Beleidsregel locatiekeuze inzamelvoorzieningen gemeente Voorst

Geldend van 16-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel locatiekeuze inzamelvoorzieningen gemeente Voorst

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst houdende regels omtrent de locatiekeuze voor inzamelvoorzieningen.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst;

overwegende dat:

het in het belang van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen wenselijk is nadere regels te stellen omtrent de locaties waar afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden in een inzamelvoorziening aan de inzameldienst, als bedoeld in de Afvalstoffenverordening van de gemeente Voorst;

gelet op:

artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Milieubeheer, de Afvalstoffenverordening gemeente Voorst 2024 en het Uitvoeringsbesluit 2024 bij de Afvalstoffenverordening gemeente Voorst 2024;

besluit vast te stellen de: Beleidsregel locatiekeuze inzamelvoorzieningen gemeente Voorst.

Artikel 1. Doel beleidsregels

Met deze beleidsregels wordt een nadere invulling gegeven aan het gebruik door het college van de bevoegdheid tot aanwijzing van locaties voor (ondergrondse) inzamelvoorzieningen.

Bij het bepalen van een locatie voor (ondergrondse) inzamelvoorzieningen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Om deze belangenafweging consistent en transparant te doen plaatsvinden zijn deze beleidsregels opgesteld.

Artikel 2. Locatiekeuze

Algemene belang versus het individuele belang

De gemeente beoogt het bewoners zo gemakkelijk mogelijk te maken om afval te scheiden door een goede infrastructuur van inzamelvoorzieningen te bieden. Ook wil de gemeente de locaties van de voorzieningen met de juiste betrokkenheid van bewoners bepalen. Bij het uitkiezen van locaties vindt per locatie een zorgvuldige afweging plaats op basis van een aantal randvoorwaarden en/of criteria. Deze zijn uitgewerkt in een (niet- limitatieve) lijst in paragraaf 3. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele bewoners die bedenkingen hebben (zienswijze) tegen gekozen locaties zijn in dat opzicht relatief beperkt.

Het algemene belang gaat daarbij in beginsel voor op het individuele belang. Onder het algemene belang wordt bijvoorbeeld verstaan: doelmatige inzameling, optimale verdeling van de locaties van de ondergrondse containers zodat er sprake is van een logisch, kostenefficiënt en samenhangend netwerk, het creëren van een veilige situatie, het behoud van bomen, onmogelijkheid om te plaatsen wegens kabels en leidingen.

Samenhangend netwerk van inzamelvoorzieningen

De locaties van de (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden zo bepaald, dat een bewoner (hierna: gebruiker) de mogelijkheid heeft om het afval op meerdere, voor de gebruiker voor de hand liggende, logische locaties in een container te deponeren.

De containers op de verschillende locaties vormen een samenhangend netwerk: het niet aanbrengen van een container op een locatie heeft invloed op de potentiële gebruikers van de beoogde locatie. Zij moeten hun afval naar een andere, mogelijk voor hen minder gunstige, locatie brengen.

Artikel 3. Randvoorwaarden en/of criteria

Bereikbaarheid

De inzamelvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruikers voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn.

Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de inzamelvoorzieningen zo gesitueerd behoren te zijn dat het technisch mogelijk is deze te legen en op een zodanige wijze geleegd kan worden dat de inzamelwagen en/of de (ondergrondse) inzamelvoorziening geen objecten in de openbare ruimte (zoals bomen, lantaarnpalen, auto’s e.d.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) raakt.

Vanuit de kant van de gebruikers moeten de inzamelvoorzieningen makkelijk bereikbaar en toegankelijk zijn, ook voor ouderen en minder validen.

Verkeersveiligheid

De inzamelvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruiker op een verkeersveilige wijze bereikt kunnen worden. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de inzamelvoorziening veilig geleegd moet kunnen worden zonder dat hierdoor een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan. Vanuit de kant van de gebruiker betekent dit dat deze het afval kwijt moeten kunnen raken, zonder hiervoor verkeersonveilige handelingen te moeten verrichten. De locatie moet verder voldoen aan de eisen zoals gesteld door brandweer en politie alsmede de betrokken gemeentelijke afdelingen (o.a. de beheergroep).

Ondergrondse obstakels

Bij het bepalen van locaties wordt de ondergrond onderzocht op de aanwezigheid van obstakels. Het omleggen van kabels en leiding of riolering voor het plaatsen van ondergrondse containers is zeer onwenselijk en moet ook zoveel mogelijk worden vermeden.

Hinder beperken en inpassing in de openbare ruimte

Bij het bepalen van locaties wordt rekening gehouden dat de aanwezigheid, het gebruik en het legen van de container zo mín mogelijk hinder geeft voor omwonenden. De inzamelvoorzieningen worden zoveel mogelijk buiten haakse zichtlijnen ten opzichte van de gevel met woningen geplaatst, maar dit zal niet altijd mogelijk zijn. Het algemeen belang gaat ook hier uiteindelijk voor op het individuele belang. Met betrekking tot de afstand tussen een inzamelvoorziening en de gevel (lees: de naar de openbare ruimte gekeerde gevel met ramen) van een woning wordt in ieder geval een minimumafstand gehanteerd van drie meter. Voor andere zijden van een woning geldt dat de minimumafstand één meter kan bedragen, bijvoorbeeld als er geen (direct) uitzicht op de inzamelvoorziening is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een blinde muur. Inzamelvoorzieningen worden in beginsel niet direct naast een kinderspeelplaats geplaatst. Inzamelvoorzieningen nabij parkeervakken worden, vanwege het straatbeeld, in beginsel in lijn met de parkeervakken geplaatst.

Ruimtelijke kwaliteit

Bij een locatiekeuze wordt stedenbouwkundig getoetst of de plek ruimtelijk verantwoord is en/of dat er aanvullende eisen nodig zijn, bijvoorbeeld een afscherming met een groenstrook. Ook zal nagegaan worden of er in het gebied al ontwikkelingen spelen (bijvoorbeeld nieuwbouwplannen) waarin de inzamelvoorziening kan worden ingepast.

Bomen

De container is zodanig gesitueerd dat er geen schade ontstaat aan bomen (kroon en wortels). De container wordt niet binnen de kroonprojectie van bestaande bomen geplaatst. Afhankelijk van de leeftijd of gezondheid van de boom, kan een afweging gemaakt worden om hiervan af te wijken. Bomen zullen alleen plaats moeten maken als er geen andere optie meer over is. Een inzamelvoorziening zal nooit ten koste gaan van waardevolle bomen en een aantasting van de groenstructuur dient te worden voorkomen.

Eigendom

De locatie is in gemeentelijk eigendom, zodat kosten voor grondverwerving worden vermeden.

Artikel 4. Afwegingssystematiek

Bij de afweging van het (ontwerp)aanwijzingsbesluit worden in ieder geval alle bovengenoemde criteria en/of randvoorwaarden betrokken. Soms zal blijken dat niet aan alle criteria/randvoorwaarden gelijktijdig voldaan kan worden en dat er weinig speelruimte is voor alternatieve locaties. In dat geval maakt het college de keuze voor de meest optimale of meest aanvaardbare oplossing. Bij de afweging gaat het algemeen belang in beginsel voor het individuele belang.

Artikel 5. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel locatiekeuze inzamelvoorzieningen gemeente Voorst;

  • 2. Het (op de beleidsregels gebaseerde definitieve aanwijzings)besluit wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website en treedt op de dag na bekendmaking in werking.

Ondertekening

Twello, 1 oktober 2024.

Paula Jorritsma-Verkade, burgemeester

Lisette Wolbers-Cents, secretaris

Toelichting

Juridisch kader

Wet Milieubeheer (hierna: Wm)

De Wet milieubeheer verplicht de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijk voor rest- en gftafval bij of nabij elk perceel (10.21 Wm). De gemeente heeft hier derhalve geen keuzevrijheid. Bij en krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling moet geven aan deze verplichting. Het inzamelen van huishoudelijk afval via (semi) onder-, of bovengrondse containers voor rest- en gftafval valt onder het inzamelen van afval nabij percelen (10.26 Wm).

Afvalstoffenverordening

Op basis van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een Afvalstoffenverordening te hebben. In de Afvalstoffenverordening Voorst en het hieraan gekoppelde Uitvoeringsbesluit zijn de gemeentelijke regels vastgelegd met betrekking tot de huishoudelijke afvalinzameling. Volgens art. 10 lid 1 van de Afvalstoffenverordening kan de gemeente de inzamelmiddelen en -voorzieningen aanwijzen voor huishoudens. In het Uitvoeringsbesluit 2024 is dit nader uitgewerkt.

Beleidsuitgangspunten

Het is de wettelijke taak van de gemeente om er voor zorg te dragen dat het huishoudelijk afval gescheiden wordt ingezameld. Het is de bevoegdheid van het college om te bepalen welke inzamelmiddelen en-voorzieningen worden ingezet.

In de op 20 februari 2023 aangenomen Motie in de raadsvergadering over het Grondstoffenplan Voorst, is het college opgedragen om een pilot uit te voeren met betrekking tot omgekeerd inzamelen.

Belangrijk is dat bij het plaatsen en/of verstrekken van de inzamelmiddelen en -voorzieningen gebruik wordt gemaakt van vaste richtlijnen, waaronder de keuze van een locatie voor een (ondergrondse) inzamelvoorziening.

Locatiekeuze

Bij de plaatsing van (ondergrondse) inzamelmiddelen moet bepaald worden welke locaties geschikt zijn om (ondergrondse) inzamelvoorzieningen te realiseren. Daarbij moet rekening worden gehouden met type wijk, aanwezige parkeergelegenheid, technische en verkeerstechnische plaatsingseisen en de locatie specifieke omstandigheden (zoals geen glasinzamelvoorziening aan fietspaden/-stroken en nabij speelplaatsen). In het kader van het efficiënt en effectief inzamelen van het huishoudelijk afval wordt bij het bepalen van de plaats van een inzamelvoorziening getracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande afvalinzamellogistiek.

Rechtsmiddelen locatiekeuze

Voordat er nieuwe (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden gerealiseerd, wordt een ontwerp- aanwijzingsbesluit opgesteld. Dit ontwerp-aanwijzingsbesluit wordt gepubliceerd. Iedereen kan gedurende zes weken op het ontwerp-aanwijzingsbesluit reageren en eventueel voorstellen voor alternatieve locaties indienen. De inspraakreacties worden verwerkt in een nota van antwoord, die toegevoegd wordt aan het definitieve aanwijzingsbesluit.

Dit definitieve aanwijzingsbesluit wordt vervolgens vastgesteld en bekendgemaakt. Het aanwijzingsbesluit geeft aan op welke locatie (ondergrondse) inzamelvoorzieningen worden geplaatst. Tegen de uitvoering van de plaatsing staan geen rechtsmiddelen open, omdat dit feitelijk handelen betreft.