Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland 2024

Geldend van 01-11-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland 2024

Het algemeen bestuur van Veiligheidsregio IJsselland,

gelet op artikel 38 van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland,

Overwegende dat:

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna ook: Wgr) per 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • de deelnemende colleges, met toestemming van de gemeenteraden, wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland hebben vastgesteld om deze in overeenstemming te brengen met de gewijzigde Wgr en om de regeling op enkele onderdelen te actualiseren of te verduidelijken;

  • volgens artikel 38 een wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland tot is gekomen wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van ten minste twee derde van de deelnemende gemeenten tot de wijziging hebben besloten;

stelt vast, dat:

  • in de vergadering van het algemeen bestuur op 10 juli 2024 is gebleken dat de alle colleges van deelnemende gemeenten tot de wijzigingen hebben besloten

  • daarmee de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland tot stand is gekomen en als volgt gepubliceerd kan worden:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      deelnemende gemeente(n): de aan deze regeling deelnemende gemeen-ten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

    • b.

      de veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • c.

      de wet: Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam Veiligheidsregio IJsselland.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Zwolle.

Artikel 3 Bestuursorganen

De veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en, indien ingesteld, commissies als bedoeld in artikel 25.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

De veiligheidsregio behartigt de belangen van deelnemende gemeenten op het gebied van risicobeheersing, brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, beheersing en bestrijding van rampen en crises. Daartoe behoort in het bijzonder ook een doelmatige en slagvaardige hulpverlening en samenwerking als één organisatie bij rampen en crises mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding.

Artikel 5 Belangenbehartiging

De behartiging van de in artikel 4 bedoelde belangen omvat meer algemeen:

  • -

    het bevorderen van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen;

  • -

    het bevorderen van gemeenschappelijke standpuntbepalingen;

  • -

    het bieden van een platform en faciliteiten voor flexibele samenwerkingsvormen van gemeenten en/of betrokken partijen rondom gezamenlijke belangen;

  • -

    het voeren van overleg met de andere overheden en het vertegenwoordigen van de afzonderlijke deelnemende gemeenten, indien en voor zover deze daarom verzoeken dan wel daarmee instemmen.

Artikel 6 Wettelijke taken en bevoegdheden

Ter behartiging van de in artikel 4 bedoelde belangen bezitten de bestuursorganen van de veiligheidsregio de taken en bevoegdheden, die hen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet veiligheidsregio’s, de Omgevingswet en de Wet publieke gezondheid toekomen.

Artikel 7 Andere taken en bevoegdheden

  • 1. De bestuursorganen van de veiligheidsregio zijn bevoegd tot

    • a.

      het coördineren, (doen) uitvoeren en ondersteunen van gezamenlijke afspraken tussen de deelnemende gemeenten als kolom in het belang van doelmatige en slagvaardige hulpverlening en van samenwerking als één organisatie bij rampen en crises.

    • b.

      het voeren van regie op de samenwerking en de versterking van een uniforme multidisciplinaire aanpak op het gebied van bevolkingszorg.

    • c.

      het op verzoek adviseren van gemeenten over veiligheid van evenementen.

    • d.

      het aanwijzen van toezichthoudende ambtenaren indien een gemeente toezichthoudende taken opdraagt met toepassing van de volgende leden dit artikel.

  • 2. De veiligheidsregio kan andere taken uitvoeren voor een of meer deelnemende gemeenten of voor andere gemeenten.

  • 3. De uitvoering van taken, opgedragen op grond van lid 2:

    • a.

      dient de behartiging van de belangen, genoemd in artikel 4.

    • b.

      geschiedt, voor zover niet opgenomen in deze regeling, op verzoek van de betreffende gemeente of gemeenten.

    • c.

      wordt schriftelijk (nader) vastgelegd tussen de veiligheidsregio en de betreffende gemeente of gemeenten.

  • 4. De schriftelijke afspraken betreffen in ieder geval:

    • a.

      de diensten of prestaties van de veiligheidsregio;

    • b.

      de duur en de kosten van de taakuitvoering,

    • c.

      de toewijzing van specifieke bevoegdheden,

    • d.

      de opzegtermijn van de dienstverlening

    • e.

      de verrekening van eventuele desintegratiekosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gemeente(n) die de dienstverlening voortijdig beëindigt, de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van die beëindiging en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel daarvan ondervinden.

Artikel 8 Deelname aan bepaalde rechtsvormen

De veiligheidsregio is bevoegd tot

  • a.

    het mede treffen van en tot het deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

Artikel 9 Wijziging van taken en bevoegdheden

  • 1. De taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio, genoemd in artikel 6 van deze regeling, kunnen worden gewijzigd in geval van noodzakelijke aanpassing, voortvloeiend uit landelijke en/of Europese wetgeving. Het algemeen bestuur dient tot de wijziging te besluiten.

  • 2. Het algemeen bestuur deelt zijn besluit en de redenen daartoe mee aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 10 Ombudsfunctie

De ombudsman of ombudscommissie van de gemeente Zwolle is bevoegd tot de behandeling van de verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 3 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 11 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van een deelnemende gemeente.

  • 3. De hoofdofficier van justitie en de coördinerend voorzitter namens de waterschappen, bedoeld in artikel 12 van de wet, binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben daarin een adviserende stem.

  • 4. De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het algemeen bestuur aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.

  • 5. Als adviserend lid zijn bij de vergaderingen van het algemeen bestuur aanwezig:

    • a.

      de districtschef van het district IJsselland van de Politie.

    • b.

      de directeur veiligheidsregio/commandant van de brandweer.

    • c.

      de directeur publieke gezondheid.

    • d.

      de aangewezen coördinerend functionaris gemeenten.

    • e.

      de regionaal militair commandant.

  • 6. De voorzitter nodigt andere functionarissen, wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.

Artikel 12 De werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste vier keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel indien tenminste drie leden daarom verzoeken.

  • 2. Het reglement van orde dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 3. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het vaststellen van het beleidsplan veiligheidsregio;

    • b.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de rekening;

    • d.

      het wijzigen van deze regeling;

    • e.

      het vaststellen van een liquidatieplan.

  • 4. Het algemeen bestuur kan andere voorgenomen besluiten dan die waarvoor de wet of deze regeling dat voorschrijft om een zienswijze voorleggen aan de gemeenteraden. Het dagelijks bestuur biedt de raden dan een termijn van minimaal acht weken voor het naar voren brengen van een zienswijze.

  • 5. Tegelijkertijd met de toezending van het definitieve bestuursvoorstel stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 13 De besluitvorming

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2. De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 15 Verordeningen

  • 1. Het algemeen bestuur is bevoegd verordeningen vast te stellen, die nodig zijn ter regeling van personele, organisatorische en huishoudelijke zaken.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd extern verbindende verordeningen vast te stellen binnen het kader van de taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio.

Artikel 16 Voorbereiding extern verbindende verordeningen

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een ontwerp van een verordening, als bedoeld in artikel 15, lid 2, op en wint daarover advies in van de desbetreffende commissie als bedoeld in de artikelen 24 en 25.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een verordening, vergezeld van de ontvangen adviezen, aan de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het algemeen bestuur kunnen brengen.

  • 3. Binnen twee maanden na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn beslist het algemeen bestuur omtrent de vaststelling van de verordening.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt onverwijld de verordening na vaststelling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de verder bij wettelijk voorschrift daartoe aangewezen besturen en functionarissen. De artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Heffing rechten

Aan de veiligheidsregio wordt de bevoegdheid toegekend tot het bij verordening heffen van rechten bedoeld in artikel 229, lid 1, onder b, van de Gemeentewet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.

Artikel 18 Samenloop verordeningen

Voor zover een verordening als bedoeld in de artikelen 15, lid 2, en 17 voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt de eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de gemeentelijke verordening voor het gehele gebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 18a Participatie

Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en andere belanghebbenden kunnen

  • 1.

    een verzoekschrift indienen bij het dagelijks bestuur;

  • 2.

    in een openbare vergadering van het algemeen bestuur het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn.

Artikel 18b Evaluatie

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten om de regeling of één of meer onderdelen daarvan te evalueren.

  • 2. Het dagelijks bestuur zal dan een evaluatievoorstel aan de deelnemende colleges voorleggen.

HOOFDSTUK 4 DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 19 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bepaalt telkens voor een periode van vier jaren het aantal te vervullen plaatsen in het dagelijks bestuur naast die van de voorzitter. Het wijst uit de burgemeesters in zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan om die plaatsen te vervullen.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 20 Taken en bevoegdheden

Naast de taken en bevoegdheden die de wet en deze regeling overigens aan het dagelijks bestuur opdragen, heeft dit bestuur de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    de belangen van het openbaar lichaam te behartigen bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

  • b.

    de vermogenswaarden van de veiligheidsregio te beheren;

  • c.

    de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding te verzorgen, voor zover deze niet aan anderen toekomt;

  • d.

    toezicht te houden op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden;

  • e.

    voortdurend toezicht te houden op al wat het openbaar lichaam aangaat.

Artikel 21 Werkwijze en vergaderorde

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt dan wel indien tenminste twee leden daarom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluit hierover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde opstellen.

  • 4. De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij anders in de regeling is bepaald. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 22 Aanwijzing en vervanging

  • 1. De voorzitter van het (algemeen en het dagelijks) bestuur is de burgemeester die overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de Wet veiligheidsregio’s bij koninklijk besluit is benoemd.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een van zijn leden aan, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt, en bepaalt de periode waarvoor die aanwijzing geldt.

Artikel 23 Taken en bevoegdheden

  • 1. Naast de taken en bevoegdheden die wetten en uitvoeringsbesluiten, alsmede deze regeling, overigens aan de voorzitter opdragen, heeft de voorzitter de volgende taken en bevoegdheden

    • a.

      de vergaderingen van het dagelijks en algemeen bestuur te leiden;

    • b.

      ervoor te zorgen, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd;

    • c.

      de bestuurlijke processen te coördineren;

    • d.

      de stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan, te ondertekenen.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

HOOFDSTUK 6 COMMISSIES

Artikel 24 Commissies van advies

Het algemeen bestuur kan vaste commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 25 Bestuurscommissies

Met inachtneming van artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan het algemeen bestuur commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 26 Dagelijks bestuur en voorzitter t.o.v. het algemeen bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur geeft aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden dat verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur, uitgezonderd de voorzitter, kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5. Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 27 Algemeen en dagelijks bestuur t.o.v. raden en colleges

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door (één of meer leden van) die raden of colleges worden verlangd.

Artikel 28 Leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad of het college van zijn gemeente met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of dat college of door één of meer leden daarvan worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is de raad of het college van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur, aan wie een inhoudelijke portefeuille is toegekend, is aan het algemeen bestuur inlichtingen en verantwoording verschuldigd over het door hem in die portefeuille gevoerde bestuur.

Artikel 28a Actieve informatieverstrekking

Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter geven de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Deze inlichtingen worden schriftelijk of digitaal verstrekt.

HOOFDSTUK 8 ORGANISATIE

Artikel 29 Samenwerking

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur maken, elk voor zover het zijn taken en bevoegdheden aangaat, afspraken met de bevoegde gezagen van overheidsinstanties, met directies van bedrijven en/of met besturen van andere rechtspersonen, in het belang van gecoördineerde hulpverlening bij beheersing en bestrijding van rampen en crises.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de instelling, de samenstelling, de taken en bevoegdheden van de veiligheidsdirectie.

Artikel 30 Inrichting ambtelijke organisatie en rechtspositieregeling

Het dagelijks bestuur regelt

  • a.

    de inrichting van de ambtelijke organisatie van de veiligheidsregio;

  • b.

    de rechtspositie van de medewerkers van de veiligheidsregio.

Artikel 31 Instructies

Ingetrokken.

HOOFDSTUK 9 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 32 Administratie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De verordening regelt in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de veiligheidsregio.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet.

  • 4. De artikelen 214 en 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt regels vast omtrent de verzekering van eigendommen en gelden van de veiligheidsregio tegen benadeling door haar personeel of door anderen.

Artikel 33 Begroting

  • 1. Met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en – voor zover van toepassing – het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten:

    • a.

      zendt het dagelijks bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting (inclusief meerjarenraming) en de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

    • b.

      geeft het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten twaalf weken na toezending de gelegenheid om bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin de zienswijze is vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

    • c.

      stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, voorafgaande aan het vaststellen van de begroting, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in lid b, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

    • d.

      voegt het dagelijks bestuur de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • e.

      stuurt het algemeen bestuur de vastgestelde begroting toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden nemen de in deze begroting voor de gemeente geraamde bedragen als bijdrage in de kosten van de veiligheidsregio op in de gemeentebegroting voor het betreffende jaar.

    • f.

      zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september aan gedeputeerde staten. In het geval de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht wordt bereikt, verzoekt het dagelijks bestuur daarbij om goedkeuring van gedeputeerde staten. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur hoeft besluiten tot wijziging van de begroting, die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage, niet om een zienswijze voor te leggen aan de raden. Het algemeen bestuur stelt de raden zo spoedig mogelijk na vaststelling op de hoogte van deze begrotingswijzigingen.

Artikel 34 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. De berekening van deze bijdragen vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      voor de algemene en de wettelijke taken, genoemd in de artikelen 5 en 6, gelden voor de verdeling van de kosten de in de begroting van desbetreffend kalenderjaar opgenomen percentages (volgens de samen met de gemeenten vastgestelde verdeelmethodiek).

    • b.

      voor de andere taken, genoemd in artikel 7: de bedragen die gemeenten en veiligheidsregio daarvoor hebben afgesproken dan wel het aantal verleende diensten maal het vastgestelde tarief per dienst.

  • 2. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage, genoemd in lid 1 onder punt a. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

  • 3. De deelnemende gemeenten betalen de bijdragen, bedoeld in lid 1 onder punt b, op basis van facturen, die de veiligheidsregio hen daartoe zal toezenden.

  • 4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 35 Jaarstukken

  • 1. Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de stukken, bedoeld in artikel 32, derde lid.

  • 2. De jaarstukken, genoemd in lid 1, voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing.

  • 3. In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarrekening, inclusief accountantsrapport, vóór 30 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de jaarstukken vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 5. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 35a Rekeningresultaat

  • 1. Het algemeen bestuur beslist of een batig saldo van de jaarrekening:

    • a.

      noodzakelijk is voor de gemeenschappelijke regeling en zal worden toegevoegd aan reserves; of

    • b.

      geheel of gedeeltelijk aan de gemeenten zal worden uitgekeerd.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de jaarrekening geheel of gedeeltelijk ten laste van

    • a.

      het volgende dienstjaar zal worden gebracht; of

    • b.

      bestaande reserves zal worden gebracht; of

    • c.

      de gemeenten zal worden gebracht.

HOOFDSTUK 10 ARCHIEF

Artikel 36 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt gedeputeerde staten medegedeeld.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de geldende Archiefwet over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK 11 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37 Toetreding en uittreding

  • 1. Toetreding en uittreding van gemeenten is mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, zoals die wettelijk is voorgeschreven. Een college dat wenst uit te treden maakt het voornemen tot uittreding per aangetekende brief kenbaar aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 3. Het uittredingsplan bevat in ieder geval de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uit-treedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente en de gevolgen voor de andere gemeenten.

  • 4. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 5. Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het dagelijks bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van het college van de uittredende gemeente en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het college dat voornemens is uit te treden.

  • 6. De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van het kenbaar maken van het voornemen van uittreding. Tevens kan de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van maximaal 5% op de uittreedsom toepassen om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende gemeente van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 7. Het college dat voornemens is uit te treden wordt gedurende een termijn van twaalf weken in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het concept-uittredingsplan.

  • 8. Uiterlijk twaalf maanden nadat het college zijn voornemen tot uittreding overeenkomstig het eerste lid bekend heeft gemaakt stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 9. Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende gemeente de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het college-besluit tot uittreding.

  • 10. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld en het college definitief heeft besloten uit te treden,

    • a.

      geldt voor de uittreding uit de regeling een opzegtermijn van 1 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar.

    • b.

      is de uittredende gemeente gehouden om binnen 6 maanden de voor haar vastgestelde financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen, tenzij het algemeen bestuur unaniem tot het hanteren van een andere termijn besluit.

  • 11. Het algemeen bestuur regelt de procedure en alle gevolgen van de toetreding van een gemeente en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding. De gevolgen en de voorwaarden worden vastgelegd in een toetredingsplan.

Artikel 38 Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van tenminste vier deelnemende gemeenten kunnen met redenen omklede voorstellen aan alle gemeenten doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten tot de wijziging hebben besloten

Artikel 39 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten tot opheffing hebben besloten.

  • 2. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen in het liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in:

    • a.

      de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling.

    • b.

      de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

    • c.

      de gevolgen voor de door de Veiligheidsregio en haar organen gevormde archieven.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. Zo nodig blijven de organen van de Veiligheidsregio in functie ook na het tijdstip van opheffing, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 12 GESCHILLEN

Artikel 40 Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 42 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de vereiste bekendmaking.

Artikel 43 Titel

De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio IJsselland’.

Ondertekening