Beleidsregel bedrijfsactiviteitenvergunning Den Haag 2024

Geldend van 15-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bedrijfsactiviteitenvergunning Den Haag 2024

Toelichting

Op grond van artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de burgemeester een beleidsregel vaststellen ten aanzien van de handhaving van de op grond van artikel 2:98 APV verkregen bevoegdheid.

Deze beleidsregel is bedoeld om nadere invulling te geven aan de bevoegdheden die zijn geregeld in artikel 2:98 van de APV. De onderhavige beleidsregel vormt een leidraad bij de handhaving en geeft weer hoe in beginsel te handelen bij specifieke overtredingen.

In 2020 is reeds de Beleidsregel toezicht bedrijfsmatige activiteiten Den Haag 2020 ingevoerd. In de praktijk is gebleken dat deze niet meer voldoende aansluit bij de huidige handhavingspraktijk. Daarnaast zijn er wijzingen geweest in artikel 2:98 APV. Met deze nieuwe beleidsregel zijn duidelijkere handvatten beschikbaar om uitvoering te geven aan de vergunningplicht zoals bepaald in artikel 2:98 APV.

Besluitvorming

De burgemeester van Den Haag,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen de volgende Beleidsregel bedrijfsactiviteitenvergunningen Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In de beleidsregel wordt verstaan onder:

Afhankelijkheidsrelatie

Een onderlinge verhouding waarin een persoon in zeker mate afhankelijk is van een andere persoon of entiteit voor ondersteuning, middelen of welzijn;

APV:

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag;

bedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorende perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning, die als zodanig in gebruik is, waar een bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt;

bedrijfsactiviteiten-vergunning:

een vergunning in de zin van artikel 2:98 APV;

beheerder:

de natuurlijke persoon die de feitelijke leiding heeft over de bedrijfsmatige activiteiten;

branche:

een specifieke sector of tak van economische activiteiten waarin bedrijven zich bezighouden met vergelijkbare bedrijfsmatige activiteiten;

burgemeester:

de burgemeester van de gemeente Den Haag;

exploitant:

de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, als van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

feitelijke toestand:

de wijze waarop een bedrijf in werkelijkheid wordt geëxploiteerd;

leefbaarheid:

de kwaliteit van leven, de omgeving en het welzijn van inwoners in een bepaalde omgeving;

openbare orde:

de normale gang van zaken in of aan een openbare ruimte of het gebouw en het karakter van de omgeving;

slecht levensgedrag:

een of meerdere gedraging(en) van een exploitant of beheerder van een bedrijf die aanleiding geeft dan wel geven om een vergunning te weigeren, te wijzigen of in te trekken;

Wet Bibob:

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 1:2 Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel is van toepassing op alle bedrijven en activiteiten waarvoor ingevolge artikel 2:98 van de APV een bedrijfsactiviteitenvergunning is vereist.

Artikel 1:3 Algemene overwegingen aanwijzen gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten

  • 1.

    De burgemeester wijst alleen gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten voor de vergunningplicht aan indien dit noodzakelijk, evenredig en niet-discriminatoir, is.

  • 2.

    Gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten worden uitsluitend aangewezen als er concrete signalen zijn dat de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staan.

  • 3.

    Deze concrete signalen kunnen in ieder geval, maar niet uitsluitend, bestaan uit:

    a. strafbare feiten;

    b. structurele en objectiveerbare overlast;

    c. de aanwezigheid of oververtegenwoordiging van branches waarvan in algemene en objectiveerbare zin kan worden gezegd dat deze een verstoring opleveren van de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid. Hiervan kan sprake zijn als een branche in zijn algemeenheid gevoelig is voor ondermijnende criminaliteit of in zijn algemeenheid een aanzuigende werking heeft op gasten of publiek die een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid.

  • 4.

    De burgemeester gaat ervan uit dat er sprake is van strafbare feiten als het voldoende aannemelijk is dat er strafbare feiten zijn gepleegd. Er hoeft geen sprake te zijn van een veroordeling, transactie of beschikking.

  • 5.

    De burgemeester neemt bij het beoordelen van de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid alleen signalen mee uit de periode vijf jaar voorafgaand aan het te nemen besluit. Als er sprake is van een patroon of hoge frequentie van (soortgelijke) feiten of signalen kunnen ook deze feiten of signalen worden meegenomen in de beoordeling.

Artikel 1:4 Aanwijzen gebouw voor vergunningplicht

  • 1.

    Bij het aanwijzen van een gebouw is er een direct verband tussen de concrete signalen dat de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staan en de wijze van exploitatie in of vanuit het aan te wijzen gebouw.

  • 2.

    De burgemeester stelt zowel de eigenaar, als de exploitant in de gelegenheid gesteld om de wijze van exploitatie te verbeteren of een inspanning te leveren om deze te verbeteren, voordat de vergunningplicht wordt ingevoerd.

  • 3.

    Als de ernst van de signalen daartoe aanleiding geeft of als de eigenaar en de exploitant reeds kennis hebben of behoren te hebben van de verstoring van de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid en verzuimd hebben een inspanning te leveren om de wijze van exploitatie te verbeteren kan, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de burgemeester direct overgaan tot invoeren van de vergunningplicht.

  • 4.

    De burgemeester kan een gebouw aanwijzen aansluitend aan een bestuurlijke sluiting.

Artikel 1:5 Aanwijzen gebied voor de vergunningplicht

  • 1.

    De burgemeester neemt in aanvulling op het bepaalde in artikel 1:3 bij het aanwijzen van een gebied in overweging in hoeverre de algehele leefbaarheid of openbare orde en veiligheid in het betreffende gebied onder druk staan.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan de burgemeester de vergunningplicht in te voeren als onderdeel van een groter integraal pakket aan maatregelen om de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid in dit gebied te vergroten.

Artikel 1:6 Aanwijzen bedrijfsmatige activiteiten (branche)

  • 1.

    Als de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staat en de oorzaak hiervan gelegen is in de wijze waarop er binnen één specifieke branche wordt geëxploiteerd, wijst de burgemeester slechts de bedrijfsmatige activiteiten aan waar deze branche betrekking op heeft.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:3 kan de burgemeester bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen als er binnen een branche in zijn algemeenheid sprake is van verhoogd risico voor de veiligheid en integriteit van de gasten, bezoekers of medewerkers. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn als er binnen deze branche een sterke afhankelijkheidsrelatie is of wanneer gasten, bezoekers of medewerkers een kwetsbare groep vormen.

  • 3.

    De burgemeester wijst alleen de bedrijfsmatige activiteiten binnen een bepaald gebied aan waar de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid als gevolg van de wijze van exploitatie binnen deze branche onder druk staat.

  • 4.

    Als de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid in de hele gemeente Den Haag onder stuk staat als gevolg van de wijze van exploitatie binnen deze branche kan de burgemeester de bedrijfsmatige activiteiten binnen de gehele stad aanwijzen.

  • 5.

    De burgemeester omschrijft in het besluit tot aanwijzen welke bedrijfsmatige activiteiten van de branche onder het aanwijzingsbesluit vallen.

Hoofdstuk 2 Verstrekken of weigeren bedrijfsactiviteitenvergunning

Artikel 2:1 Voorkomen of beperken overlast of strafbare feiten

  • 1.

    De burgemeester weigert een bedrijfsactiviteitenvergunningen op grond van overlast als:

    a. er sprake is van structurele en objectiveerbare overlast; en

    b. de overlast duidelijke effecten heeft op de woon- en leefomgeving, gelet op de situering van het gebouw en het karakter van de omgeving.

  • 2.

    De burgemeester weigert een bedrijfsactiviteitenvergunning op grond van strafbare feiten als:

    a. er strafbare feiten worden gepleegd in of vanuit het bedrijf; of

    b. er strafbare feiten worden gepleegd die in duidelijke verbinding staan met het bedrijf.

  • 3.

    De burgemeester neemt bij de beoordeling van overlast of strafbare feiten gebeurtenissen in overweging die hebben plaatsgevonden in de periode vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag.

  • 4.

    De burgemeester wijst een verzoek om een vergunning af op grond van het vastgestelde in het eerste of tweede lid indien deze evenredig is met de ernst van de gepleegde strafbare feiten en als de exploitant een verwijt gemaakt kan worden ten aanzien van de geconstateerde overlast.

  • 5.

    Als de aanvrager van de vergunning aannemelijk maakt dat de kans op herhaling van de strafbare feiten gering is, kan de burgemeester de strafbare feiten buiten beschouwing laten. Hier kan bijvoorbeeld sprake van zijn als de gepleegde feiten zijn gepleegd terwijl het bedrijf in beheer was bij een andere exploitant.

Artikel 2:2 Nadelige beïnvloeding van leefbaarheid door wijze van exploitatie

De burgemeester stelt bij beoordeling van de vraag of de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed in de zin van artikel 2:98, vierde lid, aanhef en onder b, van de APV vast in hoeverre de leefbaarheid negatief is beïnvloed door de wijze van exploitatie in de periode vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 2:3 Levensgedrag

De Beleidsregel beoordeling levensgedrag Den Haag 2023 is van toepassing bij de beoordeling van het levensgedrag in de zin van artikel 2:98, vierde lid, aanhef en onder c en zevende lid, onder c, van de APV.

Artikel 2:4 Beoordeling feitelijke toestand

  • 1.

    De burgemeester neemt bij de beoordeling van de vraag of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is met de aanvraag in de zin van artikel 2:98, vierde lid, aanhef en onder d, in overweging hetgeen de aanvrager hierover vermeldt op het aanvraagformulier of aanvullende stukken en wat hierover verder nog eventueel verklaard wordt.

  • 2.

    De burgemeester maakt in ieder geval, maar niet uitsluitend, een beoordeling op grond van de volgende factoren:

    a. de beschrijving van de bedrijfsactiviteiten;

    b. de beschrijving van de ruimte(s) waar de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden;

    c. de aangegeven exploitant; en

    d. de opgegeven rechtsvorm en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    De burgemeester toetst bij de beoordeling van de opgegeven exploitant of deze feitelijk de persoon is voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend.

Artikel 2:5 Aanvullende voorschriften of beperkingen

  • 1.

    De burgemeester kan aan een bedrijfsactiviteitenvergunning voorschriften en beperkingen verbinden, die zien op de reden waarom de vergunningplicht is ingevoerd.

  • 2.

    Bij de voorschriften of beperkingen kan worden bepaald dat overtreding hiervan direct leidt tot intrekking van de bedrijfsactiviteitenvergunning.

Hoofdstuk 3 Maatregelen

Artikel 3:1 Verstoring van deopenbare orde en veiligheid of leefbaarheid

  • 1.

    De burgemeester reikt een schriftelijke waarschuwing uit aan de exploitant als er sprake is van een verstoring van de leefbaarheid of openbare orde vanuit een bedrijf of een verstoring van de openbare orde of leefbaarheid die in directe verbinding staat met een bedrijf en de exploitant een verwijt gemaakt kan worden ten aanzien van de geconstateerde overlast.

  • 2.

    Er is sprake van een verstoring van de veiligheid en openbare orde of leefbaarheid naar het oordeel van de burgemeester als het structurele en objectiveerbare overlast betreft die duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving heeft, gelet op de situering van het gebouw en het karakter van de omgeving.

  • 3.

    De burgemeester sluit het bedrijf voor een periode van drie maanden als er binnen een jaar na uitreiking van de schriftelijke waarschuwing nogmaals wordt geconstateerd dat er sprake is van een verstoring van openbare orde of leefbaarheid vanuit het bedrijf of een verstoring van openbare orde of leefbaarheid die in directe verbinding staat met het bedrijf.

  • 4.

    De burgemeester sluit het bedrijf voor een periode van zes maanden als er binnen een periode van een jaar na het sluiten van een bedrijf volgens of krachtens het derde lid opnieuw sprake is van een verstoring van openbare orde of leefbaarheid vanuit het bedrijf of een verstoring van openbare orde of leefbaarheid die in directe verbinding staat met het bedrijf.

  • 5.

    De burgemeester trekt de bedrijfsactiviteitenvergunning in als er binnen een periode van een jaar na het sluiten van een bedrijf volgens of krachtens vierde lid opnieuw sprake is van een verstoring van openbare orde of leefbaarheid vanuit het bedrijf of een verstoring van openbare orde of leefbaarheid die in directe verbinding staat met het bedrijf.

Artikel 3.2 Verstoring van openbare orde en veiligheid of leefbaarheiddoor strafbare feiten in het bedrijf

  • 1.

    De burgemeester kan het bedrijf voor een periode van drie maanden sluiten als er sprake is van strafbare feiten die gepleegd worden in het bedrijf en die leiden of mogelijk leiden tot een verstoring van de openbare orde en veiligheid of leefbaarheid. Hier is in ieder geval sprake van als één van de volgende feiten wordt gepleegd:

    a. aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs;

    b. zedendelicten;

    c. aanwezigheid van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie;

    d. mensenhandel;

    e. geweldpleging;

    f. heling;

    g. verkoop van illegale of niet veraccijnsde producten; of

    h. illegale kansspelen.

  • 2.

    De burgemeester reikt bij een eerste constatering een waarschuwing uit als het strafbare feit krachtens het eerste lid, onder e, gering van aard is.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid sluit de burgemeester het bedrijf voor drie maanden als er binnen een jaar na het uitreiken van deze waarschuwing opnieuw sprake is van enige vorm van geweldpleging ongeacht de aard.

  • 4.

    De burgemeester trekt de bedrijfsactiviteitenvergunning in als er binnen een jaar na een sluiting krachtens het eerste of derde lid nogmaals wordt geconstateerd dat er sprake is van strafbare feiten, die gepleegd worden in of vanuit het bedrijf die leiden of mogelijk leiden tot een verstoring van de leefbaarheid, openbare orde of veiligheid.

  • 5.

    De burgemeester kan het bedrijf met spoed sluiten voor een periode van twee weken als de ernst van het strafbare feit daartoe aanleiding geeft. Het besluit van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

  • 6.

    De burgemeester kan in ieder geval overgaan tot een sluiting met spoed in de zin van het vijfde lid als er sprake is van een situatie zoals beschreven in het eerste lid, onder a tot en met d, of wanneer er sprake is van ernstige geweldpleging .

Artikel 3:3 Levensgedrag

  • 1.

    De burgemeester kan de bedrijfsactiviteitenvergunning intrekken of weigeren als er na het verlenen van de bedrijfsactiviteitenvergunning feiten bekend worden waaruit blijkt dat de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 2.

    De burgemeester kan de beheerder schrappen van de vergunning indien blijkt dat deze beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

Artikel 3:4 Feitelijke toestand

  • 1.

    De burgemeester reikt een schriftelijke waarschuwing uit aan de exploitant en maant de exploitant om binnen twee weken een gewijzigde vergunning aan te vragen als de feitelijke toestand niet in overstemming is met het in de bedrijfsactiviteitenvergunning vermelde. Hier is in ieder geval sprake van als:

    a. de bedrijfsmatige activiteiten die worden uitgevoerd feitelijk afwijken van hoe ze beschreven staan op de vergunning;

    b. de exploitant zoals vermeld op de bedrijfsactiviteitenvergunning niet degene is voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten feitelijk worden uitgevoerd; of

    c. de rechtsvorm of inschrijving in de Kamer van Koophandel feitelijk anders is dan zoals vermeld op de bedrijfsactiviteitenvergunning.

  • 2.

    De burgemeester reikt een tweede schriftelijke waarschuwing uit als er binnen een jaar na uitreiking van de schriftelijke waarschuwing nogmaals wordt geconstateerd dat de feitelijke toestand niet in overstemming is met het in de vergunning vermelde.

  • 3.

    De burgemeester trekt de vergunning in als er binnen een jaar na uitreiking van de tweede schriftelijke waarschuwing nogmaals wordt geconstateerd dat de feitelijke toestand niet in overstemming is met het in de vergunning vermelde.

  • 4.

    De burgemeester kan, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, de bedrijfsactiviteitenvergunning direct intrekken bij de tweede constatering dat de feitelijke toestand niet in overstemming is met het in de vergunning vermelde, als de ernst van de afwijking daartoe aanleiding geeft. Hier is in ieder geval sprake van als blijkt dat moedwillig wordt afgeweken van het vermelde in de vergunning.

Artikel 3:5 Bibob-toets na vergunningverlening

De burgemeester kan, als de feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven, een bedrijfsactiviteitenvergunning intrekken op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 3.6 Illegale exploitatie

  • 1.

    De burgemeester reikt een schriftelijke waarschuwing uit en maant de exploitant de exploitatie onmiddellijk te staken als de exploitant handelt in strijd met het verbod in artikel 2:98, derde lid, van de APV en er geen sprake is van een uitzondering krachtens artikel 2:98, veertiende lid, van de APV.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid sluit de burgemeester het bedrijf met spoed voor onbepaalde tijd als er binnen een periode van een jaar opnieuw wordt geconstateerd dat een bedrijf onrechtmatig wordt geëxploiteerd.

Artikel 3.7 Schenden aanvullende voorschriften of beperkingen

  • 1.

    De burgemeester reikt een schriftelijke waarschuwing uit aan de exploitant als de exploitant zich niet houdt aan één of meer voorschriften in de bedrijfsactiviteitenvergunning.

  • 2.

    De burgemeester kan de bedrijfsactiviteitenvergunning intrekken als de exploitant binnen een jaar na het uitreiken van de schriftelijke waarschuwing zich nogmaals niet houdt aan één of meer voorschriften in de bedrijfsactiviteitenvergunning.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de burgemeester de bedrijfsactiviteitenvergunning direct intrekken bij een overtreding van een voorschrift uit de bedrijfsactiviteitenvergunning als sprake is van een situatie zoals vermeld in artikel 2:5, tweede lid.

Artikel 3.8 Afwezigheid van exploitant of beheerder

  • 1.

    De burgemeester reikt een schriftelijke waarschuwing uit aan de exploitant als een bedrijf voor bezoekers geopend is zonder dat de exploitant of een beheerder aanwezig is.

  • 2.

    De burgemeester reikt een tweede schriftelijke waarschuwing uit aan de exploitant als er binnen een jaar na uitreiking van de eerste schriftelijke waarschuwing nogmaals wordt geconstateerd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is zonder dat de exploitant of een beheerder aanwezig is.

  • 3.

    De burgemeester sluit het bedrijf voor drie maanden als er binnen een jaar na uitreiken van de tweede schriftelijke waarschuwing nogmaals wordt geconstateerd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is zonder dat de exploitant of een beheerder aanwezig is.

  • 4.

    De burgemeester trekt de bedrijfsactiviteitenvergunning in als er binnen een jaar na het sluiten van het bedrijf krachtens het derde lid nogmaals wordt geconstateerd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is zonder dat de exploitant of een beheerder aanwezig is.

Hoofstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

De burgemeester kan in bijzondere en dringende gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de belanghebbende, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag dat de Verordening tot wijziging van artikel 2:98 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag in werking treedt.

Artikel 4.3 Intrekking

De Beleidsregel toezicht bedrijfsmatige activiteiten Den Haag 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bedrijfsactiviteitenvergunningen Den Haag 2024.

Den Haag, 10 september 2024

de burgemeester,

Jan van Zanen