Beleidsregels verplichte participatie bij omgevingsvergunningen en wijzigingen omgevingsplan op initiatief van derden gemeente Noardeast-Fryslân 2024

Geldend van 19-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels verplichte participatie bij omgevingsvergunningen en wijzigingen omgevingsplan op initiatief van derden gemeente Noardeast-Fryslân 2024

Deze beleidsregels gaan over de beoordeling of voldaan is aan de participatieverplichting bij door de gemeenteraad aangewezen gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (16.55, lid 7, Omgevingswet) en bij aanvragen tot wijziging van het omgevingsplan door de initiatiefnemer anders dan gemeente.

Aanwijzing gevallen verplichte participatie

De gemeenteraad heeft gevallen van activiteiten aangewezen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college bevoegd gezag is, kan worden ingediend.

Voldoende participatie

Uit de participatieverplichting (artikel 16.55, lid 7, Omgevingswet) volgt dat de uitgevoerde participatie enige inhoud moet hebben gehad. Heeft de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de aangewezen buitenplanse omgevingsplanactiviteit in het geheel niet aan enige participatie gedaan? Dan heeft de aanvrager niet voldaan aan het aanvraagvereiste.

Heeft de aanvrager wel in enige mate aan participatie gedaan? Dan moet het college van burgemeester en wethouders beoordelen of er sprake is van voldoende participatie. Wanneer sprake is van onvoldoende/voldoende participatie heeft de wetgever niet aangegeven. Dit zal afhangen van de aard en gevolgen van de aangevraagde activiteit op de fysieke leefomgeving. De participatie-inspanning van de aanvrager moet proportioneel zijn ten opzichte van de aangevraagde activiteit.

Hoe groter de impact, hoe belangrijker het college het vindt dat er vooraf aan omwonenden en andere belanghebbenden is gevraagd welke zorgen of belangen zij zien bij het initiatief en dat initiatiefnemer iedereen zoveel als mogelijk bij het initiatief betrekt.

De wetgever heeft de keuze voor de vorm van participatie bewust bij de aanvrager gelaten. Het college beoordeelt enkel of er voldaan is aan de participatieverplichting. Het college doet dat door te beoordelen of de aanvrager in redelijkheid heeft kunnen volstaan met de uitgevoerde participatie.

Buiten behandeling laten aanvraag bij niet of onvoldoende participatie

De aanvraag om vergunning kan buiten behandeling kan worden gelaten als de aanvrager niet of onvoldoende inhoud heeft gegeven aan de verplichte participatie, en als hij de gelegenheid om dit gebrek te herstellen niet voldoende heeft benut.

Daarom is het wenselijk om beleidsregels vast te stellen die gebruikt kunnen worden om te beoordelen of de aanvrager voldoende aan participatie heeft gedaan en of daarmee voldaan is aan de aanvraagvereiste op basis van 4.81 Algemene wet bestuursrecht.

Deze beleidsregels geven vroegtijdig duidelijkheid aan de initiatiefnemer en belanghebbenden over het participatieproces.

De beleidsregels gelden ook voor voorbereiding aanvraag wijziging omgevingsplan door initiatiefnemer

De verplichting om een wijziging van het omgevingsplan voor te bereiden met participatie geldt voor de gemeente als het bevoegd gezag. Het komt voor dat een initiatiefnemer anders dan de gemeente een wijziging van het omgevingsplan aanvraagt en een concreet belang heeft bij de wijziging. Het college kan dan met de initiatiefnemer afspreken dat deze zorg draagt voor de uitvoering van de participatie voordat de aanvraag kan worden ingediend. Dat kan de gemeente niet dwingend opleggen, wegens strijd met de regels over participatie. Indien door een initiatiefnemer een aanvraag tot wijziging van het omgevingsplan is gedaan en het college heeft aangegeven dat initiatiefnemer voor participatie zorg draagt bij de voorbereiding van die aanvraag, dan kunnen deze zelfde beleidsregels worden toegepast.

Het college van burgemeester en wethouders van de Noardeast-Fryslân,

gelezen het voorstel van 17 september 2024

gelet op artikel 4.81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 16.55, lid 7 van de Omgevingswet,

overwegende dat de gemeenteraad gevallen aan kan wijzen van activiteiten waarin participatie verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college bevoegd gezag is, kan worden ingediend;

dat de participatie vormvrij is, maar wel voldoende inhoud moet hebben;

dat de aanvraag om vergunning buiten behandeling kan worden gelaten als:

  • 1.

    de aanvrager niet of onvoldoende inhoud heeft gegeven aan de verplichte participatie, en

  • 2.

    als hij de gelegenheid om dit gebrek te herstellen niet voldoende heeft benut;

dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen die gebruikt kunnen worden om te beoordelen of de aanvrager voldoende aan participatie heeft gedaan;

dat deze beleidsregels vroegtijdig duidelijkheid scheppen aan de initiatiefnemer en belanghebbenden over het participatieproces;

BESLUIT:

vast te stellen de Beleidsregels verplichte participatie bij omgevingsvergunningen en wijzigingen omgevingsplan op initiatief van derden gemeente Noardeast-Fryslân 2024

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder

  • a.

    buitenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan en die niet toestemmingsvrij is

  • b.

    impact: de invloed van de beoogde ontwikkeling op de fysieke omgeving

  • c.

    participatie: het actief en vroegtijdig betrekken van belanghebbenden bij de ontwikkeling van plannen, initiatieven en ideeën die impact hebben op de fysieke leefomgeving

  • d.

    initiatiefnemer: degene die de activiteit wil gaan verrichten

  • e.

    participant: iemand die deelneemt aan het participatieproces (dat kunnen zijn burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, andere bestuursorganen en dergelijke)

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Het betreft een aanvraag van initiatiefnemer voor één of meer door de gemeenteraad aangewezen gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarbij het doen van participatie verplicht is gesteld (16.55, lid 7, Omgevingswet).

  • 2. Als een initiatiefnemer (niet de gemeente zelf) voornemens is een aanvraag tot wijziging van het omgevingsplan in te dienen en daarbij een direct betrokken belang heeft, dan maakt het college afspraken met initiatiefnemer over de uitvoering van de participatie bij dat initiatief, voordat de aanvraag kan worden ingediend. Deze beleidsregels zijn in dat geval ook van toepassing op dat participatieproces.

Artikel 3 Regels

  • 1. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het participatieproces.

  • 2. De initiatiefnemer heeft aan participatie gedaan en verstrekt daarbij gegevens over participatie van en overleg met participanten aan het college.

  • 3. De participatie vindt plaats op een passende wijze, rekening houdend met de grootte van de impact op de omgeving. Daarbij kan worden uitgegaan worden van drie niveaus:

Niveau

Impact

Initiatief

Gewenste participatie level

1

Beperkt

Alleen de directe omgeving merkt er iets van

Beperkte participatie (level 1)

2

Duidelijk merkbaar

Heeft invloed op de hele omgeving

Actieve participatie (level 2)

3

Groot

Gaat om een groot gebied, veel mensen merken het en er spelen veel belangen

Intensieve participatie (level 3)

  • 4. De initiatiefnemer geeft in een verslag over de participatie het volgende aan:

    • a.

      Beschrijving van het initiatief en het verwachte effect op de fysieke leefomgeving

    • b.

      Van welk niveau van impact sprake is

    • c.

      Welke participanten zijn uitgenodigd en met wie overleg is gevoerd

    • d.

      Wat de belangen zijn van participanten

    • e.

      Op welke manier participanten zijn betrokken bij het proces

    • f.

      Wat de inbreng was van participanten, wat de zorgen waren, waar was samenspraak of waar was sprake van conflicterende belangen

    • g.

      Wat met de inbreng van participanten is gedaan

    • h.

      Hoe participanten kennis konden nemen van de inhoud van het verslag.

  • 5. Het college stelt een voorbeeld beschikbaar voor het maken van een verslag. Daarin zijn de volgende onderdelen opgenomen:

Onderdelen verslag

Toelichting

Initiatief

Beschrijving van het initiatief en het verwachte effect op de fysieke leefomgeving (zoals verkeer, groen, water, milieu, bebouwde omgeving, landschap).

Impactniveau

1 (Beperkt), 2 (Duidelijk merkbaar) of 3 (Groot)

Participanten

Het opstellen van een lijst van participanten. Toestemming voor naam/adres is nodig (NAW); anders anonieme vermelding. Ook genodigden die niet hebben geparticipeerd vermelden (met toestemming).

Belangen

De belangen van initiatiefnemer en die van de participanten zijn op de lijst van uitgenodigde participanten aangegeven.

Proces

Beschrijving van hoe participanten zijn betrokken bij het participatieproces.

Rolneming

Beschrijving wat de rol was (of rollen waren) in het participatieproces van elke participant.

Inbreng

Beschrijving wat de inbreng per participant is geweest.

Aanpassingen

Beschrijving van wat er met de inbreng van de participanten is gedaan of juist niet is gedaan. Geef aan welke wijzigingen zijn aangebracht en aan welke wensen en eisen niet voldaan is, inclusief onderbouwing.

Kennis nemen van verslag

Aangeven hoe het participatieverslag is gedeeld met de participanten. Ook genodigden die niet geparticipeerd hebben kunnen het verslag krijgen.

Artikel 4 Beoordeling

  • 1. Het college oordeelt over de wijze waarop de participatie is uitgevoerd op basis van het door de initiatiefnemer aangeleverde verslag.

  • 2. Uit het verslag van initiatiefnemer is het volgende op te maken:

    • a.

      Wat de gevolgen van het initiatief zijn voor de omgeving volgens initiatiefnemer en volgens participanten

    • b.

      Het gekozen participatieniveau

    • c.

      Participanten die zijn uitgenodigd

    • d.

      Participanten die bij het participatieproces zijn betrokken

    • e.

      De verschillende belangen van participanten

    • f.

      Wat er met de inbreng van participanten is gedaan

    • g.

      Hoe het verslag is gedeeld met participanten.

  • 3. Het college maakt bij de beoordeling of de participatie voldoende is uitgevoerd, gebruik van het volgende toetsingskader bij de verschillende onderdelen van het participatieproces:

Onderdelen participatieproces

Toetsingskader

Initiatief

Er is een heldere beschrijving van het initiatief en de effecten op de fysieke leefomgeving.

Impactniveau

Bij het gebruikmaken van de tabel van de gemeente is 1, 2 of 3 ingevuld en anders is uit beschrijving duidelijk op te maken of er sprake is van beperkte, duidelijk merkbare of grote impact op de fysieke leefomgeving.

Participanten en hun belangen

Er is een lijst met naam, adres, woonplaats van de participanten met een beschrijving van het belang per participant.

Betrokkenheid participanten bij proces

Het is aangetoond dat participanten betrokken zijn geweest bij het gevolgde participatieproces en daarin een rol hebben gespeeld

Inbreng

Er is een beschrijving per participant wat de inbreng van die participant is geweest.

Aanpassingen

Er is een beschrijving wat er met de inbreng van alle participanten is gedaan. Inclusief een onderbouwing van de keuzes.

Het delen van het verslag

Er is aangetoond dat het participatieverslag is gedeeld met participanten.

Passendheid participatieproces

De uitgevoerde participatie is passend in relatie tot de omvang en impact van het initiatief op de omgeving

Artikel 5 Herstel gebreken/buiten behandeling stellen aanvraag

  • 1. Indien het college oordeelt dat de participatie onvoldoende is geweest, dan stelt het college de initiatiefnemer in de gelegenheid dit gebrek in de aanvraag binnen een nader te bepalen termijn te herstellen.

  • 2. Indien de initiatiefnemer in de gelegenheid is gesteld het gebrek in de aanvraag te herstellen en participatie naar oordeel van het college ook daarna niet voldoende heeft plaatsgevonden, dan kan het college de aanvraag buiten behandeling laten.

  • 3. Indien de initiatiefnemer aangeeft geen participatie te hebben toegepast en dit ook niet voornemens is te gaan doen én het college de initiatiefnemer de kans heeft geboden dit gebrek te herstellen, dan laat het college de aanvraag buiten behandeling.

Artikel 6 Bekendmaking en inwerkingtreding

Artikel 7 Citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verplichte participatie bij omgevingsvergunningen en wijzigingen omgevingsplan op initiatief van derden gemeente Noardeast-Fryslân 2024

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân d.d. 17 september 2024

burgemeester,

mr. J.G. Kramer

secretaris,

H.J.C.M Verbunt MBA