoolse Educatie (basisschool)

Artikel 2.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Vroegschoolse educatie: educatie die wordt aangeboden in de eerste twee leerjaren van de basisschool;

  • b.

    VVE-programma: programma als bedoeld in artikel 2.1.1;

  • c.

    VVE-peuteropvang: peuteropvang met VVE-aanbod als bedoeld in artikel 2.1.1;

  • d.

    achterstandsscore: score per school op basis van het risico per kind op een onderwijsachterstand, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Artikel 2.2.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse subsidie verlenen aan basisscholen in de gemeente die structureel samenwerken met VVE-peuteropvang en een gemiddelde achterstandsscore per leerling hebben van 2,0 of meer (=achterstandscore zonder drempel gedeeld door het aantal bekostigde leerlingen).

Artikel 2.2.3 Voorwaarden

Een basisschool kan alleen subsidie krijgen als:

  • 1.

    het bedrag wordt ingezet voor de bekostiging van een tutor die in de klas aanwezig is;

  • 2.

    het bedrag wordt ingezet voor de aanschaf van en scholing in een bewezen effectief VVE-programma waarbij de doorgaande lijn met de VVE-peuter/dagopvang wordt bewerkstelligd;

  • 3.

    de school actief de samenwerking met de voorschoolse voorziening opzoekt en samen vorm geeft;

  • 4.

    de rijksmiddelen die de basisschool zelf ontvangt voor het bestrijden van onderwijsachterstanden volledig worden ingezet als cofinanciering;

  • 5.

    de school meewerkt en uitvoering geeft aan de resultaatafspraken tussen gemeente en de betreffende schoolbesturen.

Artikel 2.2.4 Inleverdatum aanvraag

De aanvraag moet uiterlijk 1 december 2024 in het bezit zijn van de gemeente.

Artikel 2.2.5 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 30.000.

Artikel 2.2.6 Verdeling

  • 1.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. De aanvragen die volgens het college het meeste helpen het doel van het budget te bereiken, krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 2.

    De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 15.000 per basisschool en is afhankelijk van de activiteiten die worden uitgevoerd en de kosten die worden gemaakt.

Artikel 2.2.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen wanneer een juiste spreiding van voorzieningen naar het oordeel van het college onvoldoende is gewaarborgd.

Paragraaf 2.3 Zorg voor leerlingen

Artikel 2.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    preventieve zorg: vormen van hulp, niet zijnde onderwijskundige ondersteuning, en ondersteuning ten behoeve van het duurzaam versterken en verbeteren van het functioneren van de leerling zodat de schoolloopbaan ononderbroken kan worden voorgezet.

Artikel 2.3.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse subsidie verlenen aan scholen voor primair onderwijs, SBO en (V)SO in de gemeente voor het verlenen van preventieve zorg aan haar leerlingen.

Artikel 2.3.3 Voorwaarden

  • 1.

    De zorgmiddelen van de gemeente worden aanvullend ingezet op de middelen voor Passend Onderwijs en worden ingezet voor niet-onderwijskundige ondersteuning.

  • 2.

    De subsidie wordt ingezet voor directe preventieve zorg aan leerlingen.

Artikel 2.3.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 111.000.

Artikel 2.3.5 Verdeling

  • 1.

    Het bedrag bedraagt € 15,30 per leerling per jaar (= peiljaar 2023). Hiervoor wordt de meest actuele telling van het Ministerie van OCW gebruikt (www.onderwijsdata.duo.nl).

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 2.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als het gaat om taken die primair de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur zijn en/of vallen onder de wet passend onderwijs, te weten kwaliteitszorg, interne begeleiding, systeembegeleiding, professionalisering van het team, schoolontwikkeling, implementatie van onderwijsconcepten en onderwijsmethoden.

Paragraaf 2.4 Pedagogisch beleidsmedewerker/coach

Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    PM-er: Pedagogisch Medewerker

  • b.

    kindcentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

  • c.

    kinderopvangorganisatie: een organisatie die professionele opvang aanbiedt voor kinderen in de leeftijd van 0-13 jaar en die is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

  • d.

    pedagogisch beleidsmedewerker/coach: hier wordt het volgende onder verstaan:

    • 1.

      beleidsfunctie (boven formatief) waarbij de pedagogisch beleidsmedewerker zorgt voor een vertaling van het gemeentelijk- en organisatiebeleid naar handelingsadviezen aan de PM-ers; en/of

    • 2.

      coach van PM-ers (boven formatief) waarbij de pedagogisch beleidsmedewerker de PM-ers coacht door te observeren en individueel of als team coachende gesprekken te voeren; en/of

    • 3.

      VE-geschoolde medewerker (formatief) die meewerkt op de groep én bijdraagt aan kwaliteitsverbetering

  • e.

    VVE-doelgroepkinderen; kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die een VVE indicatie hebben gekregen van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ);

  • f.

    VVE-programma: een erkend voor- en of vroegschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut;

  • g.

    VVE-registratie: een registratie van de aanbieder in het LRK waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE Súdwest-Fryslân aan de aanbieder op basis van deze nadere regels.

Artikel 2.4.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse subsidie verstrekken aan kinderopvangorganisaties voor de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers/coaches op kindcentra in de gemeente.

Artikel 2.4.3 Voorwaarden

  • 1.

    Op kindcentra waar de pedagogisch beleidsmedewerker/coach wordt ingezet wordt gewerkt met een VVE-programma. Deze voorwaarde geldt niet voor de locatie bij het AZC.

  • 2.

    Het aantal uren per kindcentrum mag binnen het kindcentrum naar eigen inzicht worden ingezet voor kwaliteitsverhoging van de VE-groepen. De uren komen bovenop het aantal uren dat op grond van de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) verplicht is.

  • 3.

    Uit het pedagogisch beleidsplan van de kinderopvangorganisatie blijkt op welke wijze de beleidsmedewerker/coach er voor zorgt dat het doel wordt bereikt.

Artikel 2.4.4 Inleverdatum aanvraag

De aanvraag moet uiterlijk 1 december 2024 in het bezit zijn van de gemeente.

Artikel 2.4.5 Budget

Voor deze regeling is geen subsidieplafond vastgesteld, omdat het gaat om het uitvoeren van een wettelijke taak.

Artikel 2.4.6 Verdeling

  • 1.

    De subsidie is gebaseerd op de rekennorm van 10 uren per VVE-doelgroepkind per kindcentrum per jaar (peildatum 1 januari 2025).

  • 2.

    De subsidie voor de pedagogisch beleidsmedewerker/coach bedraagt maximaal € 54,00 per uur.

Paragraaf 2.5 Subsidieregeling Integrale Kind Aanpak

Artikel 2.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: een startende IKA, IKA in bedrijf, IKA+ of Top IKA, bestaande uit een samenwerkingsverband tussen minimaal een school en een kinderopvangorganisatie. De school voert namens beide partijen de activiteiten uit;

  • b.

    achterstandsscore: door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ontwikkelde methode voor het in beeld brengen van onderwijsachterstanden;

  • c.

    IKA: Integrale Kind Aanpak;

  • d.

    Integrale Kind Aanpak: een op een analyse van de wijk, het dorp of het gebied gebaseerde samenwerking tussen kinderopvangorganisatie, onderwijs, welzijn, sport en cultuur en/of andere partijen. Doel hiervan is de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen te vergroten. De samenwerking geeft vorm aan een integrale aanpak in een doorgaande lijn voor kinderen van met name 2-12 jaar in de omgeving waarin zij opgroeien;

  • e.

    startende IKA: een beginnende samenwerking tussen school en opvang;

  • f.

    IKA in bedrijf: een bestaande IKA waarvan de school geen achterstandsscore heeft;

  • g.

    IKA+: een IKA waarvan de school een achterstandsscore heeft van 20 tot en met 94;

  • h.

    Top IKA: een IKA waarvan de school een achterstandsscore heeft van 95 of hoger;

  • i.

    kinderopvangorganisatie: een organisatie die professionele opvang aanbiedt voor kinderen in de leeftijd van 0-13 jaar en die is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK);

  • j.

    doorgaande lijn: een logisch opvolgende lijn van in iedere geval de voorschoolse periode (0-4 of 2-4 jaar) naar de vroegschoolse periode (groep 1-3) op het gebied van leer- en ontwikkelingsdoelen, pedagogisch klimaat en ouderbetrokkenheid;

  • k.

    lumpsumregeling: scholen en andere onderwijsinstellingen krijgen van de Rijksoverheid elk jaar één budget voor de kosten van materiaal en personeel. Dit budget heet de lumpsum.

Artikel 2.5.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse en eenmalige subsidie verlenen aan aanvragers voor het proces van planvorming, scholing, rand voorwaardelijke activiteiten voor de doorgaande lijn (zowel pedagogisch als educatief) en de doorgaande lijn in de zorg.

 

Artikel 2.5.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als:

  • 1.

    samenwerking tussen minimaal de kinderopvang en de school aantoonbaar is middels een samenwerkingsovereenkomst of convenant en:

    • a.

      gewerkt wordt aan/vanuit één pedagogische visie;

    • b.

      gelijkwaardigheid bestaat tussen onderwijs en kinderopvang en gezamenlijk een IKA-plan is opgesteld;

    • c.

      ouders zoveel mogelijk worden betrokken bij de ontwikkeling van hun kind;

    • d.

      een doorgaande lijn bestaat van de voor- naar de vroegschool;

  • 2.

    een duidelijke analyse is gemaakt met betrekking tot de kinderen, hun ouders en de wijk/het dorp waarin de school zich bevindt, waaruit blijkt waar de behoeften liggen en waarin het verband tussen die analyse en het IKA-plan duidelijk wordt beschreven;

  • 3.

    sprake is van cofinanciering; de organisaties die deelnemen aan de IKA zetten tenminste 30% van het bedrag van de gemeentelijke subsidie zelf aanvullend in. Dat kan zijn in de vorm van uren van het personeel, materialen, inhuur van derden, etc.

  • 4.

    de school de eigen VVE-middelen in de lumpsumregeling voor het onderwijs inzet voor VVE-activiteiten op school dan wel de doorgaande lijn 0-6;

  • 5.

    de kinderopvangorganisaties hun aanvullende middelen vanuit het onderwijsachterstandenbeleid in elk geval gedeeltelijk aanvullend inzetten voor het IKA-plan.

 

Artikel 2.5.4 Inleverdatum aanvraag

  • 1.

    De volledige aanvraag voor het schooljaar 2025-2026 is uiterlijk 1 juli 2025 in het bezit van de gemeente.

  • 2.

    De verantwoording voor het schooljaar 2025-2026 is uiterlijk 1 oktober 2026 in het bezit van de gemeente.

Artikel 2.5.5 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 145.000.

 

Artikel 2.5.6 Verdeling

Jaarlijkse subsidie

  • 1.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. IKA+ en Top-IKA-aanvragen worden als eerste behandeld.

  • 2.

    De aanvragers komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer de activiteiten, naar het oordeel van het college, helpen om achterstanden terug te dringen dan wel kansen voor kinderen te vergroten.

  • 3.

    De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten tot maximaal:

Type IKA

Achterstandsscore

Maximale subsidie per locatie

Activiteiten

IKA+

20-95

€ 8.000

  • Proces planvorming

  • Scholing

  • Coördinatie

  • Randvoorwaardelijke activiteiten voor de doorgaande lijn (pedagogisch en educatief)

TOP-IKA

>95

€ 12.000

  • Proces planvorming

  • Coördinatie

  • Scholing

  • Randvoorwaardelijke activiteiten voor de doorgaande lijn (pedagogisch en educatief)

  • Doorgaande lijn in de zorg

  • 4.

    Indien er in een dorp of wijk meerdere scholen en opvangvoorzieningen zijn, mag de aanvraag door deze scholen en opvangvoorzieningen gezamenlijk worden gedaan. In dat geval wordt de subsidie bepaald door het op grond van lid 2 toe te kennen bedrag bij elkaar op te tellen.

  • 5.

    Als het budget niet toereikend is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Eenmalige subsidie

  • 6.

    Indien na verlening van de jaarlijkse subsidies nog budget over is, kan een eenmalige subsidie worden verstrekt aan een startende IKA en/of een IKA in bedrijf.

  • 7.

    De aanvragen die naar het oordeel van het college het meeste helpen om achterstanden terug te dringen dan wel om kansen voor kinderen te vergroten krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 8.

    De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten tot maximaal:

Type IKA

Achterstandsscore

Maximale subsidie per locatie

Activiteiten

Startende IKA

Geen

€ 5.000

  • Proces planvorming

  • Coördinatie

  • Scholing

  • Versterking doorgaande lijn 0-6

IKA in bedrijf

Geen

€ 3.000

  • Scholing (bij kleine wijzigingen)

  • Versterking doorgaande lijn 0-6

Artikel 2.5.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen jaarlijkse subsidie te verlenen als de activiteiten naar het oordeel van het college:

  • a.

    onvoldoende bijdragen aan kwaliteitsverbetering en/of verbetering van resultaten;

  • b.

    geen aanvulling zijn op de reguliere activiteiten van de aanvrager.

Hoofdstuk 3 Sport

Paragraaf 3.1 Vitale sport- en beweegaanbieders

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    sportclub: een vereniging of stichting die sport als belangrijkste activiteit heeft;

  • b.

    sport- en beweegaanbieder: sport- en beweegaanbieders die ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 3.1.2 Welke activiteiten

  • 1.

    Het college verleent eenmalig subsidie aan een sportclub of sport- en beweegaanbieder in de gemeente voor het (gedeeltelijk) betalen van een sportgerelateerde opleiding.

  • 2.

    Het college verleent eenmalig subsidie aan een sportclub of een sport- en beweegaanbieder voor het uitvoeren van plannen de vitalisering te stimuleren door:

    • a.

      het aanspreken van nieuwe doelgroepen;

    • b.

      het aantrekken van vrijwilligers met een vrijwilligersplan;

    • c.

      het professionaliseren van de organisatie;

    • d.

      het opzetten van activiteiten in het kader van de open club filosofie;

    • e.

      het promoten van de sportclub met als doel bij te dragen aan het toekomstbestendig maken van de sportclub;

    • f.

      het inzetten op een gezondere sportomgeving;

    • g.

      andere activiteiten die naar het oordeel van het college bijdragen aan vitalisering.

Artikel 3.1.3 Voorwaarden

Voor het uitvoeren van plannen om het aanbod van de aanvrager te vitaliseren gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de sport- en beweegaanbieder moet structureel (wekelijks of maandelijks) bij elkaar komen en samenwerking met een sportvereniging zoeken;

  • b.

    vrijwilligersuren kunnen bij de inkomsten en uitgaven worden meegeteld. Als deze worden opgevoerd, worden deze gewaardeerd op het geldende minimumloon voor 21 jaar en ouder per uur per vrijwilliger op basis van een volledige werkweek van 36 uur (peiljaar juli 2024: € 13,68).

Artikel 3.1.4 Budget

Voor het jaar 2024 is het budget € 41.000.

Artikel 3.1.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    Voor het volgen van een opleiding zijn de volgende kosten subsidiabel: cursusgeld, lesmateriaal en examengeld.

  • 4.

    Voor het volgen van een opleiding is de subsidie voor sportclubs maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 500 per cursist.

  • 5.

    Voor het volgen van een opleiding is de subsidie voor sport- en beweegaanbieders maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 500 per cursist.

  • 6.

    Voor het uitvoeren van plannen om het aanbod van de aanvrager te vitaliseren is de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 5.000.

  • 7.

    Voor o.a. de volgende kosten geeft de gemeente geen subsidie: reis- en vergaderkosten, consumpties en prijzen voor deelnemers.

  • 8.

    Als na 1 september 2025 nog budget over is, mag dit worden ingezet voor subsidieverlening volgens paragraaf 3.4, 3.6 en/of 6.2.

Artikel 3.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan het geven van subsidie voor een opleiding weigeren als de aanvraag pas compleet is wanneer de opleiding van de cursist al is afgelopen.

  • 2.

    Het college kan het geven van subsidie voor vitalisering weigeren als:

    • a.

      voorafgaand aan het insturen van de aanvraag geen contact is geweest met een Buurtsportcoach of verenigingsondersteuner van de gemeente;

    • b.

      het plan naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan vitalisering;

    • c.

      de subsidie wordt aangevraagd voor aanpassingen van een gebouw;

Paragraaf 3.2 Sporttechnisch kader gymnastiek

Artikel 3.2.1 Begripsbepalingen

Gymvereniging: een vereniging in de gemeente die is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie.

Artikel 3.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijkse subsidie aan gymverenigingen voor het gedeeltelijk betalen van de werkgeverslasten sociale verzekeringen.

Artikel 3.2.3 Voorwaarden

De gymvereniging kan alleen subsidie krijgen als de uitvoering van het werkgeverschap wordt verzorgd door Stichting Sport Werkgever Fryslân.

Artikel 3.2.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 10.000.

Artikel 3.2.5 Verdeling

  • 1.

    Het bedrag is 50% van de werkgeverslasten sociale verzekeringen.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Paragraaf 3.3 Sport, iedereen doet mee

Artikel 3.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    sportclub: een vereniging of stichting die sport als belangrijkste activiteit heeft.

  • b.

    gehandicaptensport: team binnen de sportvereniging waar mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking kunnen sporten.

Artikel 3.3.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan sportclubs in de gemeente, die extra kosten maken voor een Gehandicaptensport. De subsidie kan onder andere worden gebruikt voor meerkosten in vervoer en aanschaf van specifieke materialen.

Artikel 3.3.3 Budget

Voor 2025 is het budget € 20.000.

Artikel 3.3.4 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is € 500 per aangepast sportteam.

  • 4.

    Voor accommodatiekosten geeft de gemeente geen subsidie.

Paragraaf 3.4 Topsportfonds

Artikel 3.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    jaarlijkse topsportactiviteit: deelname aan topsportactiviteiten gedurende het kalenderjaar.

  • b.

    sporttalent: een sporter uit de gemeente die is ingeschreven in de basisregistratie van de gemeente en een leeftijd heeft van minimaal 12 jaar, en voldoet aan één van de volgende profielen:

    • 1.

      de sporter heeft een status bij NOC*NSF; deze topsporters zijn bij het Olympisch Netwerk bekend als A-sporter, sporter met een selectiestatus, een HP-sporter, of zij zijn bekend als bij het NOC*NSF geregistreerd talent (als Internationaal Talent, Nationaal Talent of Belofte);

    • 2.

      de sporter maakt deel uit van een selectie van een bij het NOC*NSF aangesloten sportbond;

    • 3.

      de sporter maakt deel uit van een programmalijn die is goedgekeurd door een bij het NOC*NSF aangesloten sportbond en/of van een bij het Olympisch Netwerk aangemeld trainingscentrum.

Artikel 3.4.2 Welke activiteiten

Het college kan subsidie verlenen aan sporttalenten voor deelname aan een jaarlijkse topsportactiviteit.

Artikel 3.4.3 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 45.000.

Artikel 3.4.4 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie bedraagt per aanvrager per jaar € 500.

  • 4.

    Als na 1 september 2025 nog budget over is, mag dit worden ingezet voor subsidieverlening volgens paragraaf 3.1, 3.6 en/of 6.2.

Artikel 3.4.5 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan de subsidie weigeren wanneer het sporttalent in een gastgezin in de gemeente woont.

Paragraaf 3.5 Bûten gewoan bewege!

Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: dorps-/stads-/wijkbelangen, stichtingen, verenigingen of initiatiefgroepen van minimaal 5 personen uit de gemeente Súdwest-Fryslân;

  • b.

    AMS (Athletic Skills Model): een praktisch en wetenschappelijk onderbouwd talentontwikkelingsmodel voor de topsport;

  • c.

    draagvlak: de zekerheid dat vanuit het dorp, de stad of de wijk brede steun bestaat voor het burgerinitiatief;

  • d.

    openbare ruimte: voor iedereen vrij toegankelijke buitenruimte, waarvan de inrichting en het beheer valt onder de verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie;

  • e.

    ontwikkelplan: beschrijving van de aanpassingen in de openbare ruimte, inclusief een tekening die inzicht geeft in de ruimtelijke inpassing van de aanpassingen;

  • f.

    realisatieplan: beschrijving van de aanpassingen in de openbare ruimte, inclusief de tekening die inzicht geeft in de ruimtelijke inpassing van de aanpassingen en een begroting van de kosten en dekking om het plan te realiseren.

Artikel 3.5.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een aanvrager voor:

  • a.

    het maken van een ontwikkelplan met als doel de mogelijkheden te sporten/bewegen in de openbare ruimte, structureel te bevorderen; en/of

  • b.

    het uitvoeren van een realisatieplan om de mogelijkheden te sporten/bewegen in de openbare ruimte, structureel te bevorderen.

Artikel 3.5.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als:

  • a.

    de aanvrager de benodigde vergunningen heeft of kan krijgen;

  • b.

    het onderhoud en beheer naar het oordeel van het college goed geregeld is.

Artikel 3.5.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 140.000.

Artikel 3.5.5 Verdeling

Algemeen

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    Reis- en vergaderkosten komen niet in aanmerking voor subsidie.

Ontwikkelen van een plan

  • 4.

    De subsidie voor het ontwikkelen van een plan (inclusief een tekening) is per aanvrager maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 10.000.

Realiseren van een plan

  • 5.

    De subsidie is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd, de kosten die worden gemaakt en de bijdragen van andere partijen.

  • 6.

    De subsidie voor de aanleg van jeu de boules banen is maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 5.000 per baan en maximaal € 30.000 per aanvrager.

  • 7.

    De subsidie voor de aanleg van een beachvolleybalveld is maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 10.000 per veld en maximaal € 30.000 per aanvrager.

  • 8.

    De subsidie voor de aanleg van een pannakooi / multicourt is maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 30.000 per kooi / court.

  • 9.

    De subsidie voor de aanleg van een padelbaan, skatebaan of AMS is maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 50.000 per baan of AMS.

  • 10.

    De subsidie voor het realiseren van andere plannen is maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 30.000 per aanvrager.

Artikel 3.5.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college weigert het geven van subsidie wanneer:

  • a.

    de aanvrager geen schriftelijke toestemming kan overleggen van de eigenaar van de grond;

  • b.

    de aanvrager winstoogmerk heeft;

  • c.

    de aanvraag zich richt op het organiseren van activiteiten;

  • d.

    het draagvlak naar het oordeel van het college onvoldoende is;

  • e.

    het plan zich naar het oordeel van het college richt op indirecte voorzieningen.

Paragraaf 3.6 Sporthulpmiddelen

Artikel 3.6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: persoon die is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Súdwest-Fryslân.

  • b.

    sporthulpmiddel: middel dat het mogelijk maakt voor de aanvrager met een lichamelijke beperking om aan sport- en beweegactiviteiten mee te doen.

  • c.

    lichamelijke beperking: één of meer functiestoornissen, in combinatie met één of meer van de volgende permanente beperkingen:

    • I.

      beperking in horen (auditief);

    • II.

      beperking in zien (visueel);

    • III.

      beperking in bewegen (motorisch).

Artikel 3.6.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een aanvrager voor de aanschaf van:

  • a.

    een lichaamgebonden sporthulpmiddel;

  • b.

    een niet-lichaamgebonden sporthulpmiddel;

  • c.

    een ander sporthulpmiddel dat passend is bij de lichamelijke beperking.

Artikel 3.6.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen:

  • a.

    als de aanvrager het sporthulpmiddel voor eigen gebruik inzet;

  • b.

    als de inzet van het sporthulpmiddel naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor een structurele sport- en/of beweegdeelname;

  • c.

    als de aanvrager schriftelijk aantoont dat eventuele vergoedingen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg niet toereikend zijn voor de aanschaf van het sporthulpmiddel;

  • d.

    1 keer per 3 jaar voor de aanschaf van een lichaamgebonden sporthulpmiddel;

  • e.

    1 keer per 5 jaar voor de aanschaf van een niet lichaamgebonden sporthulpmiddel;

  • f.

    1 keer per 5 jaar voor de aanschaf van een ander sporthulpmiddel.

Artikel 3.6.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 60.000.

Artikel 3.6.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst. De datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie voor 1 of meerdere hulpmiddelen bedraagt per aanvrager maximaal 85% van de subsidiabele kosten tot maximaal van € 10.000.

  • 4.

    Eventuele ontvangen bijdragen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg worden op de subsidie in mindering gebracht.

  • 5.

    Als na 1 september 2025 nog budget over is, mag dit worden ingezet voor subsidieverlening volgens paragraaf 3.1,3.4 en/of 6.2.

Artikel 3.6.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college weigert het geven van subsidie wanneer:

  • a.

    de aanvrager geen schriftelijke (gedeeltelijke) afwijzing van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg kan overhandigen;

  • b.

    het een hulpmiddel betreft die ondersteuning biedt bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL);

  • c.

    het onderhoud en/of vervanging betreft van onderdelen van het sporthulpmiddel;

  • d.

    de aanvrager het sporthulpmiddel niet in eigendom heeft of verkrijgt.

Hoofdstuk 4 Cultuur

Paragraaf 4.1 Musea 2025 - 2028

Artikel 4.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: een in de gemeente Súdwest-Fryslân gevestigd museum;

  • b.

    bezoeker: een (terugkerend) persoon die het museumgebouw betreedt met als doel een tentoonstelling te bezoeken of een andere activiteit bij te wonen die door het museum wordt georganiseerd. Deze activiteit moet passen bij de statutaire doelstelling van het museum;

  • c.

    exploitatielasten: de kosten die zijn gemaakt om de bedrijfsopbrengsten van activiteiten te realiseren die passen bij de statutaire doelstelling van het museum, te weten de inkoopwaarde van de omzet, de arbeidskosten, de afschrijvingen op vaste activa en de overige bedrijfskosten;

  • d.

    groot museum: een museum waarbij de exploitatielasten voor het jaar 2024 € 100.000 of meer zijn;

  • e.

    klein museum: een museum waarbij de exploitatielasten voor het jaar 2024 minder dan € 100.000 zijn;

  • f.

    museum: permanente instelling zonder winstoogmerk, in dienst van de samenleving, gericht op het onderzoeken, verzamelen, bewaren, interpreteren en tentoonstellen van materieel en immaterieel erfgoed. Musea zijn openbaar, toegankelijk en inclusief en bevorderen diversiteit en duurzaamheid. Ze werken en communiceren ethisch, professioneel en met participatie van gemeenschappen. Musea bieden een verscheidenheid aan ervaringen met het oog op educatie, genoegen, reflectie en kennisuitwisseling.

  • g.

    museumcommissie: door het college ingestelde commissie die het college adviseert over de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen;

  • h.

    museumregistratie: inschrijving bij Stichting Museumregister Nederland.

Artikel 4.1.2 Welke activiteiten

  • 1.

    Het college kan een aanvrager een jaarlijkse subsidie verlenen voor de exploitatie en ontwikkeling van een museum. Deze subsidie bestaat uit:

    • a.

      onderdeel A: basisbedrag per aanvrager;

    • b.

      onderdeel B: bedrag op basis van bezoekersaantallen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      onderdeel C: bedrag op basis van de exploitatielasten in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Het college kan een aanvrager voor de periode 2025 tot en met 2028 een vierjaarlijkse subsidie verlenen voor het uitvoeren van plannen en ambities die passen binnen de uitgangspunten van de nota Museumbeleid 2022 en verder (onderdeel D).

Artikel 4.1.3 Procedurebepalingen

Jaarlijkse subsidie (Onderdelen A, B en C)

  • 1.

    Aanvragen voor Onderdelen A, B en C moeten voor 1 november in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar zijn ingeleverd.

  • 2.

    Aanvragen voor Onderdelen A, B en C worden direct vastgesteld.

Vierjaarlijkse subsidie (Onderdeel D)

  • 3.

    Aanvragen voor de Onderdeel D moeten voor 1 mei 2024 zijn ingeleverd.

  • 4.

    Alleen aanvragen die naar het oordeel van het college volledig zijn, worden door het college beoordeeld. Een wijziging of aanvulling van een ingediende aanvraag, die na 1 mei 2024 wordt ingediend, wordt niet bij de beoordeling betrokken, tenzij artikel 4.1.7, lid 6, of artikel 4.1.7, lid 7, van toepassing is.

  • 5.

    Aanvragen voor Onderdeel D moeten jaarlijks voor 1 juni tussentijds worden verantwoord. Deze tussentijdse verantwoording bestaat uit een inhoudelijk en financieel verslag over het voorgaande jaar waaruit blijkt wat de voortgang van de uitvoering van de plannen en ambities is. Indien een aanvrager per jaar € 100.000 of meer subsidie ontvangt, moet de tussenverantwoording ook bestaan uit een accountantsverklaring. Het gaat hier om een controleverklaring die is opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 6.

    De eindverantwoording voor onderdeel D moet uiterlijk 1 juni 2029 zijn ingeleverd. Deze eindverantwoording bestaat uit een inhoudelijk en financieel verslag over de periode 2025-2028. Het inhoudelijk en financieel verslag gaat in op de uitgevoerde ambities en de mate waarin invulling is gegeven aan de in artikel 4.1.4, lid 4, opgenomen criteria. Indien een aanvrager per jaar € 100.000 of meer subsidie ontvangt, moet de eindverantwoording ook bestaan uit een accountantsverklaring. Het gaat hier om een controleverklaring die is opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 

  • 7.

    Het college stelt een museumcommissie in die tot taak heeft het college te adviseren over de verlening en vaststelling van Onderdeel D.

  • 8.

    Het college stelt voor de museumcommissie een reglement vast.

Algemeen (Onderdelen A, B, C en D)

  • 9.

    Indien een aanvrager per jaar € 100.000 of meer subsidie ontvangt, moet deze bij de aanvraag een accountantsverklaring meesturen over het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. Het gaat hier om een controleverklaring die is opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 10.

    De accountantsverklaring bedoeld in lid 9 moet voor 1 november in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn ingeleverd.

Artikel 4.1.4 Voorwaarden

  • 1.

    De aanvrager komt voor de subsidie voor de Onderdelen A, B of C in aanmerking indien de aanvraag is voorzien van:

    • a.

      de museumregistratie;

    • b.

      een beschrijving van de museumactiviteiten inclusief een overzicht van bezoekersaantallen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan;

    • d.

      een afschrift van de meest recente jaarrekening.

  • 2.

    De aanvrager komt voor subsidie voor Onderdeel D in aanmerking indien de aanvraag is voorzien van:

    • a.

      de museumregistratie;

    • b.

      een beleidsplan voor de periode 2025-2028 waarin de plannen en ambities van het museum staan;

    • c.

      een meerjarenbegroting voor de periode 2025-2028 waarin de plannen en ambities van het museum staan.

  • 3.

    De subsidie voor Onderdeel D is:

    • a.

      voor een aanvrager die valt onder de categorie kleine musea maximaal 25% van de exploitatielasten van het jaar 2023 tot maximaal € 15.295;

    • b.

      voor een aanvrager die valt onder de categorie grote musea maximaal 20% van de exploitatielasten van het jaar 2023 tot maximaal € 211.179.

  • 4.

    Een aanvrager komt voor subsidie voor Onderdeel D in aanmerking indien het museum naar het oordeel van het college in voldoende mate bijdraagt aan:

    • a.

      het vertellen van het verhaal van Súdwest-Fryslân en de ondersteunende rol van de collectie hierin (het criterium verhaal);

    • b.

      het verbeteren van de inhoudelijke-artistieke kwaliteit van het museum (het criterium inhoudelijke-artistieke kwaliteit);

    • c.

      het vergroten van gezondheid en vitaliteit van inwoners uit de gemeente (het criterium gezondheid).

  • 5.

    De in lid 4 opgenomen criteria zijn nader uitgewerkt in de Bijlage bij deze regeling (zie bijlage 1).

  • 6.

    Indien de aanvrager niet over een museumregistratie beschikt, overlegt de aanvrager bij de aanvraag een door hem getekende verklaring waarin de aanvrager de intentie uitspreekt binnen de periode 2025-2028 de museumregistratie te behalen. De aanvrager onderbouwt de intentie met een bewijs van aanmelding voor registratie in het Museumregister.

Artikel 4.1.5 Budget

  • 1.

    Het budget voor de jaren 2025 tot en met 2028 is in totaal € 1.147.218 per jaar exclusief eventuele indexatie.

  • 2.

    Het budget voor de jaarlijkse subsidie (Onderdelen A, B en C) is € 581.034 per jaar.

  • 3.

    Voor het budget voor de jaarlijkse subsidie geldt de volgende onderverdeling:

    • a.

      Onderdeel A: € 38.664

    • b.

      Onderdeel B: € 80.550

    • c.

      Onderdeel C: € 461.820

  • 4.

    Het budget voor de vierjaarlijkse subsidie (Onderdeel D) is € 566.184 per jaar.

  • 5.

    Voor het budget voor de vierjaarlijkse subsidie geldt de volgende onderverdeling in categorieën:

    • a.

      grote musea: € 527.947

    • b.

      kleine musea: € 38.237

  • 6.

    Mocht het deelbudget voor de categorie kleine musea niet volledig worden toegekend, dan wordt dit budget toegevoegd aan het deelbudget voor de categorie grote musea.

Artikel 4.1.6 Verdeling Onderdeel A, B en C

  • 1.

    Het college verdeelt het budget voor onderdeel A naar rato over de aanvragers.

  • 2.

    Het college verdeelt het budget voor onderdeel B naar rato over de aanvragers op basis van de onderstaande puntenscore per aantal bezoekers. Het college vermeldt in de besluiten op de aanvragen voor Onderdeel B van elke aanvrager het aantal bezoekers en de toegekende puntenscore.

Aantal bezoekers

Punten

a.

0 – 1.000

1

b.

1.001 – 2.000

2

c.

2.001 – 3.000

3

d.

(….)

(…)

e.

20.000 – 21.000

21

f.

en verder

  • 3.

    Het college verdeelt het budget voor Onderdeel C naar rato over het aantal aanvragers op basis van de exploitatielasten. Het college vermeldt in de besluiten op de aanvragen voor Onderdeel C de exploitatielasten van elke aanvrager.

Artikel 4.1.7 Verdeling onderdeel D

  • 1.

    De museumcommissie verdeelt de aanvragen over de categorieën bedoeld in artikel 4.1.5, lid 5.

  • 2.

    De museumcommissie rangschikt per categorie de aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt wanneer die aanvraag naar het oordeel van de museumcommissie meer voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 4.1.4, lid 5.

  • 3.

    De museumcommissie kent per aanvrager maximaal 400 punten toe met het volgende maximum per criterium:

    • a.

      100 punten voor verhaal;

    • b.

      200 punten voor inhoudelijke-artistieke kwaliteit;

    • c.

      100 punten voor gezondheid.

Per criterium kan de museumcommissie aan de aanvrager de onderstaande puntenscore toekennen:

Verhaal

Inhoudelijke-artistieke kwaliteit

Gezondheid

Oordeel museumcommissie

aan het criterium wordt niet voldaan

0 punten

0 punten

0 punten

aan het criterium wordt in zeer geringe mate voldaan

1 tot 20 punten

1 tot 40 punten

1 tot 20 punten

aan het criterium wordt in geringe mate voldaan

21 tot 40 punten

41 tot 80 punten

21 tot 40 punten

aan het criterium wordt in gemiddelde mate voldaan

41 tot 60 punten

81 tot 120 punten

41 tot 60 punten

aan het criterium wordt in ruime mate voldaan

61 tot 80 punten

121 tot 160 punten

61 tot 80 punten

aan het criterium wordt in zeer ruime mate voldaan

81 tot 100 punten

161 tot 200 punten

81 tot 100 punten

  • 4.

    De museumcommissie kent per categorie elke aanvrager per criterium een uniek aantal punten toe en motiveert de toegekende puntenscore.

  • 5.

    Het college verdeelt per categorie het budget in volgorde van de rangschikking over de aanvragers waarvan de aanvragen volledig kunnen worden toegekend. Het college verdeelt eerst het budget voor de categorie kleine musea.

  • 6.

    Het college stelt bij de categorie grote musea de aanvrager die op grond van de rangschikking in aanmerking komt voor het resterende budget in de gelegenheid de aanvraag binnen het door het college te bepalen termijn zodanig te wijzigen dat de plannen en ambities binnen het gestelde budget gerealiseerd kunnen worden. De museumcommissie toetst de gewijzigde aanvraag aan de in artikel 4.1.4, lid 5, opgenomen criteria.

  • 7.

    Mocht de aanvrager als bedoeld in lid 6 niet of niet binnen de door het college gestelde termijn gebruik maken van de mogelijkheid om de aanvraag te wijzigen, stelt het college de eerstvolgende aanvrager in de rangschikking in de gelegenheid de aanvraag te wijzigen totdat het budget volledig is verdeeld of totdat alle daarvoor in aanmerking komende aanvragers in de gelegenheid zijn gesteld hun aanvraag te wijzigen. De museumcommissie toetst de gewijzigde aanvraag aan de in artikel 4.1.4, lid 5, opgenomen criteria.

  • 8.

    Het college vermeldt in de besluiten op de aanvragen:

    • a.

      de categorie waartoe de aanvraag behoort;

    • b.

      de rangschikking per categorie;

    • c.

      de verdeling van het budget over de aanvragen per categorie.

Artikel 4.1.8 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie indien de aanvrager geen museumregistratie heeft of geen bewijs van aanmelding tot registratie in het museumregister kan overleggen.

  • 2.

    Het college verleent geen subsidie aan de aanvrager voor Onderdeel D indien op grond van artikel 4.1.7, lid 6, voor de aanvraag geen budget beschikbaar is.

  • 3.

    Het college verleent geen subsidie aan de aanvrager voor Onderdeel D indien de aanvrager bedoeld in artikel 4.1.7, lid 6, of artikel 4.1.7, lid 7, binnen de door het college gestelde termijn geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de aanvraag te wijzigen.

  • 4.

    Het college verleent geen subsidie aan de aanvrager bedoeld in artikel 4.1.7, lid 6, of artikel 4.1.7, lid 7, indien het college van oordeel is dat de gewijzigde plannen en ambities niet met het beschikbare budget gerealiseerd kunnen worden.

Paragraaf 4.2 Muziek, zang en toneel, jaarlijks

Artikel 4.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    amateurkunst: activiteiten in de gemeente op het gebied van muziek, zang of toneel. De activiteiten worden in de vrije tijd uitgevoerd.

  • b.

    leden: personen die op 1 september van het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen staan ingeschreven. Leden helpen bij het uitvoeren van de activiteiten en betalen een bijdrage.

  • c.

    spelers: een lid die in het afgelopen seizoen 2 keer of vaker heeft meegespeeld in één of meer voorstellingen.

  • d.

    optreden: een activiteit in of buiten de gemeente tegen betaling voor publiek. Het moet hierbij gaan om minimaal 50 bezoekers.

  • e.

    voorstelling: een activiteit in of buiten de gemeente voor publiek. Het moet hierbij gaan om minimaal 50 bezoekers.

Artikel 4.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie voor amateurkunst.

Artikel 4.2.3 Voorwaarden

  • 1.

    Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als deze aan de volgende voorwaarden voldoet:

Minimum aantal leden/spelers

Minimum aantal repetities per jaar

Minimum aantal optredens/voorstellingen per jaar in de gemeente zelf

Muziek

15

20

2

Zang

10

20

2

Toneel

4

16

2

  • 2.

    Het optreden of de voorstelling is openbaar toegankelijk. Hieronder wordt mede verstaan:

    • a.

      een optreden tijdens herdenkingen, zoals Dodenherdenking;

    • b.

      een optreden bij nationale feesten zoals Koningsdag of landelijk gevierde feesten zoals Sinterklaas, op verzoek en tegen betaling;

    • c.

      spelen tijdens een concours, waar geen betaling voor wordt ontvangen.

  • 3.

    Onder openbaar toegankelijk wordt niet verstaan:

    • a.

      een optreden tijdens een jubileumfeest of receptie;

    • b.

      een optreden tijdens een bruiloft of rouwdienst;

    • c.

      een optreden tijdens een kerkdienst in de eigen kerk;

    • d.

      een optreden waar een vergoeding in natura tegenover staat, zoals bijvoorbeeld het gratis gebruik van oefenruimte.

Artikel 4.2.4 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2025 is het budget voor muziek € 144.000.

  • 2.

    Voor het jaar 2025 is het budget voor zang € 59.000.

  • 3.

    Voor het jaar 2025 is het budget voor toneel € 14.000.

Artikel 4.2.5 Verdeling

Muziek

  • 1.

    Een bedrag van € 5.000 wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal internationale optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen. Het gaat hier om maximaal € 500 per optreden tot maximaal € 2.500 per vereniging.

  • 2.

    Hierna wordt 75% van wat over is in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden.

  • 3.

    De overige 25% wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Zang

  • 4.

    75% van het budget wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden.

  • 5.

    25% van het budget wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Toneel

  • 6.

    Het budget voor toneel wordt als volgt verdeeld:

50% spelers

25% opleiding / kwaliteit

25% voorstellingen

€ 7.000 wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal spelers:

  • Klein (5-14 spelers): basisbedrag x 1

  • Groot (15+ spelers): basisbedrag x 2

€ 3.500 wordt gelijk verdeeld over het aantal aanvragers.

€ 3.500 wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal voorstellingen in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Onder een voorstelling wordt een avondvullend programma verstaan. Dit betekent dat verschillende kleine toneelstukken op een avond (of een ander dagdeel) als 1 voorstelling telt.

Artikel 4.2.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als de aanvrager niet in het Nederlands Handelsregister (NHR) staat.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen aan muziekgroepen, als die naar het oordeel van het college het karakter hebben van een muziekband.

Paragraaf 4.3 Muziek en zang, eenmalig

Artikel 4.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    vernieuwende activiteiten: een activiteit die een aanvulling is op de normale/eerdere activiteiten van de aanvrager en gericht is op één of meer van de volgende punten:

    • 1.

      nieuwe leden te krijgen;

    • 2.

      de Friese taal/cultuur te stimuleren;

    • 3.

      de kwaliteit te verbeteren

    • 4.

      promotie van de gemeente op provinciaal of hoger niveau.

  • b.

    Femuza: de federatie van muziek- en zangverenigingen uit de gemeente.

  • c.

    masterclass: het moet hier gaan om een masterclass die wordt gegeven door een professionele muzikant. Dit is een persoon die afgestudeerd is aan het conservatorium.

Artikel 4.3.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan muziek- en/of zangverenigingen die:

  • a.

    een vernieuwende activiteit organiseren;

  • b.

    meedoen aan een concours op nationaal of hoger niveau;

  • c.

    een masterclass organiseren.

Femuza adviseert over de aanvragen vernieuwende activiteiten.

Artikel 4.3.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan per jaar maximaal 2 keer subsidie krijgen.

Artikel 4.3.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 4.000.

Artikel 4.3.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie voor vernieuwende activiteiten is maximaal 70% van de subsidiabele kosten. Per activiteit wordt maximaal € 500 gegeven.

  • 4.

    De subsidie voor deelname aan een concours is € 500.

  • 5.

    De subsidie voor het organiseren van een masterclass is € 250.

Artikel 4.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als de aanvrager geen jaarlijks bedrag krijgt volgens paragraaf 4.2.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor deelname aan een concours als de aanvrager in de afgelopen 3 jaar hiervoor al geld heeft gekregen.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor vernieuwende activiteiten als de activiteit naar het oordeel van het college geen aanvulling is op de normale activiteiten van de aanvrager.

Paragraaf 4.4 Boeken en Films

Artikel 4.4.1 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan personen, groepen van personen of rechtspersonen voor het maken van een boek, film of vergelijkbaar materiaal.

Artikel 4.4.2 Voorwaarden

  • 1.

    Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als het materiaal, genoeg kwaliteit heeft. Het gaat hierbij zowel om de inhoud als om hoe het er uit ziet.

  • 2.

    Het materiaal moet naar het oordeel van het college voldoende historische en/of maatschappelijke waarde hebben.

Artikel 4.4.3 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 8.500.

Artikel 4.4.4 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is (of: wordt overschreden).

  • 3.

    De subsidie is maximaal € 1.000. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het overzicht van inkomsten en uitgaven.

Paragraaf 4.5 Folkloristische activiteiten

Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    FFGN: Federatie van Folkloristische Groepen in Nederland;

  • b.

    traditioneel folkloristische groep: een groep mensen die de volksculturen uit de gemeente bekend maakt. Dit zijn de oude gebruiken en gewoonten;

  • c.

    folkloristische activiteiten: de activiteiten van een traditioneel folkloristische groep. Hieronder vallen dans, muziek en presentaties over oude gewoonten/gebruiken en kostuums;

  • d.

    leden: personen die op 1 september van het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen staan ingeschreven bij de groep. Leden helpen bij het uitvoeren van de activiteiten;

  • e.

    optreden: een folkloristische activiteit voor publiek.

Artikel 4.5.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan een traditioneel folkloristische groep voor folkloristische activiteiten.

Artikel 4.5.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als:

  • 1.

    Het aantal leden minimaal 10 is.

  • 2.

    Het aantal optredens in de gemeente minimaal 2 per jaar is.

Artikel 4.5.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 7.200.

Artikel 4.5.5 Verdeling

  • 1.

    Het budget bestaat uit 3 onderdelen, namelijk:

Onderdeel 1: € 3.600

Onderdeel 2: € 1.800

Onderdeel 3: € 1.800

Dit bedrag wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden:

Klein (10-20 leden): basisbedrag x 1

Groot (20+ leden) : basisbedrag x 2

Dit bedrag wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Dit bedrag wordt gelijk verdeeld over de traditioneel folkloristische groepen die zijn aangesloten bij de FFGN.

  • 2.

    De volgende activiteiten tellen hierbij niet mee als optredens:

    • a.

      een optreden tijdens een jubileumfeest of receptie;

    • b.

      een optreden bij een bruiloft of rouwdienst;

    • c.

      een optreden waar geen vergoeding voor wordt ontvangen.

Paragraaf 4.6 Friese taal, Stedsk en Hylpers

Artikel 4.6.1 Welke activiteiten

Het college verleent subsidie aan personen, groepen van personen of rechtspersonen uit de gemeente die activiteiten organiseren die de Friese taal, het ‘Stedsk’ of het ‘Hylpers’ meer zichtbaar maken in de gemeente.

Artikel 4.6.2 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als de activiteit iets extra’s te bieden heeft vergeleken met andere activiteiten die al in de gemeente worden georganiseerd.

Artikel 4.6.3 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2025 is het budget € 11.000, waarvan:

    • a.

      € 9.000 voor projecten in het Fries;

    • b.

      € 1.000 voor projecten in het ‘Stedsk’;

    • c.

      € 1.000 voor projecten in het ‘Hylpers’.

  • 2.

    Als na 1 oktober nog budget over is, worden deze bedragen samengevoegd tot één budget voor alle projecten.

Artikel 4.6.4 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per activiteit.

  • 4.

    Het bedrag voor een activiteit die het ‘Stedsk’ of het ‘Hylpers’ meer zichtbaar maakt, is maximaal € 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000 per activiteit.

Artikel 4.6.5 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

    • a.

      de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie volgens deze paragraaf heeft gekregen;

    • b.

      de activiteit niet samen met minimaal twee andere partijen wordt georganiseerd. Hierbij moet minimaal één partij uit de gemeente komen.

Paragraaf 4.7 Kunstroute

Artikel 4.7.1 Begripsbepalingen

  • a.

    beeldende kunst: vormen van kunst waarbij de afbeelding voorop staat, zoals schilderkunst, textiele werkvormen, grafiek, beeldhouwkunst, fotografie en film;

  • b.

    kunstroute: activiteiten langs een route die helemaal of voor een groot deel door de gemeente gaat. De activiteiten hebben als doel beeldende kunst te laten zien van kunstenaars die nog steeds actief zijn.

Artikel 4.7.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan rechtspersonen die een kunstroute organiseren.

Artikel 4.7.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als de activiteit samen met 2 of meer organisaties uit de gemeente wordt uitgevoerd.

Artikel 4.7.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 6.250.

Artikel 4.7.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    Het bedrag is maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.250 per activiteit.

Artikel 4.7.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor activiteiten op plaatsen waar niet iedereen mag komen.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen wanneer de rechtspersoon niet statutair in de gemeente is gevestigd.

Hoofdstuk 5 Dichtbij meedoen

Paragraaf 5.1 Kernenfonds, kwaliteitsgeld

Artikel 5.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: dorps-/stads-/wijkbelangen, stichtingen, verenigingen, coöperaties of groepen van minimaal 5 personen.

  • b.

    draagvlak: de zekerheid dat vanuit het dorp, de stad of de wijk brede steun bestaat voor het initiatief.

  • c.

    leefbaarheid: beleving van mensen over hun omgeving, of het prettig wonen is en/of ze zich veilig voelen.

Artikel 5.1.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een aanvrager voor initiatieven in een stad, dorp of wijk die helpen de leefbaarheid goed te houden of te verbeteren.

Artikel 5.1.3 Voorwaarden

  • 1.

    Voor het ontvangen van een subsidie geldt als voorwaarde dat naar het oordeel van het college hiervoor voldoende draagvlak bestaat.

  • 2.

    De aanvrager overlegt binnen 1 jaar documenten en/of beeldmateriaal waaruit blijkt dat het initiatief is uitgevoerd.

Artikel 5.1.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 276.800.

Artikel 5.1.5 Verdeling

  • A.

    Algemeen

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is maximaal € 15.000 en is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd, de kosten die worden gemaakt en de bijdragen van andere partijen.

  • 4.

    Vrijwilligersuren bij de inkomsten en uitgaven worden meegeteld. Als deze worden opgevoerd, dan worden deze gewaardeerd op het geldende minimumloon voor 21 jaar en ouder per uur per vrijwilliger op basis van een volledige werkweek van 36 uur (peiljaar juli 2024: € 13,68).

  • B.

    Specifiek

  • 1.

    De subsidie voor een AED en/of een AED-kast bedraagt:

    • a.

      voor de vervanging van een AED waar de gemeente al eerder subsidie voor heeft gegeven € 400.

    • b.

      voor de vervanging van een AED-kast waar de gemeente al eerder subsidie voor heeft gegeven € 200.

    • c.

      voor de aanschaf van een nieuwe AED en/of kast (bijvoorbeeld in een nieuwbouwwijk) wordt maatwerk toegepast.

  • 2.

    De subsidie voor initiatieven om de eigen kracht en de sociale samenhang van de bewoners in kernen te versterken (stimulering van ontmoeting) bedraagt:

    • a.

      € 150 bij deelname van minimaal 10 en maximaal 50 personen.

    • b.

      € 350 bij deelname tot 100 personen.

Artikel 5.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie voor een initiatief als deze (deels) is gericht op:

    • a.

      het organiseren van een dorpsfeest;

    • b.

      het schrijven of uitgeven van een boek, film etc.;

    • c.

      het maken of plaatsen van een standbeeld/gedenkplaat;

    • d.

      het maken en bijhouden van websites;

    • e.

      exploitatiekosten. Denk hierbij aan normaal onderhoud en kosten het initiatief na realisatie draaiende te houden.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen wanneer de aanvrager in de afgelopen 5 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze regeling.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als de aanvraag gaat over kosten aan een dorpshuis, sportaccommodatie, gebouw of bouwwerk.

Paragraaf 5.2 Jeugd

Artikel 5.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    jeugd: jongeren van 4 tot en met 23 jaar;

  • b.

    jeugdvereniging: een vereniging of groep van personen die vrijwillig activiteiten organiseert voor jeugd in de gemeente.

Artikel 5.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan jeugdverenigingen activiteiten te organiseren. Daaronder vallen in ieder geval activiteiten om:

  • 1.

    jeugd in de vrije tijd te laten ontspannen;

  • 2.

    jeugd te vormen of bewust te maken van waarden en normen;

  • 3.

    de kansen van jeugd zich te ontwikkelen groter te maken.

Artikel 5.2.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    het om minimaal 4 activiteiten per jaar gaat;

  • b.

    gemiddeld doen minimaal 10 jongeren mee aan de activiteiten.

Artikel 5.2.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 27.575.

Artikel 5.2.5 Verdeling

  • 1.

    50% van het budget wordt naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers volgens het aantal activiteiten dat de jeugdvereniging in 2025 organiseert.

  • 2.

    50% van het budget wordt naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers volgens het aantal deelnemers dat in 2024 heeft deelgenomen aan de activiteiten.

Artikel 5.2.6 Aanvullende weigeringsgronden

Voor de volgende activiteiten verleent het college geen subsidie:

  • a.

    financiële acties om winst te maken;

  • b.

    activiteiten die niet voor jeugd zijn;

  • c.

    activiteiten die naar het oordeel van het college niet voor alle jeugd genoeg toegankelijk zijn.

Paragraaf 5.3 Ouderenorganisaties

Artikel 5.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    MbvO: meer bewegen voor ouderen

  • b.

    vrijwillige ouderenorganisatie: een groep vrijwilligers die activiteiten organiseert voor ouderen. Het gaat hierbij om ouderen die zelfstandig wonen. De activiteiten hebben als doel ontspanning, bewegen of het behartigen van belangen.

  • c.

    seizoen: de laatste periode van 1 september tot en met 1 september.

Artikel 5.3.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan een vrijwillige ouderenorganisatie die:

  • a.

    een afwisselend activiteitenprogramma uitvoert in de gemeente. Totaal moeten minimaal 100 ouderen per jaar aan de activiteiten meedoen. Dit mogen dezelfde ouderen zijn;

  • b.

    MbvO-activiteiten organiseren. Dit kan gymnastiek of volksdansen zijn;

  • c.

    de belangen van ouderen behartigen.

Artikel 5.3.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

Meer bewegen voor Ouderen

  • 1.

    de docent een MbvO-diploma heeft, een vergelijkbaar diploma of aantoonbare ervaring.

  • 2.

    in het afgelopen seizoen minimaal 16 lessen zijn gegeven.

Belangenbehartiging

  • 3.

    de aanvrager is aangesloten bij een landelijke belangenorganisatie.

  • 4.

    de aanvrager zit bij de overleggen van het Seniorenplatform Súdwest-Fryslân. De aanvrager neemt ook deel aan overleggen en werkgroepen voor belangenbehartiging.

Artikel 5.3.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 44.879.

Artikel 5.3.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie is per ouderenorganisatie:

    • a.

      € 309,00 voor het uitvoeren van een afwisselend activiteitenprogramma;

    • b.

      € 618,00 voor de organisatie van MbvO-activiteiten;

    • c.

      € 360,50 voor belangenbehartiging.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 5.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie voor een activiteitenprogramma als de activiteiten zich hoofdzakelijk richten op één doelgroep, zoals mannen of vrouwen.

Paragraaf 5.4 Vrijwilligerswerk en informele zorg

Artikel 5.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    zelfhulp: een manier van hulp waarbij mensen zichzelf en anderen kunnen helpen door besef, het delen van ervaringen en het doen van dingen.

  • b.

    buurthulp (ook burenhulp): buurtbewoners die gratis helpen bij klusjes in het dorp of de wijk. Het kan ook gaan om het geven van zorg voor een langere periode aan iemand in de buurt die erg ziek is, gehandicapt of op een andere manier hulp nodig heeft.

  • c.

    vrijwilligerszorg: zorg die wordt gegeven door vrijwilligers. De vrijwilliger en de persoon die zorg krijgt, kennen elkaar vooraf meestal niet.

  • d.

    vrijwilligersgroep: een groep vrijwilligers die activiteiten uitvoert op het gebied van zelfhulp, buurthulp en/of vrijwilligerszorg.

  • e.

    seizoen: de laatste periode van 1 september tot en met 1 september.

  • f.

    EHBO-groep: een groep van vrijwilligers die eerste hulp biedt bij ongelukken.

Artikel 5.4.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan vrijwilligersgroepen voor:

  • a.

    het uitvoeren van zelfhulp, buurthulp of vrijwilligerszorg;

  • b.

    het trainen van EHBO’ers en de inzet bij evenementen.

Artikel 5.4.3 Voorwaarden

Vrijwilligersgroep

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 1.

    de groep minimaal 1 jaar actief is in de gemeente als plaatselijke vrijwilligersgroep;

  • 2.

    de groep in het laatste seizoen minimaal 10 mensen heeft geholpen die hulp nodig hadden.

EHBO

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 3.

    de groep minimaal 1 jaar actief is als EHBO-groep;

  • 4.

    de groep in het laatste seizoen minimaal 2 evenementen in de gemeente heeft geholpen;

  • 5.

    de groep aangesloten is bij een landelijke (koepel)organisatie zoals de KNV EHBO, de Nationale Bond of het Nederlandse Rode Kruis.

Artikel 5.4.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 18.517.

Artikel 5.4.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie is:

    • a.

      € 463,38 per aanvrager als het gaat om vrijwilligersgroepen die activiteiten uitvoeren op het terrein van zelfhulp, buurthulp of vrijwilligerszorg;

    • b.

      € 411,89 voor een EHBO-groep.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Paragraaf 5.5 Wijkaanpak 2.0

Artikel 5.5.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      leefbaarheid: beleving van mensen over hun omgeving, of het prettig wonen is en of het veilig is;

    • b.

      aandachtswijk: een wijk waar mensen naar verhouding minder tevreden zijn over hun leefbaarheid. Het gaat hier om wijken waar:

      • 1.

        naar verhouding meer mensen wonen die minder geld verdienen. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente uit de zogenaamde sociale index;

      • 2.

        naar verhouding meer mensen een uitkering of steun nodig hebben. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente (leefbaarheidsonderzoek);

      • 3.

        naar verhouding minder mensen zich veilig voelen en tevreden zijn over hoe hun omgeving er uit ziet. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente (veiligheidsmonitor).

    • c.

      wijkorganisatie: een wijkplatform, wijkvereniging of wijkpanel in een aandachtswijk;

    • d.

      aandachtswijken: de Noorderhoek Sneek, Sperkhem-Tuindorp Sneek, Lemmerweg-West Sneek, Lemmerweg-Oost Sneek, Het Eiland Sneek, Tinga Sneek en Bolsward-Noord II.

  • 2.

    Als er nieuwe uitkomsten zijn uit de sociale index, het leefbaarheidsonderzoek en de veiligheidsmonitor, kan de gemeente de lijst van organisaties in lid 1, onder d, aanpassen.

Artikel 5.5.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan wijkorganisaties in aandachtswijken voor activiteiten die helpen de leefbaarheid te verbeteren.

Artikel 5.5.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat de activiteit naar het oordeel van het college voorziet in een behoefte. Verder moeten alle bewoners in de wijk, of een bepaalde groep bewoners, naar de activiteit toe kunnen gaan.

Artikel 5.5.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 11.400.

Artikel 5.5.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    Per aandachtswijk is er maximaal € 1.900 subsidie per jaar beschikbaar. Dit is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd en de kosten die worden gemaakt.

Paragraaf 5.6 Ontmoetingsplaatsen

Artikel 5.6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: stichting of vereniging die een ontmoetingsplaats beheert en exploiteert;

  • b.

    meerjarenonderhoudsplan (MOP): het gemeentelijk onderhoudsplan voor het groot onderhoud aan ontmoetingsplaatsen;

  • c.

    groot onderhoud : renovatie- en onderhoudswerkzaamheden aan een ontmoetingsplaats die niet zijn opgenomen in de Bijlage 2 bij deze regeling;

  • d.

    ontmoetingsplaats: in de gemeente gevestigd dorpshuis, wijkgebouw of multifunctioneel centrum waar hoofdzakelijk activiteiten voor dorps- of wijkbewoners plaatsvinden;

  • e.

    verduurzamingsmaatregelen: maatregelen gericht op energiebesparing en/of het opwekken van energie uit hernieuwbare energiebronnen.

  • f.

    voorliggende voorziening: een andere regeling of wijze waarop de subsidiabele kosten voor het onderhoud of verduurzaming kunnen worden vergoed.

Artikel 5.6.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan aanvragers voor het uitvoeren van groot onderhoud en/of verduurzamingsmaatregelen.

Artikel 5.6.3 Voorwaarden

  • 1.

    Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het onderhoud wordt uitgevoerd op basis van een actueel meerjarenonderhoudsplan (MOP);

    • b.

      de verduurzamingsmaatregelen zullen naar het oordeel van het college de energieprestaties van een ontmoetingsplaats aantoonbaar verbeteren;

    • c.

      de activiteit moet binnen 1 jaar na subsidieverlening zijn uitgevoerd, tenzij het college anders besluit. Het college kan op verzoek de aanvrager eenmalig uitstel verlenen tot maximaal 12 maanden.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag:

    • a.

      een overzicht van de voorliggende voorzieningen waarop een beroep is gedaan;

    • b.

      afschriften van de besluiten waarbij voorliggende voorzieningen zijn toegekend;

    • c.

      informatie waarom een voorliggende voorziening niet is toegekend.

Artikel 5.6.4 Budget

  • 1.

    Het subsidieplafond voor groot onderhoud bedraagt voor het jaar 2025 € 528.000.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor verduurzaming bedraagt voor het jaar 2025 € 595.000.

  • 3.

    De subsidie wordt verdeeld op volgorde van de datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden, betrekt het college de aanvragen die niet (volledig) kunnen worden toegekend bij de verdeling van de subsidie voor het volgende kalenderjaar.

Artikel 5.6.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie voor groot onderhoud is maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 45.000.

  • 2.

    De subsidie voor verduurzaming is maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 50.0000.

  • 3.

    Bij toekenning van één of meerdere voorliggende voorzieningen, kan het college afwijken van de leden 1 en 2 door de subsidie in redelijkheid te verlagen in het belang van een evenredige verdeling van de beschikbare budgetten.

  • 4.

    Vrijwilligersuren kunnen bij de inkomsten en uitgaven worden meegeteld. Als deze worden opgevoerd, worden deze gewaardeerd op het geldende minimumloon voor 21 jaar en ouder per uur per vrijwilliger op basis van een volledige werkweek van 36 uur (peiljaar juli 2024: € 13,68).

Artikel 5.6.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als een ontmoetingsplaats in de afgelopen 10 jaar nieuw is gebouwd.

  • 2.

    Het college verleent per dorp of wijk aan maximaal één ontmoetingsplaats subsidie.

  • 3.

    Het college verleent geen subsidie als de activiteiten zijn gestart voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 4.

    Het college kan het subsidiebedrag verlagen als de aanvrager de mogelijkheden een beroep te doen op voorliggende voorzieningen niet ten volle heeft benut.

Hoofdstuk 6 Evenementen

Paragraaf 6.1 Toeristische evenementen

Artikel 6.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    toeristisch evenement: een evenement dat zich richt op het toeristisch sterk maken en promoten van de stad, het dorp of de gemeente.

  • b.

    bovenlokaal evenement: een evenement dat zich mede richt op het aantrekken van bezoekers van buiten de eigen stad of het eigen dorp.

Artikel 6.1.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een rechtspersoon die een bovenlokaal toeristisch evenement in de gemeente organiseert.

Artikel 6.1.3 Inleverdatum aanvraag

Het college neemt een aanvraag niet in behandeling wanneer die meer dan 6 maanden voordat de activiteit plaatsvindt is ingediend.

Artikel 6.1.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 25.718.

Artikel 6.1.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per evenement.

Artikel 6.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • a.

    de activiteit geen aanvulling is op het aanbod aan activiteiten dat er al is;

  • b.

    voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit al drie keer of vaker subsidie is gegeven volgens deze regeling.

Paragraaf 6.2 Sport evenementen

Artikel 6.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    NOC*NSF: Nationaal Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie.

  • b.

    breedtesportevenement: een sportactiviteit waar iedereen mag komen. De activiteit moet gaan om het meer laten bewegen van mensen en het ontwikkelen van talent.

  • c.

    topsportevenement: een sportactiviteit waar iedereen mag komen. De landelijke sportbond of het NOC*NSF moet van mening zijn dat het een activiteit van topniveau is.

  • d.

    sportevenement: een breedtesportevenement of een topsportevenement.

Artikel 6.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een organisatie uit de gemeente voor het organiseren van een sportevenement.

Artikel 6.2.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement moet helemaal of voor een groot deel plaatsvinden in de gemeente;

  • b.

    als de aanvrager geen sportvereniging is, moet tijdens het evenement worden samengewerkt met een lokale sportvereniging.

Artikel 6.2.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 38.000.

Artikel 6.2.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie voor een breedtesportevenement bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 2.000.

  • 4.

    De subsidie voor een topsportevenement bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.

  • 5.

    Als na 1 september 2025 nog budget over is, mag dit worden ingezet voor subsidieverlening volgens paragraaf 3.1, 3.4 en/of 3.6.

Artikel 6.2.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan het verlenen van subsidie weigeren als de aanvrager in de afgelopen 2 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze paragraaf.

Paragraaf 6.3 Cultuurfonds

Artikel 6.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    cultuur: activiteiten op het terrein van kunst, ontspanning en vermaak;

  • b.

    amateurkunstenaars: kunstenaars die niet van hun culturele activiteiten hoeven te leven.

Artikel 6.3.2 Welke activiteiten

Het college geeft eenmalig subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan het culturele leven in de gemeente.

Artikel 6.3.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als is voldaan aan 4 of meer van de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteit bereikt nieuw publiek en/of bijzondere publieksgroepen, zowel in dorpen/steden als daarbuiten;

  • b.

    de activiteit vindt plaats op nieuwe of bijzondere plekken;

  • c.

    de activiteit wordt georganiseerd door, voor en met jongeren;

  • d.

    de activiteit laat verschillende vormen van kunst zien;

  • e.

    de activiteit draagt bij aan een positief beeld van de gemeente;

  • f.

    de activiteit wordt uitgevoerd samen met 2 of meer partijen, waarvan minimaal 1 partij uit de gemeente komt;

  • g.

    de activiteit wordt georganiseerd met amateurkunstenaars uit de gemeente. Zij spelen een belangrijke rol bij de uitvoering.

Artikel 6.3.4 Inleverdatum aanvraag

  • 1.

    Aanvragen moeten voor de volgende datums zijn ingediend:

    • a.

      1 januari;

    • b.

      1 april;

    • c.

      1 juni;

    • d.

      1 oktober.

  • 2.

    Het college neemt een aanvraag niet in behandeling wanneer die meer dan 6 maanden voordat de activiteit plaatsvindt is ingediend.

Artikel 6.3.5 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 47.500.

Artikel 6.3.6 Verdeling

  • 1.

    Voor 4 periodes kan subsidie worden aangevraagd. Per periode wordt maximaal 1/4 van het budget gegeven.

  • 2.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. De aanvragen die naar het oordeel van het college het meeste helpen het doel te bereiken van het budget, krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 3.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per activiteit.

  • 4.

    Als na een periode budget over is, kan dit worden gebruikt voor de volgende periode.

Artikel 6.3.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • a.

    de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze regeling;

  • b.

    de activiteit bestaat uit het organiseren van een (dorps- of buurt)feest, borrel, optocht, braderie, barbecue of iets wat daar op lijkt;

  • c.

    de activiteit geen aanvulling is op het bestaande aanbod aan activiteiten.

Hoofdstuk 7 Leefomgeving

Paragraaf 7.1 Cultureel Erfgoed

Artikel 7.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    beschermd stads- en dorpsgezicht (hierna BSD): verschillende bouwwerken bij elkaar die belangrijk zijn vanwege hun schoonheid, ligging of hun wetenschappelijke / cultuurhistorische waarde. Het kan een rijks- of gemeentelijk BSD zijn;

  • b.

    bouwhistorisch onderzoek: een rapport waarin de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische waarden van een monument staan, uitgevoerd door een bouwhistoricus, volgens de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek met waardestelling (volgens de laatste versie van de URL 2007);

  • c.

    bouwkosten:

    • i.

      de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012; Stcrt. 2012, 1567), voor het uit te voeren werk;

    • ii.

      voor zover de aanneemsom ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

  • d.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • e.

    cascoherstel: herstelwerkzaamheden en/of het repareren van de dragende onderdelen en het omhulsel, bestaande uit dak, kappen met spantconstructies, balklagen en vloeren, dragende muren met wandopeningen, funderingen, kelders en gewelven. Tot het casco wordt ook gerekend het binnenpleisterwerk van de muren die er deel van uitmaken, alsmede de buitenafwerking, de kozijnen, ramen en deuren;

  • f.

    dijklichaam: een door mensen aangelegde waterkering, die het achterliggende land beschermde tegen overstromingen;

  • g.

    erfgoedverbeelding: een voorziening, zoals een paneel of informatiebord en/of verbeeldingsobject, met informatie over de erfgoedwaarde en de historie van de erfgoedlocatie in de buitenruimte waar deze wordt geplaatst. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan het verhaal van Súdwest-Fryslân;

  • h.

    gemeente: gemeente Súdwest-Fryslân;

  • i.

    gemeentelijke monumenten: monumenten die in de gemeentelijke monumentenlijst van de Erfgoedverordening staan;

  • j.

    gravend archeologisch onderzoek: onderzoek bestaande uit:

    • proefsleuven inclusief proefsleuven-variant met archeologische begeleiding;

    • een opgraving inclusief opgraven-variant met archeologische begeleiding.

  • k.

    groot onderhoud: werkzaamheden die groter zijn dan normaal onderhoud, zoals reparatie / herstel / deels vervangen (>20%) van onderdelen, zoals:

    • goten, zinkwerk;

    • kozijnen, ramen;

    • waardevolle en bijzondere schouwen, plafonds en vloeren etc. (interieuronderdelen);

    • windveren, boeidelen, etc.;

    • dakbedekking, panlatten, tengels, dakhout;

    • voegwerk.

  • l.

    historisch pad: een oud pad of weg dat op basis van de cultuurhistorische inventarisatie en waardering 'Historische paden en wegen in de gemeente Súdwest-Fryslân door Cultuurland' (CA2115 d.d. 16-02-2022) een hoge of zeer hoge waardering heeft gekregen en hierdoor is opgenomen in het omgevingsplan met de aanduiding 'Cultuurhistorisch waardevolle lijnen';

  • m.

    inspecties: een bouwkundige inspectie door de Monumentenwacht Fryslân of een vergelijkbare onafhankelijke organisatie waarbij een rapport wordt gemaakt over de kwaliteit van het onderhoud van het bouwwerk;

  • n.

    karakteristieke panden 1: bouwwerken die volgens het omgevingsplan van de gemeente het meest waardevol zijn;

  • o.

    karakteristieke panden 2: bouwwerken die volgens het omgevingsplan van de gemeente waardevol zijn. Dit zijn tevens bouwwerken die in oudere bestemmingsplannen de aanduiding ‘karakteristiek’ hebben;

  • p.

    kerken: historische gebouwen ouder dan 50 jaar die voornamelijk als gebedshuis zijn opgericht:

    • zonder status als gemeentelijk monument of rijksmonument;

    • met de status 'vanwege rijksmonument'.

  • q.

    kleine initiatieven: terugbrengen of herstellen van onderdelen in een BSD die de beleving van de geschiedenis groter maken. Denk aan oude stoepen, uithangborden, muurschilderingen, hijsbalken, gevelindelingen, etc. Het dient gebaseerd te zijn op historische gegevens;

  • r.

    kleurhistorisch onderzoek: een rapport waarin de toegepaste verfafwerkingen op een historisch bouwwerk zijn uitgewerkt conform de uitvoeringsrichtlijnen kleurhistorisch onderzoek van de ERM (volgens de laatste versie van URL 2004). Doel hiervan is een bepaalde fase in de bouwgeschiedenis zichtbaar te maken;

  • s.

    molens: molens die rijksmonument zijn;

  • t.

    normaal onderhoud: het gebruikelijke onderhoud van een bouwwerk zoals:

    • schoonmaken houtwerk gevels en schilderwerk;

    • deels vervangen (≤ 20%) van goten, zinkwerk, kozijnen, ramen; windveren, boeidelen, dakbedekking, panlatten, tengels, dakhout en voegwerk.

  • u.

    rijksmonumenten: monumenten die zijn opgenomen in het rijksmonumentenregister volgens de Erfgoedwet;

  • v.

    unieke objecten: zeldzame objecten/bouwwerken die volgens het college van grote culturele erfgoedwaarde zijn.

Artikel 7.1.2 Welke activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor:

  • 1.

    werkzaamheden (materiaal en arbeid) ten behoeve van:

    • a.

      een gemeentelijk monument, te weten groot onderhoud en/of cascoherstel; of

    • b.

      een dijklichaam dat is aangewezen als gemeentelijk monument of een historisch pad. Hierbij gaat het om:

      • herstel voor het instandhouden van het dijklichaam of het historisch pad;

      • voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het dijklichaam, zoals walbeschoeiingen e.d.;

      • maatregelen die leiden tot een verbetering van de biodiversiteit van het dijklichaam of het historisch pad;

      • herstel van het profiel van de dijk ter plaatse van de bestaande toegangen tot een perceel;

      • aanleg van dammen voor een betere toegankelijkheid van agrarische percelen, waardoor het aantal toegangen tot het perceel via het dijklichaam of het historisch pad verminderd kan worden.

  • 2.

    een bouwhistorisch onderzoek en / of een kleurhistorisch onderzoek wanneer dit:

    • i.

      deel uitmaakt van een aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • ii.

      nodig is voor de aanvraag van een klein initiatief.

  • 3.

    de inspectie voor een rijks- of gemeentelijk monument of een kerk of een pand met de aanduiding karakteristiek 1;

  • 4.

    werkzaamheden (materiaal/arbeid) voor een klein initiatief;

  • 5.

    werkzaamheden (materiaal en arbeid) ten behoeve van groot onderhoud en/of cascoherstel van een kerk;

  • 6.

    groot onderhoud en/of cascoherstel van het exterieur van karakteristieke panden;

  • 7.

    het instandhouden en/of versterken van de erfgoedwaarden van (onderdelen van) unieke objecten;

  • 8.

    het realiseren van een erfgoedverbeelding die informatie geeft over de aanwezige erfgoedwaarde, waarbij is aangetoond dat voor het plaatsen van de erfgoedverbeelding breed draagvlak bestaat in de samenleving;

  • 9.

    het verrichten van het gravend archeologisch onderzoek;

  • 10.

    werkzaamheden die bijdragen aan het instandhouden van een molen of een onderdeel daarvan.

Artikel 7.1.3 Algemene voorwaarden erfgoed

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor panden/objecten/locaties die binnen de gemeentegrenzen liggen.

  • 2.

    De aanvraag is ingediend voordat het werk start. Dit geldt niet voor de inspecties, bouwhistorisch en/of kleurhistorisch onderzoek en molens.

  • 3.

    De werkzaamheden zijn binnen zes maanden na de verlening van de subsidie zijn gestart. Dit geldt niet voor de molens.

  • 4.

    De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen twee jaar na de verlening van de subsidie. Dit geldt niet voor de molens.

  • 5.

    Voor de aanvang van de werkzaamheden is een omgevingsvergunning verleend, indien de werkzaamheden vergunningplichtig zijn.

  • 6.

    De aanvang van de werkzaamheden wordt gemeld bij de gemeente. Dit geldt niet voor de molens.

  • 7.

    Wijzigingen in de uitvoering die afwijken van de subsidieaanvraag, worden vooraf om toestemming voorgelegd aan de gemeente.

  • 8.

    Na voltooiing van de werkzaamheden, wordt de subsidie verantwoord met een financiële eindverantwoording. Dit geldt niet voor molens, inspecties, bouw- en kleurhistorische onderzoeken en het realiseren van erfgoedverbeeldingen.

  • 9.

    Bij de vaststelling van de subsidie:

    • a.

      komen alleen de kosten voor het eerste inspectierapport in aanmerking voor subsidie;

    • b.

      zijn de kosten voor kerken met de status ‘vanwege rijksmonument’ voor werkzaamheden aan zogenaamde ‘vanwege onderdelen’ uitgesloten van subsidie;

    • c.

      komen de kosten van vrijwilligerswerk (arbeid) niet voor subsidie in aanmerking;

    • d.

      wordt bij teruggave van de btw voor dat deel geen subsidie gegeven;

    • e.

      wordt bij vergoeding van kosten door een verzekering voor dat deel geen subsidie verleend;

    • f.

      zijn bij karakteristieke panden 1 en 2 werkzaamheden aan het interieur uitgesloten van subsidie;

    • g.

      moeten de kosten van een erfgoedverbeelding direct verbonden zijn aan het ontwerp en uitvoering, waaronder begrepen de loonkosten, materiaalkosten en omzetbelasting.

Artikel 7.1.4 Aanvullende voorwaarden gravend archeologisch onderzoek

  • 1.

    Subsidie kan alleen worden verstrekt aan de particuliere eigenaar van de te onderzoeken locatie binnen de gemeente.

  • 2.

    Kosten voor een archeologisch booronderzoek en het opstellen van een Programma van Eisen voor het gravend archeologisch onderzoek komen niet in aanmerking voor subsidie;

  • 3.

    De aanvrager heeft aannemelijk gemaakt dat het ter plaatse behouden van de archeologische waarden niet tot de mogelijkheden behoort.

  • 4.

    In een gravend archeologisch onderzoekstraject zijn de subsidiabele activiteiten volledig uitgevoerd en vastgelegd in een door het college goedgekeurd definitief rapport dat op het moment van de aanvraag niet ouder is dan 6 maanden.

  • 5.

    Het gravend archeologisch onderzoekstraject voldoet aan SIKB BRL 4003 voor wat betreft het proefsleuvenonderzoek en aan SIKB BRL 4004 voor wat betreft de opgraving.

  • 6.

    De activiteiten zijn overeenkomstig de geldende wetgeving uitgevoerd.

  • 7.

    De subsidiabele kosten van de activiteiten zijn hoger dan 1% van de bouwkosten.

Artikel 7.1.5 Aanvullende voorwaarden Molens

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verleend voor molens die in de gemeente staan.

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verleend als voor het instandhouden van de molen een rijkssubsidie is toegekend op basis van de Sim regeling en dan over dezelfde 6 jaarlijkse periode als waarvoor het rijk subsidie heeft verstrekt.

  • 3.

    Het jaarbudget kan worden aangevraagd in het jaar volgend op het jaar van uitvoering.

  • 4.

    Bij de aanvraag om het jaarbudget wordt een kostenoverzicht ingediend van de werkzaamheden die dat jaar zijn uitgevoerd.

  • 5.

    Na afloop van de 6 jaarlijkse periode vindt een definitieve eindafrekening plaats, waarbij de aanvrager een eindoverzicht van de totale kosten over de zes jaar overlegt.

  • 6.

    Moleneigenaren van molens aan welke het rijk de status "Professionele Organisatie" of de (oude) status "Aangewezen Organisatie" heeft toegewezen, mogen tijdens de 6 jaarlijkse periode het jaarlijks te ontvangen subsidiebedrag doorschuiven of naar voren halen.

Artikel 7.1.6 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2025 is het totale subsidiebudget € 148.400.

  • 2.

    Voor de onderdelen 1 t/m 9 bedraagt het gezamenlijke budget € 60.800.

  • 3.

    Voor molens bedraagt het budget € 87.600.

  • 4.

    Als na 1 juni voor onderdelen budget over is, worden deze bedragen samengevoegd tot één budget voor alle onderdelen.

Artikel 7.1.7 Verdeling

  • 1.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats op volgorde van ontvangst van complete aanvragen totdat het budget voor de betrokken onderdeel, wordt overschreden.

  • 2.

    Als de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

  • 3.

    De uitbetaling van de subsidie vindt plaats na afloop van de werkzaamheden, en na controle van het werk en de eindafrekeningen.

  • 4.

    De hoogte van de subsidie is:

     

    Onderdeel

    Percentage van de kosten

    Maximum bedrag

    1

    Gemeentelijke monumenten

     
    • Groot onderhoud en/of cascoherstel

    50

    € 10.000 per gemeentelijk monument

     
    • Instandhouding dijklichaam of historische pad

    50

    € 5.000 per eigenaar

    2

    Bouwhistorisch of kleurhistorisch onderzoek

    100

    € 1.000 per pand of object

    3

    Inspecties

    100

    € 500 per pand

    4

    Kleine initiatieven in Beschermde stads- en dorpsgezichten

    50

    € 2.000 per aanvraag

    5

    Kerken zonder monumentale status

    50

    € 10.000 per kerk

    6

    Karakteristieke panden

     
    • Karakteristiek 1

    50

    € 7.500 per pand of object

     
    • Karakteristiek 2

    50

    € 5.000 per pand of object

    7

    Unieke objecten

    50

    € 7.500 per aanvraag

    8

    Erfgoedverbeeldingen

    50

    € 750 per aanvraag

    9

    Gravend archeologisch onderzoek

    25

    € 10.000 per aanvraag

    10

    Molens

    25

    € 3.021 per molen per jaar

Artikel 7.1.8 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan de subsidieverlening weigeren als voor de onderdelen 1 tot en met 6, 8 of 9 in de voorgaande 3 jaar al eerder één keer gemeentelijke subsidie is toegekend.

  • 2.

    Het college kan besluiten geheel of deels geen subsidie te verlenen:

    • a.

      als de aanvrager geen eigenaar is van het bouwwerk waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit geldt niet als de aanvraag zich richt op een klein initiatief in een BSD;

    • b.

      voor een bouwwerk van een overheidsinstantie;

    • c.

      voor een bouwwerk dat de gemeente al op een andere manier financieel ondersteunt;

    • d.

      voor een kerk die vanwege haar rijksmonumentenstatus van de rijksdienst al subsidie krijgt voor één of meerdere onderdelen.

Paragraaf 7.2 Open Monumentendag

Artikel 7.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    monument: een gebouw in de gemeente die volgens de Erfgoedverordening of Erfgoedwet een monument is;

  • b.

    Open Monumentendag: een (landelijke) dag of weekend waarop monumenten voor het publiek gratis open zijn;

  • c.

    eigenaar: de eigenaar van een monument;

  • d.

    overkoepelende organisatie: een stichting, vereniging dan wel dorpsbelangen, die de organisatie van de Open Monumentendag in een dorp of stad uitvoert.

Artikel 7.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan een eigenaar of overkoepelende organisatie voor activiteiten in de gemeente rondom de lokale Open Monumentendag. De activiteiten kunnen bestaan uit:

  • a.

    promotie;

  • b.

    een vernieuwend programma of weergave van monument(en);

  • c.

    het aantrekken van bepaalde doelgroepen, zoals jongeren of gezinnen;

  • d.

    samenwerken met andere organisaties of evenementen.

Artikel 7.2.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • a.

    bezoekers het monument/de monumenten gratis mogen bekijken;

  • b.

    de activiteiten helpen bij het vergroten van de belangstelling, waardering en betrokkenheid bij monumenten;

  • c.

    de activiteit naar het oordeel van het college een aanvulling is op de normale activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    voor de aanschaf en/of vervanging van apparatuur zoals machines, computers, beamers, touchscreens, gereedschap) geen subsidie wordt gegeven.

Artikel 7.2.4 Inleverdatum aanvraag

De aanvraag moet uiterlijk 15 juli zijn ingeleverd in het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 7.2.5 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 12.000.

Artikel 7.2.6 Verdeling

  • 1.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats op volgorde van ontvangst, totdat het budget is bereikt.

  • 2.

    De subsidie voor overkoepelende organisaties is maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500 per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie voor eigenaren is maximaal € 300 per aanvraag.

Artikel 7.2.7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als het bedrag per dorp of stad meer dan € 1.500 is.

  • 2.

    Het college kan besluiten aan eigenaren of aan een overkoepelende organisatie geen subsidie te verlenen, als een andere eigenaar of overkoepelende organisatie in dezelfde plaats al subsidie krijgt.

Paragraaf 7.3 Historische werkgroepen

Artikel 7.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    historische werkgroep: stichting of vereniging opgericht met als doel het bevorderen van het bewustzijn van de historische kennis over een dorp, stad of gebied binnen de gemeente;

  • b.

    Open Monumentendag: dag als bedoeld in artikel 7.2.1 onder b;

  • c.

    permanente tentoonstelling: een tentoonstelling in een gebouw, dat hoofdzakelijk is ingericht en bedoeld voor de presentatie van tentoonstellingen.

 

Artikel 7.3.2 Welke activiteiten

  • 1.

    Het college kan jaarlijks subsidie verlenen aan historische werkgroepen voor:

    • a.

      het uitvoeren van activiteiten die de geschiedenis van een stad, dorp of gebied, zichtbaar en levendig maken; of

    • b.

      het beheer en openstellen van een permanente tentoonstelling in het jaar 2025 die zich richt op het bekend, zichtbaar en levendig maken van de geschiedenis van een stad, dorp of gebied in de gemeente.

  • 2.

    Per jaar wordt voor maximaal 1 activiteit subsidie gegeven.

 

Artikel 7.3.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van de subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteiten richten zich op het verzamelen, archiveren en uitdragen van kennis over de geschiedenis van een dorp, stad of gebied in de gemeente;

  • b.

    de historische werkgroep organiseert, naast eventuele activiteiten rondom de lokale Open Monumentendag, in het jaar 2025 minimaal 1 openbare activiteit;

  • c.

    de permanente tentoonstelling is meer dan 70 dagen per kalenderjaar gedurende minimaal 4 uren per dag open voor bezoekers.

 

Artikel 7.3.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 19.500.

 

Artikel 7.3.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie in artikel 7.3.2, lid 1, onder a, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.030 per historische werkgroep.

  • 2.

    De subsidie in artikel 7.3.2, lid 1, onder b, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.060 per historische werkgroep.

  • 3.

    De subsidiabele kosten voor activiteiten in artikel 7.3.2, lid 1, onder a, zijn de direct te relateren kosten aan het zichtbaar en levendig maken van historische kennis over de geschiedenis van een dorp, stad of gebied in de gemeente.

  • 4.

    De subsidiabele kosten voor activiteiten in artikel 7.3.2, lid 1, onder b, zijn de direct te relateren kosten voor het beheer en openstellen van een permanente tentoonstelling alsmede voor het bekend en zichtbaar en levendig maken van de geschiedenis van een stad, dorp of gebied in de gemeente.

  • 5.

    Als het budget niet toereikend is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 7.5.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie als:

  • a.

    de aanvrager niet statutair is gevestigd in de gemeente.

Hoofdstuk 8 Klimaat

Paragraaf 8.1 Duurzaamheid, Energiecoöperaties

Artikel 8.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    energiewerkgroep: groep van inwoners die tot doel heeft om voor een wijk, dorp of stad uit de gemeente de uitstoot van Co2 te verminderen;

  • b.

    energiecoöperatie: coöperaties die werken aan de omslag naar het gebruik van duurzame energie in wijk(en), dorpen en/of steden in de gemeente;

  • c.

    activiteiten: activiteiten die energiecoöperaties organiseren om een bijdrage te leveren aan het verminderen van Co2 en/of die het bewustzijn van de energietransitie vergroten.

Artikel 8.1.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan:

  • a.

    energiewerkgroepen voor het opstarten van een energiecoöperatie.

  • b.

    energiecoöperaties voor het organiseren van activiteiten.

Artikel 8.1.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van de subsidie voor activiteiten gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteiten dragen naar het oordeel van het college direct of indirect bij aan Co2-reductie;

  • b.

    de activiteiten zijn naar het oordeel van het college voldoende toegankelijk zijn voor de wijken, dorpen en/of steden waar de energiecoöperatie zich op richt;

  • c.

    de activiteiten dragen bij aan de doelstelling van de energiecoöperatie;

  • d.

    de aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

Artikel 8.1.4 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 35.000.

Artikel 8.1.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie voor het opstarten van een energiecoöperatie is maximaal € 2.600.

  • 4.

    De subsidie voor het organiseren van activiteiten is 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 2.000 per energiecoöperatie per jaar.

Artikel 8.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college weigert het geven van subsidie voor investeringen en/of exploitatiekosten.

Paragraaf 8.2 Klimaat, aanleg groen dak

Artikel 8.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    eigenaar: een eigenaar van een pand of perceel in de gemeente.

  • b.

    dak: samenstelling van balken (beton, hout of staal), regels en bebording die sterk genoeg is om de dakbedekking van een gebouw te dragen en de wind-, regen en sneeuwbelasting op te vangen;

  • c.

    toegankelijk groen dak: toegankelijk dak met:

    • een wortelkerende laag;

    • een drainagelaag;

    • een substraatlaag met een begroeiing van struiken, kruiden, grassen of bomen;

    • een waterbergend vermogen van minimaal 50 liter per m2 en een belasting van maximaal 200 kg per m2.

  • d.

    beperkt-toegankelijk groen dak: dak dat alleen toegankelijk is voor onderhoud. Het bevat:

    • een wortelkerende laag;

    • een drainagelaag;

    • een vegetatielaag met droogteresistente soorten;

    • een waterbergend vermogen van minimaal 25 liter per m2 en een belasting tussen de 60 kg en 200 kg per m2.

Artikel 8.2.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een eigenaar voor het realiseren van een toegankelijk dak of een beperkt-toegankelijk groen dak. Doel hiervan is dat eigenaren hun hemelwater goed kunnen afvoeren en verwerken.

Artikel 8.2.3 Voorwaarden

  • 1.

    Het ontwerp, de plaatsing en het onderhoud moeten deugdelijk en zorgvuldig worden uitgevoerd.

  • 2.

    De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      kosten voor het maken van een ontwerp;

    • b.

      kosten van een bouwkundig expert;

    • c.

      aanlegkosten, inclusief de huurkosten van een lift;

    • d.

      kosten voor het verstevigen van het dak of de daken, voor zover noodzakelijk voor de aanleg van het groene dak. De noodzaak moet worden aangetoond door een bouwkundig expert;

    • e.

      kosten voor de beplanting en opbouw van een groen dak, inclusief beschermfolie en substraat;

    • f.

      de materiaal- en uitvoeringskosten.

  • 3.

    De volgende kosten zijn in ieder geval niet subsidiabel:

    • a.

      omzetbelasting die kan worden verrekend;

    • b.

      kosten voor een bouw- en/of monumentenvergunning;

    • c.

      kosten voor het onderhoud van het groene dak.

    • d.

      kosten voor het vervangen van een dak.

  • 4.

    De werkzaamheden moeten binnen 6 maanden na datum van subsidieverlening beginnen.

  • 5.

    Een eigenaar kan per jaar maximaal 1 keer subsidie ontvangen voor het realiseren van een groen dak.

Artikel 8.2.4 Budget

Voor de volgende regelingen geldt voor 2025 een gezamenlijk subsidieplafond van € 350.000:

  • a.

    Paragraaf 8.2 : Klimaat, aanleg groen dak

  • b.

    Paragraaf 8.3 : Klimaat, groen maken tuin

  • c.

    Paragraaf 8.4 : Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • d.

    Paragraaf 8.5 : Klimaat, regenwater bergen

  • e.

    Paragraaf 8.6 : Klimaat, regenton

Artikel 8.2.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is maximaal € 5.000 per eigenaar per jaar. De hoogte wordt bepaald op basis van de ontvangen begroting en is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8.2.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie wanneer:

  • a.

    de oppervlakte van het groene dak minder dan 10 m2 bedraagt;

  • b.

    de eigenaar niet de benodigde vergunningen heeft of kan krijgen;

  • c.

    de aanvrager in 2025 in totaal al 2 keer subsidie heeft ontvangen volgens de regelingen genoemd in de paragrafen in artikel 8.2.4.

Paragraaf 8.3 Subsidieregeling Klimaat, groen maken tuin

Artikel 8.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    eigenaar: een eigenaar van een pand of perceel in de gemeente;

  • b.

    huurder: een huurder van een pand of perceel in de gemeente;

  • c.

    vergroenen: het vervangen van gesloten verharding zoals tegels, beton en/of asfalt door groen. Onder groen wordt gras, planten, bloemen, heggen, struiken en bomen verstaan.

Artikel 8.3.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verstrekken aan een eigenaar of huurder voor het vergroenen van (een deel van) de tuin.

Artikel 8.3.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van de subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de vergroening mag niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift.

  • b.

    een huurder komt alleen voor subsidie in aanmerking wanneer de schriftelijke toestemming van de eigenaar is bijgevoegd bij de aanvraag.

  • c.

    de eigenaar of huurder voegt foto’s bij de aanvraag toe van vóór en na de vergroening.

  • d.

    uit de aanvraag moet aantoonbaar blijken wanneer de vergroening heeft plaatsgevonden c.q. wanneer de kosten zijn gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld door het bijvoegen van een bon of factuur.

  • e.

    de eigenaar of huurder dient de aanvraag voor subsidie binnen 6 weken na vergroening c.q. het maken van de kosten in bij de gemeente.

Artikel 8.3.4 Budget

Voor de volgende regelingen geldt voor 2025 een gezamenlijk subsidieplafond van € 350.000:

  • a.

    Paragraaf 8.2 : Klimaat, aanleg groen dak

  • b.

    Paragraaf 8.3 : Klimaat, groen maken tuin

  • c.

    Paragraaf 8.4 : Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • d.

    Paragraaf 8.5 : Klimaat, regenwater bergen

  • e.

    Paragraaf 8.6 : Klimaat, regenton

Artikel 8.3.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie voor vergroenen is per perceel:

    • a.

      € 50 : bij 5m2 tot 10m2;

    • b.

      € 150 : bij 10m2 tot 205m2;

    • c.

      € 250 : bij 20m2 tot 30m2;

    • d.

      € 500 : bij >30m2.

Artikel 8.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie wanneer:

  • a.

    de oppervlakte van de vergroening minder dan 5m2 bedraagt;

  • b.

    de subsidieaanvraag niet binnen 6 weken na vergroening c.q. het maken van de kosten bij de gemeente is ingediend;

  • c.

    de aanvrager in 2025 in totaal al 2 keer subsidie heeft ontvangen volgens de regelingen genoemd in de paragrafen in artikel 8.3.4.

Paragraaf 8.4 Subsidieregeling Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

Artikel 8.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    appartementencomplex: een gebouw waarin meerdere woningen aanwezig zijn;

  • b.

    eigenaar: een eigenaar van een pand of perceel in de gemeente;

  • c.

    regenwater gebruiksinstallatie: een systeem dat opgeslagen regenwater toepast bij het doorspoelen van toiletten en/of bij gebruik van een wasmachine en/of waterirrigatie van de tuin; Het systeem kan inpandig of in de tuin worden aangebracht en bevat de volgende componenten: reservoir, pomp, aansluiting op gebruikspunten, een overstort, een suppletievoorziening;

  • d.

    woning: pand in de gemeente dat voor woningdoeleinden is bestemd.

Artikel 8.4.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een eigenaar voor het realiseren van een regenwatergebruiksinstallatie. Doel hiervan is dat eigenaren hun hemelwater kunnen hergebruiken voor onder andere toiletspoeling, auto wassen en bewatering van de tuin. Daarmee wordt drinkwatergebruik verminderd.

Artikel 8.4.3 Voorwaarden

  • 1.

    Voor het ontvangen van de subsidie gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de eigenaar maakt gebruik van het door het college vastgestelde aanvraag- en verantwoordingsformulier;

    • b.

      het volledig ingevulde aanvraagformulier wordt voor aanvang van de werkzaamheden ingediend;

    • c.

      voor het realiseren van een regenwater gebruiksinstallatie aan een woning geldt dat de eigenaar ook bewoner moet zijn.

    • d.

      als er meerdere (mede)eigenaren zijn van het gebouw, een lijst met hun namen, adressen en handtekeningen waaruit een goedkeuring van de aanvraag blijkt (zowel rechtspersonen als natuurlijke personen).

  • 2.

    De aanvraag moet zijn voorzien van:

    • a.

      als deze vereist is: een omgevingsvergunning en/of monumentenvergunning;

    • b.

      foto’s van de bestaande situatie;

    • c.

      een gespecificeerde begroting en/of offerte van de kosten van de voorziening;

    • d.

      een situatietekening op schaal waarop de locatie van de regenwatergebruiksinstallatie duidelijk is aangegeven;

    • e.

      een opgave van de aan te sluiten voorzieningen;

    • f.

      een schriftelijke verklaring van de fabrikant of leverancier dat de regenwater gebruiksinstallatie voldoet aan de NEN EN 16941-1:2018, zie www.nen.nl;

    • g.

      mits van toepassing: een afschrift van (te) ontvangen subsidies voor het realiseren van de regenwater gebruiksinstallatie.

Artikel 8.4.4 Budget

Voor de volgende regelingen geldt voor 2025 een gezamenlijk subsidieplafond van € 350.000:

  • a.

    Paragraaf 8.2 : Klimaat, aanleg groen dak

  • b.

    Paragraaf 8.3 : Klimaat, groen maken tuin

  • c.

    Paragraaf 8.4 : Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • d.

    Paragraaf 8.5 : Klimaat, regenwater bergen

  • e.

    Paragraaf 8.6 : Klimaat, regenton

Artikel 8.4.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 2.500 voor particuliere eigenaren van een pand.

  • 4.

    De subsidie is maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 10.000 voor eigenaren van een appartementencomplex, bedrijf of instelling.

Artikel 8.4.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie wanneer:

  • a.

    de aanvrager in 2025 in totaal al 2 keer subsidie heeft ontvangen volgens de regelingen genoemd in de paragrafen in artikel 8.4.4.

Paragraaf 8.5 Subsidieregeling Klimaat, regenwater bergen

Artikel 8.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    eigenaar: een eigenaar van een pand of perceel in de gemeente;

  • b.

    gemengd rioolstelsel: het openbaar riool met een buizenstelsel voor de gemengde afvoer van hemelwater en afvalwater;

  • c.

    hemelwater: alle vormen van water dat uit de hemel komt, zoals regen, sneeuw, hagel;

  • d.

    hemelwaterverordening: Hemelwaterverordening Súdwest-Fryslân 2023;

  • e.

    hergebruik: elke vorm van het opnieuw gebruiken en nuttig toepassen van hemelwater;

  • f.

    verhard oppervlak: het netto verhard oppervlak waardoor hemelwater versneld tot afvoer komt, zoals bebouwing, daken, (tuin)bestrating, parkeerplaatsen en overige verhardingen. Een groen dak als bedoeld in paragraaf 8.2 valt hier niet onder;

  • g.

    regenwaterberging: het realiseren van voorziening(en) om hemelwater te bergen, te infiltreren, te hergebruiken en/of vertraagd af te voeren. Hieronder vallen in ieder geval een regenwatervijver, infiltratiekratten, een greppel en/of een wadi.

Artikel 8.5.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een eigenaar voor het realiseren van een nieuw aan te leggen regenwaterberging. Doel hiervan is dat eigenaren hun hemelwater goed kunnen afvoeren, tijdelijk bergen en verwerken. Daarmee is minder kans op water(overlast) op straat, het bestrijdt verdroging en is beter voor planten en dieren.

Artikel 8.5.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van de subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de bebouwing is vóór 1 januari 2024 opgeleverd. In deze gevallen is er volgens de Hemelwaterverordening geen plicht om zelf zorg te dragen voor hemelwaterberging.

  • b.

    het afgekoppeld dakoppervlak die leidt naar de regenwaterberging is minimaal 9 m2;

  • c.

    de regenwaterberging kan minimaal 20 liter per m2 afgekoppeld dakoppervlak hemelwater bergen;

  • d.

    de regenwaterberging heeft een overloop en zorgt niet voor overlast aan nabijgelegen panden en percelen;

  • e.

    het ontwerp, de plaatsing en het onderhoud worden deugdelijk en zorgvuldig uitgevoerd.

  • f.

    de aanvraag richt zich op het realiseren van een regenwaterberging op overige verharde oppervlakken op het perceel, zoals de achterzijde van de woning.

Artikel 8.5.4 Budget

Voor de volgende regelingen geldt voor 2025 een gezamenlijk subsidieplafond van € 350.000:

  • a.

    Paragraaf 8.2 : Klimaat, aanleg groen dak

  • b.

    Paragraaf 8.3 : Klimaat, groen maken tuin

  • c.

    Paragraaf 8.4 : Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • d.

    Paragraaf 8.5 : Klimaat, regenwater bergen

  • e.

    Paragraaf 8.6 : Klimaat, regenton

Artikel 8.5.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is € 10 per m2 afgekoppeld dakoppervlak en € 300 voor iedere toegevoegde m3 regenwaterberging.

  • 4.

    De subsidie is maximaal € 2.000 per perceel.

Artikel 8.5.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie volgens deze paragraaf wanneer:

  • 1.

    de aanvrager in 2025 in totaal al 2 keer subsidie heeft ontvangen volgens de regelingen genoemd in de paragrafen in artikel 8.5.4;

  • 2.

    de aanvraag zich richt op de aanschaf van een regenton;

  • 3.

    de regenwaterberging een openbaar riool betreft die in beheer is bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • 4.

    de aanvraag zich richt op het realiseren van regenwaterberging aan de voorzijde van de woning;

  • 5.

    het gaat om percelen die vallen onder artikel 2 van de hemelwaterverordening (nieuwbouw) én met uitzondering van de oppervlakken die vallen onder artikel 3 van de hemelwaterverordening (en bij die percelen alleen de voorzijde van de woning).

Paragraaf 8.6 Subsidieregeling Klimaat, regenton

Artikel 8.6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    eigenaar: een eigenaar van een pand of perceel in de gemeente.

  • b.

    huurder: een huurder van een pand of perceel in de gemeente.

  • c.

    kortingsbon: fysiek voucher met een waarde van € 50,00 die geldt als korting op de aanschaf van een regenton met een waarde van minimaal 100 liter;

  • d.

    verkoper: een bouwmarkt of tuincentrum in de gemeente.

Artikel 8.6.2 Welke activiteiten

Het college kan subsidie verlenen aan een verkoper voor het tegen een gereduceerd tarief verkopen van een regenton aan een eigenaar of huurder. Doel hiervan is dat eigenaren en huurders hun hemelwater goed kunnen afvoeren en verwerken.

Artikel 8.6.3 Procedurebepalingen

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie geldt dat de verkopers gebruik maken van de door het college te verstrekken kortingsbon.

  • 2.

    De eigenaar of huurder vult de kortingsbon volledig in bij de verkoper.

  • 3.

    De verkoper brengt de subsidie bij de kassa direct in mindering op het aankoopbedrag.

  • 4.

    De verkoper ontvangt het subsidiebedrag door maandelijks een overzicht bij de gemeente in te dienen waaruit blijkt hoeveel regentonnen in de maand ervoor zijn aangeschaft.

  • 5.

    De verkoper moet de verantwoording van de kosten uiterlijk binnen 1 maand na aankoop bij de gemeente indienen.

  • 6.

    Het overzicht als bedoeld in lid 3 is voorzien van de volledig ingevulde kortingsbonnen inclusief aankoopbonnen waaruit blijkt dat de regenton is aangeschaft.

Artikel 8.6.4 Budget

Voor de volgende regelingen geldt voor 2025 een gezamenlijk subsidieplafond van € 350.000:

  • a.

    Paragraaf 8.2 : Klimaat, aanleg groen dak

  • b.

    Paragraaf 8.3 : Klimaat, groen maken tuin

  • c.

    Paragraaf 8.4 : Klimaat, regenwater gebruiksinstallatie

  • d.

    Paragraaf 8.5 : Klimaat, regenwater bergen

  • e.

    Paragraaf 8.6 : Klimaat, regenton

Artikel 8.6.5 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie bedraagt € 50,00.

Artikel 8.6.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie wanneer:

  • a.

    de regenton een inhoud heeft van minder dan 100 liter;

  • b.

    de eigenaar of huurder al eerder tegen een gereduceerd tarief een regenton heeft aangeschaft volgens deze regeling.

Hoofdstuk 9 Bestuur

Paragraaf 9.1 Jubilea

Artikel 9.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    aanvrager: stichting, vereniging of andere maatschappelijke organisatie uit de gemeente die actief is op het gebied van sport, cultuur of welzijnswerk. Hieronder vallen onder andere jeugdverenigingen, vrijwilligersorganisaties, dorpsbelangen en ouderenorganisaties. Onderwijsorganisaties vallen hier niet onder.

  • b.

    jubileum: het vieren dat de aanvrager aantoonbaar 50 jaar, 75 jaar, 100 jaar of een veelvoud van 25 jaar bestaat.

Artikel 9.1.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie verlenen aan een aanvrager voor het organiseren van een receptie of uitvoering vanwege een jubileum.

Artikel 9.1.3 Budget

Voor het jaar 2025 is het budget € 8.000.

Artikel 9.1.4 Verdeling

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van ontvangst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2.

    Verstrekking van subsidie vindt plaats tot het budget op is.

  • 3.

    De subsidie is maximaal € 5 voor elk jaar van bestaan tot maximaal € 500.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Naamgeving en inwerkingtreding

  • 1.

    De naam van deze nadere regels is: ‘Subsidieregelingen 2025 gemeente Súdwest-Fryslân’.

  • 2.

    Deze regelingen treden in werking op 1 november 2024.

  • 3.

    De Subsidieregelingen 2024 gemeente Súdwest-Fryslân van 17 oktober 2023 worden ingetrokken per 1 januari 2025.

  • 4.

    Besluiten die zijn genomen volgens de nadere regels als bedoeld in lid 3, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze nadere regels en waarvoor deze nadere regels overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten volgens deze nadere regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 1 oktober 2024.

Mrs. Drs. J.A. de Vries

Burgemeester

Drs. E.K. Strijker

Gemeentesecretaris

Bijlagen

Bijlage 1: nadere uitwerking criteria bedoeld in artikel 4.1.4

Bijlage 2: Klein onderhoud, behorend bij paragraaf 5.6 Ontmoetingsplaatsen