Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725728
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725728/1
Subsidieregeling Amateurkunst Leiden
Geldend van 22-10-2024 t/m heden
Intitulé
Subsidieregeling Amateurkunst LeidenBesluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden tot vaststelling van de subsidieregeling Amateurkunst Leiden.
Het college van burgemeester en wethouders van Leiden,
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 2 lid 1 sub f en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2021,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Subsidieregeling Amateurkunst Leiden
TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
- a.
raad: raad van de gemeente Leiden;
- b.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;
- c.
ASV: de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden;
- d.
aanmoedigingssubsidie: een incidentele subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten, dan wel in de kosten voor een uitvoering van een organisatie die nog niet tot de regeling is toegelaten;
- e.
amateurkunst: het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen, anders dan eventueel een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;
- f.
concours: Een in of buiten Leiden plaatsvindende wedstrijd op het gebied van amateurkunst waarbij deelnemers strijden om te laten zien of horen dat ze het beste zijn in hun discipline;
- g.
deelnemer: aan een organisatie op het gebied van de amateurkunst verbonden natuurlijk persoon, die zich door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten aan de organisatie verbindt;
- h.
festival: een openbaar toegankelijk cultureel evenement dat onder één noemer wordt gepresenteerd, waarbij diverse presentaties worden gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar zijn verbonden of op loopafstand van elkaar zijn gesitueerd;
- i.
huurkostensubsidie: aanvullende uitvoeringssubsidie voor optredens in de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal;
- j.
instandhoudingssubsidie: een per kunstcategorie vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een organisatie;
- k.
jeugdledensubsidie: aanvullende instandhoudingssubsidie voor leden van organisaties, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;
- l.
kunstcategorieën: de verschillende werkvormen van de amateurkunst;
- m.
openbaar optreden: een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van tevoren publiekelijk wordt aangekondigd;
- n.
organisatie: een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;
- o.
project: een in Leiden georganiseerde activiteit passend bij de doelstelling van de betreffende organisatie;
- p.
richtbedrag: standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast;
- q.
uitvoeringssubsidie: subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van de door de organisaties gehouden openbare optredens;
- r.
werkgroep Amateur Kunst (WAK): de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst.
Artikel 2 Doel van de subsidie
Deze subsidieregeling is van toepassing op door het college te verstrekken subsidies voor activiteiten
op het gebied van Leidse amateurkunst. Deze regeling heeft de volgende doelstellingen:
- (1)
het bijdragen aan het in stand houden van Leidse amateurkunstorganisaties en
- (2)
het bevorderen van activiteiten door bij die organisaties aangesloten amateurkunstenaars in Leiden.
Artikel 3 Reikwijdte
Voor zover in deze subsidieregeling niet anders is bepaald, zijn de begripsomschrijvingen en
bepalingen van de ASV van toepassing.
Artikel 4 Voorwaarden subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:
- 1.
De aanvraag wordt schriftelijk en bij voorkeur digitaal ingediend via Eherkenning bij het college via het betreffende aanvraagformulier via de website van de gemeente www.leiden.nl/subsidies.
- 2.
Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens;
- a.
Voor instandhoudingssubsidie:
- •
Ledental per 1 september (inclusief jeugdleden);
- •
Aantal jeugdleden per 1 september;
- •
Aantal oefenweken per jaar (alleen bedoeld voor projectorkesten en projectkoren).
- •
- b.
Voor uitvoeringssubsidie:
- •
Een begroting met inkomsten en uitgaven;
- •
Locatie geplande activiteit;
- •
Datum geplande activiteit;
- •
Gebruikmaking van Pieterskerk, Hooglandse Kerk, Leidse Schouwburg of Stadsgehoorzaal.
- •
Deelneming aan een nationaal of internationaal concours of festival.
- •
- a.
Artikel 5 Indieningstermijn
Een aanvraag, wordt ingediend voor of op uiterlijk 1 januari voorafgaand aan het te subsidiëren kalenderjaar.
Artikel 6 Beslistermijn
Het college beslist op een aanvraag voor een subsidie binnen uiterlijk 13 weken na sluitingsdatum
van de aanvragen.
TITEL II. SPECIFIEKE BEPALINGEN
Artikel 7 Doelgroep
-
1. Bij de inwerkingtreding van deze regeling worden geacht tot de regeling voor instandhoudings- en/of uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze regeling te zijn toegelaten, de organisaties die op de bij deze subsidieregeling behorende bijlage I zijn opgenomen.
-
2. Voor de werkingsduur van deze regeling hebben de volgende, niet in de bijlage I opgenomen, organisaties de mogelijkheid om bij het college uitvoeringssubsidie aan te vragen: LSKO Collegium Musicum en Stichting De Leidse Korendag.
-
3. Het college kan, wanneer zich een organisatie aanmeldt voor toelating tot de regeling, onverlet de werkingsduur van de regeling, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de regeling toe te laten en in bijlage I op te nemen. Hierbij gelden de volgende criteria.
De organisatie dient:
- a.
rechtspersoonlijkheid te bezitten en als zodanig ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;
- b.
gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het in stand houden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen;
- c.
een minimaal aantal deelnemers hebben van:
-
10 deelnemers voor toneelgezelschappen en theatergroepen;
-
16 deelnemers voor koren;
-
20 deelnemers voor harmoniekorpsen, brassbands en fanfares;
-
10 deelnemers voor drumbands en trommelgroepen;
-
15 deelnemers voor orkesten;
-
7 deelnemers voor zigeunerorkesten;
-
18 deelnemers voor operette- en musicalgezelschappen;
-
25 deelnemers voor volksdansverenigingen;
-
13 deelnemers voor majoretteverenigingen;
-
10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst;
-
10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van literaire kunst;
-
7 deelnemers voor popmuzikantenverenigingen;
-
- d.
haar oefenruimte binnen het grondgebied van de gemeente Leiden te hebben;
- e.
tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden, door voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren.
- a.
Artikel 8 Toelating en subsidiëring
Deze subsidieregeling is bedoeld voor de volgende organisaties:
- a.
Organisaties die tot de regeling zijn toegelaten kunnen aanspraak maken op een instandhoudingssubsidie (inclusief eventuele jeugdledensubsidie) en/of uitvoeringssubsidie (inclusief eventuele huurkostensubsidie) zoals omschreven in deze regeling.
- b.
Organisaties die al financieel ondersteun worden door overheden (waaronder de gemeente Leiden), de Universiteit Leiden en/of het bedrijfsleven komen niet in aanmerking voor subsidiëring in het kader van deze regeling.
- c.
Op grond van de jaarlijkse subsidieaanvragen en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de toegelaten organisaties zal jaarlijks worden beoordeeld of deze organisaties hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze regeling.
- d.
Wanneer het college aanleiding ziet om op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen uit deze regeling de subsidie voor een bepaalde organisatie te beëindigen of te verminderen, zal alvorens daartoe te besluiten, de WAK worden gehoord.
- e.
Organisaties die gedurende het restant van de driejarige looptijd van de regeling ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens door op een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren hebben verzorgd, worden uit de in bijlage I opgenomen lijst verwijderd.
Artikel 9 Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de regeling toegelaten organisaties
-
1. Aan een organisatie die zich heeft aangemeld voor toelating tot de regeling, maar die nogniet voldoet aan voorwaarden van artikel 7, derde lid, onder b, kan door het college, gehoord het advies van de WAK - binnen de in titel II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies - een aanmoedigingssubsidie worden verleend.
-
2. Aan een niet tot de regeling toegelaten organisatie die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door het college, gehoord het advies van de WAK - binnen de in titel II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor uitvoeringssubsidies - een aanmoedigingssubsidie in het tekort op de kosten van die activiteit worden verleend.
-
3. Voor het toekennen van de in het eerste en het tweede lid genoemde subsidies dient een organisatie te voldoen aan het gestelde in artikel 7, derde lid onder a, c, d en e.
-
4. Jeugd- en overige onderafdelingen van organisaties komen eerst dan voor een zelfstandige instandhoudingssubsidie in aanmerking als zij als zelfstandig rechtspersoon ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel.
Artikel 10 richtbedragen voor instandhoudingssubsidie
-
1. De richtbedragen voor een instandhoudingssubsidie voor de verschillende kunstcategorieën zijn als volgt:
- A.
ORKESTEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 860,00 voor reguliere volwassenenorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 490,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
Een jaarlijkse bijdrage van € 1.730,00 voor jeugdorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.480,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 990,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
Voor projectorkesten een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.
- B.
HARMONIE, BRASSBANDS, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 860,00 bij een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 490,00 met een ledenaantal van 50 of meer. De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,00 per lid.
Onder een lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.
- C.
KOREN
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,00 voor reguliere koren met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
Voor projectkoren een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.
- D.
TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,00 voor toneelgezelschappen en theatergroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
- E.
OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 1.750,00 voor operette- en musicalgezelschappen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.500,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 1.000,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
- F.
VOLKSDANSVERENIGINGEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,00 voor volksdansvereniging met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
- G.
MAJORETTENVERENIGINGEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 300,00 voor majorettenverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 260,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 170,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,00 per lid.
- H.
VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,00 voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
- I.
DIVERSE MUZIEKGROEPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 956,00 voor diverse muziekgroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 820,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 550,00 met een ledenaantal van 50 of meer.
- J.
VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,00 voor verenigingen op het gebied van literaire kunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,00 met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,00 met een ledenaantal van 50 of meer.”
- A.
-
2. Voor jeugdleden van organisaties wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 27,00 per actief lid, per jaar. De jeugdledensubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden.
Jeugdorkesten in categorie A kunnen geen gebruik maken van de aanvullende instandhoudingssubsidie.
Artikel 11 Criteria en voorwaarden uitvoeringssubsidie
-
1. De uitvoeringssubsidie bedraagt 80% van het te verwachten tekort van de activiteit(en) waarvoorBhet wordt toegekend met een richtbedrag van maximaal € 2.000,00 per kalenderjaar.
-
2. Het te verwachten tekort van de activiteit wordt gedefinieerd als het verschil tussen de aan de activiteit gerelateerde te verwachten opbrengsten (artikel 15) en de subsidiabele uitgaven (artike12 lid 3).
-
3. Een organisatie kan voor meer dan één openbaar optreden, dan wel voor meer dan één project voor uitvoeringssubsidie in aanmerking komen, maar de totaal te ontvangen uitvoeringssubsidie is nooit hoger dan de in deze regeling genoemde maximum richtbedragen voor uitvoeringssubsidie.
-
4. Het college kan in de hieronder te noemen gevallen, het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhogen met een richtbedrag van maximaal € 1.280,00 voor onderstaande gevallen:
- a.
voor uitvoeringen waarbij begeleiding door een orkest en/of beroepssolist(en) onontbeerlijk is;
- b.
voor uitvoeringen waarbij een als zodanig geregistreerde beroepsdirigent onontbeerlijk is;
- c.
in geval van uitvoeringen van toneelverenigingen en theatergroepen en van operette- en musicalgezelschappen waarbij voor de regie een als zodanig geregistreerde beroepsregisseur onontbeerlijk is;
- d.
in andere gevallen, afzonderlijk te beoordelen door het college, gehoord de WAK.
- a.
-
5. Bij gebruik van de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal zal het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 800,00 op de dag(en) van de uitvoering alsmede maximaal € 800,00 op de dag van de generale repetitie (voor zover van toepassing) tot een totaalbedrag van maximaal € 2.400,00 per kalenderjaar.
-
6. Voor organisaties die aan een nationaal of internationaal concours dan wel nationaal of internationaal festival deelnemen zal het in het eerste lid van dit artikel genoemde richtbedrag, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 550,00 per kalenderjaar. Deze bepaling is niet van toepassing op concours of festivals die reeds als zodanig door de gemeente worden gesubsidieerd, waaronder het Leids Amateurkunst Festival (LAF).
Artikel 12 Hoogte subsidie en verdeelregels
-
1. Het college stelt voor deze subsidieverlening jaarlijks een subsidieplafond vast en maakt deze bekend via de officiële bekendmakingen.
-
2. Het subsidieplafond is inclusief de jaarlijkse indexering voor subsidies.
-
3. Subsidiabele uitgaven zijn de binnen redelijke grenzen te maken kosten voor:
- a.
zaalhuur (inclusief generale repetitie), plus extra's, zoals suppoosten, pianohuur, kaartverkoop;
- b.
zaalversiering;
- c.
medewerking van een begeleidend orkest en solisten, voor zover die medewerking gezien de aard van de uit te voeren werken noodzakelijk is;
- d.
honorarium van een beroepsdirigent op de dag(en) van de uitvoering en de generale repetitie, voor zover die gezien de aard van de uitvoering noodzakelijk is;
- e.
programmablad, affiches, uitnodigingen;
- f.
(huur) decor, rekwisieten en kleding (echter niet de kleding voor de koren);
- g.
huur van audiovisuele apparatuur, aanschaf van beeld- en/of geluidsdragers en kosten verbonden met opname en montage;
- h.
(huur) bladmuziek, teksten, kosten arrangementen, mits speciaal voor het concert of de voorstelling waarvoor uitvoeringssubsidie is gevraagd, aangeschaft of gehuurd;
- i.
Verzekeringspremies;
- j.
vervoer van instrumenten, decors etc. en van vervoer van orkestleden bij koorbegeleiding;
- k.
een beroepsregisseur, voor zover die gezien de aard van de uit te voeren voorstelling noodzakelijk is;
- l.
grimeerkosten;
- m.
consumpties voor leden en medewerkers op de dag van de uitvoering en de generale repetitie;
- n.
bumarechten en auteursrechten.
- a.
-
4. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:
- a.
de afschrijving op uniformen, kleding en instrumenten die tot de vaste uitrusting van de organisatie behoren;
- b.
de kosten van de feestelijkheden na afloop van de activiteit;
- c.
de consumpties van genodigden en bezoekers.
- a.
-
5. Indien het totaal aan subsidiebedragen op basis van deze regeling meer bedraagt dan het door het college vastgestelde subsidieplafond zullen de beschikbaar te stellen subsidiebedragen in het betreffende jaar naar rato worden aangepast.
Artikel 13 Weigeringsgronden
Een subsidie op grond van deze regeling wordt, behalve volgens het bepaalde in de Algemene wet
bestuursrecht of de ASV, geweigerd indien niet voldaan is aan de voorwaarden en criteria genoemd
in deze regeling:
- a.
de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van een naar aanleiding van de aanvraag toe te kennen subsidie, onvoldoende worden geacht om de te subsidiëren activiteit(en) te verrichten;
TITEL III. BEVOORSCHOTTING, VERANTWOORDING EN VASTSTELLING
Artikel 14 Bevoorschotting subsidie
-
1. Het college bevoorschot de subsidie in zijn geheel.
-
2. De uitbetaling vindt plaats op het moment van de verlening van de subsidie.
-
3. Het subsidiebedrag wordt definitief vastgesteld na verantwoording.
Artikel 15 Te verantwoorde inkomsten
-
1. De inkomsten waarop verantwoord moet worden zijn:
- a.
de inkomsten uit de verkoop van plaatsbewijzen, abonnementen, programmablad e.d.;
- b.
donateursinkomsten, voor zover deze kunnen worden beschouwd als betaling van entreegeld voor optredens;
- c.
uitkoopsommen gedurende een periode tot één jaar na de première;
- d.
bijdragen die direct verband houden met het optreden.
- a.
-
2. Niet tot de inkomsten worden gerekend de opbrengsten van verlotingen, tombola’s, sponsorbijdragen en subsidies. Deze inkomsten dienen echter wel in de jaaropgaafformulieren te worden vermeld.
Artikel 16 Verantwoording subsidies tot en met € 5.000
-
1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:
- a.
direct vastgesteld of;
- b.
ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, vanaf de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.
- a.
-
2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in lid 1, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
-
3. Het college zal bij subsidies die direct worden vastgesteld, steekproefsgewijs controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige verplichtingen zijn gerealiseerd.
Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 5.001 tot € 100.000
-
1. Bij subsidies vanaf € 5.001 tot € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:
- a.
bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;
- b.
bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.
- a.
-
2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn genoemd in lid 1.
-
3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:
- a.
een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
een financieel verslag, waaruit de aan de verrichte activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven blijken. De subsidie van gemeente is in het financieel verslag duidelijk weergegeven.
- a.
Artikel 18 Vaststelling subsidie
-
1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel, indien geen aanvraag vereist is, na het indienen van de verantwoording, de subsidie vast.
-
2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het lid 1 genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel de verantwoording.
-
3. Het college kan categorieën van subsidies aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft in te dienen.
-
4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in lid 1 van artikel 16 en 17 (of indien van toepassing lid 2) genoemde termijn is ontvangen, gaat het college 6 weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling en het terugvorderen van het toegekende bedrag.
Artikel 19 Aanvullende bepalingen
-
1. Indien blijkt dat bij twee of meer organisaties binnen een kunstcategorie voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kan het college bepalen, dat de betreffende organisaties gezamenlijk slechts éénmaal gebruik mogen maken van de in de regeling genoemde subsidiemogelijkheden.
-
2. Het college kan een of meer bepalingen van deze regeling, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan organisaties worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien het college van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende organisatie.
-
3. Een organisatie die besloten heeft zich op te heffen en/of zijn activiteiten te beëindigen, dient het college onmiddellijk van deze hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke organisatie wordt niet langer beschouwd als toegelaten tot de regeling.
-
4. Wanneer zou blijken dat een organisatie op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze regeling niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar, zal de organisatie gedurende het restant van de driejarige looptijd van de regeling toch als een toegelaten organisatie worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen.
-
5. Het college kan niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terugvorderen.
-
6. Het bepaalde in deze regeling is onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen voortvloeiende uit aanpassingen van de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden.
-
7. In het derde jaar na vaststelling vindt, in overleg met de WAK, een evaluatie van deze regeling plaats.
TITEL IV. HARDHEIDSCLAUSULE, INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL
Artikel 20 Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, één of meerdere bepalingen van deze subsidieregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken.
Artikel 21 Overgangsbepaling
Op subsidies voor uitvoeringen die in 2024 hebben plaatsgevonden en in 2025 worden verrekend, zijn de bepalingen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2020 van toepassing.
Artikel 22 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 23 Citeertitel
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: ‘Subsidieregeling Amateurkunst Leiden’
Ondertekening
BIJLAGE I Lijst organisaties
- A.
ORKESTEN
Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinet-Ensemble Lignum, Toonkunst Orkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Stichting Leids Zigeunerorkest Csárdás, Stichting Jeugdorkesten Leiden.
- B.
HARMONIE, BRASSBAND, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN
Franciscusband Leiden, Chr. Muziekvereniging Kunst en Genoegen, Leidse Harmonie Kapel, Harmoniekapel Werkmans Wilskracht, Chr. Muziek- en Showband Concordia, Trommelgroep West- Nederland, Chr. Muziekvereniging Concordia.
- C.
KOREN
Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, C.O.V. Ex Animo, Algemeen Kamerkoor Akkoord, Kamerkoor Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Leids Kamerkoor, Leiden English Choir, Het Zingend Hart, Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Toonkunstkoor Leiden e.o., Het Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble, Stichting Wereldkoor Leiden, Klein Gemengd Koor Vocalei, Zangkoor PUIC, Sing in Tune, Zeemanskoor Rumor di Mare, Vogel Vocaal, Projectkoor Projecta Musica, De Raadsvogels, Leedvermaak, Kamerkoor Con Passione, Zangvereniging Musica Mista, Stichting Scratch Muziekdagen Leiden, Stichting De Leidse Koorschool, Stichting Vocaal Ensemble Irrevocable.
- D.
TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN
Toneelgroep Imperium, Toneelvereniging Tot Ieders Genoegen, De Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente, Stichting Toch Theater, Cuculum
- E.
OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN
Musicalgezelschap Otis, Opera Festa
- F.
VOLKSDANSVERENIGINGEN
Volksdansgroep Oud Poelgeest.
- G.
MAJORETTENVERENIGINGEN
- H.
VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST
Leidse Video en Smalfilm Liga, Leidse Amateurfotografen Vereniging.
- I.
DIVERSE MUZIEKGROEPEN
Stichting VTV-ZHN, Studenten Muziekgezelschap Sempre Crescendo, Muziekvereniging Nieuw Leven, Stichting Blazersensemble Divertimento.
- J.
VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST
- K.
VERENIGING VOOR POPMUZIKANTEN
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl