Nadere regels behorend bij Verordening Werken in de Openbare Ruimte Amsterdam (2024)

Geldend van 31-10-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels behorend bij Verordening Werken in de Openbare Ruimte Amsterdam (2024)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, gelet op Artikel 149 Gemeentewet,

besluit de bestaande regeling Nadere Regels Werken in de Openbare Ruimte (2021) in te trekken en de volgende regeling vast te stellen:

Nadere Regels behorend bij Verordening Werken in de Openbare Ruimte Amsterdam (2024)

Hoofdstuk 1. Inleiding

1.1. Inleiding

Dit document bevat nadere regels ter uitvoering van de artikelen van de verordening Werken in de Openbare Ruimte (2024) (hierna: de verordening WIOR) in Amsterdam, ofwel de Nadere Regels WIOR (2024). De Nadere Regels zijn vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders … Een ieder is verplicht zich te houden aan de regels uit de verordening WIOR en de Nadere Regels WIOR (2024)

Hoofdstuk 1 bevat naast de inleiding een lijst van gebruikte afkortingen en een definitielijst met uitleg over veelgebruikte termen in de Nadere Regels WIOR.

Hoofdstuk 2 bevat de algemene uitvoeringsvoorschriften werken in de openbare ruimte ex artikel 6 van de verordening WIOR. Dit zijn algemene voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, tracébepaling en schadepreventie, waar partijen zich in elk geval altijd aan moeten houden.

Hoofdstuk 3 beschrijft het regie- en coördinatieproces, dat moet worden doorlopen en waarmee de gemeente haar wettelijke regietaak invult en de coördinatie faciliteert. Dit hoofdstuk bevat de regels rond het proces en de overlegorganen ex artikel 5 en de wijze van aanmelding, vergunningaanvraag, melding en kennisgeving ex artikel 9 t/m 15 van de verordening WIOR.

Hoofdstuk 4 bevat de financiële regelingen gekoppeld aan het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte, zoals de verlegregeling voor kabels en leidingen en de kostenverdeling rond gecombineerd uitgevoerde werkzaamheden. Dit zijn allemaal regels ex artikel 23 van de verordening WIOR.

Bijlage 1 is het uitlegschema waarin de verplichte onderlinge afstanden en diepteligging van de kabel- en leidingnetwerken zijn vastgelegd.

Afkortingen

Deze paragraaf beschrijft de afkortingen zoals deze voorkomen in de Nadere Regels WIOR.

AB

assetbeheerder(s) en eigenaren van assets inclusief kabel- en leidingnetwerken

B&W

het college van burgemeester en wethouders

BLVC

bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie

TZH

Toezichthouder (handhaver) op het correct uitvoeren van de werkzaamheden

IGP

Integraal gebiedsplan

IB

Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam

K&L

kabel- en leidingnetwerken

KLB

kabel- en leidingbeheerder(s)

KLIC

Kabels en Leidingen Informatie Centrum

OV

openbaar vervoer

PBI

Plan en Besluitvormingsproces Infrastructuur

Plaberum

Plan en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen

STR

Stadsregie

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VRI

verkeersregelinstallatie

WIOR

Werken in de Openbare Ruimte

WWU

Werkgroep Werk in Uitvoering

ZWIA

(handboek) Zo Werken wij in Amsterdam

1.2. Definities

Assetbeheerder

Als opgenomen in de verordening WIOR artikel 1 onder e.

BLVC-kader

Generieke BLVC-voorschriften voor een groot gebied, zoals IJburg. In de BLVC-plannen die verbonden zijn aan specifieke projecten binnen dit gebied, moeten de voorschriften van het kader zijn overgenomen.

BLVC-maatregelen

Maatregelen als bouwhekken, afzettingen, omleidingsborden, verkeersregelaars, communicatie etc. die worden genomen voor de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie bij de uitvoering van werkzaamheden in de openbare ruimte

BLVC-plan

Als opgenomen in de verordening WIOR artikel 1 onder t.

Bomen

Van de eerste categorie zijn bomen groter dan 15 meter in volgroeide staat. Van de tweede categorie zijn bomen met een hoogte van 10 – 15 meter in volgroeide staat. Van de derde categorie zijn bomen van 6 – 10 meter in volgroeide staat.

Bouwproject

In deze Nadere Regels worden alleen die bouwprojecten bedoeld die leiden tot het aanbrengen van kabel- en leidingnetwerken of het openbreken van het maaiveld in de openbare ruimte.

Bovengrondse voorzieningen

Bovengrondse objecten < 15 m2 en lager dan 3 meter die onderdeel zijn van kabel- en leidingnetwerken ten behoeve van het functioneren van de kabel- en leidingnetwerken en het doorgeven van energie en data etc, zoals: middenspanningsruimtes (MSR) Point of Presence (PoP) wisselkasten, provisoria (tijdelijke kast) warmteoverdrachtstations (WOS), OAP-kasten, walkasten (meterkast) tbv woonschepen, kasten t.b.v. openbare verlichting, kasten voor Verkeer Regel Installaties (VRI), apparatuurkasten tbv het functioneren van antenne-installaties, laadpalen.

Locatie, vormgeving en beheer van de bovengrondse voorziening maken deel uit van het Tracé-akkoord

Calamiteit

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder Q.

Commerciële voorzieningen

Winkels, markten, bedrijventerreinen etc. waarbij extra maatregelen aan de uitvoering kunnen worden gesteld ten einde omzetderving en onbereikbaarheid zoveel mogelijk te voorkomen.

Cunet

De funderingslaag (zandbed) van de weg.

Degeneratie

Versnelde achteruitgang van de kwaliteit van verhardingen ten gevolge van het feit dat de verharding opgebroken is geweest.

Distributiekabels en -leidingen

Kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben.

Evenement

In deze Nadere Regels WIOR worden alleen die evenementen bedoeld die door hun grootte of locatie (op of aan het hoofdnet) van invloed kunnen zijn op de stedelijke bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid.

Gemeente:

De gemeente in de rol van opdrachtgever valt in deze Nadere Regels onder de definitie van assetbeheerder.

Gemeentelijke assets:

Bomen, wegbedekking/maaiveldverharding, straatmeubilair, riolering plus toebehoren, groenvoorzieningen, openbare verlichting, verkeerregelinstallaties, kunstwerken zoals bruggen, tunnels en walmuur-/kadeconstructie, e.d.

Graafluwte

Een periode waarbinnen de gemeente zo min mogelijk werkzaamheden toestaat ten einde de maatschappelijke schade ten gevolge van werkzaamheden zo gering mogelijk te houden. Aan werkzaamheden die binnen de graafluwte periode moeten worden uitgevoerd kunnen daarom extra BLVC-maatregelen worden verbonden.

Huisaansluiting

De verbinding tussen een distributiekabel/-leiding en een perceel of pand

Intake

Aan de hand van de coördinatie-aanmelding ex artikel 1 onder k verordening WIOR wordt de impact van het werk en het te doorlopen proces bepaald.

Integraal gebiedsplan

Een, op basis van een voordracht van het Directeuren Overleg Openbare ruimte (DO-OR), door het College van B&W vastgesteld gebied waarbinnen een ontwerpkader is vastgesteld voor de onder- en bovengrondse (openbare)ruimte, inclusief de kabel- en leidingnetwerken en waarbinnen de werkzaamheden in nauwe samenwerking worden uitgevoerd. Aan een IGP kan een regieslot worden verbonden.

Instemmingsbesluit

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder I.

Kabel- en leidingnetwerken

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder G.

Netbeheerder

Degene die in de stad kabel- en leidingnetwerken aanlegt of onderhoudt, in eigendom heeft of, uit naam van de eigenaar, beheert.

Kunstwerken

Bouwwerk waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels, sluizen, inclusief toebehoren zoals landhoofden.

Langetermijnplanning

Overzicht van initiatieven voor het uitvoeren van werkzaamheden.

Maatschappelijke schade

Schade (overlast, hinder, tijdverlies, degeneratie maaiveld, etc) door werkzaamheden voor de omgeving, omwonenden, , reizigers etc Termen als etc. proberen te vermijden in definities

Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen als scholen, Openbaar vervoer ziekenhuizen, overheidsinstellingen met een publieksfunctie etc. waarbij extra voorschriften aan de uitvoering kunnen worden gesteld.

Nood- en hulpdiensten

Ambulances, brandweer- en politie(voertuigen).

Openbare ruimte

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder H.

Projectkosten

Verzamelbegrip van kosten voor de organisatie en uitvoering van gecombineerde projecten die verdeeld kunnen worden onder de samenwerkende deelnemers:

  • o

    Proceskosten (voorbereiding): waaronder de werkzaamheden van de initiatiefnemer voor de organisatie, het bijwonen van overleggen, het uitvoeren van de wenstracéprocedure, het (laten) opstellen van een BLVC-plan.

  • o

    Uitvoeringskosten: gezamenlijk innovaties voor inpassing kabel- leidingnetwerken, BLVC-maatregelen: bouwhekken, afzettingen, omleidingsborden, verkeersregelaars, communicatie etc.) en de herstraatkosten van gecombineerde projecten.

Railinfrastructuur

Onroerende voorzieningen voor en toebehorend aan railgebonden vervoer, zoals rails, bovenleiding en -masten, perrons, haltes, kasten.

Regieslot

Een door de Stadsregisseur afgegeven tijdsperiode voor een gebied of traject waarbinnen partijen op voorhand aangeven of zij wel of niet werkzaamheden hebben uit te voeren, en deze in nauwe samenwerking uitvoeren (ontwerp, financiering, fasering, Tracé-akkoord, BLVC, uitvoering) gevolgd door een periode van 10 jaar graafluwte. Als het regieslot onverhoopt doorbroken moet worden, kunnen extra BLVC-maatregelen worden verlangd om de (maatschappelijke) schade te verminderen.

Tijdslot

Het tijdvak waarbinnen de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd

Tijdelijke verkeersmaatregel

Een besluit genomen door de gemeente om tijdelijk (niet langer dan 4 maanden) afzettingen, verkeerstekens en verkeersborden te plaatsen, bijvoorbeeld voor het afzetten van parkeerplaatsen of bij wegwerkzaamheden.

Transportkabels en -leidingen

transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten. Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of -leiding wordt gedefinieerd:

soort kabel of leiding

definitie transportfunctie

elektriciteitskabels

kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger

gasleidingen

leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger

waterleidingen

leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

stadsverwarming/

stadskoude

leidingen met een nominale druk van 16 bar en hoger en een diameter van 300 mm en groter

riolering

alle standvaste (onderheide) leidingen, leidingen dieper dan 1.7 b.o.b. en alle persleidingen met een diameter groter dan 160 mm

Tracé-akkoord

Als opgenomen in de verordening WIOR artikel 1 onder S

Uitlegschema

Schema waarin de voorgeschreven onderlinge afstanden en de dekking zijn opgenomen van kabel- en leidingnetwerken

Vergunning / Instemmingsbesluit

In dit document wordt bedoeld de WIOR-vergunning of Instemmingbesluit zoals verleent door de gemeente.

Verkeersbesluit

Een besluit als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet

Wenstracéprocedure

Procedure om te komen tot een voorstel voor ordening van onder- en bovengrondse kabel- en leidingnetwerken en het in beeld brengen van (gedwongen) verleggingen (ex artikel 21 verordening WIOR) en voor de mogelijkheden tot het verwijderen van ongebruikte kabel- en leidingnetwerken ex artikel 20 verordening WIOR en de mogelijkheden tot het medegebruik maken van reeds aanwezige infrastructuur ex artikel 8 verordening WIOR.

Verkeersnet Plus- en Hoofdnet

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder CC.

Werkgrenzen

Afbakening van de locatie van werkzaamheden van iedere afzonderlijke deelnemer

Werkterrein

Terrein waar de werkzaamheden plaatsvinden, inclusief opslag van materiaal en materieel, keten en inclusief bijbehorende afzettingen en bebording.

Werkzaamheden

Als opgenomen in de verordening WIOR art 1 onder F.

WWU

Werkgroep Werk in Uitvoering, adviseren over en toetsen van BLVC-plannen.

Hoofdstuk 2. Algemene Uitvoeringsvoorschriften

2.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat algemene uitvoeringsvoorschriften ex. artikel 6 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte. Het betreft voorschriften op het gebied van technische uitvoeringswijze, kabel- en leiding tracé’s, inpassing bovengrondse voorzieningen, (verkeers)veiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie en schadepreventie, waar iedere opdrachtgever en/of uitvoerder van werkzaamheden zich altijd aan moet houden. Naast deze algemene voorschriften kan de gemeente per werk nog bijzondere of afwijkende voorschriften stellen, gekoppeld aan de vergunning of het instemmingsbesluit.

Het college kan op basis van de Nadere Regels in specifieke omstandigheden besluiten andere uitvoeringsvoorschriften te stellen als dit voor het behalen van de doelstellingen ex artikel 6 lid 2 WIOR nodig is. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een integraal gebiedsplan (IGP). In artikel 2.5 zijn deze specifieke omstandigheden opgenomen

2.2. Tijdstip en wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden (ex Artikel 6 Verordening WIOR)

  • a.

    (Graaf)werkzaamheden in de directe nabijheid van kabels en leidingen moeten door de vergunninghouder met de betrokken AB’ers worden afgestemd.

  • Toelichting

  • Het regie- coördinatieproces (zie hoofdstuk 3) voorziet hierin. Bij kleine werkzaamheden die niet het regie- coördinatieproces doorlopen kan de afstemming mede worden geïnitieerd door het doen van een graafmelding bij het Kadaster.

  • b.

    De werkzaamheden moeten veilig worden uitgevoerd en minimale hinder geven. De betreffende CROW-voorschriften en het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam - Op straat’ dienen hiertoe als leidraad.

  • Toelichting

  • Het Handboek ‘Zo Werken Wij In Amsterdam - Op straat’ (ZWIA) is te downloaden https://www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/werken-openbare-ruimte/

  • c.

    Werkzaamheden tussen 19.00 uur en 7.00 uur mogen alleen in geval van technische of maatschappelijke noodzaak plaatsvinden en worden uitgevoerd met zo min mogelijk hinder. De maatregelen voor het tegengaan van hinder en extra communicatie-activiteiten moeten zijn opgenomen en beargumenteerd in het BLVC-plan.

  • Toelichting

  • Een verzoek tot het verlenen van een vergunning in avond en nacht dient altijd goed gemotiveerd te worden zodat beoordeeld kan worden of de werkzaamheden daadwerkelijk in de avond/nacht moeten plaatsvinden (technische of maatschappelijke noodzaak).

  • Als er geen sprake is van noodzaak en/of er onvoldoende maatregelen zijn genomen om de overlast te minimaliseren kan vergunning worden geweigerd (ex artikel Artikel 13 WIOR).

  • d.

    De vergunninghouder dient de toegankelijkheid voor nood- en hulpdiensten, brandvoorzieningen en (nood)uitgangen van woningen en (openbare) gebouwen te garanderen. Doorrijbreedte is minimaal 3.50 meter. Doorrijhoogte is minimaal 4.20 meter.

  • Toelichting

  • De doorrijbreedte en –hoogte zijn bij werkzaamheden belangrijke voorschriften van de brandweer. Alle richtlijnen zijn te vinden via https://www.brandweer.nl/amsterdamamstelland/

  • e.

    Kabels, leidingen en toebehoren zoals kasten, putten, brandkranen en afsluiters moeten bereikbaar zijn.

  • f.

    Materialen, materieel en stoffen moeten binnen het werkterrein blijven en voorkomen moet worden dat deze hinder voor de omgeving geven, conform de daarvoor geldende wettelijke regels.

  • Toelichting

  • Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan modder (gladheid) en rommel (val- en aanrijdgevaar) en aan regels op het gebied van veiligheid en gezondheid (V&G), arbeidsomstandigheden en geluidhinder, zoals opgenomen in de milieu- en arbowetgeving .

  • g.

    Tijdens én na de werkzaamheden dienen werkterrein en/of de openbare weg schoon en opgeruimd te zijn met het oog op veiligheid en een leefbare omgeving.

  • h.

    Bouwstoffen, restmaterialen en opstallen, waaronder vrijgekomen of niet meer terug te plaatsen grond, dienen na uitvoering van de werkzaamheden verwijderd te zijn volgens de betreffende regelgeving.

  • i.

    De vergunninghouder dient het werkterrein zo in te richten dat dit goed zichtbaar en veilig is.

  • j.

    De vergunninghouder zorgt ervoor dat het verkeer ongehinderd en veilig langs het werk wordt geleid. Randvoorwaarden daarbij dienen afgestemd te worden met de vergunningverlener.

  • k.

    Gemeentelijke en particuliere eigendommen, zoals bomen, straatmeubilair en kabels en leidingen, mogen niet worden beschadigd.

  • l.

    De vergunninghouder mag kortdurende werkzaamheden op hoofdnetten niet in de spits uitvoeren, uitgezonderd in geval van calamiteiten. De spitsperiodes lopen van 6.30 - 9.30 uur en van 15.30-19.00 uur.

  • m.

    Indien verplaatsing, uitbreiding of verwijdering van gemeentelijke eigendommen, zoals openbare verlichting, riolering, straatmeubilair en railinfrastructuur nodig is, dan dient de initiatiefnemer/vergunninghouder dit tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de betreffende eigenaar.

  • n.

    De initiatiefnemer/vergunninghouder dient werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, viaducten, walmuren, tunnels en sluizen tijdig voorafgaande aan de werkzaamheden af te stemmen met de beheerder van het betreffende kunstwerk.

  • o.

    Zonder uitdrukkelijke toestemming van de vergunningverlener mogen geen belastingen worden aanbracht op of in de invloedsfeer van kunstwerken, zoals dekken en/of constructies van bruggen en walmuren en op of in de invloedsfeer van ondergrondse bouwwerken, zoals parkeergarages.

  • p.

    Werkzaamheden onder of in de directe nabijheid van railinfrastructuur mogen alleen onder een vergunning Wet Lokaal Spoor worden uitgevoerd.

  • q.

    Het is verboden werkzaamheden uit te voeren als vanwege weersomstandigheden of maatschappelijke omstandigheden als evenementen of demonstraties het risico op schade, ongevallen of onevenredige overlast te groot is.

2.3. Herstel openbare ruimte (ex Artikel 23 Verordening WIOR)

  • a.

    Het herstel van elementen straatverharding, uitgezonderd sierbestrating en asfalt, in de openbare ruimte wordt uitgevoerd door de initiatiefnemer(s) en wordt afgerekend conform de wijze zoals beschreven in hoofdstuk 4 tenzij door de gemeente anders wordt bepaald bijvoorbeeld bij asfalt of sierbestrating die door de gemeente worden hersteld. Herstel van het maaiveld van groenvoorzieningen vindt plaats door de gemeente.

  • b.

    Bij herstel van openbare ruimte die minder dan 5 jaar geleden is (her)ingericht of volledig is vernieuwd, bepaalt de gemeente na overleg met de vergunningaanvrager de meest geschikte wijze van herstel. Dit vindt plaats vóór afgifte van de vergunning of vóór aanvang van kleine werkzaamheden.

  • Toelichting

  • Uitgangspunt hierbij is dat na herstel geen extra onderhoud benodigd is en er geen sprake is van degeneratie. Dit betekent meestal dat er een groter oppervlakte straatwerk wordt vernieuwd dan de oppervlakte van het opgebroken straatwerk. Het herstel wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in hoofdstuk 4 paragraaf 4.4.

  • c.

    Direct bij de start werkzaamheden wordt hiervan kennis gedaan bij de gemeente.

  • d.

    Direct na afloop van de werkzaamheden wordt hiervan kennis gedaan.

  • e.

    Stolpersteine, messing steentjes voor de woningen van slachtoffers nationaal-socialisme moeten met respect worden behandeld, niet beschadigd worden en correct teruggeplaatst. Ruim voor aanvang van de werkzaamheden moet dit ook in samenspraak met de betreffende HOOR-coördinator, worden geregeld.

  • f.

    Indien na oplevering en goedkeuring van hersteld straatwerk naar oordeel van de gemeente blijkt dat het herstel van onvoldoende kwaliteit is, dan zal de grondroerder in staat gesteld worden om dit te herstellen. Indien herstel niet tijdig plaatsvindt, onvoldoende is of uitblijft kan de gemeente het herstel laten verrichten door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten worden vervolgens aan de initiatiefnemer doorberekend.

2.4. Kabel- en leidingnetwerken (ex Artikel 6 Verordening WIOR)

  • a.

    Kabels en leidingen dienen zo gesitueerd te zijn dat zij een minimale ruimte in beslag

  • nemen, maar zo dat zij elkaar niet hinderen en dat onderhoud aan en vervanging van kabels en leidingen mogelijk blijft tegen de laagst maatschappelijke kosten.

  • b.

    Voor de tracébepaling wordt onder andere getoetst aan het uitlegschema in bijlage 1 waarin de positie in de ondergrond en de minimale onderlinge afstanden van kabel- en leidingnetwerken zijn vastgelegd en op basis van onderstaande dwarsprofielen.

Model dwarsprofiel gemeente Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

  • c.

    Kabels en leidingen van verschillende modaliteiten dienen in lengterichting niet boven elkaar gesitueerd te worden in verband met veiligheid en bereikbaarheid van de onderste kabels en leidingen.

  • d.

    Ter voorkoming van schade en vanwege de bereikbaarheid bij verstoppingen geldt voor riolering huisaansluitleidingen dat deze over alle andere kabels en leidingen heen onder vrij verval moeten kunnen afvoeren naar het distributieriool.

  • e.

    De locatiebepaling, vormgeving en beheer van (bovengrondse) voorzieningen ten behoeve van kabels en leidingen, zoals middenspanningsruimtes, verdeelstations, omvormingsstations, PoP-gebouwtjes, meterkasten en dergelijke gebeurt vanuit het uitgangspunt van een goede ruimtelijke inpassing. De initiatiefnemer dient binnen het coördinatieproces of binnen Plaberum of PBI met de gemeente tot overeenstemming te komen. Locatie, vormgeving en beheer zijn onderdeel van het Tracé-akkoord.

Overeenstemming over locatie, vormgeving en beheer van bovengrondse voorzieningen die onder de classificatie ‘groot’ vallen (afwegingskader 3.6) en solo worden uitgevoerd, wordt bereikt in de intakefase van het WIOR-proces. De casemanager Bovengrondse Voorzieningen begeleidt het proces aan de hand van de Routekaart Inpassing bovengrondse nutsvoorzieningen, waarin initiatiefnemer en gemeente tot overeenstemming komen. Na overeenstemming gaat het proces verder met de consultatieronde en verdere stappen (tracé-akkoord-projectaanpak-vergunningaanvraag-uitvoering).

Bovengrondse voorzieningen waarvan locatie, vormgeving en beheer al zijn vastgesteld in het ontwerp (stedebouwkundig plan) in stap 3 van het Plaberum (plan- en besluitvormingsproces ruimtelijke maatregelen) of het ontwerp in stap 4 van het PBI (Plan- en besluitvormingsproces Infrastructuur) én waarbij de casemanager Bovengrondse Voorzieningen actief is betrokken, hoeven niet opnieuw te worden getoetst door de gemeente. Zij worden wél opgenomen in het Tracé-akkoord.

Bovengrondse voorzieningen die onder de categorie ‘middel’ vallen van het afwegingskader 3.6 maar waarvan de locatie en vormgeving al eerder zijn vastgesteld door het stadsdeel(bestuur) vallen onder de categorie klein.

Opties voor een goede inpassing zijn:

  • -

    Inpandig

  • -

    Ondergronds

  • -

    Medegebruik (combigebouwtjes etc.)

  • -

    Bijzondere vormgeving (materiaal, omvang en/of kleur);

  • -

    Onopvallend in de openbare ruimte;

  • -

    Goed beheer.

(Bovengrondse )Voorzieningen ten behoeve van kabel en leidingnetwerken zijn zoal:

  • lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken

  • Trafokasten, middenspanningsruimten, algemeen voedingspunten, provisoria (tijdelijke kast)

  • Warmteoverdrachtstations (WOS)

  • PoP-gebouwtjes (point of Presence), OAP-kasten

  • Ondergrondse handholes

  • Mantelbuizen

  • Putconstructies

  • Walkasten (meterkast) tbv woonschepen

  • kasten t.b.v. openbare verlichtingsmasten (bv inzake aanrakingsveiligheid)

  • Kasten voor Verkeer Regel Installaties (VRI)

  • Apparatuurkasten tbv het functioneren van antenne-installaties

  • Laadpalen

Voor bovengrondse voorzieningen groter dan 15 m2 of hoger dan 3 meter moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De uitvoering (BLVC) van de werkzaamheden blijft wel altijd onder de verordening WIOR vallen.

  • f.

    Bij onvoldoende ruimte of andere knelpunten bepaalt de vergunningverlener na overleg met betrokken partijen de oplossing. De oplossing wordt beargumenteerd vastgelegd in de vergunning of het instemmingsbesluit.

  • g.

    De ligging van kabels en leidingen dient zodanig te zijn dat kabels en leidingen en bomen elkaar niet hinderen, ook niet bij onderhoud en vervanging.

Toelichting

Praktische uitgangspunten hierbij en mogelijke maatregelen zijn te vinden in de CROW-publicatie 280 “Infrastructuur en Bomen”.

  • h.

    Kruisingen van kabels en leidingen dienen zo veel mogelijk onder een rechte hoek met een minimale afstand van 0.20 meter tussen de kruisende kabels en leidingen te worden aangelegd.

  • i.

    Bij het kruisen van K&L met intensief gebruikte of moeilijk bereikbare infrastructuur als wegen, (stedelijke) spoorwegen en waterwegen overige dient de betreffende kabel of leiding in een mantelbuis te worden aangelegd, zodat deze op termijn zonder of met beperkte hinder kan worden onderhouden.

  • j.

    Boringen en persingen van kabels en leidingen dienen te worden aangelegd op een minimale afstand van 1.00 meter ten opzichte van bestaande distributieleidingen en 0.50 meter ten opzichte van bestaande distributiekabels (zijkant boring en persing tot buitenkant kabel of leiding). Bij transportkabels en -leidingen dient nader overleg met de betreffende assetbeheerder(s) plaats te vinden.

2.5. Afwijken van de algemene uitvoeringsvoorschriften

Als deze algemene voorschriften niet kunnen voorzien in het behalen van de doelstellingen van artikel 6 verordening WIOR of onmogelijk zijn uit te voeren, bijvoorbeeld door te weinig ruimte in onder- en bovengrond, of bij een gebiedsgerichte benadering (IGP) dan kan de gemeente besluiten niet de algemene uitvoeringsvoorschriften te volgen maar in afwijking daarvan afwijkende bijzondere uitvoeringsvoorschriften te bepalen.

Het afwijken van de algemene uitvoeringsvoorschriften is verbonden aan:

  • Werkzaamheden die plaatsvinden in een door het college vastgesteld Integraal Gebiedsplan (IGP)

  • Werkzaamheden waarbij door de onder- of bovengrondse ordening het aanleggen van kabel- en leidingnetwerken volgens de artikel 2.4. onmogelijk is en waar bijvoorbeeld gekozen moet worden voor een gestapelde ligging.

  • Werkzaamheden waarbij het evident is, dat een innovatieve afwijkende uitvoering voordelen biedt voor zowel de assetbeheerders, als de gemeente

Hoofdstuk 3. WIOR-proces

3.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het Amsterdamse WIOR-proces voor werkzaamheden aan de infrastructuur in de openbare ruimte en de bijbehorende overlegorganen ex artikel 5 van de verordening Werken in de Openbare Ruimte.

Binnen het WIOR-proces wordt zowel de coördinatie als de regie op werkzaamheden vormgegeven.

3.2. Regie & Coördinatie

Regie betreft het bepalen van tijd, locatie en wijze van uitvoering van de werkzaamheden zoals die worden opgenomen in vergunning en instemming en waarop tijdens de uitvoering wordt toegezien.

Coördinatie betreft de samenwerking en samenhang van de werkzaamheden van de verschillende opdrachtgevers.

De invulling van de coördinatie vindt sinds 1924 plaats binnen het Amsterdamse Coördinatiestelsel Werken aan de Weg. Het is een netwerk van kennis, overleggen en organisaties aangaande boven- en ondergrondse infrastructurele projecten, bouwprojecten en evenementen in de openbare ruimte. Deelnemende partijen zijn onder andere stedelijke directies, netbeheerders en nood- en hulpdiensten. Deelnemende partijen kunnen door middel van een financiële bijdrage partner worden van het Coördinatiestelsel.

Doel van het Coördinatiestelsel is het minimaliseren van overlast en (maatschappelijke) kosten door werk met werk te maken, een goede inpassing van kabel- en leidingnetwerken het optimaliseren van de BLVC (Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie) aspecten en een deugdelijk schadeherstel van het maaiveld. De omvang en impact van het werk, het tijdstip en locatie en de vraag of er anderen mee gaan in het werk zijn bepalend voor de te nemen projectstappen en daarmee voor de voorbereidingstijd.

3.3. Rollen en verantwoordelijkheden

In de WIOR-bestaan verschillende verantwoordelijkheden.

  • a.

    College B&W

  • Stelt het beleid vast zoals opgenomen in deze Nadere Regels en voert dit beleid uit. Veel aspecten van de Nadere Regels zijn ondergebracht in de portefeuille Verkeer & Openbare Ruimte.

  • b.

    Dagelijks Bestuur (DB) stadsdeel

  • Het DB van een stadsdeel verleent de WIOR-vergunning / instemmingsbesluit. De vergunning / instemming wordt verleend op basis van de in het WIOR-proces vastgestelde Tracé-akkoord en BLVC-plan. Bij werkzaamheden die in verschillende stadsdelen plaatsvinden, bepaalt de procesbegeleider welk DB de vergunning of instemming verleent.

  • c.

    Assetbeheerders

  • De opdrachtgevers tot werkzaamheden hebben naar elkaar, en naar de omgeving, een belangrijke verantwoordelijkheid om hun werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd en in samenhang uit te voeren, ten einde deze effectief en efficiënt uit te voeren tegen zo laagst mogelijke (maatschappelijke) schade.

  • d.

    Stadsregisseur (SR)

    • 1.

      Waarborgen stedelijke verkeersbereikbaarheid van Amsterdam bij werkzaamheden in de openbare ruimte, zie beleidskader. De stadsregisseur is hiertoe namens het college van B&W gemandateerd tot het vaststellen van:

      • ‘tijdvakken’ voor werken op de hoofdnetten. Tijdvakken zijn door de SR toegestane perioden waarbinnen werk mag worden verricht;

      • ‘koppelingen’ tussen projecten op hoofdnetten. Koppelingen geven aan dat projecten tegelijkertijd uitgevoerd moeten worden, dan wel niet tegelijkertijd uitgevoerd mogen worden;

      • het bepalen van regieslots;

    • 2.

      De stadsregisseur houdt namens de partners van het Coördinatiestelsel toezicht op het onpartijdig opereren van de afdeling Stadsregie.

    • 3.

      Toezicht op BLVC in de stad.

    • 4.

      Toezicht op het functioneren van het Coördinatiestelsel

    • 5.

      De stadsregisseur is proceseigenaar van het WIOR-proces en ziet toe op het goed functioneren van het proces.

    • 6.

      De stadsregisseur ziet toe, ter voorkoming van (maatschappelijke) schade, op de handelingen van de procesbegeleider(s), adviseur(s), vergunningverlener(s) en toezichthouder(s) die onder zijn verantwoordelijkheid taken uitvoeren binnen het WIOR-proces en kan, indien nodig, hierop ingrijpen.

  • e.

    Stadsregie (directie V&OR)

  • Ondersteunt stadsregisseur en Coördinatiestelsel en adviseert initiatiefnemers en vergunningverlener met de volgende activiteiten:

    • Intake van werkzaamheden

    • Procesbegeleiding

    • Procesbegeleiding aan de hand van de Routekaart Inpassing bovengrondse nutsvoorzieningen voor het inpassen van bovengrondse voorzieningen die onder de classificatie ‘groot’ vallen van het afwegingskader 3.6.

    • Organiseert de consultatie met betrokkenen (netbeheerders, stedelijke directies etc) over aangemelde werkzaamheden

    • Programmering van werkzaamheden, het DO-OR ondersteunen en adviseren over de strategische opgaven en het vastleggen van tijdperioden voor uitvoering.

    • Levert informatie (data) aan ten behoeve van het doorlopen van het WIOR-proces

    • Stedelijke communicatie aan bewoners, ondernemers en bezoekers over wegwerkzaamheden

    • Adviseren over het ontwerpvoorstel en vaststellen van het Tracé-akkoord

    • Adviseren over en vaststellen van het BLVC-plan.

    • Ontwikkelen van instrumenten en beleid (innovaties) ter bevordering van het coördinatieproces

    • Helpdeskfunctie m.b.t. beleid en regelgeving openbare ruimte en kabels en leidingen

    • Bemiddeling bij conflicten in de samenwerking

  • f.

    Directie Dienstverlening

  • Verleent op basis van het goed doorlopen van het coördinatieproces namens het DB van het stadsdeel vergunning of instemmingsbesluit.

  • g.

    Afdeling HOOR (herstel opbrekingen openbare ruimte, directie Stadswerken)

    • Organiseert en factureert het schadeherstel na afloop van de werkzaamheden

    • Ziet toe op een correcte uitvoering ihkv het schadeherstel

3.4. Onderdelen van het WIOR-proces

Het WIOR-proces bestaat uit vijf schakels:

afbeelding binnen de regeling

3.4.1 Programmeren

Grote strategische opgaven moeten vroegtijdig, jaren voor uitvoering, bij Stedelijke Programmering van Stadsregie kenbaar worden gemaakt. Uiteindelijk beslist het DO-OR over de opgaven en wijst Stadsregie een tijdperiode voor uitvoering aan.

3.4.1.1 Doorlooptermijn

De opgaven moeten zo vroeg en spoedig mogelijk worden aangemeld. Zelfs als er nog veel onzekerheden zijn over de uitvoering. Hoe eerder de opgaven kenbaar worden gemaakt, hoe beter de werkzaamheden kunnen worden geprogrammeerd en uiteindelijk uitgevoerd. Nadat Stedelijke Programmering een tijdperiode heeft vastgesteld kan de coördinatie-aanmelding worden gedaan.

3.4.2 Intake

De intake start met de coördinatie-aanmelding die voor alle (strategische en niet-strategische) werkzaamheden verplicht is. Voor calamiteiten kan een uitzondering worden gemaakt.

De initiatiefnemer doet de coördinatie-aanmelding op basis van een account wat geldig blijft voor alle andere aanvragen in de toekomst.

Onder het account kan WIOR-proces verder worden doorlopen. Ook de financieel-administratieve handelingen.

Voor het verkrijgen van een account moet contact worden opgenomen met Stadsregie: wior@amsterdam.nl Een account wordt alleen verleend aan net- en assetbeheerders of in hun mandaat aan opdrachtnemers.

Op basis van de coördinatie-aanmelding wordt de samenwerking tussen de net- en assetbeheerders vormgegeven (werk met werk maken etc) en afspraken gemaakt over tracé-akkoord en BLVC-plan, waarna de vergunning of instemming kan worden aangevraagd. Latere aanmelding kan leiden tot lastiger én later inplannen van de werkzaamheden.

Op basis van de coördinatie-aanmelding van een initiatiefnemer:

  • Stelt de procesbegeleider vast of de aanmelding voldoet aan de indieningsvereisten Coördinatiestelsel.

  • Stelt de procesbeleider de categorie (klein, middelgroot, groot) vast op basis van het afwegingskader artikel 3. 6 Nadere Regels.

  • Stelt de procesbegeleider het te doorlopen proces vast (bijvoorbeeld behandeling in Planvormingsoverleg, inschakelen casemanager bovengrondse voorziening, ontwerpvoorstel maken, wenstracéprocedure doorlopen, WWU etc.)

  • Doet de casemanager Bovengrondse Voorzieningen aan de hand van de Routekaart Inpassing bovengrondse nutsvoorzieningen een procesvoorstel om te komen tot overeenstemming over locatie, vormgeving, beheer van bovengrondse voorzieningen die onder de classificatie ‘groot’ vallen van het afwegingskader 3.6 alvorens de consultatieronde wordt gestart.

  • Kan verkennend vooroverleg plaatsvinden vóórdat het initiatief verder gaat in het WIOR-proces.

  • Worden net- en assetbeheerders geconsulteerd of zij ‘mee’ willen in de werkzaamheden of bezwaar hebben tegen de werkzaamheden

  • Worden gemeentelijke adviseurs, bijvoorbeeld voor het goed inpassen van bovengrondse voorzieningen, betrokken.

  • Geeft de procesbegeleider akkoord op het verder doorlopen van het WIOR-proces.

Initiatieven kunnen worden aangemeld als:

  • Concept, nog niet gereed voor het aanvangen van het WIOR-proces.

  • Ter registratie ten behoeve van verkennend vooroverleg met de gemeente en andere assetbeheerders over bijvoorbeeld de juiste inpassing van een bovengrondse voorziening.

  • Indienen, definitieve opvoer gereed voor het verder doorlopen van het WIOR-proces.

Bij het samenvoegen van de verschillende initiatieven kiezen de verschillende initiatiefnemers wie het project gaat organiseren. Vanaf dit moment spreken we van dé initiatiefnemer en mede-initiatiefnemers. De werkzaamheden van de initiatiefnemer ten behoeve van de gecombineerde werkzaamheden vallen onder de (te verdelen) proceskosten.

Als er bezwaren worden ingebracht tegen het initiatief dan moeten de initiatiefnemer en de inbrenger(s) van de bezwaren deze gezamenlijk oplossen. De initiatiefnemer legt in overleg met de betreffende assetbeheerder de uiteindelijke overeenstemming schriftelijk vast in de ICT applicatie van het coördinatiestelsel. Als partijen er niet uitkomen intervenieert de gemeente.

In reactie op de aanmelding geven assetbeheerders ook aan of er ongebruikte kabel- en leidingnetwerken in het projectgebied aanwezig zijn. De consultatie is daarmee tevens het Verzoek tot Informatie (VTI) als vastgesteld in de Uitvoeringsafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecom (UVOT).

De reactietijd op een initiatief bedraagt 11 werkdagen. Als er binnen die tijd geen reactie wordt gegeven dan zijn de geconsulteerden akkoord en wensen verder geen bemoeienis met het initiatief.

Indieningsvereisten coördinatie-aanmelding:

  • Intekenen van het werk

  • Beschrijving van het werk

  • werktekening

  • Naam Project

  • (Wens)planning

  • Soort werk

  • Werkmethode

  • Eventueel eigen kenmerk van het werk

  • Tracélengte

  • Werktijden

  • Contactpersonen

Als van toepassing:

  • Aanvullingen op locatie

  • Asfaltherstel vereist

  • Functie locatie

  • Stremmingen

Bij vergunningplichtige kabel- en leiding werken:

Tracé en werklocatie ingetekend op Oriëntatiemelding KLIC

Bij bovengrondse voorzieningen van kabel- en leidingnetwerken:

  • Maatvoering

  • afbeelding van de betreffende voorziening

  • Afbeelding streetview

Doorlooptermijnen

De termijn waarop de aanmelding voor start van de werkzaamheden moet worden gedaan is afhankelijk van de complexiteit en of het werk bijvoorbeeld gezamenlijk of solo wordt uitgevoerd.

De onderstaande termijnen zijn minimale termijnen, maar de initiatiefnemer wordt uitgenodigd ook deze altijd zo vroeg mogelijk te melden, eventueel in concept, zodat er voldoende tijd is voor een goede voorbereiding (en daardoor een vlotte uitvoering). De organisatie van werken in de openbare ruimte van Amsterdam vraagt veel aandacht gezien de vele netwerken, de vele belanghebbenden en het intensieve gebruik van de openbare ruimte. Als de voorbereiding is afgerond (bijvoorbeeld voor de inpassing van bovengrondse voorzieningen!) en de stukken zijn op orde kan vergunning of instemming worden aangevraagd.

Tegelijkertijd kunnen werken ook sneller door het WIOR-proces als de situatie zich daarvoor leent. De gemeente streeft naar een efficiënt en effectief proces, met zo kort mogelijke doorlooptijden.

Kern is dat de verlening van vergunning en instemmingsbesluit is gebaseerd op een goede voorbereiding binnen het Coördinatiestelsel. De verder in het proces aan te vragen vergunning en instemming en het beslissen daarop, zijn niet het begin, maar het sluitstuk van de voorbereiding.

  • De aanmelding van groot gecombineerd WIOR-werk waarbij de initiatiefnemer gaat samenwerken met andere initiatiefnemers gebeurt, ten behoeve van de organisatie van de gezamenlijke uitvoering, minimaal 12 maanden vóór aanvraag vergunning en instemmingsbesluit. Na het correct doorlopen van het WIOR-proces kan de vergunning of instemmingsbesluit worden aangevraagd die op basis van het doorlopen WIOR-proces wordt verleend.

  • De aanmelding voor groot WIOR-werk dat solo wordt uitgevoerd en definitief kan worden aangemeld gebeurt minimaal acht weken vóór definitieve aanvraag vergunning of instemming (deze wordt immers verleend op basis van het doorlopen WIOR-proces). De behandeltermijn (WIOR-proces) van acht weken kan worden verlengd met ten hoogste acht weken.

  • De aanmelding voor middelgroot WIOR-werk waarbij de initiatiefnemer gaat samenwerken met andere initiatiefnemers gebeurt, ten behoeve van de organisatie van de gezamenlijke uitvoering, minimaal 6 maanden vóór aanvraag vergunning en instemmingsbesluit. Na het correct doorlopen van het WIOR-proces kan de vergunning of instemmingsbesluit worden aangevraagd die op basis van het doorlopen WIOR-proces wordt verleend.

  • De aanmelding voor middelgroot WIOR-werk dat solo wordt uitgevoerd en definitief kan worden aangemeld, gebeurt minimaal acht weken vóór definitieve aanvraag vergunning of instemming (deze wordt immers verleend op basis van het doorlopen WIOR-proces). De behandeltermijn (WIOR-proces) van acht weken kan worden verlengd met ten hoogste acht weken.

  • Klein werk wordt minimaal vijf werkdagen voor geplande start van de werkzaamheden gemeld.

  • Calamiteiten worden drie werkdagen voor start uitvoering gemeld, tenzij dit door de urgentie niet mogelijk is.

3.4.3 Ontwerp

Projecten die als middelgroot of groot zijn gekwalificeerd en waarbij kabel- en leidingnetwerken worden aangelegd of verlegd, doorlopen de stap ‘ontwerp’. Daarin zijn drie varianten, ’bovengrondse voorzieningen’ ‘solo’ en ‘gecombineerd’.

3.4.3.1 Bovengrondse voorzieningen

Gezien de problematiek van inpassing van bovengrondse voorzieningen dient het ontwerpvoorstel van de bovengrondse voorzieningen die onder de classificatie ‘groot’ vallen (afwegingskader 3.6) te zijn gebaseerd op goedkeuring door de gemeente van locatie, vormgeving en beheer dat is bereikt tijdens de intakefase of in het Plaberum- en PBI-proces. De casemanager van Stadsregie begeleidt dit.

3.4.3.2 Solo

Solo werken (alleen de initiatiefnemer heeft werk) doorlopen de stap ‘ontwerp’ door het indienen van een ontwerpvoorstel aan de gemeente.

3.4.3.3 Gecombineerd

Bij gecombineerde werken wordt een wenstracéprocedure doorlopen. De initiatiefnemer kan. mede namens de meegaande initiatiefnemers de wenstracéprocedure inkopen bij het IB of andere ingenieursbureaus.

Tijdens deze wenstracéprocedure stelt de initiatiefnemer, of indien deze is uitbesteed het IB of een ander ingenieursbureau, samen met de betrokken net- en assetbeheerders het ontwerpvoorstel op voor de nieuwe onder- en bovengrondse ordening van de kabel- en leidingnetwerken mede in relatie tot de overige assets.

In het belang van de voortgang van het initiatief worden de volgende doorlooptijden gehanteerd:

  • Na ontvangst ‘aanvraag wenstracé’ hebben assetbeheerders 5 weken de tijd om te reageren. Op basis van de reacties wordt een akkoord wenstracé door de gemeente opgesteld.

  • Na ontvangst ‘akkoord wenstracé’ hebben assetbeheerders 5 weken de tijd om te reageren. Op basis van de reacties wordt een Ontwerpvoorstel opgesteld

  • Het Ontwerpvoorstel wordt voorgelegd aan de gemeente. Op basis van het Ontwerpvoorstel stelt de gemeente al dan niet een Tracé-akkoord vast

Bij werkzaamheden waarin de gemeentelijke assetbeheerder participeert, geeft deze opdracht tot het tot stand komen van de wenstracéprocedure en het opstellen van het uiteindelijke ontwerpvoorstel.

Naast het gezamenlijke ontwerp leent de wenstracéprocedure zich ook voor het onder de initiatiefnemers vaststellen van de verdeelsleutel van de projectkosten, het in beeld brengen van de verleggingen, het opruimen ongebruikte netwerken en het medegebruik.

Informatie over het doorlopen van de wenstracéprocedure is te vinden op de website van de gemeente Amsterdam.

Na goedkeuring van het ontwerp stelt de gemeente een Tracé-akkoord vast. Dit Tracé-akkoord wordt onderdeel van vergunning of instemmingsbesluit.

Ontwerpvoorstel

Ontwerpen voor solo en gecombineerde initiatieven voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Huidige situatie middels oriëntatiemelding KLIC Kadaster.

  • Het nieuwe tracé en/of de onderhoudswerken van de betreffende kabel- of leiding en de inpassing van de eventuele bovengrondse voorziening: locatie, inpandig, ondergronds, in combi, vormgeving aangepast aan de omgeving en beheeraspecten.

  • Onderbouwing van het voorstel en als van toepassing expliciet aangeven waar en waarom wordt afgeweken van hoofdstuk 2 Algemene Uitvoeringsvoorschriften 2.4).

  • Bij bovengrondse voorzieningen de overeenstemming met R&D, gebiedsbeheer en gebiedsmakelaar en eventueel het verslag van de stafbehandeling portefeuillehouder stadsdeel waarin de toestemming voor plaatsing is opgenomen.

  • De wijze waarop eventuele bezwaren van derden uit de intakefase of wenstracéprocedure zijn weggenomen.

  • Als het ontwerpvoorstel afwijkt van de eerdere aanmelding van het initiatief bij het Coördinatiestelsel dan moet in het ontwerpvoorstel worden aangegeven hoe ook de belanghebbende net – en assetbeheerders die niet zijn betrokken in de wenstracéprocedure hebben gereageerd op dit ontwerpvoorstel.

  • De mogelijkheden van medegebruik.

  • De niet meer gebruikte kabel- en leidingnetwerken op de locatie en voorstel tot opruimen.

  • Gevectoriseerd ontwerp tekening conform het NLCS, voorzien van maatvoering in X, Y en Z-as.

  • Ontwerp is voorzien van een heldere legenda, conform NLCS.

  • Bij boringen het boorprofiel en de afweging waarom gekozen is voor een bepaalde sleufloze techniek, zoals persen of gestuurd boren.

Tracé-akkoord

Het ontwerpvoorstel wordt getoetst door de gemeente en bij akkoord wordt een Tracé-akkoord op het ontwerp gegeven.

Het tracé-akkoord is (als van toepassing) tevens het verzoek tot:

  • Verleggen, ex art. 21 WIOR en

  • Verwijderen, ex art. 20 WIOR en op basis van de Uitvoeringsafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecom (UVOT)

  • Medegebruik, ex. art. 8 WIOR

3.4.4 Projectaanpak

Na het verkrijgen van het Tracé-akkoord dient de initiatiefnemer een uitvoeringsplan (BLVC-plan Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie) in, over de fasering en de wijze van uitvoering. Dit doet hij op basis van de omgevingsscan. Doel is om de omgevingshinder en de (maatschappelijke) schade zo laag mogelijk te houden (zie de algemene uitvoeringsvoorschriften, het handboek ZWIA en de communicatiemogelijkheden). Bij gecombineerde werken doet hij dat namens de mede-initiatiefnemers.

Op basis van de impactbepaling tijdens de intake wordt de initiatiefnemer uitgenodigd voor de WWU of krijgt hij een schriftelijke reactie op het BLVC-plan.

Bij de behandeling van het BLVC-plan in de WWU krijgt de initiatiefnemer advies over eventuele aandachtspunten die aan het plan moeten worden toegevoegd.

Bij de behandeling van het plan in de WWU, adviseert de WWU de vergunningverlener (zie ook 3.8) of het plan goed is of niet. Bij geen akkoord kan het plan, na aanpassing, opnieuw geagendeerd worden voor de WWU.

Indieningsvereisten BLVC-plan

In een BLVC-plan komen (als van toepassing) de volgende zaken aan de orde:

Mogelijke effecten van het werk op de bereikbaarheid en te nemen maatregelen:

  • Type stremming: wegafsluiting, verminderde doorgang, éénrichtingsverkeer, om-en-om, overig, geen stremming

  • Effect stremming op modaliteiten: autoverkeer, fietsverkeer, voetgangers, openbaar vervoer (tram, metro en bus), nood- en hulpdiensten, overig (bijvoorbeeld taxi en touringcars)

  • Omgevingsfactoren: scholen, ziekenhuizen, religieuze instellingen, ondernemers, in- en uitritten, andere factoren.

  • Maatregelen per modaliteit: omleiding, verkeersregelaars, doorsteek, instelling VRI, loopschotten, tijdelijke ontheffing, anders

  • Check: sluiten de maatregelen op elkaar aan en op eventuele andere omleidingen in de buurt?

Mogelijke effecten van het werk op de leefbaarheid en te nemen maatregelen:

  • Geluidshinder

  • werkzaamheden tussen 19.00 uur en 7.00 uur (de onderbouwing van de noodzaak van uitvoering in de avond of nacht en de maatregelen om de hinder zo klein mogelijk te houden en de extra communicatieactiviteiten).

  • trillingen

  • stankoverlast

  • andere overlast (zoals fel licht)

  • afname parkeervoorzieningen

  • effecten op afvalvoorzieningen

  • openbare toiletten, speelplekken en andere publieke voorzieningen niet toegankelijk

  • pinautomaten en brievenbussen niet bereikbaar

  • reclameborden niet zichtbaar

  • private voorzieningen minder, slecht of niet toegankelijk: ondernemers, anders

  • kunstobjecten op of naast werkterrein (zoals fonteinen, standbeelden)

  • (beschermde) flora en fauna op of naast werkterrein

Mogelijke effecten van het werk op de veiligheid en te nemen maatregelen ten aanzien van:

  • inzet VRI's

  • openbare veiligheidsvoorzieningen (zoals camera’s)

  • route waarop materiaal wordt aan- en afgeleverd: gewicht (op bruggen en kademuren) en gevaarlijke stoffen

  • afscherming werkterrein en verkeersmaatregelen (toepassen CROW)

  • bijzondere bodeminformatie (zoals geologische schatten, vervuiling, bommen)

  • verlichting

  • opslag materiaal en materieel

  • ruimte om werk te passeren: alle modaliteiten

Maatregelen voor de Communicatie:

  • Wie wordt wanneer en hoe over het werk geïnformeerd?

  • Communicatiekalender met doelgroepen, boodschap per doelgroep, middelen per doelgroep en moment.

Voor werken op de plus- en hoofdnetten Infrastructuur gelden specifieke aandachtspunten:

  • Verkeershinder op de corridors van de plus- en hoofdnetten Infrastructuur mag in principe alleen plaatsvinden tussen 22.00 uur en 06.00 uur en vanaf zaterdag 22.00 uur tot maandag 06.00 uur mits er afdoende maatregelen worden genomen om de hinder zo klein mogelijk te houden.

  • In het BLVC-plan moet speciaal aandacht zijn voor het afwikkelen van het verkeer tijdens de spitstijden (06.30 – 09.30 uur en van 15.30 – 19.00 uur. Op koopavonden van 15.30 – 21.30 uur).

  • Een project werkt niet op een omleidingsroute van een ander project en/of leidt geen verkeer om over wegen waar gewerkt wordt.

  • Een project veroorzaakt geen hinder op parallelle (hoofd)routes.

  • Niet meerdere afsluitingen op één traject (tenzij positief voor de bereikbaarheid en in overleg met de WWU).

  • Een project zorgt ervoor dat in gebieden waar veel projecten uitgevoerd worden, de beoogde aan- en afvoerroutes voor het bouwverkeer de extra verkeersdruk zonder stagnatie kunnen verwerken.

  • Een project leidt bij werkzaamheden rond op- en afritten van snelwegen verkeersdeelnemers via het onderliggend wegennet terug naar de oorspronkelijke afslagen.

  • Als er sprake is van een onvermijdelijke samenloop van een evenement en een werk dan dient het project zodanig af te stemmen (in overleg met de vergunningverlener) dat de bereikbaarheid van het gebied gewaarborgd blijft. Let daarbij vooral op de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten.

  • Bij werkzaamheden die veel overlast voor de omgeving en/of voor de weggebruikers veroorzaken, gaat de WWU na of alternatieven als ‘dubbele ploegen’, langere werktijden (7.00 tot 19.00), meer dagen per week werken, projectregie bijzondere werken (PBW), vierkant afsluiten (allemaal vormen van kort- en hevig werken) zijn overwogen. De WWU kan voorwaarden stellen aan de uitvoeringsduur (en daardoor aan de wijze van uitvoering).

Vergunning en instemmingsbesluit aanvragen

Nu Tracé-akkoord en BLVC-plan zijn vastgesteld, kan de initiatiefnemer de vergunning of instemming aanvragen voor hemzelf én de mede-initiatiefnemers.

Bij deze aanvraag hoeven geen nieuwe of aanvullende gegevens te worden versterkt. De aanvraag geschiedt geheel op basis van het account en de tijdens het WIOR-proces gegenereerde gegevens (Tracé-akkoord, BLVC-plan).

De vergunningaanvraag of de aanvraag voor instemming wordt binnen vijf werkdagen behandeld.

Eventueel kan de vergunning of het instemmingsbesluit worden gewijzigd gedurende het verleende tijdvak.

3.5 Uitvoering

Op basis van de coördinatie-aanmelding (klein werk), vergunning of instemming worden de werkzaamheden uitgevoerd. Tevens vindt dan het herstel van het opengebroken maaiveld plaats.

In deze fase worden er binnen VICTOR twee meldingen gedaan:

Kennisgeving start. De initiatiefnemer bevestigt de start van het werk minimaal drie dagen voor start uitvoering.

Kennisgeving gereed. De initiatiefnemer meldt direct in VICTOR de afronding van de werkzaamheden en relevante informatie over het herstelde maaiveld.

Daarbij wordt in acht genomen dat:

De initiatiefnemer:

  • de opbreking verdicht volgens bijlage 2 Voorschriften herstel verhardingen Amsterdam en de betreffende landelijke richtlijnen;

  • het maaiveld herstelt in de aangetroffen staat;

  • volgens de algemene uitvoeringsvoorschriften hoofdstuk 2 werkt;

  • correcte informatie verschaft over het herstelde oppervlak, materiaal etc;

De gemeente:

  • verwijdert de verkeersmaatregelen op kosten van de initiatiefnemer als deze na afloop van de werkzaamheden niet tijdig door de initiatiefnemer zijn verwijderd;

  • legt in VICTOR met foto’s vast wanneer een opbreking in ‘onbehoorlijke staat’ is opgeleverd door het bedrijf (in strijd met richtlijnen, b.v. slecht verdicht, ongesorteerde materialen of afval achtergelaten, in gebreke of onvoldoende afzetmateriaal, etc);

  • De gemeente kan de kosten die zij maakt als gevolg van meldingen die onvoldoende accuraat, volledig of tijdig zijn ingediend, of ten gevolge van slechte verdichting of slechte uitvoering (afzetmaterialen) op basis van werkelijk gemaakte kosten in rekening brengen.

  • Wanneer bedrijven zich niet aan de kaders en richtlijnen van Amsterdam houden, resulteert dit ook in extra werkzaamheden voor het wegbeheer. Deze extra werkzaamheden zullen op basis van werkelijk gemaakte kosten in rekening worden gebracht.

Voor schadekosten die regelmatig optreden kan de gemeente voor deze specifieke schadekosten vastgestelde bedragen in rekening brengen.

Ter voorkoming van schadeclaims moet de initiatiefnemer afwijkingen van de geleverde informatie zo snel mogelijk melden bij de gemeente.

3.6 Afwegingskader

Afhankelijk van de impact van het werk worden er meer of minder stappen in het WIOR-proces doorlopen. De impact van het werk moet op ieder aspect worden bepaald, waarbij de hoogste impact de definitieve classificatie bepaalt. Omdat de situaties per omgeving kunnen verschillen zal de gemeente de specifieke omstandigheden meewegen en op basis daarvan onderbouwd kunnen afwijken van het kader

‘Klein werk’ en calamiteiten moeten vanzelfsprekend worden uitgevoerd volgens de algemene uitvoeringsvoorschriften en overige wet- en regelgeving.

Klein

Impact wordt volgens het hele afwegingskader beoordeeld. De impact van WIOR-klein werk mag géén van onderstaande impactniveaus over

schrijden.

Middelgroot

Impact wordt volgens het hele afwegingskader beoordeeld. Wordt één van onderstaande impactniveaus behaald, dan is het WIOR-middelgroot werk.

Groot

Impact wordt volgens het hele afwegingskader beoordeeld. Wordt één van onderstaande impactniveaus behaald, dan is het WIOR-groot werk.

Doorstroming corridor, hoofd- en plusnetten

Belemmert niet de doorstroming van fiets, auto en OV op een corridor, hoofd- of plusnet:

  • -

    Fiets

  • -

    Auto

  • -

    OV

Belemmert wel de doorstroming van fiets op een corridor, hoofd- of plusnet Fiets.

Belemmert wel de doorstroming van auto en OV op een corridor, hoofd- of plusnet:

  • -

    Auto

  • -

    OV

Doorstroming overige wegen 

 

Er zijn geen verkeersmaatregelen nodig voor het veilig passeren van het werk op:

  • -

    Voetpaden

  • -

    Fietspaden

  • -

    Autorijstroken

  • -

    OV-routes

Er zijn wel verkeersmaatregelen nodig voor het veilig passeren van het werk op:

  • -

    Voetpaden

  • -

    Fietspaden

  • -

    Autorijstroken

Er zijn wel verkeersmaatregelen nodig voor het veilig passeren van het werk op OV-routes

Locatie van werk

Geen werk bij maatschappelijke en belangrijke commerciële voorzieningen, tenzij deze werken naar oordeel van de gemeente onder standaard uitvoeringsvoorschriften kunnen worden uitgevoerd.

Werk bij maatschappelijke en belangrijke commerciële voorzieningen waarbij er naar oordeel van de gemeente wel extra maatregelen nodig zijn ten behoeve van de BLVC van deze locaties.

Werk bij maatschappelijke en belangrijke commerciële voorzieningen waarbij er naar oordeel van de gemeente wel extra maatregelen nodig zijn ten behoeve van de BLVC van deze locaties.

Geluidshinder

Geen geluidshinder tussen 19.00- 07.00 uur.

Wel geluidshinder tussen 19.00- 07.00 uur.

Wel geluidshinder tussen 19.00- 07.00 uur.

Aanbrengen nieuw kabel- en leidingnetwerk

  • -

    Het aanbrengen van een huisaansluiting korter dan 25 meter, zonder nieuwe ondergrondse objecten (zoals schakelkasten)

  • -

    Het aanbrengen van maximum 20 huisaansluitingen die ieder niet langer dan 5 meter mogen zijn.

  • -

    Kleine bovengrondse voorzieningen van (maximaal 0,5 m3) zoals laadpalen en straatkasten waarvoor het stadsdeel(bestuur) in een eerder stadium al akkoord op heeft gegeven,

Het aanbrengen of plaatsen van:

  • -

    Een distributiekabel of –leiding.

  • -

    Een huisaansluiting die 25 meter of langer is.

  • -

    Nieuwe ondergrondse objecten.

  • -

    Kleine bovengrondse voorzieningen van (maximaal 0,5 m3), maar niet bij een monument of in het beschermd stadsgezicht,

waarvoor het stadsdeel(bestuur) in een eerder stadium nog geen akkoord heeft gegeven

Het aanbrengen of plaatsen van:

  • -

    Een transportkabel of –leiding.

  • -

    Kleine bovengrondse voorzieningen (maximaal 0,5 m3) zoals laadpalen en straatkasten, bij een monument of in het beschermd stadsgezicht.

  • -

    Grote bovengrondse voorzieningen (meer dan 0,5 m3) zoals MSR, PoP-gebouwtjes en WOS-locaties.

Sleufloze technieken

Kabels en leidingen worden niet d.m.v. sleufloze technieken zoals boringen, persingen of boogzinkers aangebracht.

Kabels en leidingen worden wel d.m.v. sleufloze technieken zoals boringen, persingen of boogzinkers aangebracht.

Kabels en leidingen worden wel d.m.v. sleufloze technieken zoals boringen, persingen of boogzinkers aangebracht.

Periode van werk

Duurt niet langer dan 3 werkdagen.

Duurt wel langer dan 3 werkdagen, maar niet langer dan 3 maanden.

Duurt wel langer dan 3 maanden.

Calamiteiten

Naast de classificering klein, middel of groot kan het werk bij de aanmelding bij het coördinatiestelsel ook worden geclassificeerd als ‘calamiteit’. Er geldt dan een spoedprocedure van drie dagen. Soms kan de spoedeisendheid dermate groot zijn dat het werk niet direct kan worden aangemeld. De aanmelding moet wel zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Er zal dan een toets zijn of het werkelijk een calamiteit betrof en of er alsnog aanvullende maatregelen nodig zijn.

3.7 Functies binnen het WIOR-proces

Aan het doorlopen van de vier stappen in het proces zijn functies verbonden. Belangrijk onderscheid zijn rollen die de regie (vergunning) ondersteunen en rollen vanuit de samenwerking (coördinatie). Als bij een rol staat vermeld dat deze namens de gemeente wordt uitgevoerd, wijst dit op een regierol.

  • a.

    Initiatiefnemer & mede-initiatiefnemer

  • Is verantwoordelijk voor aanmelding en het goed doorlopen van zijn project in voorbereiding en uitvoering. Eén initiatiefnemer kan op verzoek van de mede-initiatiefnemers (de andere partijen die werk uitvoeren binnen het gecombineerde project) het gecombineerde project organiseren. Dat betekent o.a. zorgen voor het opstellen van een ‘wenstracé en het opstellen en indienen van een gezamenlijk BLVC-plan. De kosten hiervoor kunnen worden verrekend met de mede-initiatiefnemers binnen het gecombineerde project.

  • De initiatiefnemer moet samen met de betrokken assetbeheerder(s) tot overeenstemming komen over de ingebrachte bezwaren. De initiatiefnemer en uitvoerder van de werkzaamheden dragen zorg dat de werkzaamheden op basis van deze (ook schriftelijk vastgelegd in de ict-applicatie van het Coördinatiestelsel ) overeenkomst worden uitgevoerd. Zo verbindt de initiatiefnemer zich bijvoorbeeld om in de bestekken/uitvoeringscontracten bepalingen op te nemen conform de met de net- en assetbeheerder gemaakte afspraken.

  • b.

    Net- en assetbeheerder

  • Controleert de impact van de werkzaamheden op de eigen assets (kabel- en leidingnetwerken, lichtmasten, maaiveldverharding, bomen etc.). Geeft aan of er bezwaren zijn tegen uitvoering van de werkzaamheden, of dat werkzaamheden tegelijkertijd (gecombineerd) kunnen worden uitgevoerd.

  • c.

    Procesregisseur binnen Stedelijke Programmering

    • Plant en coördineert de opgaven van netbeheerders en de gemeente binnen de stad op de lange termijn.

    • Het gezamenlijk met de partners zoeken naar de mogelijkheden van gebiedsgericht (samen)werken.

    • Het opstellen van een integrale programmering

    • Het voorbereiden van besluitvorming in het DO-OR

    • Het vaststellen van de uitvoeringperiode

  • d.

    Procesbegeleider

    • Verricht de intake van een initiatief:

    • Checkt de indieningsvereisten

    • Start de consultatieronde en ziet toe op de reacties

    • Beoordeelt de impact van het werk (klein, middelgroot,groot)

    • beoordeelt de calamiteit

    • Geeft het initiatief vrij voor verdere doorloop in het WIOR-proces

  • e.

    Casemanager Bovengrondse Voorzieningen

    • Draagt zorg dat aan de hand van de Routekaart Inpassing Bovengrondse Voorzieningen de juiste gemeentelijke adviseurs (R&D, gebiedsmakelaar, gebiedsbeheer etc.) adviseren over locatie, vormgeving en beheer van aangemelde initiatieven van grote bovengrondse voorzieningen (afwegingskader 3.6).

    • Ziet toe dat de in het Plaberum- of PBI proces gekozen locaties en vormgeving correct tot stand zijn gekomen.

    • Draagt zorg dat de complexe aanvragen behandeld worden in het ‘overleg bovengrondse voorzieningen’ (de casemanager is de voorzitter van dit overleg) en eventueel de integrale adviestafel van het stadsdeel en staf van de betrokken portefeuillehouder van het stadsdeel.

  • f.

    Adviseur

  • Geeft namens de gemeente randvoorwaarden aan het werk mbt het te doorlopen proces, het ontwerp van de kabel- en leidingnetwerken en het BLVC-plan.

  • g.

    Wenstracétrekker

  • Taak die kan worden uitgevoerd door het Ingenieursbureau voor het organiseren van de wenstracéprocedure en het opstellen van een ontwerpvoorstel.

  • h.

    Tracévergunner

  • Toetst namens de gemeente het ontwerpvoorstel en stelt het Tracé-akkoord al dan niet vast.

  • i.

    Stadsdeelregisseur

    • Toetst namens de gemeente het BLVC-plan en stelt deze vast.

    • Checkt of het Coördinatieproces goed is doorlopen en de vergunning/instemmingsbesluit kan worden aangevraagd (aanwezigheid Tracé-akkoord en BLVC-plan).

  • j.

    Vergunningverlener

  • Neemt de vergunning/instemming aanvraag van de initiatiefnemer op basis van het vastgestelde Tracé-akkoord en BLVC-plan in behandeling en verleent al dan niet vergunning of instemming.

  • k.

    Toezichthouder

  • Houdt namens de gemeente toezicht op de uitvoering.

  • l.

    Herstelcoördinator

  • Coördineert namens de gemeente de herstelwerkzaamheden van het maaiveld.

3.8 De overleggen binnen het WIOR-proces (ex artikel 5 verordening WIOR)

Betrokkenen moeten vanzelfsprekend met elkaar in overleg zijn. Veel gebeurt in bouwteam-overleggen en wordt via VICTOR ondersteund, maar er zijn ook overleggen die stedelijk georganiseerd zijn om het proces te ondersteunen.

Het Directeuren Overleg Openbare Ruimte (DO-OR).

In het DO-OR zijn de partners van het coördinatiestelsel met impactvolle werkzaamheden in de openbare ruimte vertegenwoordigd. Het DO-OR besluit over de samenwerking, participatie, het commitment op de programmering van de werkzaamheden in de openbare ruimte. Het gaat hierbij over de grote en ingrijpende werkzaamheden die over een langere tijd besproken en vastgesteld worden. Onder ander wordt besproken of werkzaamheden gebiedsgericht of met een integraal gebiedsplan worden uitgevoerd.

Het DO-OR komt eens per zes weken bij elkaar, wordt voorgezeten door de stadsregisseur en ondersteund door Stedelijke Programmering van Stadsregie.

Het Strategisch Overleg van het Coördinatiestelsel Werken aan de Weg

Bespreekt ontwikkelingen en knelpunten rondom werken aan de weg en de samenwerking. Onder auspiciën van het Strategisch Overleg worden gezamenlijke (proces)innovaties geïnitieerd. Alleen partners van het Coördinatiestelsel hebben zitting in het Strategisch Overleg.

Het Strategisch Overleg komt jaarlijks vier maal bij elkaar, wordt voorgezeten door de stadsregisseur en ondersteund door Stadsregie.

Het Strategisch Overleg kan toestemming verlenen voor het opzetten van een ‘Buitengewoon Coördinatieoverleg’.

Buitengewoon Coördinatieoverleg.

Sommige gebieden vragen door hun complexiteit en veelheid van werkzaamheden om extra samenwerking en sturing. Dit is vooral het geval bij het toepassen van het gebiedsgericht werken en binnen een door de stadsregisseur uitgegeven regieslot. Voor deze gebieden wordt, na toestemming van het Strategisch Overleg, een Buitengewoon Coördinatieoverleg opgezet, waarbinnen de nauwe samenwerking tussen de opdrachtgevers (initiatiefnemers) wordt vormgegeven.

Planvormingsoverleg

Bouwprojecten hebben een flinke weerslag op de locaties van kabel- en leidingnetwerken. Door projectontwikkelaars in een vroeg stadium de plannen te laten bespreken met de netbeheerders en de assetbeheerders, worden faalkosten voorkomen en kunnen de mogelijkheden en de onmogelijkheden van bouw-/infrastructuurprojecten en ondergrondse ordening worden afgestemd.

Het Planvormingsoverleg komt tweewekelijks bij elkaar en wordt voorgezeten door een adviseur van Stadsregie en tevens ondersteund door Stadsregie. De procesbegeleider adviseert initiatiefnemers om op basis van hun aanmelding al niet deel te nemen aan het overleg.

Overleg Bovengrondse Voorzieningen

Complexe aanvragen voor bovengrondse voorzieningen worden onder voorzitterschap van de casemanager Bovengrondse Voorzieningen in dit 3 wekelijkse overleg behandeld.

WWU (Werkgroep Werk in Uitvoering)

BLVC-plannen van ingrijpende werkzaamheden die bijvoorbeeld plaatsvinden op de corridors, hoofd- en plusnetten worden besproken in de WWU. De WWU toetst deze plannen. Na het door de vaststelling van het BLVC-plan (en in bezit van een tracé-akkoord) kan vergunning of instemming worden aangevraagd.

Klankbordgroep Uitvoering

Tijdens de uitvoering en het herstellen (herstraten) van het maaiveld kunnen knelpunten optreden over wijze van uitvoering, oplevering verdichte grond, het niet tijdig melden etc. Structurele knelpunten worden in dit overleg tussen gemeente en de partners van het Coördinatiestelsel besproken.

Klankbordgroep WIOR

In het WIOR-proces kunnen operationele knelpunten optreden. Deze worden in dit overleg tussen gemeente en de partners van het Coördinatiestelsel besproken en hier worden oplossingsrichtingen opgesteld. Meer strategische vraagstukken worden voorgelegd aan het Strategisch Overleg.

3.9 Helpdesk en bemiddeling bij conflicten in samenwerking

De coördinatie van werkzaamheden gaat niet altijd vanzelfsprekend goed. Projecten kunnen in elkaars vaarwater zitten. Verschillende oorzaken kunnen eraan ten grondslag liggen dat er problemen ontstaan waar de betrokken partijen zelf geen oplossing voor vinden.

Indien partijen vragen hebben over de verordening en/of de Nadere Regels WIOR of de toepassing hiervan in de praktijk, dan kan men hiermee terecht bij Stadsregie. Gestelde vragen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken beantwoord.

Stadsregie kan eventueel (bijvoorbeeld in situaties waarin een project al is afgerond en zich derhalve niet meer in een projectfase bevindt) als onpartijdig adviseur worden geraadpleegd door partners van het Coördinatiestelsel.

Hierbij is de procedure als volgt:

  • partners verzoeken Stadsregie om een onafhankelijk advies uit te brengen

  • beide partijen worden gehoord

  • de feitelijke situatie (regelgeving) wordt weergegeven

  • er wordt een platform geboden om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Stadsregie geeft een onafhankelijk advies op basis van de feitelijke situatie en na overleg met de betrokken partijen

  • partners behouden zich het recht voor om verdere stappen te nemen, tenzij partners vooraf onderling afspreken de uitspraak van Stadsregie als bindend te beschouwen

Hoofdstuk 4. Financiële regelingen

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de financiële regelingen met betrekking tot werk in de openbare ruimte. Algemene financiële regels zijn weergegeven in paragraaf 4.2. Paragraaf 4.3 gaat in op de aan het Coördinatiestelsel gerelateerde aspecten waaronder de verdeelsleutel bij gecombineerd werk. Paragraaf 4.4 bespreekt de financiële afhandeling bij schade aan de openbare ruimte. Paragraaf 4.5 geeft ten slotte de verlegregeling.

4.2 Algemeen

  • a.

    Als een deelnemende partij van het Coördinatiestelsel niet akkoord gaat met de door een andere partij verzonden factuur dan dient er overleg plaats te vinden. Deelnemende partijen streven er naar om in onderling overleg tot een oplossing te komen en geschillen niet bij de rechter te laten komen, tenzij de betrokken partijen het erover eens zijn dat dit de enige oplossing is.

  • b.

    Voor het aanvragen en verkrijgen van een vergunning of instemmingsbesluit zijn leges verschuldigd. De hoogte van de leges wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening.

4.3 Coördinatiestelsel

4.3.1 Contributie

  • 1. Het Coördinatiestelsel wordt voor circa 2/3 deel gefinancierd uit de algemene middelen van de gemeente Amsterdam. De overige kosten worden gezamenlijk gefinancierd door de partners van het Coördinatiestelsel, te weten de betrokken gemeentelijke directies en de kabel- en leidingbeheerders.

  • 2. Jaarlijks wordt door STR een voorstel gemaakt voor de contributiehoogte. Deze wordt vervolgens vastgesteld in het Strategisch Overleg Coördinatiestelsel werken aan de weg.

4.3.2 Kostenverdeling project-kosten bij gecombineerd werk

Hieronder staan de uitgangspunten en de procedure die gelden voor gecombineerde werkzaamheden.

Uitgangspunten kostenverdeling project-kosten bij gecombineerd werk:

  • 1.

    Ieder draagt de kosten die toe te rekenen zijn aan de eigen werkzaamheden.

  • 2.

    Iedere meegaande partij maakt hiervoor een reservering in de begroting voor de eigen werkzaamheden.

  • 3.

    Er worden zo weinig mogelijk facturen verstuurd tussen partijen onderling.

  • 4.

    De kostenverdeling vindt plaats op basis van de tijd die elk van de meegaande partijen binnen het gecombineerde werk nodig heeft om de eigen werkzaamheden uit te voeren.

  • 5.

    De initiatiefnemer coördineert de werkzaamheden. De specifieke kosten ten behoeve van de gezamenlijke voorbereiding en uitvoering, bijvoorbeeld: het namens het gecombineerde project bijwonen van overleggen, organiseren samenwerking, het opstellen BLVC-plan en de BLVC maatregelen tijdens de uitvoering. Dubbele kosten voor de initiatiefnemers worden hiermee voorkomen en initiatiefnemers hebben hier gezamenlijk baat van. Iedere partij draagt de kosten (met name menskracht, uren) voor de eigen bijdrage in dit coördinatieproces.

  • 6.

    In overleg kunnen altijd afwijkende afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer met gezamenlijke bestekken of gezamenlijke directievoering wordt gewerkt of andere innovatieve uitvoeringswijzen worden afgesproken. In de praktijk blijkt dit vaak voor alle partijen gunstiger uit te pakken.

  • 7.

    Het maakt voor de kostenverdeling (de keuze wie initiatiefnemer wordt of mede-initiatiefnemer) niet uit wie een werk als eerste heeft aangemeld, zodat er geen belemmering is om vroegtijdig de werkzaamheden aan te melden.

Procedure kostenverdeling Projectkosten bij gecombineerd werk:

  • 1.

    Aan het eind van de wenstracéprocedure geven alle bij het gecombineerde werk betrokken partijen aan de initiatiefnemer op hoeveel dagen groot werk ze nodig hebben. Dit geldt ook voor eventuele gedwongen werkzaamheden zoals verplaatsing van kabels en leidingen.

  • 2.

    Partijen die maximaal één week nodig hebben hoeven niet mee te betalen aan de projectkosten. Uitgangspunt hierbij is dat uitvoering van deze werkzaamheden niet of nauwelijks tot verhoging van de totale projectkosten leidt.

  • 3.

    De noodzakelijke BLVC-maatregelen worden door de initiatiefnemer in overleg met alle meegaande initiatiefnemers opgesteld en vastgelegd in een BLVC-plan.

  • 4.

    Op basis van de voorlopige kostenverdeling en de raming van de kosten stuurt de initiatiefnemer offertes uit naar de meegaande partijen, waarna deze partijen opdracht verlenen aan de initiatiefnemer.

  • 5.

    Wanneer er gedurende het project extra BLVC-kosten moeten worden gemaakt die voor verdeling over alle betrokken partijen in aanmerking komen en die vooraf niet waren voorzien (bijvoorbeeld het inzetten van (extra) verkeersregelaars op advies van de WWU), dan worden alle betrokken partijen hiervan zo spoedig mogelijk door de initiatiefnemer op de hoogte gesteld.

  • 6.

    Wanneer er gedurende het project (extra) BLVC-kosten moeten worden gemaakt die duidelijk zijn toe te rekenen aan de werkzaamheden van een of een aantal der partijen, dan dragen die partijen die kosten.

  • 7.

    De (eind)afrekening gebeurt op basis van werkelijk gemaakte kosten. Dit geldt zowel voor de kosten zelf als voor de kostenverdeling. Wanneer een partij langer of korter heeft gewerkt dan vooraf ingeschat, dan wordt de kostenverdeling daarop aangepast.

  • 8.

    Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.

4.3.3 Kostenverdeling gevolgen werkzaamheden in vuile grond

  • 1. Bij een gecombineerd werk waarin de gemeente mee gaat zorgt de gemeente voor het historisch bodemonderzoek en draagt hiervoor de kosten.

  • 2. Bij een gecombineerd werk waarin de gemeente meegaat tbv werkzaamheden waarbij de wegverharding wordt vervangen, draagt de gemeente voor het (bovenste) deel van de bodem waarin de gemeente werkt (het CUnet), de kosten voor nader bodemonderzoek en de kosten ten gevolge van bodemverontreiniging of grond die door puin of bodemgesteldheid niet voldoende verdichtbaar is.

  • 3. Kabel- en leidingbeheerders die binnen een gecombineerd werk dieper willen werken, dragen voor dat diepere deel van de bodem zelf de onder 2 genoemde kosten.

  • 4. Bij eigen werkzaamheden is iedere partij zelf verantwoordelijk voor de onder 1 en 2 genoemde zaken en de bijbehorende kosten.

  • 5. Chemisch verontreinigde grond die naar het oordeel van het bevoegd gezag niet tijdelijk mag worden uitgeplaatst, wordt op kosten van de gemeente vervangen.

  • Het betreft de volgende kosten:

    • -

      de kosten voor extra onderzoek;

    • -

      de kosten van extra ontgraven;

    • -

      de kosten van aanvullende PBM’s;

    • -

      het afvoeren en laten verwerken van de verontreinigde grond en het toeleveren van geschikte grond (naar het oordeel van het bevoegd gezag).

Alle overige kosten komen voor rekening van het project, zoals bijvoorbeeld vertragingskosten en terugplaatsen geschikte grond.

4.3.4 Vertragingsschade

De kosten ten gevolge van vertragingschade kunnen op de veroorzaker verhaald worden als deze verwijtbaar het gevolg zijn van afwijkingen aan afgesproken planning, werkvolgorde of uitvoeringswijze.

4.4 Herstel schade openbare ruimte (ex Artikel 26 verordening WIOR)

4.4.1 Berekening tarief standaard wegverhardingen

Uitgangspunten

De gemeente hanteert marktconforme tarieven en legt deze telkens het eind van het kalenderjaar voor het aan de partners van het Coördinatiestelsel.

4.4.2 Opbouw tarief

Het tarief betreft de beheerkosten, degeneratiekosten en onderhoudskosten. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer(s), die zelf zorg dragen voor herstel. Garantie wordt binnen het tarief afgekocht Het tarief en de opbouw zullen jaarlijks worden geëvalueerd en indien noodzakelijk worden bijgesteld.

4.4.3 Berekening tarief wegverhardingen, niet zijnde elementenverhardingen

Wegverhardingen zoals bijvoorbeeld sierbestrating, half verhardingen, natuursteen verhardingen en asfalt vallen niet onder het standaard tarief.

  • 1.

    Het staat de gemeente vrij om voor deze wegverhardingen herstel tarieven vast te stellen, conform de berekeningsmethodiek van de standaardtarieven en op basis van onderbouwde en marktconforme uitvoeringskosten, hierbij inbegrepen de zgn. BLVC kosten (maatregelen voor bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie bij de uitvoering van de werkzaamheden)

  • 2.

    Indien er geen herstel tarief is vastgesteld wordt herstel van wegverharding afgerekend conform werkelijk gemaakte kosten zoals beschreven in de volgende paragraaf.

4.4.4 Overige openbare ruimte

Voor de doorberekening van overige herstelkosten (bijvoorbeeld groenvoorzieningen, bruggen, walmuren, trambanen) is geen overeengekomen berekeningssystematiek van standaardtarieven voorhanden. De doorberekening van de aan de vergunninghouder te rekenen kosten geschiedt middels onderstaande werkwijze.

  • 1.

    De gemeente kan een nulmeting verlangen voor rekening van de (initiatiefnemer, op basis waarvan een offerte wordt opgesteld.

  • 2.

    Herstel van de openbare ruimte (exclusief wegverhardingen) en realiseren en terugdraaien van tijdelijke voorzieningen geschiedt op basis van werkelijke kosten. De betreffende vergunninghouder krijgt inzicht in de gemaakte kosten.

  • 3.

    Als door de vergunninghouder geen opdracht tot herstel verstrekt wordt dan zal de gemeente uit eigen beweging daartoe overgaan en de kosten in rekening brengen van de desbetreffende vergunninghouder.

4.4.5 Kostensoorten

Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten bestaan uit personeelskosten, transportkosten, kosten van materiaal en uitvoeringskosten

Onderhoudskosten

De onderhoudskosten dienen ter dekking van het onderhouden van het herstelde straatwerk gedurende het eerste jaar na herstel.

Degeneratiekosten

De degeneratiekosten dienen ter dekking van het feit dat de bestrating, als gevolg van de opbreking, eerder dan gebruikelijk toe is aan groot onderhoud dan wel vernieuwing.

Beheerkosten

De beheerkosten dienen ter dekking van de kosten van toezicht op de uitvoering van het herstel, waaronder inbegrepen:

  • toezicht op de verkeersveiligheid bij herstel

  • toezicht op kwaliteit van aanleg, verdichting en bestrating van herstel

  • monitoring onderhoud inclusief klachtenafhandeling tijdens de onderhoudsperiode

  • administratiekosten

4.5 Verlegregeling Amsterdam (ex Artikel 21 verordening WIOR)

4.5.1 Afbakening en begripsomschrijving

  • 1. Deze verlegregeling beschrijft de kosten die de gemeente, ter uitvoering van artikel 21 lid 2a van de verordening Werken in de Openbare Ruimte, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoedt voor het uitvoeren van gedwongen verleggingen, waaronder wordt verstaan het nemen van maatregelen, zoals het verplaatsen van kabel- en leidinginfrastructuur, die nodig zijn voor het uitvoeren van gemeentewerken.

  • 2. Deze verlegregeling geldt voor alle kabel- en leidinginfrastructuur in de openbare ruimte in de gemeente Amsterdam met uitzondering van

    • gemeentelijke riolering en toebehoren zoals putten en kolken, deze vallen onder de definitie van gemeentewerk. Verplaatsing hiervan komt voor rekening van de veroorzaker;

    • kabel- en leidinginfrastructuur waarvoor een specifieke wettelijke regeling, zoals de Telecommunicatiewet, voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan;

    • kabel- en leidinginfrastructuur waarvoor een nog niet beëindigde overeenkomst tussen de kabel- of leidingbeheerder en de gemeente voorziet in een kostenregeling voor het verleggen hiervan.

  • 3. Onder kabel- en leidinginfrastructuur wordt verstaan de definitie als opgenomen in de WIOR artikel 1 onder g.

  • 4. Deze verlegregeling maakt voor wat betreft ondergrondse kabels en leidingen een onderscheid in kabels en leidingen met een distributiefunctie en een transportfunctie.

  • 5. Distributiekabels en –leidingen zijn kabels en leidingen die geen transportfunctie hebben.

  • 6. Transportkabels en –leidingen zijn kabels en leidingen bestemd voor het transport tussen opwekkingsbronnen/productie-eenheden onderling en van opwekkingsbron/productie-eenheid naar wijkniveau (bijvoorbeeld wijkcentrale, onderstation), waarop niet rechtstreeks huisaansluitingen zijn aangesloten. Voor de volgende soorten kabels en leidingen is specifiek vastgesteld wat als transportkabel of –leiding wordt gedefinieerd:

  • soort kabel of leiding

    definitie transportfunctie

    elektriciteitskabels

    kabels met een nominale spanning van 50 kV en hoger

    gasleidingen

    leidingen met een nominale druk van 1 bar en hoger

    waterleidingen

    leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

    warmte- en koudeleidingen

    leidingen met een nominale diameter van 300 mm en groter

4.5.2 Inspanningsverplichting

  • 1. De gemeente en de kabel- en leidingbeheerder(s) spannen zich gezamenlijk in teneinde gedwongen verleggingen zo veel mogelijk te voorkomen door het zoeken naar reële alternatieven.

  • 2. De gemeente en de kabel- en leidingbeheerder(s) spannen zich tijdens de wenstracéprocedure gezamenlijk in teneinde de (maatschappelijke) kosten van gedwongen verleggingen zoveel mogelijk te beperken middels uitvoeringswijze en planning, bijvoorbeeld door rekening te houden met het stookseizoen.

4.5.3 Kostenvergoeding

  • 1. De gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van distributiekabel- en leidinginfrastructuur aan de kabel- en leidingbeheerder een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel.

  • leeftijd kabel/leiding in jaren

    1-5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    >15

    vergoeding door gemeente

    100%

    90%

    81%

    72%

    63%

    54%

    45%

    36%

    27%

    18%

    9%

    0%

  • 2. De gemeente vergoedt voor gedwongen verleggingen van transportkabels en leidingen aan de kabel- en leidingbeheerder een percentage van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig onderstaande tabel.

  • leeftijd kabel/leiding in jaren

    1-10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    vergoeding door gemeente

    100%

    95%

    90%

    85%

    80%

    75%

    70%

    65%

  • 18

    19

    20

    21

    22

    23

    24

    25

    26

    27

    28

    29

    >29

    60%

    55%

    50%

    45%

    40%

    35%

    30%

    25%

    20%

    15%

    10%

    5%

    0%

  • 3. De leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur wordt gerekend vanaf de datum waarop de vergunning tot leggen en/of plaatsen van de kabel- en leidinginfrastructuur in werking is getreden.

  • 4. Indien een vergunning ontbreekt, wordt de leeftijd gerekend vanaf de datum waarop het leggen en/of plaatsen volgens de (veldwerk)registratie van de kabel- en leidingbeheerder is voltooid.

  • 5. Indien de kabel- en leidingbeheerder niet kan aantonen op welke datum vergunning werd verleend, dan wel op welke datum het leggen en/of plaatsen is voltooid, wordt er voor de toepassing van deze verlegregeling van uitgegaan dat de betreffende kabel- en leidinginfrastructuur ouder is dan 15 jaar, dan wel 30 jaar of ouder is indien het transportkabels- en leidingen betreft.

  • 6. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde is geen vergoeding verschuldigd indien in de voor de aanleg van de kabel- en leidinginfrastructuur verleende vergunning expliciet vermeld wordt dat binnen de termijn van 15 jaar, of 30 jaar indien het transportkabels- en leidingen betreft, verlegging ervan wordt voorzien, waarbij deze te verwachten verlegging duidelijk en niet uitsluitend in algemene termen dient te zijn omschreven.

  • 7. In afwijking van het onder 1 en 2 van deze paragraaf bepaalde vergoedt de gemeente 100% van de werkelijk gemaakte kosten indien:

    • a.

      de kabel- en leidingbeheerder niet of verwijtbaar te laat door de gemeentelijke planvoorbereider is betrokken;

    • b.

      het gaat om verplaatsing van bovengrondse voorzieningen, zoals trafostations, gasregelstations en warmte-/koude-overdrachtstations, waarvoor een recht van opstal is verleend;

    • c.

      het gaat om verplaatsing van kabels en leidingen die als rechtstreeks gevolg van de onder sub b. genoemde verplaatsing noodzakelijkerwijze dienen te worden verlegd;

    • d.

      het gaat om gedwongen verleggingen die uitsluitend worden veroorzaakt door particuliere initiatieven waarbij geen gemeentelijk belang aan de orde is en waarbij de gemeente, indien en voor zover dat in haar macht lag, heeft nagelaten aan de kabel- en leidingbeheerder een zakelijk recht te verlenen dan wel de betreffende particulier te verplichten de verlegging of verplaatsing aan de kabel- en leidingbeheerder te vergoeden. Voorbeelden van bedoelde particuliere initiatieven zijn het aanbrengen van een lift aan een bestaand gebouw, het veranderen van gevels, kleine rooilijnoverschrijdingen, het uitgeven van kleine stukjes (snipper)groen en dergelijke.

    • e.

      het gaat om in het kader van de gedwongen verlegging gemaakte herbestratings¬kosten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van gedwongen verleggingen gaat het om zogenaamde ‘gecombineerde werken’ waarbij de gemeente zelf zorg draagt voor herbestrating en dus zelf de kosten daarvan voor haar rekening neemt.

  • 8. Uitgangspunt bij de hiervoor onder 7 sub b, c en d bedoelde vergoeding door de gemeente is dat verplaatsing en verlegging van gelijkwaardige kabel- en leidinginfrastructuur plaatsvindt.

    • a.

      Indien sprake is van een capaciteitstoename en/of andere kwantificeerbare voordelen wordt daarvoor een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag in mindering gebracht op de vergoeding door de gemeente.

    • b.

      Indien sprake is van een aantoonbare, niet gewenste, capaciteitsafname of van een aantoonbare, kwantificeerbare kwaliteitsvermindering zal naast de vergoeding een in redelijkheid tussen partijen vast te stellen bedrag worden vergoed.

  • 9. Indien vanwege de gemeentelijke werkzaamheden sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen van dezelfde kabel- en leidinginfrastructuur, is op de eerste tijdelijke verlegging deze verlegregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente, tenzij hierover tijdens de planvormings- of voorbereidingscoördinatie tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder andere afspraken zijn gemaakt.

  • 10. Het hiervoor onder 9 bepaalde geldt niet indien het gaat om:

    • c.

      werkzaamheden aan kunstwerken, zoals bruggen, waarin de kabel- en leidinginfrastructuur is verwerkt en waarbij de uitvoeringswijze onherroepelijk met zich meebrengt dat de kabel- en leidinginfrastructuur tijdelijk buiten het kunstwerk moet worden gebracht en hiervoor geen ander definitief tracé beschikbaar is.

    • d.

      werkzaamheden aan de riolering in straten en stegen die dusdanig smal zijn dat de riolering en de overige kabel- en leidinginfrastructuur gedwongen zodanig dicht bij elkaar liggen dat tijdelijke verlegging van de overige kabel- en leidinginfrastructuur tijdens de uitvoering onherroepelijk is.

In deze gevallen worden de totale verlegkosten van alle benodigde tijdelijke verleggingen vergoed op grond van de leeftijd van de oorspronkelijke kabel- en leidinginfrastructuur, volgens de hiervoor onder 1 en 2 weergegeven tabellen.

4.5.4 Werkelijk gemaakte kosten

  • 1. Werkelijk gemaakte kosten bestaan uit de volgende posten:

    • materiaalkosten;

    • kosten van het uit en in bedrijf stellen;

    • kosten van ontwerp en begeleiding;

    • uitvoeringskosten.

  • 2. Onder materiaalkosten wordt verstaan kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel- en leidinginfrastructuur. Hieronder wordt in elk geval verstaan de kosten van kabel- en/of leidingcomponenten, kosten van werkbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht.

  • 3. Onder kosten van uit en in bedrijf stellen wordt verstaan:

    • kosten van het spanning- of produktloos maken van de kabel- en leidinginfrastructuur alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen hiervan;

    • kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard. Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen.

  • 4. Onder kosten van ontwerp en begeleiding wordt verstaan kosten van:

    • onderzoek;

    • voorontwerp;

    • definitief ontwerp;

    • bestek;

    • aanbesteding en gunning;

    • detaillering ten behoeve van de uitvoering;

    • directievoering;

    • oplevering;

    • onderhoud- en garantietermijn.

  • 5. Onder uitvoeringskosten wordt verstaan:

    • kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaam-heden (zoals werkputten en ondersteuningen);

    • kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van ten gevolge van de gedwongen verlegging verlaten kabel- en leidinginfrastructuur. De ter plaatse vrijgekomen materialen zijn c.q. worden eigendom van de leidingbeheerder;

    • kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen).

    • vergunningaanvraag, CAR verzekering.

4.5.5 Procedure

  • 1. De gemeente meldt voorgenomen gemeentelijke werkzaamheden, duidelijk omschreven en voorzien van duidelijke tekeningen, in een zo vroeg mogelijk stadium bij het Coördinatiestelsel en voert tijdig overleg over de consequenties met betrekking tot gedwongen verleggingen en eventuele alternatieven.

  • 2. Het aanmelden van werkzaamheden en het overleg gebeurt conform de procedures beschreven in hoofdstuk 3 (coördinatieproces).

  • 3. Ten behoeve van de wenstracéprocedure geeft de netbeheerder de gemeente goed inzicht in de ligginggegevens van de kabel- en leidinginfrastructuur.

  • 4. Gedurende de wenstracéprocedure geeft de netbeheerder aan de gemeente op basis van het gekozen alternatief een inschatting van de te verwachten werkelijke kosten van gedwongen verleggingen, zodanig dat de gemeente de te verwachten vergoeding voor de gedwongen verleggingen kan meenemen in de planvorming, (bestuurlijke) besluitvorming en voorbereiding van de gemeentelijke werkzaamheden.

  • 5. Bij deze kosteninschatting worden vermeld:

    • het type kabel- en leidinginfrastructuur;

    • de leeftijd van de kabel- en leidinginfrastructuur;

    • de conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde begrote/geraamde werkelijke kosten van de gedwongen verleggingen per type kabel- en leidinginfrastructuur (distributie, transport, gebouwde voorzieningen).

  • 6. Voor gemeentelijke werkzaamheden ten gevolge van stedebouwkundige plannen en/of ten behoeve van het bouwrijp maken van gronden en voor grote infrastructurele werkzaamheden geldt dat het overleg begint in het Planvormingsoverleg. De afspraken op basis van de behandeling in het Planvormingsoverleg worden overgenomen in de wenstracéprocedure.

  • 7. Voor overige werkzaamheden geldt dat het overleg begint bij de wenstracéprocedure.

  • 8. Voor alle gedwongen verleggingen geldt dat de wenstracéprocedure leidt tot het definitief vaststellen van de benodigde gedwongen verleggingen en van het nieuwe tracé na de gedwongen verlegging.

  • 9. Uitkomst van de wenstracéprocedure is het ontwerpvoorstel (zie artikelen 3.4.3.1 en 3.4.3.2) wat door de gemeente in behandeling wordt genomen en waar op basis hiervan een tracé-akkoord (ex artikel 1 onder s. verordening WIOR) wordt vastgesteld.

  • 10. Voorafgaand aan de vaststelling van het tracé-akkoord wordt tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder op basis van deze verlegregeling de begrote/geraamde kosten van de gedwongen verlegging en de mate van vergoeding hiervan door de gemeente vastgesteld.

  • 11. Het vaststellen van het Tracé-akkoord door de gemeente aan de kabel- en leidingbeheerder geldt als formeel verzoek tot verlegging.

  • 12. Indien de gemeente (een deel van) de gedwongen verlegging vergoedt, verstuurt de kabel- en leidingbeheerder naar aanleiding van het Tracé-akkoord de definitieve, conform paragraaf 4.5.4. onderbouwde kostenopgave aan de gemeente, waarna de gemeente hiervoor een betalingsopdracht verstrekt.

  • 13. Eventuele significante meerkosten komen slechts in aanmerking voor een vergoeding door de gemeente indien deze voordat ze zijn gemaakt door de kabel- en leidingbeheerder, aan de gemeente zijn gemeld en de gemeente hiermee schriftelijk akkoord is gegaan.

  • 14. Facturering en betaling vinden plaats middels de bij partijen algemeen gebruikelijke wijze.

4.5.6 Geschillen over de kostenvergoeding

  • 1. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de vergoeding door de gemeente dan kan aan Stadsregie worden verzocht hierover een advies te geven conform hoofdstuk 3, paragraaf 3.10

  • 2. Indien het advies van Stadsregie niet leidt tot overeenstemming over de vergoeding door de gemeente, dan neemt het college van burgemeester en wethouders hierover een besluit.

  • 3. Een geschil over de door de gemeente te betalen vergoeding zal in geen geval mogen leiden tot vertraging van werkzaamheden. De gemeente zal in die gevallen waarin nog geen overeenstemming is over de vergoeding door de gemeente en waarin B&W nog geen besluit hieromtrent hebben genomen, op voorlopige basis 50% van de door de kabel- en leidingbeheerder schriftelijk onderbouwde kosten, waarop de kabel- en leidingbeheerder op basis van deze verlegregeling recht meent te hebben, aan de kabel- en leidingbeheerder vergoeden. Na het besluit door B&W, of indien van toepassing, na afhandeling van het bezwaar en beroep hiertegen, vindt de definitieve verrekening plaats tussen de gemeente en de kabel- en leidingbeheerder.

Artikel A

De oude regeling Nadere Regels WIOR (2021) wordt ingetrokken zodra de nieuwe regeling Nadere Regels WIOR (2024) in werking treden.

Artikel B

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel C

Deze regeling wordt aangehaald als Nadere Regels WIOR 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in het college van B&W de vergadering van 16 juli 2024,

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Bijlage 1 Uitlegschema kabel- en leidingnetwerken Amsterdam

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Voorschriften herstel verhardingen Amsterdam

Vanaf medio 2024 worden in Amsterdam opbrekingen hersteld door de nuts- en telecompartijen. Hieronder de eisen en randvoorwaarden die gelden bij dit herstel.

Het betreft herstel van elementenverhardingen. Asfalt en sierbestrating (natuursteen en niet standaard patronen zoals bijv. Dam) wordt definitief hersteld door gemeente. Uitgangspunt is dat de situatie van de ondergrond, de verharding en groenvoorzieningen (gras, struiken) teruggebracht dient te worden in de bestaande staat. Groenvoorzieningen worden o.b.v. verrekening werkelijke kosten hersteld door gemeente.

Hersteltermijn

Het herstel van wegen, voet- en fietspaden dient direct na voltooiing van het werk te worden uitgevoerd. In overleg met Stadswerken, afdeling Infra en Civiel, team HOOR, kan hier zo nodig van worden afgeweken. Totdat de weg geheel is hersteld dient de netbeheerder of hersteller de afzettingen en verkeersvoorzieningen in stand te houden. De hersteller dient het werk gereed te melden.

Kwaliteit herstel verhardingen

Uitgangspunt is dat voor herstel van elementenverhardingen geldt dat deze conform de aangetroffen staat terug gebracht dienen te worden. Tenzij met de toezichthouder HOOR van de gemeente anders is overeengekomen geldt dat alle weer aangebrachte elementenverhardingen ten opzichte van de ongeroerde elementen vlak bestraat dienen te worden. Binnen het weer aangebrachte straatwerk mogen geen oneffenheden voorkomen. Het straatwerk dient onder hetzelfde profiel en verband te worden bestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was. Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

Indien de toezichthouder HOOR constateert dat de herstelde verharding niet aan de gestelde eisen voldoet, zal hij de hersteller daarvan in kennis stellen. Dit vindt uiterlijk plaats de dag van herstel of de dag daarna. Daarna heeft de hersteller de gelegenheid om dit binnen vijf werkdagen te herstellen. Indien de kwaliteit dan nog niet voldoet aan de gestelde eisen zal gemeente herstel uitvoeren en in rekening brengen bij betreffende netbeheerder.

Opbrekingen in asfalt- en overige gesloten verhardingen dienen door de netbeheerder/ hersteller tijdelijk te worden dichtgeblokt met door gemeente aan te leveren betonklinkers, tenzij met de toezichthouder HOOR anders is overeengekomen. Opgebroken funderingsmateriaal mag teruggeplaatst worden onder de voorwaarde dat dit materiaal niet vermengd is met zand of grond. Is dit wel het geval dan dient dit afgevoerd en vervangen te worden. Opgebroken gebonden funderingen (hydraulisch) dienen altijd afgevoerd en vervangen te worden.

(funderingsmateriaal; menggranulaat is een korrelvormige bouwstof die wordt verkregen door het breken en zeven van beton- en metselwerkpuin. Hydraulisch (meng)granulaat is een mengsel van menggranulaat en hydraulisch slakmateriaal)

Nieuwe menggranulaat, steenkorrel aanbrengen van 30 cm dik tot 15 cm onder bovenkant maaiveld. Straatlaag (zandbed) aanbrengen tot 10 cm onder bovenkant maaiveld.

Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de werkzaamheden op het werk meer voorkomen.

Stortbonnen en of leverbonnen voor bijvoorbeeld zand en steenkorrel, dienen beschikbaar gesteld te worden aan de toezichthouder HOOR. Dit zowel bij asfalt- als opbrekingen in elementenverhardingen.

Bestratingsmaterialen en straatmeubilair

Opbreken van verhardingen dient zorgvuldig te gebeuren, breuk van materialen moet voorkomen worden. Alle bestratingsmaterialen, trottoirbanden, opsluitbanden, palen, banken, enz. dienen in oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden teruggebracht. Gemeente levert vervangend materiaal indien nodig. Te leveren materialen dienen tijdig bij de toezichthouder HOOR aangegeven te worden. Wanneer blijkt dat er meer dan 5% breuk in de uit te breken bestrating voorkomt dan dient de opbrekende partij dit voor de aanvang van de werkzaamheden te melden bij de toezichthouder HOOR. Deze zorgt dan voor levering van de benodigde materialen.

Herstel ondergrond

Aanvullen: grondlagen terugplaatsen in aangetroffen staat en om de 20 cm verdichten. Bij vermenging van grondlagen deze afvoeren en nieuw materiaal aanvoeren. De grondroerder dient de stortbon over te dragen aan de toezichthouder HOOR.

De sondeerwaarde van de aanvullingen onder verhardingen dient na verdichting ten minste 95% te bedragen van de sondeerwaarde zoals deze voorafgaand aan de werkzaamheden op- of op korte afstand van de sleuf wordt aangetroffen referentiewaarde.

De controle op het aanvullen en verdichten van de sleuven dient plaats te vinden door of namens de grondroerder. De grondroerder dient de referentiewaarden en de gemeten sondeerwaarden vast te leggen. De metingen dienen verricht te worden met een (hand)sondeerapparaat of met een nucleaire verdichtingsmeter (of eventueel door middel van de proctorproef). Indien de toezichthouder HOOR hierom vraagt dient de grondroerder de meetgegevens te overleggen. Op aanwijzing van de toezichthouder HOOR dient de grondroerder steekproeven uit te voeren. De toezichthouder kan ook zelf steekproeven (laten) uitvoeren.

Indien de toezichthouder HOOR constateert dat de aanvulling c.q. verdichting niet aan de gestelde eisen voldoet, zal hij de grondroerder daarvan in kennis stellen. Daarna heeft de grondroerder de gelegenheid om dit binnen vijf werkdagen te herstellen. Eventueel te treffen BLVC maatregelen komen ten laste van de grondroerder/ hersteller.

Indien de oorzaak van slechte verdichtingsresultaten is, dat de uitgekomen grond niet voor aanvulling/verdichting geschikt is dient deze afgevoerd te worden. De grondroerder dient dan nieuwe voor aanvulling benodigde grond en/of zand op het werk te leveren en opnieuw te verwerken. Daarna vindt wederom een controle door de toezichthouder plaats.

Stortbonnen van af te voeren grond dienen beschikbaar gesteld te worden aan de toezichthouder HOOR.

Toelichting op de regeling Nadere Regels WIOR

Voorschriften van de verordening WIOR

De WIOR reguleert alle werkzaamheden in de openbare ruimte:

  • werkzaamheden worden geprogrammeerd

  • werkzaamheden worden zoveel mogelijk gecombineerd.

  • kabel- en leidingnetwerken (niet zijnde openbare elektronische communicatienetwerken) worden vergund.

    • o

      bij openbare elektronische communicatienetwerken kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften worden opgenomen.

    • o

      de ligging en inpassing van kabels en leidingnetwerken (inclusief de bovengrondse voorzieningen) wordt bepaald.

  • maatregelen worden voorgeschreven om de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie (BLVC) bij werkzaamheden in stand te houden.

  • Het maaiveld na afloop van de werkzaamheden weer wordt hersteld.

Doel van de Nadere Regels WIOR

Aan de verordening zijn Nadere Regels verbonden. Op hoofdlijnen zijn in de Nadere Regels de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Algemene uitvoeringsvoorschriften

    Deze hebben betrekking op de wijze waarop werkzaamheden in de openbare ruimte plaatsvinden, op het herstel van de openbare ruimte (herstraten) en op de totstandkoming van kabel- en leidingentracés.

  • WIOR-proces

    Hierin zijn de indieningsvereisten voor het verkrijgen van vergunning en instemmingsbesluit opgenomen en het proces en de rollen, taken en verantwoordelijkheden vastgelegd waarmee de regie en de coördinatie tot stand komt. Tevens zijn vastgelegd de overlegorganen en een beschrijving van het coördinatieproces per type werkzaamheden.

  • Financiële Regelingen

    Hierin zijn vastgelegd de kostenverdeling van de projectkosten bij gezamenlijke (gecombineerde) werkzaamheden en de kosten ten gevolge van vuile grond bij gecombineerde werkzaamheden. Ook de berekeningssystematiek voor het herstraattarief en de verlegregeling kabels en leidingen zijn vastgelegd.