Regeling vervallen per 16-10-2024

Gemeenschappelijke regeling ‘hûs en hiem, adviseurs omgevingskwaliteit’

Geldend van 15-10-2024 t/m 15-10-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling ‘hûs en hiem, adviseurs omgevingskwaliteit’

INTITULÉ:

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Vlieland, Waadhoeke, Weststellingwerf.

Gelet op hoofdstuk VI van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Overwegende dat de gemeenschappelijke regeling is geactualiseerd in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022, de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties per 1 juli 2021 en daarbij tevens een aantal technische verbeteringen in de regeling zijn aangebracht,

Besluiten:

De Gemeenschappelijke regeling hûs en hiem als volgt te wijzigen:

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    Adviescommissie - door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten ingestelde adviescommissie op grond van artikel 17.9 van de Omgevingswet;

  • b.

    Regeling - deze gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    Gemeente - een aan de regeling deelnemende gemeente;

  • d.

    Lichaam - het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • e.

    Gedeputeerde Staten - Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân;

  • f.

    Raad - de gemeenteraad van één van de gemeenten;

  • g.

    Wet - de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

  • h.

    Reglement op de commissie - het door de raad vastgestelde Reglement op de commissie;

  • i.

    College - een aan de regeling deelnemend college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    Deelnemers - de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Vlieland, Waadhoeke, Weststellingwerf.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Voor de uitvoering van deze regeling wordt een openbaar lichaam gevormd, genaamd ‘hûs en hiem, adviseurs omgevingskwaliteit’.

  • 2.

    Het lichaam is gevestigd te Leeuwarden.

  • 3.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Het bestuur

Het bestuur van het lichaam bestaat uit:

  • -

    een algemeen bestuur;

  • -

    een dagelijks bestuur;

  • -

    een voorzitter.

Artikel 4 Gelijkstellingen

Waar in de regeling wettelijke bepalingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die bepalingen voor de gemeente, raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester in de plaats: het lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Paragraaf 2 DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 5 Te behartigen belangen

Deze regeling heeft ten doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van de bouwkunstige, stedenbouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Fryslân.

Artikel 6 Taken

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft de volgende taken:

    • a.

      het beschikbaar stellen van onafhankelijk en deskundig personeel ten behoeve van de bemensing van de adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 Omgevingswet die door de raden is ingesteld;

    • b.

      het voordragen van personen tot benoeming van leden van de adviescommissie ten behoeve van de voorstellen van de colleges daartoe aan de gemeenteraden;

    • c.

      het verzorgen van het secretariaat van de adviescommissie;

    • d.

      het faciliteren van de adviescommissie, zodat deze commissie haar taken kan uitvoeren overeenkomstig de door de raden vastgestelde Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit;

    • e.

      het opstellen van het jaarverslag van de adviescommissie en toezending daarvan aan de gemeenteraden;

    • f.

      het geven van adviezen over algemene vraagstukken betreffende de omgevingskwaliteit aan gemeenten, andere openbare lichamen en aan particulieren, de laatsten voor zover het een tweede onafhankelijke beoordeling betreft van bouwplannen gelegen buiten de aan de Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

    • g.

      het op verzoek van de colleges voorzien in advisering over gemeentelijke monumenten, in het bijzonder ten aanzien van beeldbepalende panden binnen ingeschreven beschermde stads- en dorpsgezichten en in de advisering van objecten met door de gemeente toegekende cultuurhistorische waarden;

    • h.

      alle overige feitelijke werkzaamheden die nodig zijn voor de advisering en het ondersteunen van de colleges door de adviescommissie.

  • 2.

    Aan het Algemeen Bestuur van het lichaam worden de voor de uitvoering van de taken benodigde bevoegdheden overgedragen dan wel de benodigde machtigingen verstrekt.

  • 3.

    Voor zover het niet wettelijk verplichte advisering betreft, kunnen de colleges ieder voor zich aangeven in welke gevallen zij de adviserende taak aan de Gemeenschappelijke regeling willen overdragen.

Artikel 7 Onbevoegdheid

Het openbaar lichaam is niet bevoegd tot:

  • -

    borgstelling;

  • -

    het om niet uitlenen van geld;

  • -

    het schenken van geld of andere zaken.

Paragraaf 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemende colleges bedraagt.

  • 2.

    De colleges wijzen uit hun midden elk één lid in het Algemeen Bestuur aan.

  • 3.

    Alle leden hebben één stem.

  • 4.

    De colleges beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de in het tweede lid genoemde leden en plaatsvervangende leden.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 9 Lidmaatschap Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd, respectievelijk gekozen.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het Algemeen Bestuur, alsmede het college, dat hen heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3.

    In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na het ontstaan van deze vacature, een nieuw lid van het Algemeen Bestuur benoemd door het college van de gemeente waaruit het lid wiens lidmaatschap is geëindigd afkomstig is.

Artikel 10 Werkwijze Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, of tenminste vier leden van het Algemeen Bestuur dat, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk verzoeken.

  • 2.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

Artikel 11 Deelnemen aan beraadslagingen Algemeen Bestuur

  • 1.

    Aan de beraadslagingen tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur kunnen tevens deelnemen:

    • a.

      de leden van het Dagelijks Bestuur genoemd in artikel 13, lid 1 sub d en de vaste leden van de commissies bedoeld in § 8;

    • b.

      de functionarissen, in dienst van het lichaam, voor zover belast met bestuurlijke of adviserende taken;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde personen hebben een adviserende stem.

Artikel 12 Taken Algemeen Bestuur

Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 12a Burgerparticipatie

Het Algemeen Bestuur kan bepalen wanneer en op welke wijze over de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 6 inwoners van de deelnemers en belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun mening te geven.

Paragraaf 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13 Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door:

    • a.

      De voorzitter van het Algemeen Bestuur, die tevens als voorzitter van het Dagelijks Bestuur fungeert;

    • b.

      de plaatsvervangend voorzitter van het Algemeen Bestuur, tevens plaatsvervangend voorzitter van het Dagelijks Bestuur;

    • c.

      maximaal vier leden uit het Algemeen Bestuur, te benoemen door het Algemeen Bestuur;

    • d.

      twee adviserende leden uit de beroepspraktijk, werkzaam in de provincie Fryslân, te benoemen door het Algemeen Bestuur uit een voordracht van het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een spreiding binnen de provincie Fryslân.

Artikel 14 Lidmaatschap Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd respectievelijk ingevolge het eerste lid van artikel 13 is aangewezen.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter op de hoogte. In een tussentijdse vacature wordt op de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur een nieuw lid benoemd.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dit bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode voor de leden van de raden afloopt, met dien verstande dat de in artikel 13, lid 1 sub d bedoelde leden maximaal acht jaar zitting kunnen hebben in het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    In de gevallen van lid 2 en 3 blijven de leden hun functie waarnemen tot door het Algemeen Bestuur in hun opvolging is voorzien.

Artikel 15 Werkwijze Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of zulks schriftelijk door een lid van het Dagelijks Bestuur onder opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht.

  • 2.

    Indien het Dagelijks Bestuur of de voorzitter het nodig oordeelt, kunnen één of meer deskundigen uitgenodigd worden om aan de beraadslagingen deel te nemen. Zij hebben een adviserende stem.

Artikel 16 Taken Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het beheer van de activa en de passiva van het lichaam;

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkomen van verjaren en verlies van recht of bezit;

    • f.

      de benoeming, de schorsing, het ontslag, dan wel de tewerkstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van het personeel, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 en verder voor zover het Algemeen Bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden van het Algemeen Bestuur overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het instellen van een bedrijf of een tak van dienst;

    • b.

      het vaststellen van de begroting of van de rekening conform artikel 34 van de wet;

    • c.

      het vaststellen van regels m.b.t. de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarde van het lichaam.

Paragraaf 5 DE VOORZITTER

Artikel 17 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen en treden als zodanig op in het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De bepalingen in deze paragraaf zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3.

    Het voorzitterschap eindigt indien de betrokkene ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn. Alsdan voorziet het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk in de vervanging.

Artikel 18 Taken voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De voorzitter draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken en tekent alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter roept de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur zoveel mogelijk met vermelding van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk en onder medezending van de relevante stukken, spoedeisende gevallen daargelaten, tenminste 14 dagen van tevoren bijeen op een door hem te bepalen datum, plaats en uur. Een afschrift van de vergaderstukken van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij ter kennisname aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij de uitnodigingen en de stukken tevens aan de personen genoemd in artikel 11.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in het geding waarbij het lichaam is betrokken, wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

Paragraaf 6 SECRETARIS

Artikel 19

  • 1.

    De secretaris wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    De secretaris is, in overleg met de voorzitter, belast met de voorbereiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door hem meeondertekend.

  • 5.

    De functie van secretaris kan worden uitgeoefend door de directeur.

Paragraaf 7 DE PENNINGMEESTER

Artikel 20

  • 1.

    De penningmeester wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    De penningmeester is in het bijzonder belast met de financiële administratie en het opstellen van de ontwerpbegroting en de rekening.

Paragraaf 8 COMMISSIES

Artikel 21

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2.

    Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur van een openbaar lichaam een gemeenschappelijke adviescommissie in, zulks met inachtneming van artikel 24a van de wet.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, zulks met inachtneming van artikel 25 van de wet.

Artikel 22

- vervallen -

Artikel 23

- vervallen -

Paragraaf 9 VERGOEDINGEN

Artikel 24

  • 1.

    De leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de commissies als bedoeld in § 8, alsmede de adviseurs als bedoeld in artikel 11 en 15 lid 2 genieten een tegemoetkoming in de kosten, naar regels te stellen door het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet.

  • 2.

    Voor leden van het Dagelijks Bestuur en van commissies als bedoeld in § 8, niet zijnde gemeentebestuurder of in overheidsdienst, stelt het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet een vergoedingen-regeling vast.

Paragraaf 10 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 25

  • 1.

    Elke gemeente regelt binnen haar eigen bestuur de spelregels ten aanzien van het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording door het lid van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk leggen uit eigen beweging aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur uit eigen beweging alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten een lid van het Dagelijks Bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

  • 5.

    Het college kan een door hem aangewezen lid ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 6.

    Het bestuur verstrekt schriftelijk aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden ongevraagd de informatie die nodig is om een juist beeld te verkrijgen van de uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 6.

Paragraaf 11 REGLEMENTEN VAN ORDE

Artikel 26

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

Paragraaf 12 ARCHIEF

Artikel 27 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 27a Archiefbeheer

  • 1.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 27b Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt door het algemeen bestuur aangewezen een archiefbewaarplaats aangewezen.

Artikel 27c Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Gedeputeerde Staten.

Artikel 27d Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van Gedeputeerde Staten brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 27e Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 3.

    In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

Paragraaf 13 DIRECTEUR

Artikel 28

  • 1.

    De directeur van het bureau wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

Paragraaf 14 OVERIGE PERSONEEL

Artikel 29

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de personeelsformatie vast.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan voor het personeel de nodige instructies vaststellen.

  • 3.

    De bezoldiging van het personeel wordt door het Dagelijks Bestuur bepaald.

  • 4.

    Op het personeel zijn de collectieve arbeidsovereenkomst Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing en zijn de regels die zijn of zullen worden vastgesteld in het Personeelshandboek Gemeente Smallingerland van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 15 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 30 Beheer en controle

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie, het beheer van vermogenswaarden en de controle.

  • 2.

    De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Begroting

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting, alsmede een meerjarenraming voor een aaneensluitend tijdvlak van tenminste drie jaren, aan. Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming worden twaalf weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden, door het Dagelijks bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, lid 2, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur stelt de vertegenwoordigende organen voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast vóór 15 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6.

    Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 september aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 32 Wijziging begroting

Met betrekking tot het wijzigen van de begroting is het bepaalde in het voorafgaande artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33 Jaarrekening

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar, waarvoor de rekening geldt.

  • 2.

    De vastgestelde jaarrekening wordt vóór 15 juli volgende op het jaar waarvoor de rekening geldt, toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 34 Kostenverdeling

  • 1.

    Elke gemeente draagt in de kosten van het lichaam bij naar rato van de dienstverlening op basis van tarieven, die door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld en medegedeeld aan de gemeenten.

  • 2.

    Het nadelig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, door de gemeenten gedragen in verhouding tot het aantal ingezetenen op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Het batig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, naar rato van de gemeentelijke bijdragen op basis van de tarieven in het betreffende kalenderjaar, aan de gemeente uitbetaald.

Artikel 35 Declaraties en voorschotten

  • 1.

    De declaraties op basis van de tarieven worden periodiek verzonden en dienen binnen één maand na verzending door de gemeenten te worden betaald.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten, de gemeenten voorschotten in rekening te brengen in de (geraamde) bijdragen van het lopende kalenderjaar. In dat geval wordt onmiddellijk na afloop van het eerste en het tweede halfjaar van dat kalenderjaar een declaratie op basis van de werkelijk verschuldigde bijdragen en met verwerking van de voorschotten, naar de gemeenten verzonden.

Artikel 36 Vaststelling bijdragen in nadelig saldo

  • 1.

    De vaststelling van de door iedere gemeente op basis van artikel 32 lid 2 eventueel verschuldigde bijdrage geschiedt binnen een maand na de vaststelling van de rekening door het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur doet van de vaststelling van de bijdragen mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten.

  • 3.

    Binnen vier weken na de mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de in het tweede lid bedoelde bedragen worden de door de gemeenten verschuldigde bijdragen met de ingevolge artikel 33, lid 2 betaalde voorschotten verrekend.

Paragraaf 16 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37 Toetreding

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.

  • 3.

    Toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle colleges van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het Algemeen Bestuur met instemming van de deelnemers anders bepaalt.

Artikel 38 Uittreding

  • 1.

    Een college kan, na vooraf verkregen toestemming van de raad van die gemeente, besluiten uit deze regeling te treden.

  • 2.

    Uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van enig kalenderjaar, mits een daartoe strekkend besluit tenminste één jaar tevoren aan het Algemeen Bestuur toegezonden is.

  • 3.

    Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een uittredingsplan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding. De kosten van het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer. Het uittredingsplan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 4.

    De uittredende deelnemer verplicht zich het personeel dat is belast met de uitvoering van de door deze deelnemer opgedragen taken over te nemen of, indien dit niet mogelijk is, daarvoor een schadeloosstelling te betalen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel of de hoogte van die schadeloosstelling vast op basis van de begroting over het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de uittreding betrekking heeft en kan daarbij een nader te bepalen overbruggingsperiode vaststellen.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur regelt de verdere gevolgen van de uittreding.

  • 6.

    Het lichaam en de uittredende deelnemer spannen zich in om de nadelige financiële gevolgen van de uittreding, bedoeld in het vierde lid, zoveel mogelijk te beperken.

Artikel 38a Uittredingsplan en uittreedsom

  • 1.

    Het in artikel 38, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die een direct en indirect gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2.

    Bij het berekenen van de uittreedsom worden de volgende uitgangspunten en aannames gehanteerd:

    • a.

      De uittreedsom is een vergoeding voor de werkelijke schade die de GR leidt en die rechtstreeks het gevolg is van de uittreding van een deelnemer. Voor zover toepassing van het uittredingsplan niet leidt tot vergoeding van de werkelijke schade, kan het Algemeen Bestuur de uittreedsom op andere wijze berekenen.

    • b.

      De tarieven die bij de deelnemers in rekening worden gebracht dekken de kosten die de GR maakt voor 100%. De kostenstructuur bestaat nagenoeg uitsluitend uit vaste lasten. Er wordt daarom van uitgegaan dat de schade die de GR als gevolg van uittreding per jaar lijdt, gelijk is aan de jaarlijkse inkomstenderving.

    • c.

      De jaarlijkse inkomstenderving is gelijk aan de gemiddelde jaarinkomsten die zijn verworven bij de uittredende deelnemer, berekend over de periode van drie jaar direct voorafgaand aan het jaar waarin het besluit tot uittreding aan het Algemeen Bestuur is toegezonden.

    • d.

      De termijn die de GR nodig heeft om in te spelen op de uittreding en waarover de GR dus schade lijdt, is vier jaar.

    • e.

      De uittreedsom bedraagt derhalve vier keer de gemiddelde jaarlijkse inkomsten die de GR verwerft bij de uittredende deelnemer en die worden berekend zoals aangegeven onder c. Van dit bedrag wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de Algemene Reserve per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding, afgetrokken. Het bedrag is exclusief BTW.

  • 3.

    De uittredende deelnemer is gehouden de uittreedsom uiterlijk ter gelegenheid van diens uittreding te voldoen.

Artikel 39 Wijziging

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van tenminste 2/3 deel der gemeenten daartoe een eensluidend besluit nemen, met uitzondering van artikel 5. Voor wijziging van het hiervoor genoemde artikel is unanimiteit vereist.

  • 2.

    Een college dat wijziging wenselijk acht, richt het daartoe strekkende voorstel aan het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Indien het Algemeen Bestuur of één of meer colleges wijziging wenselijk achten, doet het Algemeen Bestuur een daartoe strekkend voorstel aan de raden.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpregeling naar voren brengen.

Artikel 40 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van tenminste 2/3 deel van de gemeenten. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    In geval van opheffing wordt het Dagelijks Bestuur met de liquidatie van de dienst belast. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de raden gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Ter uitvoering van de liquidatie blijft het Dagelijks Bestuur zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling in functie.

  • 4.

    Een batig saldo komt ten bate, een nadelig saldo wordt naar verhouding van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de regeling wordt opgeheven, vastgesteld. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau van de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

Paragraaf 17 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Bekendmaking en registratie

  • 1.

    Het college van de gemeente Leeuwarden, als vestigingsgemeente van de gemeenschappelijke regeling hûs en hiem, maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door Leeuwarden uitgegeven Gemeenteblad.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 42 Evaluatie van de regeling

  • 1.

    De doel- en taakstelling van de regeling, de wijze van uitvoering en de financiering daarvan zullen periodiek geëvalueerd worden.

  • 2.

    Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de directeur, gehoord de colleges en de raden van de betrokken deelnemers, om de vier jaar een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd.

  • 3.

    Op grond van de uitkomsten van deze evaluatie kan het dagelijks bestuur voorstellen tot wijziging van de regeling doen, dan wel tot aanpassing van de financieringsmethodiek, de bedrijfsvoering en/of de organisatiestructuur van hûs en hiem.

De gewijzigde gemeenschappelijke regeling treedt in werking de dag na publicatie, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2024.

Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Vlieland, Waadhoeke, Weststellingwerf.