Beleidskader Buiten Spelen, Natuurlijk!

Geldend van 31-07-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Buiten Spelen, Natuurlijk!

De raad van de gemeente Stichtse Vecht,

Gelet op;

  • -

    het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 mei 2014;

  • -

    de bespreking in de werksessie van 10 juni 2014;

besluit

het beleidskader Buiten Spelen, Natuurlijk! vast te stellen.

Tiltel: Buiten spelen, Natuurlijk!

Opsteller: gemeente Stichtse Vecht, Sylvia Lutters en Ilse Vaartjes afdeling ontwikkeling

Beeldmateriaal: overwegend beeldbank Stichtse Vecht (de foto op het titelblad is gemaakt in het Superspeelspoor in Maarssenbroek).

Datum: 22 april 2014

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Buiten spelen is van groot belang voor de fysieke en sociale ontwikkeling van kinderen. Omdat kinderen met elkaar spelen komen ze in contact met kinderen in de buurt en bouwen ze een sociaal netwerk op. Daarnaast krijgen kinderen door buiten te spelen de nodige hoeveelheid beweging. Speelvoorzieningen zijn van belang om het buitenspelen en bewegen te bevorderen.

Er is een aantal redenen waarom de gemeente Stichtse Vecht een beleidskader voor spelen wil vaststellen, namelijk:

  • 1.

    Spelen anno nu vertalen naar beleid

  • Op dit moment beschikt de gemeente Stichtse Vecht nog niet over duidelijk beleid waaraan speelvoorzieningen in de 21e eeuw moeten voldoen. Waar hebben kinderen tegenwoordig behoefte aan en aan welke voorwaarden moeten de speelvoorzieningen voldoen.

  • 2.

    Sport en bewegen stimuleren

  • De gemeente Stichtse Vecht wil sport en bewegen onder o.a. jongeren stimuleren. Buiten spelen speelt daar een belangrijke rol in.

  • 3.

    Grotere zelfredzaamheid van bewoners

  • De gemeente wil uitgaan van de “Eigen Kracht en Verscheidenheid” 1 van de inwoners. Het vergroten van de zelfredzaamheid van bewoners is een algemene doelstelling die o.a. in het beleid voor speelvoorzieningen zal worden uitgewerkt. Tijdens de bijeenkomsten met inwoners in het kader van de bezuinigingen is aangegeven dat inwoners een belangrijke rol kunnen spelen bij het onderhoud en beheer van openbaar groen en speelplaatsen. In verschillende gemeenten wordt dit met succes toegepast.

  • 4.

    Toetsingskader met daarin de randvoorwaarden en richtlijnen

  • Door het ontbreken van duidelijke randvoorwaarden is het lastig om verzoeken van inwoners te beoordelen. Er is dan al snel sprake van ad hoc besluitvorming.

  • 5.

    Structureel minder geld beschikbaar dus keuzes maken

  • Zoals op zoveel terreinen is ook binnen groen en spelen structureel minder geld beschikbaar.

  • Om de speelvoorzieningen binnen het beperkte budget op een verantwoordelijke manier (Schoon, Heel en Veilig) te kunnen blijven behouden zullen de gelden efficiënt en doelgericht moeten worden ingezet. Dat vraagt om creativiteit en het maken van keuzes.

1.2 Doelstelling

In dit beleidskader staat het buiten spelen in de gemeente Stichtse Vecht centraal. Hierin wordt de ambitie van de gemeente weergegeven om in kwantitatieve en kwalitatieve zin voldoende speelvoorzieningen aan te bieden voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Deze speelvoorzieningen moeten de doelgroep ook aanspreken en uitdagen tot (meer) buitenspelen en daarmee meer bewegen. Daarnaast moet de nota zorg dragen voor een efficiënte en doelgerichte inzet van budgetten en uitdagen tot een grotere inzet van inwoners.

1.3 Leeswijzer

Dit document is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de conclusies weergegeven van de analyse die in 2013 heeft plaatsgevonden. De totale analyse zal als losse bijlage bij dit document worden gevoegd. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan het participatietraject onder de bewoners waaronder ook de kinderen en de werksessieleden van de gemeenteraad. In hoofdstuk 4 wordt de landelijke en gemeentelijke visie ten aanzien van buiten spelen uiteen gezet. De visie in hoofdstuk 4 wordt in hoofdstuk 5 vertaald naar randvoorwaarden en uitgangspunten. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de implementatie van het beleid. In hoofdstuk 7 is inzicht gegeven in de financiële aspecten.

afbeelding binnen de regeling

2 Inventarisatie en Analyse 2013

In de zomer van 2013 is een overzicht gemaakt van alle speelvoorzieningen binnen de gemeente Stichtse Vecht. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen weergegeven.

  • 1.

    Stichtse Vecht scoort boven het landelijke gemiddelde

  • Uit de analyse komt naar voren dat de gemeente Stichtse Vecht in vergelijking met vergelijkbare gemeenten in Nederland heel goed scoort op het gebied van speelvoorzieningen. Wat betreft het aantal en de diversiteit. In het kort komt het er op neer dat in de gemeente Stichtse Vecht 265 speelplekken (locaties) aanwezig zijn met gemiddeld 4,59 speeltoestellen (doeltjes, schommels, klimrekken etc) per voorziening. Onze gemeente zit daarmee ruim boven het landelijke gemiddelde.

  • 2.

    We kunnen de gemeente onderverdelen in 3 groepen

  • Er zijn verschillen per kern wat betreft de spreiding en het aantal speelvoorzieningen. Op grond hiervan kunnen we de gemeente Stichtse Vecht onderverdelen in De kleine kernen, De dorpen (Loenen aan de Vecht, Breukelen en Maarssen) en Maarssenbroek.

  • 3.

    Er is verschil tussen kwantiteit en kwaliteit

  • In het kort komt het er op neer dat Maarssenbroek de meeste en de Kleine Kernen de minste speelvoorzieningen hebben. Dit kwantitatieve verschil zegt overigens niets over de kwaliteit van de speelvoorzieningen en de verhouding ten opzichte van het aantal inwoners (kinderen). De wijk Maarssenbroek heeft een bepaalde stedenbouwkundige opzet (bloemkoolwijk) waarbij tijdens de bouw in de jaren 70 van de vorige eeuw rekening is gehouden met veel gezinnen. Vandaar dat er heel veel kleine speelplekken zijn en ook veel solotoestellen. De dichtheid (aantal inwoners per ha) is ook hoog. Daarnaast is in sommige kernen voor de herindeling geïnvesteerd in nieuwe toestellen en is zwaar ingezet op onderhoud hetgeen het verschil in kwaliteit verklaart.

  • 4.

    Groen en speelvoorzieningen komen in het gedrang

  • Vooral in de nieuwe wijken zijn door de hoge bouwopgave de speelvoorzieningen en vrije ruimte in het gedrang gekomen. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van veel geparkeerde auto’s voor een beperking van de speelruimte voor kinderen. Een pleintje of stoep die in de jaren 60 of 70 van de vorige eeuw nog gebruikt kon worden om te voetballen is nu overwegend in gebruik als parkeervoorziening. Inwoners vragen vaak om extra parkeerplaatsen te maken hetgeen dan ten koste gaat van de groenvoorziening of vrije speelruimte.

  • 5.

    De meeste schoolpleinen zijn niet openbaar

  • Vanwege overlast, vandalisme en aansprakelijkheid worden de meeste schoolpleinen niet openbaar gebruikt na schooltijd. Een gemiste kans aangezien schoolpleinen op de juiste manier zijn ingericht om veilig te kunnen spelen.

  • 6.

    Er is structureel minder geld beschikbaar

  • Omdat er structureel minder geld beschikbaar is wordt het moeilijker om aan de wensen van inwoners en de (wettelijke) eisen ten aanzien van onderhoud en beheer te kunnen voldoen. Ook het investeren in nieuwe speelplekken en toestellen wordt moeilijk.

3 Participatietraject

3.1 Aanpak

Om te komen tot een door de inwoners gedragen beleidskader en uitvoeringsprogramma is het van belang inwoners actief te betrekken bij de opstelling ervan. Vandaar dat beide documenten participatief tot stand worden gebracht. Het 1e moment dat we inwoners hebben betrokken is bij de opstelling van de beleidsuitgangspunten. Er zijn 3 bijeenkomsten georganiseerd. De georganiseerde bewonersgroepen van de Kleine Kernen, Dorpen en Maarssenbroek zijn tijdens deze bijeenkomsten gevraagd naar hun mening ten aanzien van een aantal stellingen/vragen. Ook de raadsleden hebben tijdens een werksessie in 3 afzonderlijke groepen gediscussieerd over de stellingen/vragen.

afbeelding binnen de regeling

3.2 Georganiseerde bewonersgroepen en raadsleden

De meningen van de verschillende georganiseerde bewonersgroepen en raadsleden zijn natuurlijk divers, zoals blijkt uit de verslagen. Onderstaand zijn de grote lijnen weergegeven die bij alle bijeenkomsten naar voren kwamen.

Kleine speelvoorzieningen ook sociale ontmoetingsplek

Tijdens de bijeenkomsten werd duidelijk dat men veel waarde hecht aan de kleinere speelvoorzieningen voor de deur. Vooral voor hele jonge kinderen (0-6 jaar) is het belangrijk dat ze dichtbij huis en in het zicht van ouders buiten kunnen spelen. De kleinere speelvoorzieningen hebben ook een belangrijke sociale ontmoetingsfunctie. Het is wenselijk deze ontmoetingsfunctie verder uit te breiden door bijvoorbeeld (picknick)bankjes en speelvoorzieningen voor ouderen (60+) te realiseren. Op die manier kan het echt een ontmoetingsplek in de wijk/buurt worden en wordt tevens de sociale controle vergroot.

Daarnaast zijn de kleinere speelvoorzieningen van belang binnen de minder draagkrachtige wijken aangezien de gezinnen die daar wonen vaak geen geld hebben om zelf speeltoestellen zoals bv een babyschommel te kopen of onvoldoende dan wel geen buitenruimte bij de woning hebben.

Solo toestellen of speelplekken die slecht gebruikt worden mogen verdwijnen als gekozen wordt voor een aantal strategisch gelegen speelplekken in de wijk/buurt. Door elke speelplek anders in te richten kunnen kinderen heen en weer pendelen tussen de verschillende speelplekken. Het is wenselijk deze speelplekken via veilige wandelroutes met elkaar te verbinden. Op die manier ontstaat een grotere diversiteit aan speelmogelijkheden.

Het is opvallend dat zo rond het 6e jaar kinderen graag in de groenvoorziening gaan spelen (hut in de struiken) en door wijken of buurten “zwerven” van de ene naar de andere speeltuin. Vanaf 8 jaar hebben kinderen behoefte aan een volgende stap en zoeken ze meer avontuur, uitdaging en creativiteit. De behoefte om zelf dingen te bouwen en wedstrijdjes te doen wordt groter.

1 grote speeltuin goede aanvulling maar geen alternatief voor kleine speeltuinen

Een grote centraal gelegen speeltuin ziet men als een goede aanvulling voor een dorp of kern. De speeltuin moet dan wel voor elk wat wils bieden en een (dag)horeca gelegenheid hebben. Op die manier is het een leuk uitje om met het hele gezin naartoe te gaan. Een grote speeltuin kan niet als vervanging voor de kleinere speeltuinen worden gezien aangezien de afstand die kinderen moeten afleggen dan te groot wordt. Daarnaast kan een spanningsveld ontstaan tussen de hele kleine kinderen en de groteren ten aanzien van hun speelgedrag. Er zal altijd behoefte blijven aan kleine meer wijk/buurt gerichte speelvoorzieningen.

Ook nadenken over speelvoorzieningen voor de categorie 12+

Men denkt dat de leeftijdsgroep 12+ (tieners) behoefte heeft aan meer zelfstandigheid en niet zozeer aan geplande voorzieningen. Ze zoeken meestal een plek (uit de regen) om te zitten en te kletsen. De meeste overlast veroorzaakt door jongeren is de rommel die ze achter laten. Soms is er ook sprake van lawaai en vandalisme. De skatebanen in Maarssenbroek en Breukelen worden intensief gebruikt. De voorzieningen voor deze groep kan het beste iets meer uit het zicht liggen maar wel met doorgaande routes erlangs zodat er toch sociale controle is.

Een veilige ligging van de speelplek is belangrijk

Een speelplek moet volgens de deelnemers veilig en ruimtelijk dichtbij gelegen zijn in het zicht van omwonenden. Liefst niet in de buurt van of in directe verbinding met water, een drukke weg of parkeerplaatsen. Het is wenselijk een speelplek duidelijk zichtbaar te maken en eventueel af te schermen met lage hekjes of struiken, zodat voor hondenbezitters, automobilisten en fietsers duidelijk is dat daar de speelplek is.

Normen zijn goede richtlijn maar kiezen voor maatwerk

Wat betreft de methode waarmee de locatie van speelplekken wordt gekozen door middel van de afstanden die verschillende leeftijdsgroepen mogen afleggen (actieradiusmethode) en de normeringspercentages gebaseerd op het aantal inwoners en de grondoppervlakte, wordt opgemerkt dat het slechts richtlijnen zijn. Over het algemeen zal sprake moeten zijn van maatwerk. De afstanden die kinderen mogen afleggen van hun ouders worden mede bepaald door de veilige route naar de speelplek toe.

afbeelding binnen de regeling

Schoon, heel en veilig zijn heel belangrijke randvoorwaarden

Hondenpoep op de speelplek of kattenpoep in de zandbak is een grote ergernis, net als slecht onderhoud door de gemeente en rommel die wordt achtergelaten. Het uitgangspunt “heel, schoon en veilig” laat in de uitvoering vaak te wensen over. Een goed onderhouden en schone speelvoorziening nodigt uit om te spelen en om het schoon te houden. Als het beheer slecht is dan ontstaat er verloedering en is de plek niet langer aantrekkelijk om te spelen. De gemeente moet hier echt veel alerter op zijn en hier met bewoners afspraken over maken. In het licht van bewonersparticipatie kunnen bewoners helpen bij het schoonhouden van de speelplek. Op die manier kunnen zij een heel belangrijke bijdrage leveren.

Gewenste inrichting van de speelplek?

In het kader van duurzaamheid dient de gemeente te onderzoeken of er levensloopbestendige speeltoestellen in de handel zijn die makkelijk verplaatst kunnen worden naar een plek waar behoefte is als die behoefte elders is afgenomen. Of toestellen die makkelijk aangepast kunnen worden en op die manier mee kunnen groeien met de doelgroep. Voor de hele kleine kinderen 0-2 jaar en voor gehandicapte kinderen zijn er praktisch geen voorzieningen. Voor deze groepen wordt aandacht gevraagd.

Qua thema is het wenselijk te richten op avontuurlijk en ontdekkend spelen en bestaat de behoefte meer speelaanleidingen te maken. Een speelaanleiding is een natuurlijk object dat bedoeld is om kinderen uit te nodigen tot spelen, bijvoorbeeld een omgetrokken boomstam. Men is een groot voorstander van ontdekkend spelen maar ziet wel een gevaar schuilen in de aansprakelijkheid voor de gemeente. De veiligheid voor kinderen mag niet in het geding komen. Soms is het hebben van vrije ruimte al genoeg, zoals grasveldjes, muurtjes of asfaltpleintjes om te voetballen, tennissen of rolschaatsen. Speelaanleidingen moeten we wel blijven zien als aanvulling op de toestellen en niet als vervanging.

Overleg met bewoners is belangrijk

Het vernieuwen of weghalen van speeltoestellen, het geheel herinrichten van speelvoorzieningen of het aanleggen van speelaanleidingen in de groenvoorziening zal altijd in goed overleg met de kinderen en bewoners moeten gebeuren zodat er voldoende draagvlak en begrip is. Men is van mening dat de gemeente beter kan investeren in kwaliteit dan in kwantiteit.

Kunstgras op intensief gebruikte grasvelden en trapveldjes

De aanwezigheid van grasvelden (grote of kleine veldjes) om te kunnen spelen wordt belangrijk gevonden. De grasvelden en trapveldjes die er zijn worden intensief gebruikt. Dat heeft tot gevolg dat bij regenachtig weer het veld een modderpoel wordt hetgeen de bespeelbaarheid teniet doet gaan. Om te kunnen voetballen moet een grasveldje minimaal 30m x 15m zijn, maar afmetingen moeten geen vast gegeven worden. Ook kleine veldjes kunnen een goede bijdrage leveren aan het buitenspelen. De gemeente moet juist creatief zijn met de beschikbare ruimte. Het is wenselijk om op strategische zeer intensief gebruikte plaatsen kunststof grasvelden aan te leggen. Op die manier wordt het stuklopen van het grasveld tegen gegaan en kunnen de grasvelden het hele jaar door goed gebruikt worden.

Bewoners actief betrekken middels adoptiegroen en -speeltuinen

Adoptiegroen en adoptiespeeltuinen kunnen een succes worden als de gemeente duidelijke kaders stelt en het goed organiseert (spelregels en overeenkomsten). Daar hoort het enthousiasmeren en ondersteunen van bewoners bij. De continuïteit van vrijwilligers is altijd lastig te waarborgen. Er zijn voor incidentele activiteiten wel vrijwilligers te vinden maar als het een meer structureel karakter krijgt zoals onderhoud van groen neemt het aantal gegadigden af. Als bewoners zelf de groen- en speelvoorzieningen onderhouden is de kans groot dat zij zich er meer verbonden mee voelen en meer verantwoordelijkheid gaan dragen.

Sponsoring van speelvoorzieningen kan een hele goede aanvulling zijn waar de gemeente actief en positief op in moet spelen. Er moeten wel randvoorwaarden worden formuleert om te zorgen dat het doel centraal blijft staan en er duidelijkheid is over de veiligheidseisen, de aansprakelijkheid en het onderhoud.

Openbaar toegankelijk maken van de schoolpleinen

Het openbaar toegankelijk maken van de schoolpleinen ziet men als een goed initiatief, omdat het schoolplein een ruimte bij uitstek is om te spelen. Er moeten wel voldoende vrijwilligers zijn die ‘s avonds het hek dicht doen, de rommel opruimen en zorgen voor sociale controle. Op die manier kan overlast en vandalisme worden beperkt. Het maken van goede afspraken tussen de verschillende actoren is belangrijk.

3.3 Kinderen, scholen en jongeren

Kinderen

Tijdens het participatietraject zijn verschillende klassen op 3 basisscholen geconsulteerd, namelijk groep 6 en 8 van De Schepershoek in Breukelen, groep 6 van De Tweemaster in Nigtevecht en groep 1 en 2 van De Wilde Wingerd in Maarssenbroek.

Tijdens de bijeenkomsten blijkt duidelijk dat alle kinderen graag buiten spelen. Dat varieert van fietsen en verstoppertje spelen tot voetballen en schommelen. Ze gaan graag naar een speeltuintje in de buurt. De groep kinderen van 9 tot 12 jaar geeft wel aan dat ze de meeste speeltuintjes kinderachtig vinden. Toch kiezen ze liever voor kleine speeltuintjes dicht in de buurt dan alles ruilen voor 1 grote avontuurlijke speeltuin. Ze maken zich in dat geval zorgen over de speelmogelijkheden van de allerkleinsten die nog niet zo ver van huis mogen. Een grote speeltuin met avontuurlijke speeltoestellen zouden ze overigens wel een heel leuke aanvulling vinden mede omdat ze dan meer kinderen ontmoeten waar ze mee kunnen spelen. Wat meer variatie in de bestaande speeltuintjes zien ze ook wel zitten.

De kinderen geven aan dat ze graag in de struiken spelen en daar hutten bouwen. Ze zouden het leuk vinden als de gemeente wat spannende paadjes in de groenvoorziening maakt of de mogelijkheid creëert voor het bouwen van hutten. Ook echte bomen om in te klimmen scoren goed.

Opvallend is dat alle kinderen graag op een grasveld/trapveldje spelen om te voetballen of rennen.

Naast het grasveld wordt door alle kinderen duidelijk de voorkeur gegeven aan hoge glijbanen, (nest)schommels, draaitol met stoeltjes, kabelbanen, boomhutten die met touwbruggen zijn verbonden, duikelrekken en (piramide)klimtoestellen. De kleintjes vinden de zandbak in combinatie met water heel leuk.

In de wijk Fazantenkamp is door de wijkcommissie enige tijd geleden een enquête gehouden onder kinderen. Daaruit bleek dat kinderen het liefst spelen op speelplekken die dichtbij woningen liggen.

Scholen

We hebben ook met een aantal scholen gesproken over het openbaar stellen van de schoolpleinen. Een aantal geïnterviewde schooldirecteuren geeft aan het jammer te vinden dat de beste speelplekken voor kinderen afgesloten zijn. Het idee van hekken is achterhaald. Het geeft een school ook een naar uiterlijk al die hoge hekken. De geïnterviewden zijn voorstander van het openbaar maken van het schoolplein en zien daarin grote meerwaarde voor de buurt. Ze zijn niet bevreesd voor een toename van het vandalisme. Als ze binnen willen komen doen ze dat ook als het hek er staat. Ze klimmen er overheen of halen de spijlen uit het hek. Het is wel de vraag hoe het zit met aansprakelijkheid. De geïnterviewden hebben interesse om als pilot te fungeren.

Jongeren

Het jongerenwerk van stichting Jeugd-Punt is in gesprek met jongeren om te inventariseren welke behoeften er leven per kern. In algemene zin wordt bevestigd dat er weinig buitenvoorzieningen zijn voor de leeftijdscategorie 12+. Bij het creëren van meer buitenvoorzieningen is het belangrijk om vanuit positief jeugdbeleid de volgende uitgangspunten te hanteren:

  • Jongeren maken onderdeel uit van het natuurlijke straatbeeld. Ze mogen er zijn en ze zijn welkom.

  • Het is essentieel dat jongeren zelfstandig en veilig gebruik kunnen maken van de openbare ruimte.

  • Voorzieningen moeten bij hun leeftijd, kenmerken en (dynamische) behoeften passen.

We willen jongeren aanmoedigen om op diverse manieren deel te nemen aan de samenleving en verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leefomgeving. Dit levert in de praktijk ook minder overlast op dan een repressieve houding.

3.4 Rest van het participatietraject

Het concept-beleidskader is in maart voorgelegd aan de georganiseerde bewonersgroepen en tijdens 2 bijeenkomsten besproken. Op deze manier is duidelijk geworden of het beleidskader een juiste vertaling is van hetgeen is weergegeven tijdens de discussieavonden. Het participatieve onderdeel ten aanzien van het beleidskader is hiermee afgerond. De uitwerking (implementatie) van het beleidskader zal wederom participatief worden opgepakt. Zie hoofdstuk 6.

afbeelding binnen de regeling

4 Visie

4.1 Landelijk

Buitenspelen is essentieel voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. Ze krijgen de nodige beweging en zonlicht en bouwen een sociaal netwerk op. De landelijke visie is er op gericht om kinderen meer buiten te laten spelen. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport benadrukt het belang van bewegen en de rol die voldoende buiten spelen (dagelijks 1 uur) daarin heeft. In het land zijn o.a. door Jantje Beton en de NUSO een aantal duidelijk trends ingezet om kinderen te stimuleren meer buiten te spelen.

  • 1.

    Samen met de kinderen de speelplek inrichten

  • Gemeenten vergeten bij het opstellen van beleid of het inrichten van een speellocatie de ervaringsdeskundigen te betrekken. Door de speelplekken samen met de kinderen in te richten ontstaat een grotere betrokkenheid en betere aansluiting bij de belevingswereld van het kind.

  • 2.

    Van speelwijk naar speelbuurt naar speelplek

  • Een speelwijk bestaat uit meerdere speelbuurten, waar samen met de kinderen uitdagende speelplekken worden gerealiseerd. De buurten zijn met elkaar verbonden door kind- en speelvriendelijke routes (kindlint). Door bijvoorbeeld het toevoegen van kleine (speel)elementen in de bestrating zoals gekleurde tegels ontstaat voor kinderen een duidelijke route naar de volgende speelplek. Ook worden hierbij belangrijke oversteekplaatsen veilig gemaakt.

  • 3.

    Gezonde schoolpleinen

  • Het schoolplein staat bij kinderen in de top 3 van favoriete speelplekken en vervult een belangrijke functie als speelplein waar kinderen kunnen worden uitgedaagd om te bewegen. Een gezond schoolplein biedt de ruimte om te bewegen en te spelen in een uitdagende, groene en rookvrije omgeving. Een gezond schoolplein prikkelt de fantasie, stimuleert beweging en leert over het belang van de natuur. Tijdens én na schooltijd.

  • 4.

    Meer uitdagende en creatieve speelmogelijkheden (avontuurlijke spelen)

  • Kinderen willen meer uitdagende speelmogelijkheden in de buurt passend bij hun leeftijd. Het liefst in de natuur, op een schoolplein of een grasveld dichtbij huis. Ze houden vooral van nietvoorgeprogrammeerde activiteiten. Zelfverzonnen spelletjes, klimmen en klauteren en tenten of hutten bouwen.

  • 5.

    Groene speelprojecten (speelaanleidingen in het groen)

  • Nergens kun je vrijer en avontuurlijker spelen dan in het park of het bos. Maar nooit eerder in de geschiedenis groeiden zó veel kinderen zó ver weg van de natuur op. Het is goed om ‘natuur om de hoek’ te bevorderen. Je kunt de aanwezige groenvoorziening toegankelijk maken of natuurlijke elementen (speelaanleidingen) aan de stedelijke omgeving toevoegen.

  • 6.

    Speeltuin 2020!

  • De speeltuin van de toekomst is een multifunctionele plek in de wijk waar kinderen spelen, mensen elkaar ontmoeten en dingen met elkaar delen en waar groepen samenkomen om iets met elkaar te ondernemen. De speeltuin is dus niet alleen voor kinderen maar ook voor jongeren en volwassenen. Er wordt ruimte geboden voor verschillende spelvormen, namelijk beweging, socialisatie, constructie en fantasie. In speeltuin 2020 kennen we Bewegingsspellen, Constructiespellen, Rollenspellen, Regel- en Wedstrijdspellen en is er ruimte voor ontmoeting en rust.

  • 7.

    Elk kind heeft recht op zijn blauwe plek, geschaafde knie en splinter

  • Door de vele strenge regels en wettelijke (veiligheids)eisen wordt het voor gemeenten steeds moeilijker om speelvoorzieningen te realiseren die kinderen uitdagend vinden. Ook burgerinitiatieven worden door de risico-aansprakelijkheid te vaak afgewezen of beëindigd. Er zal meer besef moeten komen dat niet elk risico valt af te wentelen en dat bij buiten spelen ook valpartijen horen.

4.2 Burgerinitiatieven en aansprakelijkheid

Naast de bovengenoemde trends zien we ook dat de overheid zich steeds meer inzet voor burgerinitiatieven. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft in december 2013 de kadernota “Regel die burgerinitiatieven” uitgebracht. Deze kadernota is in samenwerking met een aantal gemeenten en expertgroepen opgesteld. Uit de nota blijkt dat het geven van meer ruimte aan initiatieven in relatie tot aansprakelijkheid een lastige opgave is voor gemeenten. Op dit moment is de juridische ruimte rond aansprakelijkheid te beperkt om maatschappelijke speelinitiatieven mogelijk te maken. In de kadernota worden een aantal aanbevelingen gedaan.

afbeelding binnen de regeling

Er komen steeds meer verzoeken van inwoners om eigen speeltoestellen (tijdelijk) in de openbare ruimte te plaatsen. Denk aan zandbakken, glijbanen, zwembadjes, trampolines etc. Op het moment dat de speeltoestellen in de openbare ruimte staan vallen ze onder de reikwijdte van het

Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) en is de gemeente risico-aansprakelijk. Ook bij het bouwen van bijvoorbeeld (boom)hutten of aanleggen van ijsbaantjes loopt de gemeente tegen de risico-aansprakelijkheid aan. Recent is duidelijk geworden dat speelaanleidingen in de vorm van bijvoorbeeld boomstammen en rotsblokken die expliciet zijn geplaatst om te spelen onder de WAS vallen en daarmee moeten voldoen aan de veiligheidseisen die ook voor gewone speeltoestellen gelden. Het idee om onder de noemer “speelaanleiding” de risico-aansprakelijkheid voor de gemeente te omzeilen is op deze manier niet mogelijk.

Toch gaan er steeds meer stemmen op dat de gemeente zich niet altijd moet laten afschrikken door het idee van aansprakelijkheid. Dat middels een goede communicatie en het stellen van duidelijke regels toch een heleboel mogelijk blijft. Particuliere speelobjecten in de publieke ruimte wordt als nieuwe invulling van spelen beschouwd en het is van belang dat de overheid hierop inspeelt. De gemeente Almere heeft hier een start mee gemaakt. De gemeente Stichtse Vecht zal deze ontwikkeling nauwlettend volgen en waar mogelijk toepassen.

afbeelding binnen de regeling

4.3 Gemeente Stichtse Vecht

4.3.1 Toekomstvisie Focus op Morgen

In de voorgaande paragraaf is het belang van buitenspelen al aangegeven. De gemeente Stichtse Vecht volgt de landelijke visie om sporten en buitenspelen te stimuleren. Uit de analyse van 2013 komt naar voren dat onze gemeente heel goed scoort wat betreft het aantal speelvoorzieningen en de diversiteit en daarmee boven het landelijke gemiddelde zit. Een score om trots op te zijn en die aansluit bij hetgeen wordt weergegeven in de Toekomstvisie Focus op Morgen (vastgesteld 2013).

De gemeente Stichtse Vecht wil aantrekkelijk blijven voor starters en gezinnen en profileert zich in de regio als “groene gemeente voor gezinnen”. Vooral in de woonwijken die in de jaren 70 en 80 zijn gebouwd start de komende 10 tot 15 jaar een nieuwe bewonerscyclus waar de gemeente op wil anticiperen. In dat kader is het van belang ervoor te zorgen dat de voorzieningen zijn afgestemd op de bovengenoemde doelgroep. Voldoende aantrekkelijke speelvoorzieningen die het buiten spelen bevorderen vormen een punt van aandacht. Ouders met kinderen hechten veel waarde aan een omgeving waar hun kinderen veilig en fijn kunnen spelen. Daarnaast vervult een strategisch gelegen speelplek ook de rol van ontmoetingsruimte voor jong en oud. Bij een afname van het aantal kinderen en een toename van het aantal senioren (ontgroening en vergrijzing) blijft de behoefte aan een multifunctionele speel- en ontmoetingsruimte onbetwist.

afbeelding binnen de regeling

De landelijke trends die in de vorige paragraaf zijn benoemd zal de gemeente aangrijpen om hier invulling aan te geven. De gemeente wil daarnaast ten aanzien van spelen en groen gebruik maken van de kracht van de samenleving en kijken naar kansen en mogelijkheden die mensen hebben om samen zaken op te pakken.

4.3.2 Ruimte voor spelen

De verstedelijking en daarmee gepaard gaande verdichting zorgt ervoor dat de ruimte om vrij te kunnen spelen steeds kleiner wordt. Te vaak valt de vrije ruimte ten prooi aan onstuitbare parkeerbehoefte en de (woning)bouwopgave. Het is van belang dat de gemeente de behoefte om te kunnen buiten spelen hiermee niet uit het oog verliest. De gemeente zal daarom een goed aanbod blijven bieden aan speelplekken voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel de speelbehoefte (kwantiteit) als de speelwaarden (kwaliteit) spelen daarbij een rol. Er moeten verdeeld over de gemeente voldoende strategisch gelegen speelplekken zijn en deze speelplekken moeten de kinderen ook aanspreken. Een goede speelplek is avontuurlijk en daagt uit tot spelen. De speelplekken kunnen formeel (speeltuin, trapveld) of informeel (groenvoorziening, park, straat, plein) zijn. Als in een wijk of buurt onvoldoende ruimte is om veilig buiten te spelen, kunnen aanwezige schoolpleinen, kerkpleinen of sportterreinen uitkomst bieden. In geval van nieuwbouw of herstructurering zal op strategische en overzichtelijke plekken voldoende ruimte moeten worden gereserveerd. Het is niet wenselijk een speelvoorziening weg te stoppen of afhankelijk te laten zijn van dat ene onbruikbare stukje grond dat over is gebleven.

De landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie (NUSO) heeft voor speelruimte een norm ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat 3% van de totale bebouwde oppervlakte bestemd en formeel ingericht is voor spelen. De speelnorm van 3% is een zeer grove richtlijn. De gemeente Stichtse Vecht zit qua speelvoorzieningen ruim boven deze norm. Daarnaast is het landelijk gebruikelijk om bij speelplekken uit te gaan van een actieradiusnorm (zie ook hoofdstuk 5, punt 4).

De actieradius (cirkelvormige afstand die kinderen morgen afleggen) verschilt per leeftijdscategorie. Kleine kinderen mogen zelfstandig minder ver van huis dan wat oudere kinderen. Gemeenten bepalen zelf meestal hoe groot de actieradius per leeftijdscategorie is. In de wijk Maarssenbroek is deze systematiek heel consequent doorgevoerd met als gevolg dat er heel veel kleine speeltuintjes zijn.

De gemeente Stichtse Vecht zal beide methoden als richtlijn gebruiken maar zal overwegend uitgaan van maatwerk. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om op elke hoek van de straat een speelvoorziening te realiseren die geschikt is voor alle leeftijden. De ruimte die nodig is voor spelen zal ook altijd worden bezien in relatie tot de aanwezigheid van informele speelruimte zoals een nabij gelegen park, natuurgebied of autovrij plein.

4.3.3 Kwaliteit van spelen

Uit de Toekomstvisie De Focus op Morgen (vastgesteld 2013) blijkt dat de gemeente zich de komende jaren o.a. wil richten op gezinnen met kinderen. Gezinnen wonen graag in een kindvriendelijke omgeving. In een kindvriendelijke omgeving is het fijn en veilig kunnen buiten spelen een pre. Het aantal speelvoorzieningen en de grootte ervan zijn weliswaar van belang, maar het gaat binnen onze gemeente vooral om de kwaliteit van de speelvoorzieningen. Ook wel de “speelwaarde” genoemd. Het beleid van de gemeente is hierop gericht. Een speelvoorziening biedt voldoende speelwaarde als er sprake is van:

  • 1.

    een ruime opzet;

  • 2.

    een netwerk van verschillende strategisch gelegen speelvoorzieningen bestaande uit formele en informele speelplekken;

  • 3.

    een uitdagend en gevarieerd aanbod aan speeltoestellen en speelaanleidingen (geen solotoestellen);

  • 4.

    een veilige ligging (o.a. in het zicht van woningen en verkeerveilig);

  • 5.

    een plek die schoon en goed onderhouden is;

  • 6.

    een aanbod dat aansluit bij de behoefte van de omwonende jeugd;

  • 7.

    een sociale ontmoetingsplek voor de buurt.

Speelvoorzieningen worden steeds meer gezien als sociale ontmoetingsplaatsen in wijken en buurten. Niet alleen kinderen spelen er en leren met elkaar omgaan maar ook ouders en grootouders ontmoeten elkaar op en rond de speellocaties.

afbeelding binnen de regeling

Dat levert een belangrijke bijdrage aan de sociale samenhang in een buurt of wijk. Hier wil de gemeente meer op inzetten (zie onder 4.1 “Speeltuin 2020”). Door te kiezen voor strategisch binnen de wijk of buurt gelegen ontmoetingsplekken. Deze ontmoetingsplekken kunnen met elkaar worden verbonden door kindvriendelijke routes zodat de iets oudere kinderen op een veilige manier van de ene naar de andere plek kunnen. Zo ontstaat een goed “speelnetwerk” dat de speelmogelijkheden vergroot.

Een kindvriendelijke omgeving wordt mede bepaalt door de inrichting van de openbare ruimte. Kindvriendelijkheid van een omgeving is een kwaliteit die zich niet alleen beperkt tot het bouwen van specifieke voorzieningen. Kinderen moeten ook op zoek kunnen gaan naar spelprikkels en speelaanleidingen, zoals een zitmuurtje, trapjes, stapstenen, groene oppervlakten, paadjes door de groenvoorziening, uitkijkpunten of bijzonderheden in de bestrating.

Daarnaast speelt veiligheid een belangrijke rol. De inschatting van risico’s en gevaar houdt ouders tegenwoordig meer bezig dan enkele decennia geleden. Veiligheid en het gevoel van veiligheid geeft de doorslag of kinderen buiten mogen spelen of ergens zelfstandig heen mogen gaan. De toenemende aandacht voor veiligheid vertaalt zich bovendien in steeds strengere wet- en regelgeving met betrekking tot speeltoestellen en speelondergronden. Landelijk onderzoek wijst uit dat tweederde van de ouders de verkeersveiligheid het allerbelangrijkste aspect van een speelplek vinden.

afbeelding binnen de regeling

Waar ouders nadruk leggen op het belang van veiligheid, hechten kinderen veel waarde aan de ruimte en de inrichting van de speelplekken. Speelvoorzieningen zijn voor hen plaatsen waar ze met vriendjes bij elkaar kunnen komen. De jongste kinderen zien hun plekken graag ingericht met tal van speelse toestellen zoals schommels, glijbanen, klimrekken of zand- en waterbakken. Naarmate kinderen ouder worden, hebben ze meer behoefte aan speelplekken met een sportkarakter zoals voetbalvelden, basketbalnetten, tennismuurtjes en skate- of crossbanen. Al worden zaken als klimpiramides, kabelbanen, trampolines en hutten bouwen ook genoemd.

Een grotere speelvoorziening zoals bijvoorbeeld het Superspeelspoor in Maarssenbroek kan bij ouders en kinderen op een positief oordeel rekenen al mag zo’n grote speeltuin niet ten koste gaan van de kleinere speelvoorzieningen in de buurt. Men ziet de grote speeltuin als een hele goede aanvulling. Zoals uit de Toekomstvisie Focus op Morgen al blijkt hechten de bewoners, waaronder ook de kinderen, van Stichtse Vecht aan kleinschaligheid en de menselijke maat.

afbeelding binnen de regeling

Toch zien we in onze gemeente ook veel (te) kleine speelvoorzieningen met een minimale speelwaarde. Denk aan solotoestellen, postzegelspeelplekken of speelplekken die weinig of niet gebruikt worden door bijvoorbeeld een verkeerde ligging. Hoewel de gemeente er naar streeft om voor alle kinderen speelvoorzieningen op een bereikbare afstand aan te bieden zal de gemeente er in bepaalde gevallen voor kiezen om speelplekken op te heffen. Het samenvoegen van speelplekken kan een mogelijkheid zijn om de totale speelwaarde in een wijk of buurt te vergroten. Het clusteren van speelplekken kan ervoor zorgen dat er meer ruimte is om te spelen, er meer te beleven valt en meer kinderen aanwezig zijn om mee samen te spelen. De gemeente zal in ieder geval niet meer investeren in nieuwe solotoestellen. Een speelvoorziening die wordt opgeheven, blijft wel bestaan als informele speelruimte, bijvoorbeeld in de vorm van gebruiksgroen of pleintje. Het eventueel opheffen van een bestaande speelplek zal altijd gebeuren in goed overleg met de bewoners en gebruikers. Mogelijkheden om speelplekken te clusteren vragen om maatwerk en draagvlak, juist omdat in zo’n geval de afstand tot de speelvoorziening toeneemt. Bij de opzet van het speelnetwerk zal de gemeente de 3% norm van NUSO en de actieradiusnorm als grove richtlijn hanteren maar zal uiteindelijk uitgaan van maatwerk.

5 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Om invulling te kunnen geven aan de gemeentelijke visie die in hoofdstuk 4 is verwoord zijn de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd. Met speelvoorzieningen bedoelen we hier de speelplekken en de speeltoestellen.

  • 1.

    Schoon, Heel en Veilig

  • De belangrijkste randvoorwaarde voor speelplekken en speeltoestellen is dat deze “schoon, heel en veilig” moeten zijn. Deze onderdelen bepalen een groot deel van de kwalitatieve waarde. Landelijke wet- en regelgeving omschrijven aan welke veiligheidseisen speeltoestellen en speelondergronden moeten voldoen. Daarnaast is het wettelijk voorgeschreven om speeltoestellen en -ondergronden regelmatig te controleren op veiligheid. Alle inspecties en de eventueel daaruit voortvloeiende onvolkomenheden en herstelwerkzaamheden worden vastgelegd in een digitaal logboek per speeltoestel. Dit staat beschreven in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS). Goed onderhoud en beheer van speelvoorzieningen zorgt er voor dat de speelplek aantrekkelijk blijft voor kinderen om te spelen en vergroot de levensduur van toestellen en locatie. Het is van belang om bij klachten adequaat te reageren. Daarnaast is het belangrijk afspraken te maken met de georganiseerde bewonersgroepen over de wederzijdse verwachtingen t.a.v. schoon, heel en veilig.

  • 2.

    Duurzaam

  • Speelvoorzieningen moeten duurzaam zijn. Duurzaamheid richt zich op 4 aspecten:

    • 1.

      duurzaam qua materiaal;

    • 2.

      duurzaam qua gebruik (geschikt of geschikt te maken voor meerdere leeftijdscategorieën);

    • 3.

      duurzaam qua levensduur en onderhoud;

    • 4.

      duurzaam door hergebruik van toestellen die bijvoorbeeld elders worden weggehaald.

  • Bij het maken van een keuze voor een speelvoorziening zullen alle vier de aspecten onder de loep worden genomen. Het kan zijn dat aan niet alle punten kan worden voldaan omdat duurzaam materiaal bijvoorbeeld niet duurzaam is qua onderhoud. In dat geval zal een goed overwogen keuze moeten worden gemaakt welk duurzaamheidsaspect als doorslaggevend wordt gezien.

  • 3.

    Strategisch netwerk van speelvoorzieningen met hoge speelwaarde

  • De gemeente wil een netwerk van speelvoorzieningen ontwikkelen uitgaande van strategisch gelegen speelplekken in een buurt/wijk of kern die met elkaar verbonden zijn door “kindlinten”. Dat zijn veilige en voor kinderen herkenbare routes van de ene naar de andere speelplek. De speelvoorzieningen bestaan uit formele speelvoorzieningen, semi-openbare speelplekken (schoolpleinen) en informele speelruimtes (o.a. grasveldjes, parken en verkeersluwe kindvriendelijke pleintjes). De ligging van de speelvoorziening heeft tevens een sociale ontmoetingsfunctie.

  • 4.

    Spreiding van de speelvoorziening

  • Om te komen tot een goede spreiding van speelvoorzieningen kan de onderstaande richtlijn worden gebruikt die is gebaseerd op leeftijdsgroepen en hun mobiliteit. Het gaat dan om de afstanden die kinderen zelfstandig kunnen en mogen afleggen. De groep tot 4 jaar is afhankelijk van de ouders en zal overwegend in de tuin of direct voor de deur spelen. We beginnen bij het opstellen van de richtlijn bij de leeftijdsgroep van 4 jaar.

    • 4 – 6 jaar = circa 100m – 300m

    • 6 – 12 jaar = circa 300m – 800m

    • > 12 jaar = > 800m

  • Het gaat hier om een richtlijn. Uiteindelijk zal er altijd sprake moeten zijn van maatwerk. Van belang is ook hoe lang kinderen zich kunnen vermaken bij een speelvoorziening. Bij een gedifferentieerd aanbod kan de richtafstand langer zijn. Ook de veilige ligging van de speelvoorziening en de veilige route er naartoe bepalen de afstand.

  • 5.

    Optimaliseren van de speelwaarde van de speelvoorzieningen

  • Zoals in het vorige hoofdstuk al werd aangegeven biedt een speelvoorziening voldoende speelwaarde als sprake is van een ruime opzet, van een uitdagend en gevarieerd aanbod aan speeltoestellen, van sociale- en verkeersveiligheid, van een plek die schoon en onderhouden is en van een aanbod dat aansluit bij de behoefte van de omwonende kinderen. De speelvoorziening doet daarnaast dienst als sociale ontmoetingsplek voor de hele buurt. Het is wenselijk om de speelwaarde van de huidige speelplekken te optimaliseren door o.a. solotoestellen en postzegelspeelplekken waar mogelijk te clusteren in de buurt of wijk. Het is niet langer wenselijk te investeren in solotoestellen omdat de speelwaarde ervan vaak zeer beperkt is.

  • afbeelding binnen de regeling

  • 6.

    Gedifferentieerd aanbod aan speelvaardigheden

  • Kinderen moeten spelenderwijs bepaalde sociale en fysieke vaardigheden ontwikkelen. De volgende speelvaardigheden helpen daarbij, namelijk:

    • 1.

      Bewegen (glijden, klimmen en klauteren, balanceren, schommelen, duikelen etc);

    • 2.

      Spel (wedstrijdspel, rollenspel, fantasiespel);

    • 3.

      Constructie (scheppen, waterbak, hutten bouwen etc); 4. Ontdekken (speurtochten, natuur/groen etc); 5. Ontmoeten en (uit)rusten.

Een speelvoorziening moet tevens geschikt zijn voor meerdere leeftijden. Daarnaast is het wenselijk bij de inrichting van een speelvoorziening waar mogelijk rekening te houden met kinderen met een verstandelijke of fysieke beperking. Door elke speelvoorziening anders in te richten of een ander thema te geven wordt de differentiatie binnen het speelnetwerk vergroot.

  • 7.

    Aandacht voor informele speelvoorzieningen en “natuurlijk” spelen

  • Speelplekken kunnen informeel (groenvoorziening, park, straat, autoluw pleintje) of formeel (speeltuin, trapveld) zijn. Het is wenselijk bij het inrichten van de openbare ruimte bewust te kijken naar de informele en formele speelmogelijkheden. De formele ruimte die nodig is om goed te kunnen spelen kan door de aanwezigheid van veel informele speelruimte, zoals een nabij gelegen park of natuurgebied, anders zijn dan als deze informele speelruimte er niet is.

  • Een groene omgeving daagt kinderen uit tot klauteren, ontdekken en verwonderen. Dit stimuleert kinderen om gevarieerd en creatief te spelen en meer te bewegen. Bij het inrichten van de openbare ruimte zoals een park, groenvoorziening of de straat zal rekening worden gehouden met de “speelwaarde” ervan. Boomstronken en grote takken kunnen dienst doen als erfafscheiding en tevens als speelelement (mits stevig en veilig).

  • Er moet aandacht zijn voor het kindvriendelijk inrichten van de openbare ruimte. Een brede stoeprand of bijzondere tegels in de bestrating kunnen al zorgen voor extra speelwaarde. Bij een formele speelplek (speeltuin) gaat de voorkeur uit naar een groene inrichting. Een solitaire boom met grote kruin kan een heel fraai effect geven en ook voorzien in de nodige schaduw.

  • 8.

    Ruimte koesteren

  • Als een speeltoestel verdwijnt blijft er vaak een weinig inspirerende vlakte over of wordt de ruimte die vrijkomt gebruikt voor extra parkeervoorzieningen. Op die manier wordt de ruimte om te spelen verder beperkt. Het is wenselijk de ruimte waar het speeltoestel heeft gestaan of waar een speelplek was te betrekken bij de rest van de openbare ruimte.

  • afbeelding binnen de regeling

  • 9.

    Meer aandacht voor speelvoorzieningen voor de leeftijd 12+ jaar

  • Onder meer uit de carrouselbijeenkomsten met de inwoners en uit het jeugdbeleid blijkt dat meer speelvoorzieningen nodig zijn voor de leeftijdscategorie 12+. Uit diverse overleggen met inwoners blijkt dat er voor deze categorie te weinig voorzieningen buiten zijn. Daar waar deze wel aanwezig zijn ervaren omwonenden overlast (hangjeugd), hetgeen een aandachtspunt is. Samen met jongerenwerk zullen op strategische plekken jongeren ontmoetingsplaatsen (JOP) worden aangelegd.

  • Via de middelbare scholen kan de 12+ jeugd worden bereikt. Schoolprojecten m.b.t. het onderhoud e.d. van de openbare ruimte en de speelvoorzieningen dienen te worden gestimuleerd.

  • 10.

    Stimuleren schoolpleinen, kerkplein of sportterreinen te gebruiken als openbare speelvoorziening

  • Als in een wijk of buurt onvoldoende ruimte is om veilig buiten te spelen kunnen aanwezige schoolpleinen, kerkpleinen of sportterreinen uitkomst bieden. Schoolpleinen zijn al ingericht om te spelen en lenen zich daarom bij uitstek voor dit doel. Daarnaast kan een schoolplein zo worden ingericht dat het dienst kan doen als strategische speel- en ontmoetingsplek. Met de scholen en bewonersorganisaties zullen in dat geval duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over de aansprakelijkheid, mogelijk vandalisme, openingstijden etc.

  • Niet alle schoolpleinen of sportterreinen zijn geschikt om openbaar toegankelijk te maken en daarnaast vindt niet elke school of sportvereniging het wenselijk. Het openbaar maken van o.a. een schoolplein is afhankelijk van de school, de ligging en de omgeving en structurele inzet van de bewoners.

  • 11.

    Het gezonde schoolplein en JOGG

  • In navolging van punt 10 steunt de gemeente het door Jantje Beton geïntroduceerde idee “Het gezonde schoolplein” . De gemeente Stichtse Vecht is een JOGG-gemeente (Jongeren Op Gezond Gewicht). Door o.a. schoolpleinen in te richten volgens het principe van “Het gezonde schoolplein” met voldoende bewegingsmogelijkheden, wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten van JOGG. De sportconsulenten van de gemeente Stichtse Vecht kunnen hierin een belangrijke bijdrage leveren.

  • 12.

    Meer ruimte voor bewonersinitiatieven

  • De gemeente wil bewonersinitiatieven die betrekking hebben op buitenspelen bevorderen. De gemeente kan hierin een faciliterende rol op zich nemen en ook vanuit leefbaarheidsbudgetten een financiële bijdrage leveren. Het is van belang om samen “spelregels” te formuleren en afspraken vast te leggen in een overeenkomst. De gemeente Almere heeft hier al een start mee gemaakt waar wij als gemeente ons voordeel mee kunnen doen.

  • 13.

    Bewonersparticipatie bij onderhoud en beheer van speelvoorzieningen

  • Het betrekken en inzetten van inwoners waaronder ook jongeren en kinderen bij het onderhoud en beheer van speelvoorzieningen past in de visie van de participatieve samenleving. Op deze manier wordt het verantwoordelijkheidsgevoel voor het groen en de speelvoorzieningen vergroot en kunnen sommige speelvoorzieningen in stand blijven die anders vanuit bezuinigingsoogpunt moeten verdwijnen. In de gemeente Stichtse Vecht zijn mooie voorbeelden van geslaagde burgerinitiatieven waaronder zwembad De Koet in Kockengen. De systematiek van adoptiespeeltuinen of speeltuinverenigingen kan ook binnen de gemeente Stichtse Vecht worden toegepast. Maar ook eenvoudiger te organiseren maandelijkse “speeltuin schoonmaakdagen” kunnen hieraan bijdragen.

  • Ook sponsoring kan een bijdrage leveren aan het in stand houden of opwaarderen van een speelvoorziening.

  • 14.

    Promotie, communicatie en monitoring

  • Het is van belang dat kinderen en ouders weten waar welke speelplekken zijn binnen de gemeente Stichtse Vecht, zodat deze voorzieningen zo optimaal mogelijk worden gebruikt. Via lokale en social media moeten nieuwe en vernieuwde speelplekken onder de aandacht worden gebracht. De websites van de georganiseerde bewonersgroepen kunnen worden gebruikt om de speelvoorzieningen en leuke buurtinitiatieven onder de aandacht te brengen. Om allert te blijven op de speelwaarde van de speelvoorzieningen is het van belang regelmatig te monitoren. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een wijkenquête.

  • 15.

    Extra aandacht voor spelen bij nieuwbouw en herstructurering

  • Bij nieuwbouwlocaties is het percentage uitgeefbare grond hoog en de woningdichtheid per hectare veelal groot. Ruimte voor speelvoorzieningen vormt daarom vaak de sluitpost met als gevolg dat de speelvoorzieningen te klein zijn, op een verkeerde plek liggen of helemaal niet aanwezig zijn. Door bij de opzet van het stedenbouwkundig plan rekening te houden met voldoende ruimte om buiten te kunnen spelen en het netwerk van speelvoorzieningen, kan dit worden voorkomen. Bij de inrichting van de openbare ruimte moet ook rekening worden gehouden met informele speelmogelijkheden zoals trapjes, muurtjes, stapstenen paadjes in groenvoorziening etc (kindvriendelijke inrichting van de openbare ruimte).

  • 16.

    Rekening houden met buiten spelen in ruimtelijke plannen

  • Het komt nog te vaak voor dat ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen geen ruimte bieden om nieuwe of andere speelplekken te creëren. Ook het openbaar stellen van schoolpleinen of het aanleggen van een JOP stuit op weerstand vanuit de regels van het bestemmingsplan. Het is van belang de regels zo op te stellen dat deze ruimte er waar mogelijk bij recht is.

afbeelding binnen de regeling

6 Implementatie van het beleid

6.1 Conclusie vanuit de visie

Zoals blijkt uit het vorige hoofdstuk zijn kindvriendelijke wijken met voldoende kwalitatieve mogelijkheden om veilig buiten te kunnen spelen van belang. Er zal vooral worden ingezet op een goede “speelwaarde” (kwaliteit). De gemeente wil een netwerk maken van strategisch gelegen speelvoorzieningen die op wijk- of buurtniveau met elkaar verbonden zijn middels kindvriendelijke routes (kindlinten). Het netwerk bestaat uit formele (o.a. speeltuinen en trapveldjes) en informele (o.a. parken) voorzieningen Openbaar toegankelijk schoolpleinen, kerkpleinen of sportvelden vormen een goede aanvulling. De grote speeltuin is de spil in het speelnetwerk van een dorp of kern. Uiteraard is het niet mogelijk om overal een grote speeltuin zoals het Superspeelspoor of het Speelbos te maken. Net zo min als het mogelijk is op elke hoek van de straat een speeltuin te maken. Daarom is het belangrijk om bij de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening te houden met een kindvriendelijke inrichting inclusief voldoende speelaanleidingen.

afbeelding binnen de regeling

6.2 De kwaliteitskaart

Het uitwerken en implementeren van de gemeentelijke visie en geformuleerde randvoorwaarden en uitgangspunten stapsgewijs en per wijk/kern plaatsvinden. De eerste stap zal zijn dat per wijk/kern een kwaliteitskaart wordt opgesteld.

Op deze kaart staan alle formele en belangrijke informele speelvoorzieningen (bijvoorbeeld een park) aangegeven. Aan deze plekken wordt een kwaliteitsaanduiding toegekend gebaseerd op de onderstaande speelwaarden:

  • 1.

    een ruime opzet;

  • 2.

    onderdeel van het netwerk van verschillende strategisch gelegen speelvoorzieningen bestaande uit formele en informele speelplekken;

  • 3.

    een uitdagend en gevarieerd aanbod aan speeltoestellen en speelaanleidingen;

  • 4.

    een veilige ligging (o.a. in het zicht van woning en verkeerveilig);

  • 5.

    een plek die schoon en goed onderhouden is;

  • 6.

    een aanbod dat aansluit bij de behoefte van de omwonende jeugd;

  • 7.

    een sociale ontmoetingsplek voor de buurt.

Op die manier ontstaat een duidelijk beeld van de speelvoorzieningen en –waarden binnen de gemeente Stichtse Vecht en kan gericht worden geïnvesteerd. Tevens wordt duidelijk welke speelvoorzieningen kunnen verdwijnen, hetgeen een directe bezuiniging oplevert.

Samen met de georganiseerde bewoners organisaties zal per wijk, buurt of kleine kern een kwaliteitskaart worden gemaakt. Daarna zal worden gekeken welke speelplekken als strategisch kunnen worden aangewezen en verder kunnen worden opgewaardeerd indien nodig en welke speelplekken geen of onvoldoende speelwaarde hebben en kunnen verdwijnen. Ook het sociale ontmoetingselement speelt een rol bij het bepalen van de strategische plekken. Verder zal met de bewoners worden gekeken welke veilige routes er van de ene naar de andere plek kunnen worden aangewezen en welke goede speelaanleidingen er in de openbare ruimte zijn of waar juist behoefte is aan speelaanleidingen. In plaats van het rücksichtslos wegbezuinigen van kleine speelvoorzieningen kiest de gemeente Stichtse Vecht voor een pragmatische en participatieve aanpak die gericht is op wijkniveau. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat wij zuiniger om moeten gaan met de beschikbare budgetten. Voorkomen moet worden dat de indruk wordt gewekt dat op korte termijn overal nieuwe speelvoorzieningen komen. De uitrol van de totale visie zal jaren in beslag nemen.

Het reguliere onderhoud van speelvoorzieningen moet goed geregeld zijn. Als duidelijk is welke speelplekken als strategisch worden aangemerkt binnen het speelnetwerk is het is van belang zo snel mogelijk het achterstalling onderhoud (indien daar sprake van is) weg te werken. Als duidelijk is op elke speelplek(ken) de gemeente in de buurt of wijk gaat inzetten kan een beeld worden geschetst op welke wijze we die plekken gaan opwaarderen en binnen welke tijdsbestek. Op die manier kan een gerichte begroting worden gemaakt.

De kwaliteitskaart kan ook nadien worden gebruikt als monitoringsinstrument om goed te kunnen blijven inspelen op de speelbehoefte van kinderen en jongeren.

6.3 Spelregels voor bewoners- en jongerenparticipatie

Bewoners en jongeren voelen zich doorgaans meer verantwoordelijk voor een speelplek als zij een aandeel hebben in de planvorming, realisatie en het beheer ervan. Ook kan participatie er voor zorgen dat de inrichting van een speelplek optimaal aansluit bij de behoeftes en wensen van kinderen en omwonenden. Kortom, participatie verhoogt de speelwaarde van voorzieningen. Gebruikers en omwonenden moeten in een vroeg stadium worden betrokken bij de (her)inrichting van een specifieke speelplek of de aanleg van speelaanleidingen. Dat komt de investering ten goede. Het is ook wenselijk een grotere verantwoordelijkheid toe te kennen aan gebruikers en omwonenden bij het beheer van de speellocaties. Een actieve opstelling van bewoners kan helpen om vandalisme en vervuiling tegen te gaan. De mogelijkheden van adoptie van speelplekken en de oprichting van speeltuinverenigingen kan daar een rol in spelen. Naast deze vormen van betrokkenheid blijft de gemeente wettelijk verantwoordelijk voor de veiligheid van speelplekken in de openbare ruimte.

Tot slot wil de gemeente meer ruimte bieden voor bewonersinitiatieven. De ervaring leert dat bewoners regelmatig bij de gemeente aankloppen met goede ideeën en plannen om het buiten spelen te bevorderen. We zullen meer ruimte geven om op dergelijke initiatieven in te kunnen spelen. Uiteraard zal hierbij rekening moeten worden gehouden met de gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Om de bewonersparticipatie in goede banen te leiden is het noodzakelijk hier “spelregels” voor te formuleren en afspraken te maken. De volgende zaken moeten in ieder geval worden geregeld:

  • a.

    Wat is het onderwerp (actie, locatie en reikwijdte);

  • b.

    De looptijd van de participatie;

  • c.

    Welke personen zijn aanspreekpunten binnen de gemeente en binnen de wijk;

  • d.

    Wat doen de bewoners en wat doet de gemeente (wie is verantwoordelijk voor wat).

De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst. Het is belangrijk te weten dat het bij “adoptie en beheer” altijd gaat om een langere periode en dat er voldoende deelnemers (bewoners) zijn om de activiteiten structureel op te pakken en voort te zetten. De continuïteit moet gewaarborgd zijn.

afbeelding binnen de regeling

6.4 Tijdspad

Kwaliteitskaarten

De uitwerking (implementatie) van dit beleidskader zal enkele jaren in beslag nemen. Het opstellen van de kwaliteitskaarten zal georganiseerd en gefaseerd plaatsvinden. Het streven is binnen 4 jaar alle kwaliteitskaarten te kunnen afronden. Aangezien niet overal tegelijk kan worden gestart zal medio 2014 in overleg met de portefeuillehouder een pilotwijk/-buurt/-kern worden aangewezen waar zal worden gestart . Deze pilot kan ons tevens informatie verschaffen over de voorgestelde visie en werkwijze.

Spelregels voor bewonersparticipatie

De gemeente zal in 2014 en 2015 duidelijke spelregels moeten formuleren voor de bewonersparticipatie en de op te stellen overeenkomst. Hiervoor zal contact worden gezocht met andere gemeenten die al in het bezit zijn van dergelijke (spel)regels, zoals de gemeente Zoetermeer en de gemeente Almere. Daarnaast zal contact worden gezocht met het Nuso en Jantje Beton of zij ons hierbij kunnen assisteren.

afbeelding binnen de regeling

Schoon, Heel en Veilig!

De kwaliteit en aantrekkingskracht van een speelvoorziening wordt mede bepaald door het onderhoud ervan. De randvoorwaarde “Schoon, Heel en Veilig!” moet hier zorg voor dragen. Er zal beter inzicht moeten komen of een speelplek voldoet aan deze randvoorwaarde en waar sprake is van achterstallig onderhoud. Het is tevens gewenst dat de lijnen tussen bewoners en de gemeente kort zijn om snel te kunnen reageren op een onveilige situatie. Vanuit de georganiseerde bewonersgroepen is aangegeven dat er niet adequaat op klachten wordt gereageerd. Ook dit onderdeel zal in 2014 en 2015 worden opgepakt.

Pilots

Op verschillende plekken binnen de gemeente zal worden gestart met pilots. Waaronder in 2014 de pilots van “het gezonde openbare schoolplein”. Door middel van de pilots kunnen we ervaring opdoen voor andere plekken. Op grond van deze ervaringen is het mogelijk een draaiboek te maken.

7 Financiën

7.1 Financiële consequenties van het beleid

Eén van de genoemde aanleidingen voor het opstellen van het beleidskader is dat er structureel minder geld beschikbaar is voor speelvoorzieningen. In dit beleidskader is een duidelijk visie neergelegd die vertaald is naar randvoorwaarden en uitgangspunten. Op die manier kunnen we het beschikbare budget efficiënter en gerichter inzetten. Omdat we zuiniger moeten omgaan met de beschikbare budgetten is het van belang te voorkomen dat de indruk wordt gewekt dat er overal op korte termijn nieuwe speelvoorzieningen komen. De uitrol van de totale visie zal jaren in beslag nemen. Dit beleid wordt gebruikt om een duidelijke richting te bepalen waar we naartoe willen met onze speelvoorzieningen.

Door het in hoofdstuk 4 genoemde speelnetwerk en de kwaliteitskaart te maken waarop alle formele en waar mogelijk de informele speelvoorzieningen staan aangegeven, ontstaat een duidelijk beeld van de speelvoorzieningen en –waarde binnen de gemeente Stichtse Vecht en kan gericht worden geïnvesteerd. Tevens wordt duidelijke welke speelvoorzieningen kunnen verdwijnen hetgeen een directe bezuiniging oplevert. Omdat de gemeente middels het vastgestelde speelnetwerk en de kwaliteitskaart duidelijk maakt waar ze op in gaat zetten ontstaat voor de bewoners meer transparantie in de besluitvorming.

Jaarlijks kunnen projectlocaties worden benoemd gebaseerd op het vastgestelde speelnetwerk. Ten behoeve van de deze projectlocaties kan dan éénmalig een extra bedrag beschikbaar worden gesteld. Op dit moment vinden de investeringen nog teveel ad hoc plaats.

Door bewoners, waaronder ook kinderen en jongeren, meer te betrekken bij de opzet en het beheer van de speelvoorzieningen ontstaat meer betrokkenheid. Dit kan een positief effect hebben op de staat van de speelvoorziening (schoner, minder vandalisme etc). Als zuiniger met een speelvoorziening wordt omgegaan scheelt dat de gemeente aanzienlijk in onderhouds- en vervangingskosten.

Zoals in Hoofdstuk 4 is aangegeven zal na de vaststelling van het beleidskader per kern / wijk / dorp een kwaliteitskaart en speelnetwerk worden gemaakt en worden bekeken hoe de randvoorwaarden en uitgangspunten kunnen worden uitgerold. Hierbij staat voorop dat er sprake is van maatwerk en zal dit ook per kern / wijk / dorp sterk kunnen verschillen. Op dit moment is het moeilijk om exacte investerings- en bezuinigingsbedragen of percentages te benoemen. Daarvoor moet eerst een beter beeld worden geschetst van de locaties. Uitgangspunt blijft dat we binnen het vastgestelde budget moeten blijven. Voor bijzondere projecten of pilots zullen apart uitgewerkt begrotingsvoorstellen aan het college of de gemeenteraad worden voorgelegd.

Ondertekening

1 juli 2014

Griffier Voorzitter

Bijlage 1 Inventarisatie speeltoestellen en -plekken (bijlage bij Stichtse Vecht Buiten Spelen Natuurlijk)

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

In deze bijlage is de tabel opgenomen met het aantal speeltoestellen en speelplekken van de kernen in Stichtse Vecht (tabel 1). In tabel 2 is een vergelijking weergegeven met andere gemeenten / normen. Onderstaand worden deze tabellen toegelicht.

Tabel 1

In totaal zijn er 265 speelplekken en 1216 speeltoestellen in de gemeente Stichtse Vecht. Gemiddeld zijn er in Stichtse Vecht 4,59 speeltoestellen per speelplek. Onder toestellen vallen ook bankjes, doelen etc. In de tabel is specifiek benoemd welke speelvoorzieningen er zijn voor de 12+ categorie.

Tabel 2

Er is geen landelijke norm over het aantal speelplekken. Om toch enig inzicht te krijgen in de huidige situatie is op 2 manieren een analyse gemaakt van het aantal speelplekken. In tabel 2 is deze analyse cijfermatig doorgegeven. Onderstaand een toelichting op deze cijfers:

  • A)

    aantal speelplekken per 1000 inwoners

In tabel 2 is in kolom A het aantal speelplekken per 1000 inwoners weergegeven per kern in de gemeente Stichtse Vecht.

Uit onderzoek van Oranjewoud blijkt dat er in Midden Nederland een gemiddelde is van 3,1 speelplek per 1000 inwoners. Uit de vergelijking met de reeds aanwezige speelplekken in Stichtse Vecht valt op dat met name in de Maarssenbroek relatief veel speelplekken per 1000 inwoners zijn. Indien het gemiddelde van 3,1 speelplekken per 1000 inwoners wordt aangehouden zijn er 56 speelplekken ‘over’. Ook in De Dorpen is dit het geval. In de kleine Kernen is dit bijna gelijk aan het landelijk gemiddelde (3 speelplekken ‘tekort’).

  • B)

    Aantal kinderen per speelplek

In kolom B is het aantal kinderen per speelplek weergegeven. Deze gegevens zijn vergeleken met het landelijk gemiddelde (43 kinderen per speelplek, bron: spelenbeleid Midden Delfland).

Indien gekeken wordt naar aantal kinderen per speelplek blijkt dat met name bij de Kleine Kernen een aanzienlijk tekort is van 22 speelplekken. Dit tekort is groter dan bij de vergelijking onder punt A omdat in de Kleine Kernen relatief veel kinderen wonen. Bij De Dorpen en Maarssenbroek is er ook bij deze vergelijking sprake van een ‘overschot’ aan speelplekken.

Overig

Aantal speelplekken per 100 kinderen

Van veel gemeenten zijn niet de gedifferentieerde aantallen speelplekken voorzieningen bekend. Wel het aantal speelplek per 100 kinderen. Om enigszins grip te krijgen op dit aantal onderstaand nog een kleine vergelijking met een aantal andere gemeenten:

  • -

    Stichtse Vecht: 2,44 speelplek per 100 kinderen.

  • -

    Amersfoort: 2,7 speelplek per 100 kinderen.

  • -

    Delft 1,5 speelplek per 100 kinderen

  • -

    Pijnacker 1,5 speelplek per 100 kinderen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Deze term is benoemd in de Toekomstvisie Focus op Morgen zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Stichtse Vecht januari 2013