Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725779
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725779/1
Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2024
Geldend van 24-10-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2024Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar;
overwegende dat:
- •
de gemeenteraad de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2024 (hierna: de verordening) heeft vastgesteld;
- •
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar (hierna: het college) bevoegd is om beleidsregels vast te stellen;
- •
het wenselijk is om in lijn met de verordening regels te stellen voor de uitvoering van de bekostiging van de vervoersvoorzieningen voor leerlingen;
- •
de beleidsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op eenduidige manier te kunnen beoordelen.
besluit:
vast te stellen de beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2024.
Algemene toelichting
Ouders zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind(eren) en zij moeten er zelf voor zorgen dat hun kind(eren) iedere dag op school komt. Dit ligt vast in de Leerplichtwet. Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug is dus, in eerste instantie, een verantwoordelijkheid van de ouders. Meestal is dat geen probleem. De school ligt op loop- of fietsafstand of is met het openbaar vervoer te bereiken. Voor sommige kinderen is de situatie anders, bijvoorbeeld omdat:
- -
ze een handicap hebben;
- -
ze zijn aangewezen op een school voor speciaal onderwijs die flink uit de buurt van hun huis ligt;
- -
ouders kiezen voor een verder weg gelegen school van een bepaalde richting.
Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet op- of overdragen aan de gemeente. De wettelijke regelingen en de verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van ouders niet. Het leerlingenvervoer is dan ook bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. Als ouders daar redelijkerwijs niet in kunnen voorzien, heeft de gemeente de wettelijke taak om te zorgen voor de bekostiging van passend vervoer van het kind, en zo nodig een begeleider, naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Een school die aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de handicap van het kind. Ieder kind heeft recht op passend onderwijs.
In de verordening zijn criteria opgenomen en wordt op basis van een onderzoek naar de individuele situatie van de leerling een bekostiging toegekend aan de ouders voor het goedkoopst passend vervoer van de leerling. Het college bepaalt het recht op het leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor een beschikking. Het college hanteert een trapsgewijze beoordeling waarbij uitgegaan wordt van de (on)mogelijkheden van de leerling en het gezin. Zo wordt bij de beoordeling of er recht op leerlingenvervoer is gekeken of er sprake is van ernstige benadeling van het gezin. Er dient rekening gehouden te worden met van ouders (en leerling) redelijkerwijs te vergen inzet.
De zelfstandigheid van de leerling en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is daarbij het uitgangspunt. Dit houdt in dat bij de beoordeling eerst gekeken wordt of de leerling zelfstandig naar school kan gaan of dat dit aangeleerd kan worden. De eerste vorm van bekostiging van vervoer is het gebruik maken van een fietsvergoeding. Als deze vorm van vervoer voor de leerling niet haalbaar is, kan ander vervoer en indien nodig ook de vervoerskosten voor begeleiding worden vergoed. Het toekennen van leerlingenvervoer is maatwerk, waarbij iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld. Mede hierom heeft het college een actieve rol om de zelfredzaamheid te bevorderen door gesprekken aan te gaan met ouders en school. Er zijn vaste contactmomenten met de ouders van leerlingen:
- -
het moment van de eerste aanvraag;
- -
het moment waarop een kind 9 jaar is geworden;
- -
ieder jaar nadat de leerling 9 jaar is geworden en nog niet zelfstandig reist, met uitzondering van de gevallen waarin duidelijk is dat de leerling voorlopig of nooit zelfstandig zal kunnen reizen op grond van de handicap.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de verordening.
Artikel 2 Woning en gescheiden ouders / co-ouderschap
Het begrip woning is in de verordening omschreven als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, dan wel omgangsregeling, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee woningen (hoofdverblijven). Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders, afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar ze woonachtig zijn. Beide aanvragen worden getoetst aan de verordening leerlingenvervoer van desbetreffende gemeente(n). Wonen beide ouders in gemeente Zevenaar dan kan volstaan worden met één (gezamenlijke) aanvraag.
Paragraaf 2 Aanvraag en beoordelingsfase
Artikel 3 Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid
-
1. Het college stelt, in gesprek met de ouders en zo mogelijk met de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling op. Dit in ieder geval wanneer het leerlingen van 9 jaar en ouder betreft.
-
2. In dit plan wordt vastgelegd waar de leerling qua mobiliteit naartoe kan groeien en hoe dit begeleid moet worden. Het doel hiervan is om te beschrijven welke mogelijkheden er zijn om de leerling zelfstandiger te laten reizen, wat hiervoor nodig is, welke periode hiervoor gepland wordt, wat ouders hierin kunnen betekenen en waar het college ondersteunt. Het ontwikkelings-perspectief opgesteld voor de leerling door de school en/of samenwerkingsverband wordt bij het vervoersontwikkelingsplan betrokken.
-
3. Wanneer ouders geen medewerking verlenen aan het opstellen van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan voor de leerling kan het college het recht op leerlingenvervoer niet beoordelen. Het college kan dan besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen of kan overwegen om een onafhankelijk medisch advies in te winnen, waarmee de vervoersmogelijkheden van de leerling duidelijk worden.
-
4. Het vervoersontwikkelingsplan bevat minimaal de volgende onderwerpen om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te vergroten:
- -
afspraken met ouders;
- -
afspraken met school en/of samenwerkingsverband;
- -
afspraken met eventueel aanwezige maatschappelijke ondersteuning;
- -
afspraken met eventueel aanwezige jeugdhulpaanbieders;
- -
welke vorm van vervoer is mogelijk;
- -
wie of wat is er nodig om het doel te realiseren;
- -
periode en termijnen;
- -
het plan focust zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden.
- -
Artikel 4 Reistijd en afstand
-
1. Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats via de website voor het openbaar vervoer, www.9292.nl.
-
2. Het vaststellen van de reistijd met het eigen vervoer vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school en de meest passende manier van vervoer.
-
3. Het vaststellen van de afstand tussen de woning en de school vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl en rekening houdend met de meest passende manier van vervoer. Daarbij wordt altijd het gemiddelde van de heenreis en terugreis berekend. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de bekostiging van het leerlingenvervoer. Wegwerkzaamheden worden in de berekening van de afstand niet meegenomen.
Artikel 5 Handicap
-
1. In de zin van de verordening is een structurele handicap, een handicap die langer duurt dan drie maanden. Het college verzorgt geen vervoer om tijdelijke medische redenen, zoals een gebroken been of arm.
-
2. In geval van een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden, bijvoorbeeld een revalidatietraject, kan het college de leerling een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekken voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. De kosten gedurende de eerste drie maanden van dit vervoer zijn voor rekening van de ouders en/of de leerling indien die meerderjarig en handelingsbekwaam is. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op een bekostiging.
-
3. Van een verstandelijke handicap in de zin van de verordening is sprake als de leerling een IQ van minder dan 70 heeft.
Artikel 6 Medische verklaring
-
1. Wanneer aangepast vervoer wordt aangevraagd voor een leerling op grond van een structurele handicap, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Deze verklaring moet een antwoord geven op de volgende vraag: of de handicap ertoe leidt dat de leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan fietsen of van het openbaar vervoer gebruik kan maken? Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van het kind en pas in tweede instantie naar bijzondere omstandigheden in de gezinssituatie.
-
2. Wanneer een medische verklaring ontbreekt kan de leerling worden opgeroepen voor een medische keuring door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisaties. Dit geldt ook wanneer de overgelegde medische verklaring onvoldoende houvast biedt voor een beoordeling van de aanvraag. De kosten van dit externe onafhankelijke advies komen voor rekening van het college.
-
3. Het bepalen van de consequenties die de handicap van de leerling heeft op het vervoer gebeurt in principe tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag of periodiek vanaf het bereiken van de leeftijd van 9 jaar.
Artikel 7 Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school (scholen) niet toegankelijk is vanwege de onderwijssoort, moeten ouders dit aantonen via een onderwijskundige verklaring als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de verordening. Waarbij we de vraag beantwoord willen zien: of de handicap ertoe leidt dat de leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan fietsen of van het openbaar vervoer gebruik kan maken?
Artikel 8 Opstapplaatsen
-
1. Het college wijst een leerling toe aan een opstapplaats voor aangepast vervoer wanneer dit de doelmatigheid van het vervoer vergroot, met in achtneming van alles wat in artikel 10 van de verordening bepaald is.
-
2. De leerling wordt niet aan een opstapplaats toegewezen als:
- -
de leerling op grond van een door een arts afgegeven medische indicatie geen gebruik kan maken van een opstapplaats;
- -
de leerling rolstoel gebonden is, tenzij ouders hier zelf voor kiezen;
- -
ouders aantonen dat begeleiding van de leerling naar de opstapplaats door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;
- -
de leerling in een jeugdinstelling, gezinsvervangend tehuis etc. woont en de begeleiders vanwege zorg voor andere jeugdigen de leerling niet naar de opstapplaats kunnen begeleiden;
- -
het college toestemming heeft gegeven dat een leerling bij een kinderdagverblijf of geregistreerde gastouders wordt gehaald of gebracht.
- -
-
3. De locatie van de opstapplaatsen wordt bepaald door het college in overleg met de vervoerder. De opstapplaats is binnen 2 kilometer (maximaal 30 minuten lopen) van de woning.
-
4. Een opstapplaats voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:
- -
er is beschutting;
- -
de plek is een veilige plaats om te wachten;
- -
de plek is op een veilige wijze goed bereikbaar voor alle betrokkenen.
- -
-
5. Het is de verantwoordelijkheid van ouders dat:
- -
de leerling tijdig op de opstapplaats is;
- -
de leerling daar veilig kan wachten en geen overlast veroorzaakt;
- -
de leerling, indien nodig, op te halen op de opstapplaats (bij de terugreis) en naar huis of elders te begeleiden.
- -
-
6. De reistijd naar de opstapplaats telt niet mee in de bepaling van de reistijd in het aangepast vervoer.
-
7. De wachttijd bij een opstapplaats geldt wel als reistijd en is in alle gevallen ten hoogste 10 minuten.
-
8. Is er voor de leerling een opstapplaats aangewezen en heeft deze ook een indicatie voor aangepast vervoer naar een jeugdhulp locatie, dan kan de opstapplaats ook voor dat vervoer aangewezen worden.
Artikel 9 Vervoer bij crisissituaties
-
1. Het komt voor dat leerlingen uit andere gemeenten in het kader van jeugdhulp tijdelijk worden opgevangen in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit onze gemeente tijdelijk elders verblijven. Het college wil leerlingen die in een crisissituatie in onze gemeente verblijven tegemoet komen en hen de mogelijkheid bieden hun oude school te bezoeken.
-
2. Aanvragen om vervoer bij crisissituaties behandelt het college met voorrang en neemt daar zo snel mogelijk een besluit over.
-
3. Gemeenten in Nederland werken met een overgangsperiode van 6 weken waarin de oorspronkelijke gemeente van herkomst de kosten voor vervoer voor haar rekening neemt. Omwille van de rust voor de leerling verstrekt het college deze vergoeding ook voor maximaal zes weken. In deze periode wordt meestal duidelijk of het kind in de gemeente blijft wonen, zodat een andere school kan worden gezocht.
Paragraaf 3 Onderzoeksfase (bekostiging)
Artikel 10 Goedkoopst adequate bekostiging van het vervoer
-
1. Het college gaat bij de bekostiging uit van de goedkoopste adequate mogelijkheid van vervoer.
-
2. Indien de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.) gaat het college bij de bekostiging daarvan uit.
-
3. De ouders dienen door middel van (medische) verklaringen van deskundigen aan te tonen dat een voor de gemeente goedkopere wijze van vervoer niet adequaat is.
Artikel 11 Bekostiging gebruik (brom/snor)fiets
-
1. Indien een leerling, en een eventuele begeleider, voor het vervoer gebruik maakt van een (brom/snor)fiets, dan is de bekostiging conform artikelen 17 en 18 van de verordening. De bekostiging omvat ook vrijstelling van het drempelbedrag ex artikel 23 van de verordening.
Artikel 12 Bekostiging openbaar vervoer
-
1. De kosten van het openbaar vervoer worden berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer.
-
2. De bekostiging op basis van openbaar vervoer (met begeleiding) wordt berekend op basis van de kosten van het goedkoopst passende abonnement voor het vervoer met de bus, ook indien de leerling van een ander openbaar vervoermiddel gebruik maakt.
-
3. Voor bekostiging van het openbaar vervoer wordt uitgegaan van 10 reismaanden per jaar. Bij toekenning van openbaar vervoer met begeleiding vergoedt de gemeente deze kosten voor de leerling en voor de begeleider.
-
4. Leerlingen die op het voortgezet onderwijs en/of voortgezet speciaal onderwijs zitten en alléén met begeleiding met het openbaar vervoer kunnen reizen, komen gedurende een periode van maximaal 4 (school)jaar in aanmerking voor bekostiging. Dit geldt evenzo voor de bekostiging van de begeleider.
Artikel 13 Bekostiging aangepast vervoer
-
1. Wanneer een leerling in aanmerking komt voor aangepast vervoer dan wordt vervoer geregeld en bekostigd door het college.
-
2. Aangepast vervoer wordt uitgevoerd door een externe vervoerder. De leerling wordt van of naar het huisadres of centrale opstapplaats van en naar school gebracht.
-
3. Als er begeleiding nodig is in de taxi wordt gezocht naar een passende oplossing om dit mogelijk te maken. Ouders en het college trekken hierin samen op.
Artikel 14 Bekostiging eigen vervoer
-
1. Ouders die aanspraak maken op bekostiging van aangepast vervoer kunnen op verzoek in aanmerking komen voor bekostiging van eigen vervoer.
-
2. De hoogte wordt vastgesteld conform het tweede lid van artikel 20 van de verordening. Het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer als bedoeld in sub c van het tweede lid van artikel 20 van de verordening is € 0,23 per kilometer voor het schooljaar 2024-2025. Het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer kan jaarlijks wijzigen. Voor latere schooljaren wordt het geldende bedrag dan ook via de gemeentelijke website bekendgemaakt.
-
3. De km-vergoeding voor de auto, als bedoeld in het tweede lid, wordt in beginsel per schooldag tweemaal toegekend (de zogenaamde beladen ritten). Voor zover de leerling wordt gebracht en/of gehaald onderweg naar werk of opleiding wordt de km-vergoeding per schooldag respectievelijk niet toegekend, als dit zowel voor de heen als terugreis geldt, of voor één keer per dag toegekend, als dit voor de heen- of de terugreis geldt.
-
4. Ouders hebben zelf de keuzevrijheid inzake de besteding van de bekostiging eigen vervoer. Zij hoeven daarover geen verantwoording af te leggen. Daardoor krijgen ze de mogelijkheid om het vervoer zelf te organiseren door bijvoorbeeld het inzetten van derden, te carpoolen of het zelf inkopen van taxivervoer. Hierbij houdt het college rekening met artikel 20 lid 4 van de verordening. Ook wordt via het RBL gecontroleerd of er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim.
-
5. Indien meerdere kinderen uit een gezin worden vervoerd, wordt vergoeding berekend op basis van de afstand tussen woning en school van de verst van de school wonende leerling. Uitgegaan wordt van 200 dagen per schooljaar.
Artikel 15 Bekostiging voor de ouders voor het leren zelfstandig reizen
-
1. Indien ouders hun kind(eren) leren om zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen of zelfstandig naar school te fietsen kan aan de ouders hiervoor een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding kan maximaal over een periode van 1 maand worden toegekend en maandelijks worden verlengd. De vergoedingen zijn conform artikel 11 en 12 van deze nadere- en beleidsregels.
-
2. Voor kinderen die uitstromen vanuit het speciaal onderwijs naar het reguliere onderwijs/praktijkonderwijs is er in principe geen vergoeding meer mogelijk. Voor leerlingen die zelfstandig kunnen reizen is geen vergoeding mogelijk. Voor leerlingen die nog moeten leren zelfstandig naar school te reizen is tijdens een beperkte periode van maximaal 3 maanden (de overgangsfase) een vergoeding mogelijk voor de leerling en begeleiding. Voor de vergoedingen zie artikelen 11 en 12.
Artikel 16 Uitbetaling en terugvordering bekostiging leerlingenvervoer
-
1. De bekostiging van het gebruik van (brom/snor)fiets, auto en openbaar vervoer vindt twee maal per jaar plaats. Aan het begin en halverwege het schooljaar.
-
2. In geval van een eigen bijdrage komen de ouders voor bekostiging in aanmerking zodra de kosten meer bedragen dan de eigen bijdrage.
-
3. Indien de leerling ongeoorloofd verzuimt van school, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim, geen bekostiging verstrekt dan wel wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend. Zie artikel 7 van de verordening.
-
4. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe verstrekking van bekostiging, zie artikel 7 lid 7 van de verordening. Het college hanteert hierbij het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen bekostiging voor leerlingenvervoer altijd van de ouders wordt teruggevorderd, tenzij er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Artikel 17 Eigen bijdrage
-
1. Op aanvraag van ouders wordt bij de toepassing van een eigen bijdrage uitgegaan van het inkomen van een ander, recenter jaar, dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt aangevraagd, indien sprake is van:
- a.
een structurele terugval van ten minste 15% of meer in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of
- b.
een structurele terugval van ten minste 15% of meer in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.
- a.
-
2. Voor voogdijinstellingen die als ‘ouder’ kunnen worden aangemerkt en een aanvraag voor een leerling hebben ingediend, geldt geen eigen bijdrage omdat zij geen natuurlijke persoon zijn en derhalve geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.
Artikel 17 Meerjarige beschikking
-
1. Een meerjarige beschikking kan worden afgegeven op initiatief van het college.
-
2. Het college geeft een meerjarige beschikking af op basis van een inschatting van de waarschijnlijkheid dat de leerling in de opvolgende jaren een gelijkluidende beschikking zal ontvangen. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van onder andere de school, de leeftijd, de afstand, de aard van de handicap en de beschikbaarheid van het passende vervoer.
-
3. Ouders blijven op grond van artikel 7 van de verordening verplicht om wijzigingen, wanneer deze zich voordoen en van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, schriftelijk direct aan het college mee te delen.
-
4. Een meerjarige beschikking stopt altijd bij de overgang naar voortgezet onderwijs, een andere wisseling van school, een verhuizing van de leerling of de school. In het geval de beschikking stopt om één van deze redenen wordt er een nieuwe beoordeling worden gedaan voor de nieuwe situatie.
-
5. Indien er sprake is van bekostiging van het vervoer per (brom/snor)fiets, ov of eigen auto wordt per schooljaar uitbetaald conform het bepaalde in artikel 11, 12 of 14 van deze beleidsregels.
Paragraaf 4 Afbakening
Artikel 18 Grenzen aan het leerlingenvervoer
-
1. De verordening gaat uit van vervoer tussen woonadres en schooladres. Vervoer van school naar de buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen ander opvangadres dat niet is aangemerkt als woning, is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
de ouders moeten hierom schriftelijk verzoeken;
- b.
als het opvangadres binnen de route ligt van het aangepast vervoer waarin de leerling vervoerd wordt;
- c.
er geen extra kosten mee gemoeid zijn;
- d.
de overige leerlingen in betreffend vervoermiddel er geen onevenredig veel nadeel van ondervinden;
- e.
structuur is bepalend, dus een vaste dag en een vast adres.
- a.
-
2. Als aan de voorwaarden in het eerste lid wordt voldaan, verleend het college toestemming voor vervoer van en naar één opvangadres anders dan het woonadres.
-
3. Vervoer vanaf het opvangadres naar het woonadres valt buiten het leerlingenvervoer en is de verantwoordelijkheid van de ouders.
-
4. In de volgende situaties is er géén sprake van leerlingenvervoer:
- -
vervoer tussen schoolgebouwen onderling;
- -
vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal;
- -
vervoer voor medische of paramedische behandeling;
- -
vervoer voor schoolreisjes en sportdagen;
- -
vervoer naar logeerhuizen buiten de gemeente.
- -
-
5. Het onderwijs voor hoogbegaafden wordt vrijwel ook altijd gegeven op reguliere basisscholen, vallend onder de Wet op het Primair Onderwijs. Het college kent daarom geen bekostiging voor vervoer toe naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij ouders conform artikel 8 lid 3 van de verordening voldoen aan de daar gestelde voorwaarden.
Artikel 19 Stagevervoer
-
1. Zoals gesteld in artikel 15 van de verordening gelden er specifieke regels over de vervoersvoorziening naar stage. De kan bepaling in lid 5 van artikel 15 van de verordening vult het college als volgt in: de aanvraag voor stagevervoer moet vergezeld gaan van een stagecontract.
-
2. Naar analogie van ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ wordt het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’ gehanteerd. De school dan wel de leerling dient te zoeken naar een stageplaats zo dicht mogelijk bij de woning of op de route tussen woning en school. Wanneer hiervan wordt afgeweken, wordt bekostiging van vervoer naar een stageplaats alleen toegekend als de school dan wel de leerling deze keuze toereikend motiveert.
-
3. De maximale straal, als bedoeld in artikel 15 lid 3 sub d van de verordening, is 10 km van de woning of van de school.
-
4. Vervoer naar stageadressen vindt niet plaats buiten de reguliere schooltijden. Het stagevervoer vindt uitsluitend plaats op vaste uren in de ochtend en middag aansluitend aan de reguliere schooltijden, dus vervoer tijdens weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd.
Artikel 20 Taalklas en Internationale Schakelklas
-
1. Taalklas is basisonderwijs voor nieuwkomers waarin de nadruk ligt op het leren van de Nederlandse taal en cultuur.
-
2. Ook bij een aanvraag voor leerlingenvervoer naar taalklas geldt de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke taalklas. Zolang de leerling de dichtstbijzijnde taalklas bezoekt geldt deze als dichtstbijzijnde toegankelijke school en is het afstandscriterium van artikel 9 van de verordening niet van toepassing.
-
2. Een vervoersvoorziening voor een leerling die de taalklas bezoekt kan worden toegewezen als:
- a.
de leerling vanwege een status als vluchteling (statushouder) of als Oekraïense ontheemde in Nederland is en het Nederlands nog niet machtig is;
- b.
de leerling niet zelfstandig naar school kan lopen of fietsen, tenzij de taalklas in de eigen woonplaats wordt gegeven;
- c.
de leerling ook niet zelfstandig met openbaar vervoer naar school kan reizen;
- d.
de ouders op hetzelfde moment naar inburgeringslessen gaan en daardoor niet (altijd) in staat zijn om lopend, fietsend of in het openbaar vervoer begeleiding te bieden.
- a.
-
3. Bij een aanvraag ontstaat voor de leerling recht op bekostiging openbaar vervoer met of zonder begeleiding. Ouders zijn verplicht om waar mogelijk te kiezen voor inburgering op tijden en plaatsen die het toelaten dat zij ook hun kind naar en van school begeleiden. Als dit niet lukt, is dat voldoende reden om voor die dagen aangepast vervoer toe te kennen als de leerling niet zelfstandig of door anderen begeleid naar school kan reizen. Deze situatie loop tot einde taalklas met een maximum van 1 jaar (per schooljaar moet een aanvraag gedaan worden).
-
4. De ouders of verzorgers of begeleiders worden geacht in de periode waarin de leerling met aangepast vervoer reist samen met de leerling te oefenen in het reizen naar school met openbaar vervoer of met de fiets. De kosten die het oefenen met zich meebrengt worden door het college vergoed.
-
5. Wanneer taalklas vol is en de leerling gebruik moet maken van taalklas die verder weg gelegen is, wordt deze gedurende het gehele (resterende) schooljaar als meest dichtstbijzijnde toegankelijke school gezien. Bij een nieuwe aanvraag wordt met de aanvrager afgewogen om eventueel te wisselen naar de taalklas die dichter bij gelegen is, waardoor bijvoorbeeld zelfstandig reizen per fiets gemakkelijker te realiseren is.
-
6. De Internationale Schakelklas (ISK) is voortgezet onderwijs voor nieuwkomers waarin de nadruk ligt op het leren van de Nederlandse taal en cultuur.
-
7. Taalachterstand valt niet onder het begrip gehandicapte leerling in artikel 1 van de verordening. Omdat het leerlingenvervoer naar het voortgezet onderwijs alleen openstaat voor gehandicapte leerlingen, zie artikel 9 lid 2 van de verordening, is er geen bekostiging van vervoersvoorzieningen voor ISK-leerlingen.
Artikel 21 Begeleiding in het vervoer
-
1. De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek ligt bij ouders. Individuele (medische) begeleiding van de leerling in het vervoer is ook de verantwoordelijkheid van ouders.
-
2. Werk of anderszins ontslaat ouders, in beginsel, niet van deze verantwoordelijkheid.
-
3. Ingeval de leerling een andere structurele verblijfplaats heeft dan de ouders, bijvoorbeeld een instelling, blijven de ouders en de structurele verblijfplaats verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug.
-
4. Als ouders zelf niet in staat zijn om begeleiding in het vervoer te bieden, is het hun verantwoordelijkheid iemand (uit hun netwerk) daarvoor te regelen die deze taak van hen, hetzij tijdelijk, overneemt.
Artikel 22 Ernstige benadeling van het gezin
-
1. Als het begeleiden van de leerling in het vervoer door ouders of anderen onmogelijk is, of tot ernstige benadeling van het gezin leidt, kunnen de ouders worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend (artikel 19 sub c verordening).
-
2. De onmogelijkheid of ernstige benadeling van het gezin moeten ouders aantonen door bijvoorbeeld te laten zien dat er geen andere opties zijn en welke acties zij hebben verricht om de begeleiding door derden te laten doen.
-
3. Om begeleiding van de leerling in het vervoer te regelen wordt van ouders een redelijkerwijs te vergen inzet verwacht, zoals aanpassen van werktijden of kopen van een vervoermiddel.
-
4. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd dan wel er is sprake van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, als er aantoonbaar sprake is van minimaal één van de volgende situaties:
- a.
de ouder van een eenoudergezin kan niet langer werk uitoefenen als hij/zij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn/haar kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijds- opleiding of inburgeringsplicht wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden opgevraagd;
- b.
er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind en er geen andere oplossingen binnen het netwerk van de ouder aanwezig zijn. De bewijslast ligt hiervoor bij de ouder;
- c.
er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander kind is dat door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en daardoor niet alleen naar school kan of alleen thuis kan blijven en hiervoor geen andere oplossingen binnen het netwerk van de ouder aanwezig zijn. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en de ouder dient hiervoor een medische verklaring te leveren;
- d.
er structurele medische redenen zijn die langer dan drie maanden duren en die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. In deze gevallen kan een medische verklaring worden opgevraagd;
- e.
de reistijd van de begeleidende ouder(s), om de leerling naar school te begeleiden meer dan 3 uur per dag in beslag neemt;
- f.
bij een tweeoudergezin en een combinatie van bovenstaande leidt tot eenzelfde ernstige benadeling. Het enkele feit dat de ouders beiden werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.
- a.
Artikel 23 Lestijden en lesuitval
-
1. Conform artikel 13 van de verordening wordt voor het aangepast vervoer uitgegaan van de schooldagen en schooltijden op basis van de schoolgids. Het aangepast vervoer brengt de leerling op tijd voor de start van de schooldag op school en haalt de leerling na afloop van de schooldag op.
-
2. Met individuele roosters die eerder of later beginnen, bijvoorbeeld na lesuitval, wordt in het aangepast vervoer geen rekening gehouden. Op verzoek van ouders kunnen de mogelijkheden voor een andere route worden bekeken op het moment dat de leerling structureel meer dan twee lesuren moet wachten op school. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.
-
3. Als er sprake is van een roosterwijziging dient deze structureel van aard te zijn en minimaal twee weken voor ingang bekend te zijn bij het college.
-
4. Voor leerlingen die vanwege hun structurele handicap wisselende school- of lestijden hebben, kan voor het aangepast vervoer een uitzondering gemaakt worden.
Artikel 24 Omgangsregels in aangepast vervoer
-
1. In artikel 7 lid 5 van de verordening is bepaald dat het college een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer kan herzien, opschorten dan wel intrekken. Het college doet dit op basis van het geldende Incidentenprotocol Routevervoer AVAN.
-
2. In principe begeleidt de chauffeur de leerlingen. Ouders zijn echter verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen in het aangepast vervoer en dienen hun kinderen te instrueren zich te gedragen. Blijkt er toch aanvullende begeleiding nodig te zijn, dan stelt het college de ouders/verzorgers een zitplaats ter beschikking voor de begeleiding. De ouders worden hierbij gewaarschuwd dat als de begeleiding niet geleverd wordt en/of het gedrag van de leerling niet verbetert, het college kan besluiten het aangepast vervoer te beëindigen.
Paragraaf 5 Slotbepalingen
Artikel 25 Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2018 worden ingetrokken met ingang van de in lid 2 bedoelde datum.
-
2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
-
3. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zevenaar 2024.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar,
Danielle Jansen, secretaris
Lucien van Riswijk, burgemeester
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl