Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725232
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR725232/1
Nota Hogere Waarden Wegverkeerslawaai Wassenaar 2024
Geldend van 09-10-2024 t/m heden
Intitulé
Nota Hogere Waarden Wegverkeerslawaai Wassenaar 2024De gemeenteraad van Wassenaar,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 juli 2024;
overwegende de huidige kaders omtrent hogere waarde zoveel mogelijk te kunnen voortzetten onder de Omgevingswet;
gelet op de Invoeringswet Omgevingswet artikel 4.6, lid 1, de Algemene wet bestuursrecht afdeling 3.4, artikel 8:3 en 4:81, het Besluit kwaliteit leefomgeving artikel 5.65 en 5.66, de Verordening Inwonersparticipatie gemeente Wassenaar 2021 artikel 3.3;
b e s l u i t :
- 1.
beleid omtrent hogere waarden als beleidsregel vast te stellen zoals verwoord in de Nota Hogere Waarden Wegverkeerslawaai Wassenaar 2024.
1 INLEIDING
1.1 Beleidsneutrale omzetting gemeentelijk hogere waarden beleid
Wanneer de Omgevingswet in werking wordt gesteld, zijn er de eerstkomende jaren (tot uiterlijk eind 2029) mogelijkheden in de Omgevingswet ingebouwd om gebruik te maken van Overgangsrecht. Op hoofdlijnen is dit schematisch weergegeven in afbeelding 1.1.
Afbeelding 1.1 Schematisch overzicht voor de transitie huidig recht naar een Omgevingsplan nieuwe stijl
In het omgevingsplan staan alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Het plan geeft meer concreet uitwerking aan de (maatschappelijke) opgaven uit de gemeentelijke omgevingsvisie. Het tijdelijk deel van het omgevingsplan bestaat uit:
- 1
(ruimtelijke) regels uit verschillende vervallen instrumenten, zoals bestemmingsplannen;
- 2
rijksregels over activiteiten (aangeduid als de bruidsschat).
Het nieuwe deel van het omgevingsplan is eerst nog leeg, met uitzondering van eventuele voorbereidingsbesluiten op basis van het overgangsrecht. De regels in het nieuwe deel komen deels tot stand door bestaande regels uit het tijdelijk deel om te zetten naar het nieuwe deel.
Daarnaast neemt de gemeente in het nieuwe deel nieuwe regels op voor ruimtelijke ontwikkelingen en beleid. Het wijzigingen/vaststellen van het nieuwe deel van het omgevingsplan kan ook thematisch gebeuren. Deze overgangsfase duurt tot uiterlijk eind 2029.
Specifiek voor geluid betekent de inwerkingtreding van de Omgevingswet dat onder meer de Wet geluidhinder als wetgevingsinstrumentarium komt te vervallen. Maar via het Overgangsrecht kunnen gemeenten bepaalde delen van de Wet geluidhinder tijdens de transitieperiode op min of meer de ‘oude’ werkwijze blijven hanteren. Dit tot uiterlijk de einddatum die de wetgever daarvoor hanteert (waarschijnlijk tot eind 2029).
Hogere waarde besluiten (vastgesteld op basis artikel 110a van de Wet geluidhinder) gelden als deel van het Omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.6, lid 1, Invoeringswet.
Onder de Wet geluidhinder hebben veel gemeenten zogenoemd ‘Hogere waarden beleid geluid’ geformuleerd en vastgesteld. Bij de aanvraag van een verzoek tot vaststelling van een hogere waarde (in het kader van vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, of bij de aanleg of reconstructie van een gemeentelijke weg) geeft het hogere waarden beleid van de gemeente dan criteria voor het al dan niet vaststellen van een hogere waarde.
1.2 Hogere waarden beleid gemeente Wassenaar vóór inwerkingtreding Omgevingswet en daarna
In de gemeente Wassenaar is het hogere waarden beleid, zoals dat is geformuleerd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, beschreven in het rapport ‘Geluidbeleid Deelnota hogere waarden’ opgesteld door adviesbureau DHV in januari 2009 in opdracht van de gemeente Wassenaar. Formeel is deze deelnota nimmer bestuurlijk vastgesteld, maar de nota heeft wel richting gegeven bij de afhandeling van hogere waarden verzoeken de afgelopen jaren.
De rapportage ‘Geluidbeleid Deelnota hogere waarden, 2009’ geeft inzicht in de wettelijke kaders, reken- en meetvoorschriften en ontheffingsbeleid op dat moment.
Omdat op onderdelen de publicatie gedateerd is, vergt het een herziening om toegepast te kunnen worden onder het regime van de Omgevingswet in de periode waarin gebruik wordt gemaakt van het Overgangsrecht.
Voorliggend document beschrijft de beleidsneutrale omzetting van het huidige hogere waarden beleid naar een beleidsstuk dat opgenomen kan worden in het tijdelijk omgevingsplan onder de Omgevingswet.
1.3 Omgevingsvisie en omgevingsplan
In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in brede zin voor de lange termijn vast. De omgevingsvisie is een strategisch instrument. Beleid hoeft niet gebiedsgericht te zijn. Het kan ook gericht zijn op sectoren, of gericht zijn op thema's. Denk bijvoorbeeld aan het thema gezondheid.
Ambities en beleidsdoelen kunnen worden vertaald naar regels. Deze regels komen in het gemeentelijke Omgevingsplan dat daarmee invulling geeft aan de maatschappelijke opgaven uit de omgevingsvisie. De gemeente kan voor ieder gebied bepalen welke activiteiten zij wel of niet toestaat, bijvoorbeeld wonen, recreatie of bedrijvigheid. Dat hoeft niet altijd heel specifiek. Ook een algemene beschrijving met randvoorwaarden voor een bepaald gebied volstaat. Ook geeft de gemeente aan welke regels zij aan de activiteiten stelt.
De gemeente zorgt dat het pakket aan regels in het omgevingsplan leidt tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Bij het stellen van regels houdt de gemeente rekening met alle betrokken belangen.
Zij heeft ruimte om naar eigen inzicht afwegingen te maken. Binnen deze afwegingsruimte kan de gemeente specifieke regels stellen voor verschillende delen van het grondgebied.
Ook kan de gemeente functies of kenmerken van locaties of gebieden aanwijzen. Aan deze aanwijzing kan men regels verbinden voor het gebruik van die plaats of dat gebied. Het Omgevingsplan vervangt het geldende bestemmingsplannen en de beheersverordeningen uit de Wet ruimtelijke ordening.
Onder de Omgevingswet krijgen gemeenten veel beoordelingsvrijheid om geluid ‘passend’ te regelen binnen hun gemeente. Deze gemeentelijke geluidnormen moeten in het Omgevingsplan worden opgenomen. Hiervoor zijn instructieregels opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Voor het beheersen van geluid hebben gemeenten als gezegd veel afwegingsruimte. Men kan kiezen voor toepassing van één standaardwaarde voor het gehele grondgebied, of men kiest voor een meer gebiedsgerichte benadering. Bijvoorbeeld in bepaalde gebieden meer geluid toestaan, zoals op bedrijventerreinen en in centrumgebieden, en gebieden aanwijzen waar men juist minder geluid wil toestaan, zoals in woonwijken, landelijke gebieden en natuurgebieden. De gemeente kan de geluidsregels direct opnemen in het Omgevingsplan, maar kan dit ook regelen in een beleidsregel (gebiedsgerichte geluidbelasting) waarnaar verwezen wordt in het Omgevingsplan. Het is aan de gemeente om de geluidnormen zodanig vast te stellen dat daarmee voldaan wordt aan de Omgevingsvisie.
In algemene zin kan worden gesteld dat vanuit een milieuhygiënisch perspectief het de voorkeur heeft om voldoende afstand tussen geluidgevoelige functies en geluidbronnen aan te houden, zodat kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of lager. Dan zullen de effecten van geluid in de regel minimaal zijn en is er voor het thema geluidhinder sprake van een aanvaardbare situatie. Maar in de praktijk is het houden van voldoende afstand niet altijd haalbaar, vanuit andere overwegingen en randvoorwaarden. In dat geval dient er sprake te zijn van een evenwichtige toedeling van functies (afweging benutten en beschermen fysieke leefomgeving, veiligheid en gezondheid). Daarbij gelden dan de kaders zoals opgenomen in deze nota.
1.4 Relevante achtergrondinformatie bij de omzetting van het hogere waarden beleid
In de volgende sub-paragrafen is een beknopte samenvatting gegeven van de oude en nieuwe geluidwetgeving specifiek gericht op enkele issues die relevant zijn voor geluid en hogere waardenbeleid.
1.4.1 Hogere waarden onder de Wet geluidhinder
Hogere waarden
De procedure hogere waarde is een begrip uit de Wet geluidhinder. Deze procedure wordt bijvoorbeeld gevoerd bij de aanleg van een (spoor)weg, de aanleg van een industrieterrein met ‘grote lawaaimakers’1 of bij de bouw van een woning langs een weg of bij zo’n industrieterrein. De procedure wordt gevoerd indien in zo’n situatie de voorkeursgrenswaarde, bijvoorbeeld 48 (dB) Lden voor wegverkeer, bij een woning of andere geluidsgevoelige bestemming zal worden overschreden.
Doel van de procedure is het aantal woningen dat een hoge geluidbelasting ondervindt zoveel mogelijk te beperken. Daarom heeft deze regeling de volgende kenmerken:
- –
een hogere waarde is niet ongelimiteerd. Er is altijd een bovengrens. Er is echter niet één vast getal, maar de maximale hoogte hangt ook samen met de specifieke situatie, bijvoorbeeld met de vraag of het om een binnen- of buitenstedelijke situatie of nieuwbouw of vervangende nieuwbouw gaat. Door de combinatie van dergelijke uitgangspunten is sprake van een bandbreedte in de vast te stellen hogere waarden;
- –
verder zijn aan het vaststellen van een hogere waarde altijd voorwaarden verbonden. Zo moet er altijd voor worden gezorgd dat een maximum geluidniveau (‘binnenniveau’) in de woning niet wordt overschreden. Dit wordt bereikt door het toepassen van (extra) gevelisolatie.
Daarnaast kunnen met betrekking tot nieuwe woningbouwlocaties via gemeentelijk beleid voorschriften voor woningindeling, een geluidluwe gevel en dergelijke worden gesteld.
Vanaf 2012 geldt er voor de rijksinfrastructuur (rijkswegen- en landelijke spoorwegen) een systematiek van geluidproductieplafonds zoals vastgelegd in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Bij de aanleg- of aanpassingen van rijksinfrastructuur gelden landelijke regels, die voor iedere gemeente hetzelfde zijn. Voor de aanleg- en wijziging van de rijksinfrastructuur worden geen hogere waarde procedures gevolgd, maar de afweging loopt via een ander juridisch traject. Wanneer een initiatiefnemer een bouwplan voorbereidt binnen een zone van een rijksweg of een zone langs een spoorweg, dient voor dat plan wel akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
En indien na afweging de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dient (door de gemeente) een hogere waarde te worden vastgesteld, uitgaande van de geluidproductie van de rijksinfrastructuur bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds die voor de rijkswegen wettelijk gelden.
Aanvragen en beoordeling verzoek hogere waarden
Iedere initiatiefnemer voor een bouwplan gesitueerd binnen een wettelijke geluidzone, of de wegbeheerder voor de aanleg of reconstructie van een provinciale weg (meestal de provincie) of de beheerder van een lokale weg (meestal de gemeente zelf) kan een verzoek doen voor de vaststelling van een hogere waarde. De bevoegdheid voor vaststelling van de hogere waarde ligt in de meeste gevallen bij het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente. Het bevoegd gezag dient daarbij het gemeentelijk hogere waarden beleid als uitgangspunt te nemen. Een aanvrager dient voldoende alternatieven te onderzoeken die beogen om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen (onderzoeksplicht) en wanneer blijkt dat dit op overwegende bezwaren stuit, de noodzaak tot een hogere waarde duidelijk te motiveren (motiveringsplicht).
Vaststelling van een hogere waarden besluit dient te voldoen aan de Algemene Wet Bestuursrecht (bezwaar en beroep is mogelijk).
1.4.2 Geluid in de Omgevingswet
Als milieuaspect speelt geluid vooral een lokale rol. Daarom is de aanvaardbaarheid van geluid onder de Omgevingswet vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit (akoestische kwaliteit) vorm. Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) reguleert het geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen.
De gemeente zorgt ervoor dat het omgevingsplan in ieder geval de regels staan die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2 Omgevingswet). Dit kan de gemeente onder andere bereiken door:
- –
de ordening van de locaties van activiteiten ten opzichte van elkaar (bijvoorbeeld afstand tussen een woning en een bedrijf);
- –
het stellen van regels aan activiteiten op een locatie (bijvoorbeeld via waarden voor geluidimmissie of preventieve maatregelen).
De regels aan activiteiten op een locatie in het omgevingsplan voldoen aan de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De instructieregels voor geluid in het Bkl zijn gericht op gezondheid en milieu. Ze gelden voor geluidgevoelige functies die het Bkl aanwijst. In alle andere situaties beoordeelt de gemeente (op grond van artikel 4.2 Omgevingswet) of – en zo ja, welke – regels noodzakelijk zijn.
De Omgevingswet kent voor verschillende geluidbronsoorten ook een standaardwaarde (te vergelijken met de voorkeursgrenswaarde) en een grenswaarde (te vergelijken met de grenswaarde of maximale waarde na ontheffing onder de Wet geluidhinder).
Op basis van de instructieregels van paragraaf 5.1.4.2 Bkl bevat het omgevingsplan regels die geluidgevoelige objecten beschermen tegen geluid door activiteiten. Het gaat om geluid van alle aan een locatie toe te delen activiteiten behalve het wonen.
Het aanvullingsspoor geluid zorgt voor toevoeging van regels voor geluid van (spoor)wegen en industrieterreinen met geluidproductieplafonds. In beginsel is deze omzetting vanuit hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer beleidsneutraal ingevoerd onder de Omgevingswet. Nieuw is dat de beoordelingssystematiek op basis van geluidproductieplafonds ook van toepassing zal zijn op provinciale wegen (wegen in het beheer van de provincie). Voor gemeenten wordt de systematiek van de Basis Geluid Emissie (BGE) geïntroduceerd (als een wettelijke onderzoeksverplichting), naast de vanuit de Wet geluidhinder gecontinueerde verplichting voor het periodiek vaststellen/actualiseren van geluidkaarten en het opstellen van een Actieplan geluid.
Onder de Omgevingswet zullen (uiterlijk 31 december 2029) de wettelijk geluidzones worden vervangen door (wettelijke) aandachtsgebieden. De strekking van een aandachtgebied is daarbij analoog aan een geluidzone onder de Wet geluidhinder.
Bij het (volledig) inwerkingtreden van de Omgevingswet en onder liggende besluiten en regelingen, zal de Wet geluidhinder inclusief onderliggende besluiten en regelingen en Wet milieubeheer (verder) worden ontmanteld. Dit is geregeld in de Invoeringswet en er is voorzien in Overgangsrecht (zie verder paragraaf 1.4.4 van deze notitie.)
De landelijke geluidnormen voor activiteiten van bedrijven (zoals deze voor het inwerkingtreden van de Omgevingswet zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer) vervallen op het moment de Omgevingswet inwerking wordt gesteld voor de meeste milieubelastende activiteiten. De bescherming van geluidgevoelige objecten tegen geluid van bedrijven is niet meer opgenomen in de algemene rijksregels. Die geluidnormen moeten de gemeenten zelf vaststellen en opnemen in het door hen op te stellen Omgevingsplan. Instructieregels daarvoor zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving en de Bruidsschat. Dit biedt meer ruimte voor lokale gebiedsgerichte bescherming van de burgers en bovendien meer maatwerkmogelijkheden voor bedrijven. Voor de geluidbelasting als gevolg van bedrijven (niet gesitueerd op een industrieterrein) hoeft in beginsel geen geluidbeleid te worden geformuleerd, als wordt aangesloten bij de regels zoals geformuleerd in de Bruidsschat. En activiteiten bij bestaande bedrijven, waarvoor maatwerkvoorschriften gelden, behouden de eerder verkregen rechten.
Aanvragen en beoordeling geluidbelasting boven de standaardwaarde
Onder de Omgevingswet (buiten Overgangsrecht om) is er geen sprake meer van een hogere waarde procedure zoals die onder de Wet geluidhinder was voorgeschreven. Dat betekent niet dat de gemeente geen hoger waardenbeleid meer nodig heeft.
Wanneer onder Omgevingswet bouwplannen met geluidgevoelige functies binnen het aandachtsgebied worden voorbereid, waarbij op basis van akoestisch onderzoek blijkt dat de standaardwaarde wordt overschreden, dient binnen de planvoorbereiding (wijziging Omgevingsplan, Projectbesluit of Omgevingsvergunning) op basis van akoestisch onderzoek expliciet een afweging te worden gemaakt van de geluidbelasting die door het bevoegd gezag aanvaardbaar wordt geacht. De route van een afzonderlijke hogere waarde procedure is dan niet nodig. De afweging maakt integraal onderdeel uit van het Omgevingsplan, Projectbesluit of Omgevingsvergunning. Vaststelling van een Omgevingsplan, een Projectbesluit of een Omgevingsvergunning dient te voldoen aan de Algemene Wet Bestuursrecht (bezwaar en beroep is mogelijk).
1.4.3 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en Aanvullingsregeling Geluid (Omgevingswet)
Met de inwerkingtreding en implementatie van de Omgevingswet zullen verschillende reken- en meetvoorschriften, die nu (merendeels) zijn gebundeld onder het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (kortweg RMG2012) komen te vervallen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn gewijzigde reken- en meetvoorschriften ondergebracht onder de Omgevingsregeling (Or) via de Aanvullingsregeling geluid (Areg) Omgevingswet, onder bijlage IV van de Or).
Voor wegen en spoorwegen zijn de nieuwe reken- en meetvoorschriften gebaseerd op de meet- en rekenvoorschriften die waren opgenomen in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. De voorschriften zijn aangepast op het nieuwe systeem. Dat betreft bijvoorbeeld de aftrek voor het stiller worden van het wegverkeer (artikel 110g Wet geluidhinder) die is komen te vervallen. Een andere wijziging is het optellen van het geluid van verschillende wegen één maatgevende geluidbelasting (het gezamenlijke geluid). Dit is in lijn met hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, maar is nieuw voor provinciale wegen en gemeentelijke wegen. In de situatie dat meerdere geluidbronsoorten (wegverkeer, spoorwegverkeer, industrieterrein) relevant zijn voor het geluid op de gevel, wordt bij de bepaling van het gezamenlijke geluid alle relevante bronsoorten betrokken.
Voor lokale spoorwegen zijn emissiekentallen voor nieuwe voertuigcategorieën toegevoegd en voor sommige voertuig- categorieën zijn de emissiefactoren aangepast naar de actuele inzichten. Ook is de wijze voor het berekenen van het gecumuleerde geluid als gevolg van verschillende bronsoorten geactualiseerd.
Het geluid van bedrijven en industrieterreinen wordt bepaald overeenkomstig de Handleiding Rekenen en Meten Industrielawaai (kortweg: de HRMI). De inhoud van deze Handleiding is merendeels overgenomen in de bijlage IVh van de Omgevingsregeling.
De gemeente Wassenaar kent binnen de gemeentegrens geen gezoneerde industrieterreinen op 1 januari 2023.
De volgende hoofdlijn met betrekking tot het toepassen van reken- en meetvoorschriften kan worden aangehouden:
- –
voor projecten/besluiten die vallen onder het Overgangsrecht en de Wet geluidhinder van toepassing is verklaard, wordt gerekend en beoordeeld met het RMG2012 of de HMRI;
- –
voor alle andere projecten waarop het Overgangsrecht niet van toepassing is, wordt gewerkt met de reken- en meetvoorschriften zoals opgenomen in de Omgevingsregeling (Or).
1.4.4 Overgangsrecht (specifiek gericht op geluid)
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen enkele wetten of delen van wetten. Voor de Wet geluidhinder (Wgh) geldt overgangsrecht voor de instrumenten hogere waarden besluit, reconstructiebesluit, saneringsbesluit, besluit treffen van maatregelen en geluidreductieplan. Op dat moment lopen nog besluitvormingsprocedures onder het oude recht. Dat kan gaan van uitvoeren van vervolgonderzoek tot beroep bij de rechter. Het overgangsrecht regelt wanneer het oude recht van toepassing blijft op de afronding van procedures. Voor geluid gaat het om procedures op basis van de Wet geluidhinder en hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (rijksinfrastructuur).
In bijlage VI zijn situaties beschreven waarvoor bij onder de Omgevingswet het overgangsrecht van toepassing kan zijn.
1.5 Aanpak beleidsneutrale omzetting gemeentelijk hogere waarden beleid
1.5.1 Doelstelling
In deze beleidsnotitie is het toekomstige beleid voor het verlenen van hogere waarden vastgelegd. Het beleid heeft meerdere doelstellingen:
- –
bevorderen van een gezonde leefomgeving;
- –
voorkomen van geluidhinder in de geest van de Wet en voor zover dat na afweging redelijkerwijs haalbaar is;
- –
ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven maken;
- –
duidelijk richtinggevend kader stellen voor initiatiefnemers bij planontwikkelingen.
1.5.2 Reikwijdte hogere waarden beleid (versie 2022)
De beleidsnotitie richt zich op de vraag hoe in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen om te gaan met het geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrielawaai. Daarbij worden de volgende situaties onderscheiden (zonder en met toepassing van Overgangsrecht):
- –
het opnemen van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, scholen, medische instellingen, woonwagenterreinen en dergelijke);
- –
het bestemmen van nieuwe geluidsbronnen (lokale wegen, regionale spoorwegen, industrieterreinen);
- –
wijziging van een weg (niet zijnde een rijksweg of een provinciale weg);
- –
wijziging van een regionale spoorweg (indien daarvoor geen geluidproductieplafonds zijn vastgesteld).
Bij de beleidsneutrale omzetting is het vigerende hogere waardebeleid omgezet naar actuele inzichten in kaders onder de Omgevingswet (op het moment dat de Omgevingswet in werking wordt gesteld , maar is geen aanvullend geluidbeleid toegevoegd. Wel is geanticipeerd op gewijzigde wettelijke normen en reken- en meetvoorschriften voor zover die onder de Omgevingswet en het Overgangsrecht van kracht worden.
Onder de Omgevingswet kan het gemeentelijk geluidbeleid op vele wijzen nader worden uitgewerkt. Ook meer gebiedsgericht. In onze aanpak voor de uitwerking van het hogere waarden beleid is daar nu niet voor gekozen, omdat de gemeente in eerste instantie een beleidsneutrale omzetting uitgewerkt wenst te zien. Ook andere taken en verplichtingen die voortvloeien uit de Omgevingswet (denk aan de digitale aanlevering van gegevens ten behoeve van het landelijke geluidregister (via de CVGG), uitwerking geluidkartering en actieplan, monitoring etc. vallen buiten de omzetting van het hogere waarde beleid.
Tabel 1.1 Revisies document beleidsneutrale omzetting hogere waarden beleid
Revisie |
Datum |
Aanpassingen |
50 % versie |
15 oktober 2022 |
eerste aanzet (50 % werkversie), gebaseerd op versie nota 2009 |
90 % versie |
17 januari 2023 |
verwerking commentaar op 50 % versie en nadere uitwerking |
definitief |
30 mei 2023 |
verwerking commentaar op 90% versie en redactionele aanpassingen |
1.5.3 Werkwijze bij beleidsneutrale omzetting hogere waarden beleid
Omdat de gemeente Wassenaar in het verleden (rond 2009) al heeft nagedacht over het beleid met betrekking tot hogere waarden (de nota 2009), zijn de teksten met betrekking tot dat beleid als uitgangspunt genomen. Daarmede is dat beleid expliciet gemaakt en is op basis van de huidige inzichten een eerste actualisatie uitgevoerd.
Door aanvullingen vanuit de Omgevingswet inclusief het daarin opgenomen overgangsrecht is het actuele hogere waarden beleid vormgegeven.
In de op deze wijze tot stand gekomen nota is geen nieuw (gebiedsgericht) hogerewaardebeleid opgenomen. Doelstelling voor de actualisatie zoals opgenomen in deze nota, is een beleidsneutrale aanpassing op basis van de Omgevingswet zoals die op het moment van inwerkingtreding is geformuleerd..
1.5.4 Leeswijzer
Voor de actualisatie van de nota zijn hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 5 en bijlage I tot en met bijlage V overgenomen uit de nota 2009. De teksten met zwarte letter zijn identiek aan de tekst uit 2009 (komen 100 % overeen).
Nieuwe tekstvoorstellen ten opzichte van het vigerende hogere waarde beleid zijn in cursief beschreven.
In bijlage I is een aantal begrippen die in deze nota worden gehanteerd verduidelijkt.
2 OMSCHRIJVING SITUATIE WASSENAAR
De gemeente Wassenaar maakt deel uit van de agglomeratie Den Haag – Leiden. Door het centrum van Wassenaar lopen enkele doorgaande gemeentelijke wegen waar door een grote verkeersintensiteit een hoge geluidbelasting op de gevels van woningen wordt veroorzaakt. Deze wegen zijn de Rozenweg, Deijlerweg, Lange Kerkdam, Van Oldebarneveltweg en Van Zuylen van Neyveltstraat.
Daarnaast ligt Wassenaar binnen de geluidzone van verschillende wegen waarvan de gemeente geen bronbeheerder is. De A44/N44 loopt door de gemeente Wassenaar.. Aan de zuidoostkant van de stad Wassenaar ligt de autosnelweg N14 als onderdeel van de Ring Den Haag en die aansluit op de provinciale weg N44. In de nabije toekomst zal aan de noordzijde van Wassenaar ook de Rijnlandroute (de N434) in gebruik worden genomen. Rijkswaterstaat is bronbeheerder van deze autosnelwegen.
Aan de zuidwestelijke kant van Wassenaar loopt de N440, in het noorden van de gemeente de N441 en in het oosten (richting Voorschoten) een klein gedeelte van de N448. Dit zijn drie provinciale wegen, provincie Zuid-Holland is wegbeheerder van deze wegen. Daarnaast loopt buiten de zuidoostelijke gemeentegrens een spoorlijn van het traject Leiden Den Haag. ProRail is bronbeheerder van deze spoorlijn.
Aan de westzijde van Wassenaar ligt het bij provinciale ordening aangewezen milieubeschermingsgebied voor stilte (kortweg stiltegebied) Den Haag - Katwijk. Het Natura 2000-gebied 'Meijendel & Berkheide' valt vrijwel samen met dit stiltegebied. Het Natura 2000-gebied is iets groter. Eigenaar van het stiltegebied zijn Domeinen, Staatsbosbeheer, Duinwaterbedrijf Dunea en particulieren.
Aan de kust liggen binnen de gemeentegrens van Wassenaar een aantal horecagelegenheden waarvan de meeste seizoensgebonden.
In de nabijheid van het natuur- en recreatiegebied Meijendel bevindt zicht het recreatiepark Duinrell.
Gebiedstypering en normstelling (buiten HGW-beleid om)
Naast het hogere waardenbeleid wordt in de nota ingegaan op de gebiedstypering van Wassenaar.
Wassenaar kent twee gebiedstyperingen, het stiltegebied in de duinen van Wassenaar en het overige gebied in Wassenaar. Binnen de gemeente Wassenaar is geen industrieterrein gesitueerd.
Stiltegebieden (buiten HGW-beleid om)
In het stiltegebied een conserverend geluidbeleid gevoerd. Vanuit de provinciale verordening gelden er met betrekking tot het bevorderen van de gezondheid en het milieu binnen het aangewezen stiltegebied een aantal verbodsbepalingen op het gebruik van toestellen en bepaalde vervoermiddelen.
De enige relevante geluidsinvloed in dit gebied komt van Duinrell en de strandpaviljoens. Het maximaal toelaatbate geluid afkomstig van het recreatiepark Duinrell is in een Omgevingsvergunning bepaald en de strandpaviljoens vallen onder het Activiteitenbesluit. Hiervoor geldt een maximaal toelaatbaar geluidniveau van 50/45/40 dB met een vaste afstandsgrens van 50 meter.
Daarnaast is ook de APV van de gemeente Wassenaar van toepassing.
Overige gebieden (buiten HGW-beleid om). Voor het overige gebied in Wassenaar geldt voor vergunningplichtige bedrijven een ambitieniveau van maximaal 45/40/35 dB(A) in respectievelijk de dag-/avond-/nachtperiode ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning of op een afstandsgrens van 50 meter.
Voor bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit geldt een ambitieniveau van maximaal LAr,LT= 45/40/35 dB(A) in respectievelijk de dag-/avond-/nachtperiode ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning of op een afstandsgrens van 50 meter.
Geluidkaarten en actieplan Geluid
In het kader van de Europese Richtlijn Omgevingslawaai (die is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving) heeft de gemeente Wassenaar geluidkaarten en een Actieplan Geluid opgesteld. De laatste versie van de gemeentelijke geluidkaart is vastgesteld in 2022. De laatste versie van het Actieplan2 is in 2019 vastgesteld en beschrijft het gemeentelijk beleid voor de periode 2018 - 2023 met betrekking tot bestaande woningen en bestaande gemeentelijke wegen met een geluidbelasting boven de plandrempel3.
3 WETTELIJKE UITGANGSPUNTEN HOGERE WAARDE BELEID
De Wet geluidhinder schrijft voor om alternatieven te onderzoeken die beogen om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen (onderzoeksplicht) en tevens om de noodzaak tot een hogere waarde te motiveren (motiveringsplicht).
De Omgevingswet schrijft op analoge wijze voor dat een afwijking van de standaardwaarde moet worden gemotiveerd. Het geluid van aangewezen bronsoorten tot de standaardwaarde is in het algemeen toelaatbaar omdat er bij een waarde tot de standaardwaarde geen negatieve gezondheidseffecten worden verwacht.
In deze nota wordt onder een hogere waarde verstaan:
Onder de Wet geluidhinder (via Overgangsrecht): een waarde hoger dan de voorkeurswaarde, bepaald op basis van het daarbij geldende reken- en meetvoorschrift. Vast te stellen via een hogere waarde procedure ,
of
Onder de Omgevingswet: een waarde hoger dan de standaardwaarde bepaald op basis van het daarbij geldende reken- en meetvoorschrift. Vast te stellen via het Omgevingsplan, Projectbesluit of Omgevingsvergunning.
In bijlage VII is een samenvatting gegeven van de verschillen in geluidnormering onder de Wet geluidhinder, Wet milieubeheer en onder de Omgevingswet.
Plannen en besluiten onder Overgangsrecht
De onderzoeksplicht heeft als doel om vast te stellen welke maatregelen noodzakelijk zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Als een hogere waarde wordt vastgesteld betekent dit, dat (een deel van) de bron- en/of overdrachtsmaatregelen niet kan worden uitgevoerd. Deze beslissing om maatregelen niet uit te voeren moet gemotiveerd worden. De motivering moet minimaal aan een tweetal beoordelingscriteria uit de Wet geluidhinder voldoen. Deze criteria worden toegelicht in paragraaf 3.5.
De Wet geluidhinder geeft een bepaalde mate van keuzevrijheid aan de vaststeller -de gemeente- bij de vaststelling van hogere waarden.
Plannen en besluiten onder Omgevingswet
Met de Omgevingswet hebben decentrale overheden meer afwegingsruimte voor het stellen van kwaliteitsnormen voor het milieu. Het Rijk stelt hiervoor inhoudelijke kaders in de vorm van direct werkende instructieregels uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl). Die instructieregels geven voor geluid van verschillende bronsoorten een standaardwaarde en een bandbreedte mee waarmede bestuurlijke afwegingsruimte ontstaat.
De onderzoeksplicht heeft als doel om vast te stellen welke maatregelen noodzakelijk zijn om aan de standaardwaarde voor het gezamenlijke geluid van een bronsoort te voldoen. Als een hogere waarde dan de standaardwaarde wordt vastgesteld betekent dit, dat (een deel van) de bron- of overdrachtsmaatregelen niet kan worden uitgevoerd. Deze beslissing om maatregelen niet uit te voeren moet gemotiveerd worden in het Omgevingsplan, het Projectbesluit of een Omgevingsvergunning. De motivering moet gebaseerd zijn op een integrale afweging en een beoordeling van het gecumuleerde geluid.
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders om een hogere waarde vast te stellen, de procedurewijziging en de registratie van vastgestelde hogere waarden. In paragraaf 3.4 en paragraaf 3.5. wordt ingegaan op de invulling van de onderzoeks- en motiveringsplicht horend bij het beoordelen en vaststellen van hogere waarden.
3.1 Bevoegd gezag
Bevoegd gezag
Het college van burgemeester en wethouders is in de meeste gevallen bevoegd om hogere waarden vast te stellen, wanneer het gaat om woningbouw binnen de zone of het aandachtsgebied van een bronsoort.
In de onderstaande tabel is aangegeven in welke gevallen welk orgaan bevoegd gezag is onder Overgangsrecht en onder de Omgevingswet. En tevens is in de tabel aangegeven of het gemeentelijk hogere waarde beleid van toepassing is.
Tabel 3.1
Ontwikkeling |
Omschrijving geluidbronsoort |
Bevoegd gezag onder Overgangsrecht |
Bevoegd gezag onder Omgevingswet |
HGW-beleid van toepassing |
Aanleg nieuwe of wijziging bestaand (spoor)weg |
Rijksweg |
Minister IenW (GPP-systematiek) |
Minister IenW (GPP-systematiek) |
Nee |
Hoofdspoorweg |
Minister IenW (GPP-systematiek) |
Minister IenW (GPP-systematiek) |
Nee |
|
Provinciale weg (in beheer bij de provincie) |
GS |
GS (GPP-systematiek) |
Nee |
|
Wegen (in beheer bij de gemeente) |
B&W |
B&W |
Ja |
|
Regionale spoorlijnen (aangewezen in provinciale verordening) |
GS |
GS (GPP-systematiek) |
Nee |
|
Gemeentelijke spoorwegen (sneltramverbindingen |
B&W |
B&W |
Ja |
|
Aanleg nieuw industrieterrein |
Industrieterrein regionaal belang (aangewezen in provinciale verordening) |
GS |
GS (GPP-systematiek) |
|
Industrieterrein |
B&W |
B&W (GPPIL-systematiek) |
Ja |
|
Woningbouw in de zone |
|
B&W |
- |
Ja |
Woningbouw binnen aandachtsgebied geluid |
|
- |
B&W |
Ja |
Als de aanleg van een nieuwe of de wijziging van een bestaande gemeentelijk (spoor)weg of industrieterrein onder Overgangsrecht gevolgen heeft voor bestaande woningen gelegen in de naburige gemeente, is de gemeente waarin de ontwikkeling plaatsvindt bevoegd om een hogere waarde vast te stellen. Dit dient in goed overleg te gebeuren met de gemeente waarin de woningen zijn gelegen.
Wanneer in een Omgevingsplan of Projectbesluit voor bestaande woningen een hogere waarde wordt vastgesteld geldt eenzelfde werkwijze.
Bij de toedeling van nieuwe woonfuncties binnen een aandachtsgebied vindt de afweging plaats binnen het omgevingsplan van de gemeente waarbinnen de nieuwe woonfuncties worden toegelaten.
3.2 Procedure
Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Wet geluidhinder)
Het vaststellen van een hogere waarde is gekoppeld aan een bestemmingsplanprocedure, bijvoorbeeld het herzien, wijzigingen of opstellen van een bestemmingsplan. In de onderstaande afbeelding is schematisch weergegeven op welke punten beide procedures zijn gekoppeld.
Tevens heeft het college van burgemeester en wethouders de plicht om bij de voorbereiding van de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen gelegen in zones. Deze plicht volgt uit artikel 77 van de Wet geluidhinder.
Dit heeft niet tot doel om voor alle geluidsgevoelige bestemmingen een hogere waarde vast te stellen, maar om inzicht te verschaffen in de verhouding tussen een ‘goede ruimtelijke ordening’ en de geluidkwaliteit in een (woon)gebied. Dit laatste volgt uit artikel 76, lid 3 Wgh; daarin is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de hogere waarden in acht moet nemen met uitzondering van reeds bestaande situaties.
Als in een ontwerp-bestemmingsplan gebieden worden gereserveerd voor woningbouw maar de precieze locatie van de woonblokken nog niet bekend is, wordt een hogere waarde-besluit genomen over de ligging van (meerdere) geluidbelastingscontour(en) én maximaal aantal geluidgevoelige bestemmingen. Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen moeten de verleende hogere waarden in acht worden genomen.
Bij de behandeling van de bouwvergunningaanvraag wordt getoetst of wordt voldaan aan het besluit hogere grenswaarde.
Onder Overgangsrecht (lopende procedures)
Ervan uitgaande dat (via het Overgangsrecht) de Wet geluidhinder van kracht is gesteld op het plan of besluit geldt een analoge werkwijze bij de afhandeling van een bestemmingsplanwijziging en/of de afhandeling van een aanvraag voor vaststelling van een aanvraag hogere waarde en de afhandeling van het besluit.
Het relevante tijdelijk deel bestaat uit oude ruimtelijke besluiten (artikel 22.1 Omgevingswet).
Onder Omgevingswet (vanuit de regels afdeling 22.4 Bruidsschat aanleg of wijziging (spoor-)wegen
Reeds toegelaten in het omgevingsplan)
De regels in de bruidsschat voor lokale wegen en spoorwegen staan in afdeling 22.4, bruidsschat. De regels gelden voor alle in het omgevingsplan toegelaten (spoor)wegen. Uitgezonderd zijn hoofd(spoor)wegen, provinciale wegen en bij omgevingsverordening aangewezen lokale spoorwegen (artikel 22.271, bruidsschat). Deze regels gelden tot dat de gemeente een nieuw deel omgevingsplan heeft vastgesteld voor de locatie waar een weg is toegelaten. Op de beoordeling van een buitenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit zijn de regels voor het toelaten van een lokale (spoor)weg van toepassing. Het aandachtsgebied (artikel 22.273, bruidsschat) komt overeen met de omschrijving van de zone langs een (spoor)weg uit de Wet geluidhinder.
De initiatiefnemer verstrekt bij de aanvraag voor de vergunning een akoestisch onderzoek (artikel 22.274, bruidsschat) naar:
- –
het geluid dat geluidgevoelige objecten binnen het aandachtsgebied onmiddellijk voorafgaand aan de aanleg of wijziging ondervinden en in de toekomst zonder het treffen van maatregelen;
- –
het geluid door andere wegen of niet te wijzigen delen van de weg, die leiden tot meer dan 2 dB op geluidgevoelige objecten;
- –
de doeltreffendheid van maatregelen.
Verder bevat de aanvraag, voor zover dat van toepassing is, een beschrijving van voorgenomen maatregelen en als nodig geluidwerende maatregelen.
Er is geen sprake van een afzonderlijk hogere waarden besluit. Een afwijking van de standaard waarde wordt integraal met de vaststelling van een Omgevingsplan, Projectbesluit of Omgevingsvergunning meegenomen.
Onder Omgevingswet (nieuw toegelaten gemeentelijk wegen)
De (instructie)regels van het Rijk vormen het kader voor het inpassen van een gemeentelijke weg op een locatie. Daarnaast spelen de bestaande lokale regels uit het omgevingsplan op en rondom de locatie van de weg een rol. Bijvoorbeeld de toegestane geluidgevoelige objecten. Binnen deze kaders regelt de gemeente de inpassing van de weg in het omgevingsplan. De lokale regels die van invloed zijn op de inpassing op een locatie van een gemeentelijke weg staan in het omgevingsplan.
De indieningsvereisten zijn analoog aan hetgeen is aangegeven in bovenstaande paragraaf.
De afweging van de aanvaardbaarheid van het geluid en de toe te passen maatregelen vindt plaats binnen en de kaders van het vaststellen van het Omgevingsplan. Er wordt geen afzonderlijke hogere waarde procedure doorlopen.
Onder Omgevingswet (nieuw toegelaten geluidgevoelige functies)
Het bevoegd gezag beoordeelt het geluid bij toelaten van een geluidgevoelig gebouw in het omgevingsplan. Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied gelden instructieregels.
De volgende geluidbronsoorten hebben een aandachtsgebied: rijkswegen, provinciale wegen, gemeentewegen, waterschapswegen, hoofdspoorwegen, lokale spoorwegen en industrieterreinen. Toelaten kan ook een aanpassing zijn van bestaande regels in het omgevingsplan, zoals bijvoorbeeld het wijzigen van het beschermingsniveau of de functie van een gebouw. Het bevoegd gezag houdt bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied altijd rekening met het belang van het beschermen van de gezondheid en het milieu.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat standaardwaarden en grenswaarden voor geluid door een geluidbronsoort op een geluidgevoelig gebouw. Deze waarden zijn van toepassing op het geluid door alle geluidbronnen van een geluidbronsoort. De waarden die bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw voor de 7 geluidbronsoorten gelden, staan in bijlage II. Voldoen aan de standaardwaarde is de hoofdregel (artikel 5.78t Bkl). Als het geluid op een geluidgevoelig gebouw voldoet aan de standaardwaarde, is het geluid in ieder geval aanvaardbaar en de kans op gezondheidsschade klein. Het bevoegd gezag mag meer geluid dan de standaardwaarde als aanvaardbaar beoordelen. Het besluit moet dan voldoen aan de eisen uit de instructieregels (artikelen 5.78u tot en met 5.78ad Bkl).
En daarnaast kan een gemeente aanvullend een eigen afwegingskader opstellen.
De indieningsvereisten zijn analoog aan voorgaande paragraaf.
De afweging van de aanvaardbaarheid van het geluid en de toe te passen maatregelen vindt plaats binnen de kaders van het vaststellen van het Omgevingsplan. Er wordt geen afzonderlijke hogere waarde procedure doorlopen.
3.3 Registratie hogere waarden
Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet
Onherroepelijk vastgestelde hogere waarden dienen door de gemeente bij het Kadaster te worden aangemeld (art. 110i lid 1 Wgh). Indien er gedetailleerde plannen bekend zijn met straatnaam en huisnummer waarvoor een hogere waarde is vastgesteld dan dient deze hogere waarde zo snel als mogelijk ingeschreven te worden bij het Kadaster.
Bij de vaststelling van een globaal bestemmingsplan zijn de straatnamen en de huisnummers vaak nog niet bekend en zullen de hogere waarden zijn vastgesteld op bepaalde locaties in het plangebied. In dat geval is het nog niet mogelijk om ze te laten inschrijven bij het Kadaster. Inschrijving is in een dergelijk geval pas mogelijk als de bouwvergunning is verleend. Bij de definitieve uitwerking van het bouwplan maar vóór de verlening van de bouwvergunning moeten de hogere waarden per kavel worden geregistreerd bij het Kadaster. Daarbij moeten de hogere waarde per woning overeenkomen met de uitgangspunten van het Hogere waarde-besluit. Tevens is het van belang dat dit gebeurt voor verlening van de bouwvergunning omdat, overeenkomstig het Bouwbesluit, duidelijk moet zijn dat geluidwering van de gevel voldoende is om een bepaald binnenniveau te bereiken.
In de praktijk kan er veel tijd verlopen zijn tussen het (onherroepelijk) vaststellen van hogere waarden en het registreren van hogere waarden.
Onder Overgangsrecht
Ervan uitgaande dat via het Overgangsrecht de Wet geluidhinder van kracht is gesteld op het plan of besluit geldt een analoge werkwijze bij de registratie van vastgestelde hogere waarden bij het Kadaster.
Onder Omgevingswet
Voor een vaststelling van een hogere waarde dan de standaardwaarde onder de Omgevingswet is de verplichting tot registratie bij het Kadaster niet meer van toepassing. Het toegestane geluid op gebouwen wordt ontsloten via het Omgevingsplan en het DSO.
De gemeente heeft de verplichting de waarde van het gezamenlijke geluid van de verschillende bronsoorten in het Omgevingsplan vast te leggen.4
3.4 Onderzoeksplicht
De onderzoeksplicht houdt in dat de gemeente ervoor verantwoordelijk is dat alternatieven zijn onderzocht om aan de voorkeursgrenswaarde/standaardwaarde te kunnen voldoen. Een alternatief kan zijn een andere locatie of een locatie met een grotere afstand tussen geluidbron en geluidgevoelig object.
Als een andere locatie of een grotere afstand niet haalbaar zijn dienen andere alternatieven in de overwegingen te worden betrokken. Bijvoorbeeld: verlaging van de maximum snelheid, het toepassen van een ‘stil’ wegdek of het plaatsen van geluidschermen.
In de Wet geluidhinder en onder de Omgevingswet is er een voorkeursvolgorde voor het type maatregelen, namelijk:
- 1
bronmaatregelen;
- 2
maatregelen die de overdracht van geluid beperken;
- 3
maatregelen bij de ontvanger.
In de geluidwetgeving is vastgelegd dat er altijd onderzocht moet worden, welke maatregelen nodig zijn om de voorkeursgrenswaarde/standaardwaarde te bereiken. Daarbij gaat het om maatregelen aan de bron of in de sfeer van de overdracht van geluid.
Algemeen
Met een evenwichtige toedeling van functies kan een goede geluidkwaliteit worden bereikt. Dit wil zeggen dat indien voldoende rekening wordt gehouden met de overdracht tussen geluidbron en ontvanger, geluidknelpunten kunnen worden voorkomen. Aangezien ruimte schaars is en we ook te maken hebben met bestaande situaties, kan de oplossing niet altijd in de ruimtelijke ordening worden gevonden.
Bij het nemen van maatregelen ter beperking van de geluidhinder legt de geluidwetgeving prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals toepassing van stille wegdekken. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (wallen of schermen) in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) overwogen. In dat laatste geval moet er een hogere waarde dan de standaardwaarde vastgelegd worden. De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidniveau bloot te stellen. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element van de geluidwetgeving.
De geluidemissie van autoverkeer en spoorverkeer is een zaak die niet of slechts zeer beperkt door een gemeente kan worden beïnvloed; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk. Het Rijk bepaalt de eisen voor de typekeuring en is daarin op zijn beurt weer afhankelijk van de afspraken op Europees niveau. Er zijn echter zes zaken die ook tot maatregelen aan de geluidbron behoren en waarop een gemeente in beginsel invloed heeft5.
Dat zijn:
- –
de tracékeuze (bijv. een rondweg);
- –
de verkeersintensiteit (bijvoorbeeld meer nadruk op fietsen, wandelen en OV) en verkeerscirculatieplannen;
- –
de maximumrijsnelheid;
- –
de samenstelling van het verkeer (het percentage vrachtwagens bepaalt mede de geluidproductie);
- –
de uitvoering van het wegdek (materiaalkeuze);
- –
een milieuzonering instellen (bijv. beperken zwaar vrachtverkeer in een gebiedszone).
Nadat eenmaal de optimale afwikkeling van het verkeer is bepaald, blijft als laatste variabele de uitvoering van het wegdek over. Met een uitgekiende samenstelling van het wegdek - denk bijvoorbeeld aan stille dunne deklagen of ‘stille’ wegklinkers- kan een wezenlijke reductie worden bereikt6.
Voor bestaande situaties met een geluidbelasting boven de vastgestelde plandrempel geeft het Actieplan Geluid van de gemeente Wassenaar ook richting welke geluidbeperkende maatregelen door de gemeente zijn, of worden, gerealiseerd binnen de looptijd van het Actieplan.
Sommige van de beschreven maatregelen hebben naast een effect op de geluidproductie ook een effect op de luchtkwaliteit.
Maatregelen in de overdracht (schermen of wallen) hebben als voordeel dat de buitenruimte van woningen in de omgeving van de weg zoveel mogelijk wordt ontzien. Een evident probleem van deze voorzieningen is de inpasbaarheid; vooral in een stedelijke omgeving waar de ruimte beperkt is, is het vaak niet mogelijk een scherm in te passen.
Ook indien wel ruimte is voor afscherming, kan een scherm of een wal een visuele blokkade opwerpen. Een visueel aantrekkelijk ontwerp met een goede inpasbaarheid in de omgeving kan deze blokkade wegnemen. In sommige gevallen kan een verdiepte ligging van de weg uitkomst bieden. Maar dit soort oplossingen voor de geluidproblematiek zijn zeer ingrijpend en stuiten vaak op bezwaren van financiële aard.
Maatregelen bij de ontvanger - gevelisolatie - zorgen ervoor dat in ieder geval in de woning een goed woonklimaat is gewaarborgd. Speciale geluidsisolerende beglazing en een goede afdichting worden het meest toegepast om de gevelisolatie te verbeteren. Uitgangspunt voor voldoende geluidwering is de veronderstelling dat de ramen gesloten worden gehouden en er wordt voldaan aan de minimale ventilatie-eisen.. Ventilatie wordt bereikt met suskasten (geluidwerende ventilatievoorzieningen) nabij de ramen. Of door middel van geïntegreerde gevelconstructies waarbij beglazing en geluidgedempte ventilatie zijn verwerkt7. Of middels volledige (gebalanceerde) mechanische ventilatie. Wil de bewoner een raam openzetten (spuien, afkoeling in de nachtperiode), dan heeft dit uiteraard tot gevolg dat geluid de woning binnendringt. Dit is een minpunt van een dergelijke oplossing.
Voor woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld moet worden voldaan aan de wettelijke eis voor het binnenniveau (de binnenwaarde) en de eisen vanuit het Bouwbesluit 2012 of Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) voor wat betreft ventilatie en doorspuibaarheid van de woning.
In de navolgende afbeelding is zijn de principes nog eens aangegeven.
3.5 Motiveringsplicht
De gemeente dient, nadat de alternatieven zijn onderzocht om aan de voorkeursgrenswaarde of standaardwaarde te voldoen, te motiveren waarom er een noodzaak is om toch een hogere waarde vast te stellen.
In de Wet geluidhinder is een aantal criteria opgenomen voor het vaststellen van een hogere waarde. Deze criteria vormen een beoordelingskader voor mogelijk te treffen maatregelen om de geluidbelasting te reduceren: de maatregelen zijn (samengevat):
- –
maatregelen zijn onvoldoende doeltreffend of;
- –
maatregelen stuiten op overwegende bezwaren van onder andere technische en/of financiële aard;
- –
maatregelen stuiten op overwegende bezwaren van verkeerkundige of stedenbouwkundige aard.
Deze criteria kunnen op verschillende wijze worden ingevuld.
Criteria onder het overgangsrecht
In de Wet geluidhinder zijn deze criteria opgenomen voor het vaststellen van een hogere waarde8. Het vaststellen van een hogere waarde kan alleen als:
- 1.
(bron- of overdrachts) maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn;
- 2.
maatregelen ernstige bezwaren hebben van:
- •
stedenbouwkundige;
- •
verkeerskundige;
- •
vervoerskundige;
- •
landschappelijke of
- •
financiële aard.
- •
Tevens dient, indien een geluidgevoelige bestemming gelegen is in meerdere zones of aandachtsgebieden van (verschillende) geluidbronnen, de gecumuleerde geluidbelasting naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet te leiden tot een onaanvaardbare geluidbelasting.9
Indien een hogere waarde wordt vastgesteld geldt er een eis met betrekking tot geluidbelasting binnen de woning. De geluidwering van de woning dient zodanig te zijn dat het geluidniveau binnen niet meer bedraagt dan 33 dB (Lden) voor weg- en railverkeerslawaai en 35 dB(A) (Letm) voor industrielawaai.
Criteria onder de Omgevingswet
Het begrip 'goede ruimtelijke ordening' voor bestemmingsplannen is onder de Omgevingswet vervangen door 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' voor het omgevingsplan. Dit begrip is breder. In de Omgevingswet spelen 2 maatschappelijke doelen een rol. Deze maatschappelijke doelen zijn:
- 1
het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit;
- 2
het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Ieder bevoegd bezag heeft de algemene taak ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (artikel 4.2 Ow) bij de belangenafweging over beschermen en benutten. Instructieregels die deze algemene taak invullen, staan in hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Voor het beoordelen van geluid zijn deze regels bedoeld voor de bescherming van de gezondheid en het milieu. Het bevoegd gezag moet rekening houden met gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Ow).
De centrale regels voor beoordeling van geluid door activiteiten, lokale (spoor)wegen en op geluidgevoelige objecten staan in artikel 5.59, 5.78l en 5.78s Bkl. Het vaststellen van het omgevingsplan dat deze toelaten, moet aan twee eisen voldoen:
- 1
houd rekening met geluid;
- 2
voorzie in aanvaardbaar geluid.
In de afweging betrekt het bevoegd gezag de specifieke plaatselijke situatie en de cumulatieve gevolgen voor de gezondheid van haar burgers en het milieu. Het bevoegd gezag kan in haar beleid bepalen hoe zij rekening houdt met geluid. Zij kan per situatie en/of gebiedstype een andere geluidkwaliteit overwegen. Ze beoordeelt de geluidkwaliteit daarbij in samenhang met andere belangen, zoals bijvoorbeeld mobiliteit en werkgelegenheid.
3.6 Voldoen aan wettelijk binnenniveau
In ieder geval moet worden voldaan aan het wettelijk binnenniveau (de binnenwaarde) zoals vermeld in het Bkl en de regels voor het gezamenlijke en gecumuleerde geluid zoals die zijn opgenomen in het Omgevingsregeling.
De wetgeving stelt eisen aan het toelaatbare binnenniveau in geluidgevoelige ruimten.
Binnenwaarde onder de Wet geluidhinder
Bij het vaststellen van een hogere waarde voor nieuwe geluidgevoelige objecten dienen maatregelen aan de gevel te worden getroffen om te kunnen voldoen aan een binnenniveau van 33 dB Lden voor weg- en railverkeerslawaai en 35 dB(A) etmaalwaarde voor industrielawaai.
Voor de bepaling van de gevelmaatregelen dient aangesloten te worden:
- –
bij nieuwe woningen: Bouwbesluit 2012 Afdeling 3.1. artikel 3.2;
- –
bij aanleg/aanpassing infrastructuur10: Bouwbesluit 2012 Afdeling 3.1. artikel 3.3.
Binnenwaarde onder de Omgevingswet
Bij de bepaling van de geluidmaatregelen dient uit te worden gegaan van het gezamenlijke geluid van alle relevante geluidbronsoorten zoals vastgelegd in het Omgevingsplan.
Voor de bepaling van de gevelmaatregelen dient aangesloten te worden:
- –
bij nieuwe woningen: Bbl Afdeling 4.3 Gezondheid, paragraaf 4.4.1;
- –
bij aanleg/aanpassing infrastructuur: Bkl Afdeling 3.5 paragraaf 3.5.5. (artikel 3.53 e.v.).
4 VISIE VAN HET HOGERE WAARDE BELEID
Voor het vaststellen van een hogere waarde dan de standaardwaarde gaat gemeente Wassenaar uit van behoud van het heersende geluidniveau (conserverende werking). De gemeente is daarbij terughoudend in het verlenen van een hogere waarde.
Bij nieuwe situaties, bijvoorbeeld grotere nieuwbouw- of herontwikkelingslocaties, kan in een vroeg stadium rekening gehouden worden met geluid, bijvoorbeeld door creatieve ruimtelijke inpassing van bestemming en bijvoorbeeld het gebruik van afschermende bebouwing. De geluidbelasting op een gevoelige bestemming kan op die wijze worden meegenomen in een brede stedenbouwkundige afweging. Voor bestaande situaties is conservering van de bestaande geluidbelasting gewenst.
Onder het Overgangsrecht en onder de Omgevingswet wordt bij het vaststellen of wijzigen van het Omgevingsplan voorzien in een participatietraject.
Bewoners, bedrijven en organisaties kunnen vroegtijdig meedenken, meepraten en eventueel meebeslissen over de invulling van nieuwe bouwplannen. Dit leidt doorgaans tot meer creatieve oplossingen en breed geaccepteerde plannen
In het beleid wordt een aantal aspecten beschouwd bij de afweging om te komen tot een hogere waarde. Deze afweging vormt de basis van de motivatie voor de noodzaak van een hogere waarde.
Deze aspecten zijn:
- 1
de heersende geluidbelasting;
- 2
het toetsingskader om af te wijken van de heersende geluidbelasting;
- 3
cumulatie en compensatie.
In de onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de verschillende aspecten van de afweging.
4.1 Bestaande situaties
De gemeente wil bij kleinere projecten11 de vaststelling van de hogere waarden aansluiten bij het heersende geluidniveau in het desbetreffende gebied, tot een maximum van 63 dB. Een vast te stellen hogere waarde zal dus passen in de bestaande geluidbelasting binnen dit gebied. Het heersende geluidniveau wordt bepaald door de activiteiten in een gebied.
Door te bouwen in of achter de geldende gevelrooilijn die het hoogst belast wordt, wordt meestal gegarandeerd dat de geluidbelasting niet hoger is dan de heersende geluidbelasting bij de woningen ter plaatse.
Bij de grotere uitleglocaties, bijvoorbeeld de aanleg van een woonwijk is er nog geen sprake van een heersende geluidsbelasting en moet gestreefd worden naar de voorkeursgrenswaarde of standaardwaarde bij woningen.
4.2 Nieuwe situaties
De gemeente hanteert voor nieuw te ontwikkelen situaties een toetsingskader dat aansluit bij het voorkeursprincipe voor geluidreducerende maatregelen uit de wetgeving, namelijk: bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen bij de ontvanger. Dit principe is vermeld in paragraaf 3.4.
De gemeente Wassenaar hanteert een gestandaardiseerde procedure voor de afweging van de financiële doelmatigheid van een bronmaatregel versus maatregelen bij de ontvanger. Afweging zullen daarbij steeds project specifiek worden gemaakt op basis van onder meer het aantal geluidbelaste woningen, de hoogte van de geluidbelasting voor die woningen en de effectiviteit en kosten van bronmaatregelen in verhouding tot de mogelijkheden en kosten voor het realiseren van maatregelen bij de ontvanger.
In de kosten van (bron)maatregelen dient rekening gehouden te worden met de totale kosten van de maatregel, te weten de kosten van de aanleg en de onderhoudskosten. Geluidreducerende wegdekken hebben hogere aanlegkosten en meestal een kortere levensduur en dienen dan eerder vervangen te worden. Als een wegdek van dicht asfaltbeton of steen mastiek asfalt aan vervanging toe is, dan zijn de extra kosten voor de maatregel beperkt.
4.3 Cumulatie
Het college van burgemeester en wethouders zijn bij nieuwbouw of bij de aanleg of wijziging van een gemeentelijke weg verplicht om te oordelen over de gecumuleerde geluidbelasting, indien een woning is gelegen in de zone of aandachtsgebied van meerdere geluidbronnen, alvorens een hogere waarde vast te stellen. Per bouwlocatie - en zo mogelijk per gevel - dient in ieder geval het gezamenlijke geluid te worden berekend voor de relevante bronsoorten waar de gevel aan blootgesteld wordt. Daarbij kan in Wassenaar gedacht worden aan de volgende situaties:
- –
gevel blootgesteld aan twee verkeerswegen;
- –
gevel blootgesteld aan wegverkeer én geluid van milieubelastende activiteiten;
- –
gevel blootgesteld aan wegverkeer en railverkeer.
Onder Overgangsecht
Bij cumulatie wordt het gecumuleerde geluidniveau berekend volgens het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2012, Hoofdstuk 2. Rekenmethode cumulatieve geluidbelasting.
Onder Omgevingswet
Onder de Omgevingswet wordt het gezamenlijke geluid (per geluidbronsoort overeenkomstig artikel 3.26 Or) bepaald voor de beoordeling of aan de standaardwaarde kan worden voldaan. Bij meerdere bronsoorten en een overschrijding van de standaard waarde van een of meerdere bronsoorten, wordt het gecumuleerde geluid (per gevel) bepaald en beoordeeld op aanvaardbaarheid.
Bij cumulatie wordt het hinder-gewogen geluid van alle relevante geluidbronnen berekend volgens de methode die is vastgelegd in artikel 3.25 van de Omgevingsregeling (Or).
4.4 Compensatie
Mogelijke compenserende maatregelen kunnen worden getroffen op twee fronten, namelijk:
- 1
akoestische compensatie;
- 2
milieugerelateerde (niet-akoestische) compensatie.
Compenserende factoren kunnen de hinder doen afnemen, immers niet alleen decibellen op de gevel bepalen of iemand geluidhinder ondervindt.
Ad 1: akoestische compensatie
Wanneer bij nieuwbouw van woningen het geluid boven de voorkeursgrenswaarde/standaardwaarde uitkomt dienen compenserende maatregelen in de overwegingen te worden betrokken De compenserende maatregelen kunnen betrekking hebben op:
- –
mogelijkheden voor woningindeling en woning gebruik;
- –
mogelijkheden voor realisatie van een geluidluwe zijde;
- –
mogelijkheden voor de realisatie van een geluidluwe buitenruimte;
- –
mogelijkheden voor een gemeenschappelijke binnentuin.
Uit de aanvraag moet duidelijk blijken welke compenserende maatregelen bij een bouwplan worden getroffen.
Ad 2: milieugerelateerde compensatie
Naast de akoestische compensatie zijn er ook milieugerelateerde compenserende factoren die als positief element kunnen worden gezien in een omgeving (positieve bijdrage aan de totale beleving). Deze factoren kunnen worden meegenomen in de beoordeling maar zijn niet vereist. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
- –
veel groen;
- –
aanwezigheid van een park;
- –
een goed openbaar vervoer;
- –
soundscaping (mits het positieve effect daarvan vanuit de beleving door bewoners goed is onderbouwd),
5 UITVOERING VERZOEK HOGERE WAARDE
Voor het motiveren en vaststellen van hogere waarden gaat gemeente Wassenaar uit van behoud van de procedures zoals in dit hoofdstuk beschreven.
Paragraaf 5.1. beschrijft de kaders voor een procedure onder het Overgangsrecht en paragraaf 5.1. de kaders onder de Omgevingswet.
De uitgangspunten voor het hogere waarde beleid zijn toegelicht in hoofdstuk 3.
5.1 Kaders onder Overgangsrecht (Wet geluidhinder)
5.1.1 Start hogere waarde procedure onder Overgangsrecht
Een hogere waarde procedure zoals bedoeld in de Wet geluidhinder is alleen aan de orde als op basis van het Overgangsrecht de Wet geluidhinder van toepassing is. Een hoge re waarde procedure kan worden gestart indien op basis van akoestisch onderzoek12 is aangetoond dat de geluidbelasting niet verlaagd kan worden tot de voorkeurswaarde door:
- 1
een efficiënte ruimtelijke ordening met betrekking van het aspect geluid;
- 2
het treffen van bronmaatregelen;
- 3
het treffen van overdrachtsmaatregelen.
En eventuele toepasbare maatregelen overwegende bezwaren hebben van:
- a.
stedenbouwkundige;
- b.
verkeerskundige;
- c.
vervoerskundige;
- d.
landschappelijke of
- e.
financiële aard.
In bijlage III wordt dit proces schematisch weergegeven.
5.1.2 Begeleidende informatie verzoek hogere waarde
Een hogere waarde procedure is alleen aan de orde als op basis van het Overgangsrecht de Wet geluidhinder van toepassing is. In het Besluit geluidhinder, artikel 5.4, is aangegeven uit welke informatie een hoger waarde verzoek ten minste dient te bestaan. Een checklist voor benodigde informatie bij de aanvraag van de hogere waarde is bijgevoegd in bijlage IV.
5.1.3 Aanvullende eisen hogere waarde bestaande bebouwing
Bestaande woningen kunnen ten gevolge de aanleg van een nieuwe (spoor)weg of een reconstructie van een (spoor)weg een hoge(re) geluidbelasting krijgen. Daarbij gelden de volgende aanvullende eisen:
de voorwaarden waar een dergelijk akoestisch onderzoek aan moet voldoen staan vermeld in bijlage 1 van de Meet- en reken- en meetvoorschrift 2012.
1) Geluidluwe gevel
Bij een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde dient de woning ten minste één gevel met een lager (luw) geluidniveau te hebben. Het geluidniveau op deze luwe gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidbronnen (Zie schema bijlage V).
5.1.4 Aanvullende eisen hogere waarde vervangende nieuwbouw
Een hogere waarde procedure is alleen aan de orde als op basis van het Overgangsrecht de Wet geluidhinder van toepassing is.
Voor vervangende nieuwbouw gelden in dat geval de volgende aanvullende eisen (bijlage V).
1) Geluidluwe gevel
Bij een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de [voorkeursgrenswaarde + 5dB] dient de woning ten minste één gevel met een lager (luw) geluidniveau te hebben. Het geluidniveau op deze luwe gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen.
2) Woningindeling
Bij een geluidbelasting hoger dan de [voorkeursgrenswaarde + 5dB] gelden de eisen onder 1], en de volgende aanvullende woningindelingseisen:
- a.
verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen;
- b.
ten minste één slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen.
5.1.5 Aanvullende eisen hogere waarde nieuwbouw
Voor nieuwbouw gelden de volgende aanvullende eisen (bijlage V).
1) Geluidluwe gevel
Bij een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde dient de woning ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau te hebben. Het geluidniveau op deze luwe gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidbronnen.
2) Woningindeling
Bij een geluidbelasting hoger dan de [voorkeursgrenswaarde] gelden de eisen onder 1], en de volgende aanvullende woningindelingseisen:
- a.
verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde liggen;
- b.
het merendeel van de slaapkamers moet aan de geluidluwe zijde liggen (voor woningen met één of twee slaapkamers geldt een ondergrens van één slaapkamer aan de geluidluwe zijde).
5.1.6 Aanvullende eisen in bijzondere gevallen
In enkele situaties worden nog aanvullende eisen gesteld:
- 1
In geval van een buitenruimte, dient deze zich niet aan de hoogst belaste zijde te bevinden. Indien dit wel het geval is dan, kan een serre of een afsluitbaar balkon worden overwogen.
- 2
In geval van een school of een dient het merendeel van de klaslokalen zich aan de geluidluwe zijde te bevinden.
- 3
In geval van een ziekenhuis een verpleeghuis, een ander gezondheidszorggebouw, een kinderdagverblijf volgens de definitie van de Wet geluidhinder of Omgevingswet, dient het merendeel aan de geluidgevoelige ruimten zich aan een geluidluwe zijde te bevinden.
- 4
Indien akoestische compensatie (paragraaf 4.4) niet mogelijk blijkt, kan gebruik worden gemaakt van niet akoestische compensatie. Het maatregelpakket, inclusief de niet akoestische compensatie, staat ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.
5.1.7 Beoordeling cumulatie
Bij de beoordeling van de gecumuleerde geluidbelasting wordt de hogere waarde geaccepteerd indien het maximum van de ten hoogste toegestane geluidbelastingen niet wordt overschreden. Daarbij worden de geluidbelastingen ten gevolge van verschillende bronnen omgerekend naar wegverkeerslawaai met cumulatieregels volgens het Reken en Meetvoorschrift Geluid 2012.
De gecumuleerde waarde wordt vervolgens getoetst aan de grenswaarden voor wegverkeerslawaai.
Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid dient tevens te worden vastgesteld of er sprake is van (eventueel gecumuleerde) geluidbelastingen op meerdere gevels van dezelfde woning. In geval meerdere gevels een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde hebben, is de situatie ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders.
5.1.8 Toets doelmatigheid
Ten einde de voorkeur voor bronmaatregelen te concretiseren wordt een factor 1 gehanteerd in de vergelijking van bronmaatregelen ten opzichte van maatregelen bij de ontvanger. Bij de berekening van de kosteneffectiviteit betekent dit, dat wanneer de kosten van de bronmaatregel lager liggen of gelijk zijn aan maatregelen bij de ontvanger er gekozen wordt voor bronmaatregelen.
Bij de toetsing van de doelmatigheid van bronmaatregelen wordt een normbedrag gehanteerd per dB reductie en per woning. De kosten voor de bronmaatregel worden getoetst aan de som van de reducties in deciBel per woning vermenigvuldigd met het normbedrag. Het normbedrag wordt door het college van B&W vastgesteld.
5.1.9 Registratie van hogere waarden
Het definitieve besluit hogere grenswaarden wordt 6 weken ter visie gelegd. Nadat een vastgestelde hogere waarde onherroepelijk is, wordt een kopie van het besluit met de kadastrale perceelsgegevens naar het Kadaster gestuurd met het verzoek dit op te nemen in hun bestanden.
5.1.10 Handhaving van hogere waarden
De handhaving van de hogere waarde procedure zal op de volgende momenten zijn geborgd:
- 1
De vaststelling van de hoge waarde wordt getoetst bij de verlening van de bouwvergunningen die in het kader van de Woningwet door de gemeente dienen te worden gepubliceerd. Daarbij wordt nagegaan of de hogere waarde inderdaad is vastgesteld.
- 2
De controle van de akoestische maatregelen, die volgen uit de hogere waarde, wordt uitgevoerd door middel van toetsing op de uitvoering van de bouwvergunning.
5.2 Kaders bij afweging afwijking standaardwaarde onder de Omgevingswet
5.2.1 Start afweging binnen Omgevingswet
In beginsel worden ten behoeve van de motivering dezelfde stappen doorlopen als vermeld in paragraaf 5.1, gericht op afweging binnen het Omgevingsplan, het Projectbesluit of de Omgevingsvergunning. Er is geen afzonderlijke hogere waarden procedure aan de orde.
Bij het opstellen en beoordelen van het akoestisch onderzoek worden de aspecten uit de checklist uit bijlage IV meegenomen. Het gaat dan om informatie die van belang is bij de beoordeling van het verzoek onder de Omgevingswet om te komen tot vaststelling van het Omgevingsplan of een Omgevingsvergunning. Bij de aanvraag van een Omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met de in het Omgevingsplan opgenomen maximale waarde voor het geluid.
5.2.2 Begeleidende informatie vaststelling hogere waarde
In beginsel wordt ten behoeve van de motivering en afweging dezelfde informatie gevraagd dan zoals vermeld in paragraaf 5.1.2 , nu gericht op afweging binnen het Omgevingsplan, het Projectbesluit of de Omgevingsvergunning. In het Omgevingsplan kunnen nadere eisen zijn opgenomen met betrekking tot de indieningsvereisten.
Een checklist voor benodigde informatie bij de aanvraag van de hogere waarde is bijgevoegd in bijlage IV.
5.2.3 Aanvullende eisen hogere waarde bestaande bebouwing
Bij een geluidbelasting hoger dan de standaardwaarde dient de woning tenminste één gevel met een lager (luw) geluidniveau te hebben. Het gezamenlijk geluid voor elk van te onderscheiden geluidbronsoorten op deze luwe gevel is niet hoger dan de standaardwaarde.
5.2.4 Aanvullende eisen hoger waarde vervangende nieuwbouw
De eisen zoals vermeld in paragraaf 5.1.4.zijn van toepassing, echter:
Voor [voorkeursgrenswaarde + 5dB] dient in dat geval gelezen te worden [standaardwaarde + 5dB]. Voor de berekening van het geluid dient het gezamenlijk geluid van de bronsoort te worden gehanteerd.
Indien bij vervangende nieuwbouw, na afweging van alle mogelijke maatregelen, de grenswaarde wordt overschreden is artikel 5.78v van het Bkl van toepassing.
5.2.5 Aanvullende eisen hogere waarde nieuwbouw en bij functiewijziging
De eisen zoals vermeld in paragraaf 5.1.5.zijn van toepassing, echter:
Voor [voorkeursgrenswaarde] dient in dat geval gelezen te worden [standaardwaarde]. Voor de berekening dient het gezamenlijk geluid van de bronsoort te worden gehanteerd.
Indien er sprake is van functiewijziging en, na afweging van alle mogelijke maatregelen, de grenswaarde wordt overschreden is artikel 5.78y van het Bkl van toepassing.
5.2.6 Aanvullende eisen in bijzondere gevallen
De eisen zoals vermeld in paragraaf 5.1.5.zijn van toepassing, echter:
- 3)
In geval van een ziekenhuis een verpleeghuis of een ander gezondheidszorggebouw, volgens de definitie van de Omgevingswet, dient het merendeel aan de geluidgevoelige ruimten zich aan een geluidluwe zijde te bevinden.
5.2.7 Beoordeling cumulatie
Bij de beoordeling van het gecumuleerde geluid wordt de waarde voor het geluid vastgesteld indien alle mogelijke maatregelen in de afweging zijn betrokken en daarna de grenswaarde voor de bronsoort wegverkeer niet wordt overschreden.
De gecumuleerde geluidbelasting van alle relevante geluidbronsoorten dient per afzonderlijke gevel (liggend in een aandachtsgebied van een bronsoort) inzichtelijk te worden gemaakt. De gecumuleerde geluidbelasting dient daarbij te worden berekend op basis van de methode voor de bepaling van het gecumuleerde geluid zoals opgenomen in de Omgevingsregeling (Or) onder artikel 3.25.
De aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid is ter beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders (rekening houdend de zorgplicht van de gemeente en rekening houdend met artikel 5.78i uit het Bkl ).
5.2.8 Toets doelmatigheid
De eisen zoals vermeld in paragraaf 5.1.8.zijn van toepassing, echter aanvullend:
Paragraaf 3.5.4.4. van het Bkl is niet van toepassing op het afwegen van geluidbeperkende maatregelen als gevolg van gemeentelijke wegen en provinciale wegen.
Paragraaf 3.1.6. van de Or is niet van toepassing op het afwegen van geluidbeperkende maatregelen als gevolg van gemeentelijke wegen en provinciale wegen.
5.2.9 Registratie van hogere waarden
De binnen een Omgevingsplan, Projectbesluit of Omgevingsvergunning vastgestelde hogere waarde worden niet in het Kadaster opgenomen, nadat het betreffende plan, besluit of vergunning als onherroepelijk kan worden aangemerkt. In het Omgevingsplan wordt de waarde van het gezamenlijk geluid vastgelegd en de vastgelegde waarde wordt daarmede op digitale wijze ontsloten voor eenieder.
5.2.10 Handhaving van hogere waarden
De in een besluit en/of vergunning vastgestelde waarde voor het gezamenlijke geluid en de daarbij bepaalde geluidmaatregelen worden in de uitvoeringsfase getoetst binnen de kaders van de reguliere VTH-taken die de gemeente heeft.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op maandag 16 september 2024.
de griffier
drs. J. Kleinhesselink
de voorzitter,
drs. L.A. de Lange
BIJLAGE I: BEGRIPPENLIJST
Onder Omgevingsrecht
In aanvulling op artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.1 van het Besluit geluidhinder wordt in deze nota verstaan onder:
Bronmaatregel: Een maatregel aan de bron die een geluidreductie oplevert.
Cumulatie: Het optreden van geluid van meerdere bronnen.
(Geluid)bron: Een gezoneerde weg, spoorweg of industrieterrein.
Geluidluwe zijde: De zijde van een gebouw met de laagste geluidbelasting. Deze geluidbelasting mag per bron niet hoger zijn dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
HW: Afkorting voor hogere waarde.
HW procedure: De procedure die kan leiden tot een besluit hogere waarde.
HW besluit: De door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarde.
Indelingseis: Aanvullende eisen aan de indeling van een woning en de situering van de tot de woning behorende buitenruimte(n) voor zover bestemd is/zijn als verblijfsruimte(n).
Ontvanger: De positie (in plaats en hoogte) waarvoor de geluidbelasting wordt bepaald of beoordeeld.
Voorkeurwaarde: De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een gezoneerde weg, spoorweg of industrieterrein zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder.
Verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden.
Buitenruimte: een buitenruimte is een niet-besloten ruimte voor het in de buitenlucht verrichten van voor het wonen kenmerkende activiteiten.
Plandrempel in Actieplan Geluid: geluidniveau ( Lden of Lnight ) waarboven de gemeente voor bestaande situatie maatregelen overweegt om de geluidbelasting te beperken.
Onder Omgevingswet
Gebouw: gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl).
Gebruiksfunctie: gebruiksfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl).
Standaardwaarde geluid: De standaardwaarde staat in een instructieregel. De standaardwaarde is voor geluid een waarde per geluidbronsoort of activiteit die geldt bij een geluidgevoelig gebouw (op de gevel, de locatie waar de gevel mag komen, of op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen).
Grenswaarde geluid: De grenswaarde is voor geluid een waarde per geluidbronsoort of activiteit die na afweging geldt als maximale waarde bij een geluidgevoelig gebouw (op de gevel, de locatie waar de gevel mag komen, of op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen). Een waarde hoger dan de grenswaarde mag alleen in uitzonderlijke situaties worden vastgesteld.
Gecumuleerd geluid: gecumuleerd geluid zoals bedoeld in artikel 3.38 Bkl.
Artikel 3.38 (vaststellen geluidproductieplafond: beoordelen aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid)
- 1
Bij de toepassing van de artikelen 3.35, 3.36 en 3.37 wordt de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid beoordeeld.
- 2
Het gecumuleerde geluid is het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, opgeteld met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.
- 3
Bij het bepalen van het gecumuleerde geluid wordt in ieder geval betrokken:
- a.
voor een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg of industrieterrein: het geluid door die geluidbronsoort;
- b.
voor een geluidgevoelig gebouw binnen de 48 Lden geluidcontour of, voor zover de geldende geluidcontouren in Kosteneenheden zijn uitgedrukt, binnen de 20 Kosteneenheden geluidcontour van een luchthaven waarvoor op grond van de Wet luchtvaart een luchthavenindelingbesluit, een luchthavenbesluit of een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven is vereist: het geluid door luchtvaart;
- c.
voor een geluidgevoelig gebouw waarop het geluid door een windturbine of een windpark op een industrieterrein hoger is dan 43 dB Lden: het geluid door die windturbine of dat windpark; en
- d.
voor een geluidgevoelig gebouw waarop het geluid door een civiele buitenschietbaan, een militaire buitenschietbaan of een militair springterrein op een industrieterrein hoger is dan 50 dB BS,dan: het geluid door die buitenschietbaan of dat springterrein.
- •
Op het bepalen van het gecumuleerde geluid zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing (Zie verder: artikel 3.25 Or).
- a.
Gezamenlijk geluid: gezamenlijk geluid zoals bedoeld in artikel 3.39 Bkl.
Artikel 3.39 (vaststellen geluidproductieplafond: bepalen gezamenlijk geluid)
- 1
Bij de toepassing van de artikelen 3.35, 3.36 en 3.37 wordt het gezamenlijke geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen bepaald.
- 2
Het gezamenlijke geluid is het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.
- 3
Artikel 3.38, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 4
Op het bepalen van het gezamenlijke geluid zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing. (Zie verder: artikel 3.26 Or).
Geluidaandachtsgebied: Een geluidaandachtsgebied is het gebied langs een weg, spoorweg of rond een industrieterrein waar het geluid hoger kan zijn dan de standaardwaarde. Voor het bepalen van de geluidaandachtsgebied gelden regels uit de Omgevingsregeling.
Geluidbeperkende maatregel: Maatregel die het geluid op een geluidgevoelig gebouw verlaagt (bijlage 1 Besluit kwaliteit leefomgeving).
Geluidbrongegevens: Geluidbrongegevens zijn gegevens die nodig zijn voor het bepalen van het geluid door een geluidbronsoort. In Afdeling 3.1 van de Omgevingsregeling is per geluidbronsoort aangegeven welke gegevens dat zijn.
Geluidwerende maatregel: Maatregel aan een geluidgevoelig gebouw ter beperking van het geluid in dat gebouw (bijlage 1 Besluit kwaliteit leefomgeving).
Geluidluwe gevel: gevel die ten opzichte van de andere gevels van dat gebouw relatief weinig wordt belast door geluid
Overwegende bezwaren geluidbeperkende maatregelen: Bij overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard is het treffen van de maatregel niet verplicht. Het bevoegd gezag beoordeelt of deze bezwaren bestaan.
Gemeentelijke weg: weg in beheer bij de gemeente.
Provinciale weg: weg in beheer bij de provincie.
Rijksweg: weg in beheer bij het Rijk.
BIJLAGE II: GRENSWAARDEN WEGVERKEERSLAWAAI
Onder Overgangsrecht
Situatie |
Artikel Wet geluidhinder |
Voorkeurs- |
Uiterste grenswaarde |
Hoogst toelaatbaar binnen niveau |
|
Bestaande weg |
|||||
Nieuwe woning
|
Art. 82 en art. 83, lid 1 en lid 2 |
48 dB |
63 dB 53 dB 53 dB |
33 dB |
|
Nieuw te bouwen agrarische woning |
Art. 82 en art. 83, lid 4 |
48 dB |
58 dB |
33 dB |
|
Vervangende nieuwbouw
|
Art. 82 en art. 83, lid 5 Art. 82 en art. 83, lid 6 Art. 82 en art. 83, lid 7 |
48 dB 48 dB 48 dB |
68 dB 63 dB 58 dB |
33 dB |
|
De geluidbelasting wordt bepaald conform het onder de Wet geluidhinder van toepassing zijnde Reken- en meetvoorschrift. De waarden voor het geluid op de gevel gelden per afzonderlijke weg.
Onder Omgevingswet (bij het toelaten van nieuwe geluidgevoelige objecten)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat standaardwaarden en grenswaarden voor geluid door een geluidbronsoort op een geluidgevoelig gebouw. Deze waarden zijn van toepassing op het geluid door alle geluidbronnen van een geluidbronsoort. De waarden die bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw voor de 7 geluidbronsoorten gelden, staan in de onderstaande tabel.
Tabel II.1 Standaardwaarde en grenswaarde op de gevel van een geluidgevoelig gebouw bij toelaten gebouw
Geluidbronsoort |
Standaardwaarde (tabel 5.78t Bkl) |
Grenswaarde (tabel 5.78u Bkl) |
Provinciale wegen Rijkswegen |
50 Lden |
60 Lden |
Gemeentewegen Waterschapswegen |
||
Lokale spoorwegen Hoofdspoorwegen |
53 Lden |
70 Lden |
Industrieterreinen |
55 Lden |
65 Lden |
Industrieterreinen |
50 Lden |
55 Lden |
|
40 Lnight |
45 Lnight |
Het geluid wordt bepaald conform het onder de Omgevingswet (Omgevingsregeling) van toepassing zijnde Reken- en meetvoorschrift. De waarden gelden voor het gezamenlijke geluid per bronsoort.
Voldoen aan de standaardwaarde is de hoofdregel (artikel 5.78t Bkl). Als het geluid op een geluidgevoelig gebouw voldoet aan de standaardwaarde, is het geluid in ieder geval aanvaardbaar en de kans op gezondheidsschade klein. Het bevoegd gezag mag meer geluid dan de standaardwaarde als aanvaardbaar beoordelen. Het besluit moet dan voldoen aan de eisen uit de instructieregels (artikelen 5.78u tot en met 5.78ad Bkl).
Als zwaarwegende belangen dat rechtvaardigen kan het bevoegd gezag in een uitzonderlijk geval meer geluid dan de grenswaarde toestaan.
Onder Omgevingswet (bij het toelaten van een nieuwe gemeentelijke weg)
Het bevoegd gezag houdt bij toelaten van een lokale (spoor)weg altijd rekening met het belang van het beschermen van de gezondheid en het milieu. Hiervoor bevat het Bkl een systematiek met waarden en eisen waarbinnen het bevoegd gezag de aanvaardbaarheid van geluid beoordeelt.
Waarden
Het Bkl bevat standaardwaarden en grenswaarden voor geluid door een geluidbronsoort op een geluidgevoelig gebouw. Deze waarden zijn van toepassing op het geluid van alle geluidbronnen van een geluidbronsoort. De waarden die bij toelaten van een gemeenteweg, lokale spoorweg of waterschapsweg gelden, staan in de volgende tabel II.2.
Tabel II.2 Standaardwaarde en grenswaarde op de gevel van een geluidgevoelig gebouw bij toelaten gebouw
Geluidbronsoort |
Standaardwaarde (tabel 3.34 Bkl) |
Grenswaarde (tabel 3.35 Bkl) |
Gemeentewegen Waterschapswegen |
53 Lden |
70 Lden |
Lokale spoorwegen |
55 Lden |
70 Lden |
Het bevoegd gezag moet voorzien in een aanvaardbaar geluid door een lokale (spoor)weg op een geluidgevoelig gebouw (artikel 5.78l, lid 2 Bkl). De kans op gezondheidsschade is klein als het geluid voldoet aan de standaardwaarde. Minder geluid dan de standaardwaarde of het geluid op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan, is aanvaardbaar (artikel 5.78m, lid 1 en lid 2 Bkl). Het bevoegd gezag mag meer geluid dan de standaardwaarde als aanvaardbaar beoordelen. Het besluit moet dan voldoen aan de eisen uit de instructieregels (artikelen 5.78m tot en met 5.78q Bkl).
Waar de waarden gelden
Op grond van artikel 5.78, lid 3 Bkl bepaalt het omgevingsplan dat de waarden gelden:
- –
op een aangewezen geluidgevoelig gebouw:
- –
op de gevel, als het gaat om een aanwezig geluidgevoelig gebouw;
- –
op de locatie waar een gevel mag komen, als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw;
- –
op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen en
- –
in geval van een binnenwaarde, in een geluidgevoelige ruimte.
BIJLAGE III: PROCEDURE SCHEMA HOGERE WAARDE PROCEDURE
Onder Overgangsrecht
Onder Omgevingswet
BIJLAGE IV: CHECKLIST VERZOEK HOGERE WAARDEN
Onder Overgangsrecht
Checklist verzoek hogere waarde
In het Besluit geluidhinder, artikel 5.4, is aangegeven uit welke informatie een hogere waarde verzoek ten minste dient te bestaan, namelijk:
- 1
de verzochte hogere waarde,
- 2
de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen,
- 3
de resultaten van het akoestisch onderzoek,
- 4
een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen om aan de grenswaarde voor het geluidsniveau binnen de geluidsgevoelige bestemming te voldoen,
- 5
een kaart met bijbehorende verklaring met daarop aangegeven de geluidzone (huidig én gewijzigd) en de ligging van de geluidsgevoelige bestemmingen,
- 6
het bevoegd gezag kan van de verzoeker nadere toelichting, tekeningen en kaarten verlangen, indien hij deze noodzakelijk acht voor de beoordeling van het verzoek.
Indien de geluidsgevoelige bestemming gelegen is in meerdere zones van (verschillende) geluidbronnen is inzicht noodzakelijk in de cumulatieve geluidbelasting, zoals berekend overeenkomstig de rekenmethode zoals opgenomen in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012.
Tevens dient bij de aanvraag de informatie te worden geleverd:
- 1
vermelding aanleg of reconstructie van de infrastructuur;
- 2
vermelding nieuwbouw of vervangende nieuwbouw
- 3
aantal woningen dat wordt gerealiseerd en aantallen woningen waarvoor een hogere waarde moet worden vastgesteld.
Onder Omgevingswet
In beginsel zijn de indieningsvereisten minimaal hetzelfde als onder de Wet geluidhinder met de volgende aanpassingen en aanvullingen:
lees voor ‘geluidzone’ - ‘geluidaandachtsgebied’ en vermeld de bron van herkomst van het aandachtsgebied;
- –
ga uit van de definitie van ‘geluidgevoelig gebouw’ zoals gehanteerd onder de Omgevingswet. Dit kan betrekking hebben op een ‘bestaand gebouw’, een ‘toegelaten gebouw’ en/of een ‘nieuw gebouw’;
- –
het gezamenlijk geluid en het gecumuleerd geluid op de gevel worden bepaald overeenkomstig de van toepassing zijn Reken- en meetvoorschriften (bijlagen bij de Omgevingsregeling);
- –
de waarde van het geluid in een geluidgevoelig gebouw (binnenwaarde) en de karakteristieke dient te voldoen aan de van toepassing zijnde regels zoals opgenomen in het Bkl en Bbl ;
- –
het geluid in een geluidgevoelig gebouw (binnenwaarde) dient bepaald te worden op basis van de onder de Omgevingswet geldende rekenregels en methodieken, met name de in het Bbl aangegeven wijze voor de bepaling van de binnenwaarde.
In het Omgevingsplan van de gemeente kunnen nader eisen en randvoorwaarden worden gedefinieerd met betrekking tot de indieningsvereisten en beoordeling van het geluid. Check daarom altijd bij de start van een onderzoek de van toepassing zijnde regels van het Omgevingsplan.
BIJLAGE V: SCHEMA AANVULLENDE EISEN IN HET GEVAL VAN WEGVERKEER
Onder Overgangsrecht
De geluidbelasting wordt berekend conform het Reken- en meetvoorschrift zoals dat van toepassing is verklaard onder de Wet geluidhinder (en eventueel via het Overgangsrecht).
Onder Omgevingswet
Situatie |
Standaardwaarde (wegverkeer) |
Grenswaarde |
|
Aanvullende eisen |
||
Eén gevel is geluidluw |
Verblijfsruimte zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde |
Ten minste 1 slaapvertrek aan de geluidluwe zijde |
||||
Bestaand gebouw |
50 -53 dB (afhankelijk van de situatie) |
60 -70 dB (afhankelijk van de situatie) |
- |
X |
|
|
Toegelaten gebouw |
50 -53 dB (afhankelijk van de situatie) |
60 -70 dB (afhankelijk van de situatie) |
< 55 dB |
X |
|
|
|
|
|
> 55 dB |
X |
X |
X |
Nieuw gebouw |
50 -53 dB (afhankelijk van de situatie) |
60 -70 dB (afhankelijk van de situatie |
< 55 dB |
X |
X |
X |
|
|
|
> 55 dB |
X |
X |
X |
|
|
|
|
|
|
Het geluid op de gevel wordt berekend conform het Reken- en meetvoorschrift zoals dat van toepassing is verklaard onder de Omgevingsregeling.
Onder de Omgevingswet wordt eenzelfde beschermingsniveau nagestreefd als onder de Omgevingswet. De grenswaarde voor bouwen in het aandachtsgebied van een Rijksweg is onder de Omgevingswet verhoogd van 55 dB naar 60 dB.
Bij de berekening van het geluid van een Rijksweg en een provinciale weg dient uit te worden gegaan van situatie bij volledige benutting van vastgestelde geluidproductieplafonds ( GPP’s ).
BIJLAGE VI: SAMENVATTING SITUATIES WAARBIJ OVERGANGSRECHT VAN TOEPASSING KAN ZIJN
Hogere-waardebesluit bij bestemmingsplan en andere ruimtelijke besluiten
Het oude recht blijft van toepassing op een hogere- waardebesluit als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
-
het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd tot het hogere- waardebesluit onherroepelijk is (artikel 4.6 Invoeringswet Omgevingswet).
Het bovenstaande geldt ook voor andere ambtshalve ruimtelijke besluiten zoals uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, inpassingsplannen en bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte.
Hogere-waardebesluit bij omgevingsvergunning 'afwijken bestemmingsplan'
Het oude recht blijft van toepassing op een hogere- waardebesluit als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
-
de aanvraag voor de omgevingsvergunning 'afwijken bestemmingsplan' is ingediend tot het hogere- waardebesluit onherroepelijk is (artikel 4.6, Invoeringswet Omgevingswet).
Hogere-waardebesluit bij reconstructiebesluit
Het oude recht blijft van toepassing op een hogere- waardebesluit als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
-
aan het college van burgemeester en wethouders zijn overlegd: de resultaten van het vereiste akoestische onderzoek, en een beschrijving van de benodigde maatregelen voor het reconstructiebesluit tot het hogere- waardebesluit onherroepelijk is (artikel 3.4, lid 1, onder a, Aanvullingswet geluid).
Reconstructiebesluit bij gemeentelijke en provinciale wegen (Wgh)
Het oude recht blijft van toepassing op een reconstructiebesluit als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
-
aan het college van burgemeester en wethouders zijn overlegd: de resultaten van het vereiste akoestische onderzoek, en een beschrijving van de benodigde maatregelen tot het reconstructiebesluit onherroepelijk is (artikel 3.4, lid 1, onder a, Aanvullingswet geluid).
Dit geldt voor een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg, of aanleg of wijziging van een spoorweg Wet geluidhinder buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure.
Saneringsprojecten bij gemeentelijke of provinciale wegen (Wgh)
Het oude recht blijft van toepassing op saneringsprojecten bij gemeentelijke of provinciale wegen als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:
-
een subsidie is verleend als bedoeld in artikel 7, lid 1, van de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai tot deze besluiten onherroepelijk zijn, en de maatregelen zijn uitgevoerd (artikel 3.4, lid 1, onder b, Aanvullingswet geluid jo. artikel XII Aanvullingsbesluit geluid).
Het gaat hierbij om besluiten tot het vaststellen van:
een programma van maatregelen
- (1)
een saneringsprogramma, of;
- (2)
hogere waarden en maatregelen waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Wet geluidhinder.
Toelaten geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een provinciale weg (nog zonder gpp)
Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een provinciale weg waarvoor nog geen geluidproductieplafond ( gpp ) is vastgesteld, geldt de Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.5, Aanvullingswet geluid.
Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen. Dit staat in artikel 12.13f, Bkl .
De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4, Bkl ) zijn niet van toepassing omdat er nog geen geluidaandachtsgebied is.
Toelaten geluidgevoelig gebouw in de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein (nog zonder gpp)
Bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen in de geluidzone van een ( gezoneerd ) industrieterrein waarvoor nog geen geluidproductieplafond is vastgesteld, geldt nog het beoordelingskader Wet geluidhinder. Dit staat in artikel 3.6, Aanvullingswet geluid.
Wordt hierbij gebruikgemaakt van een 'dove gevel', dan wordt deze gevel vastgelegd in het omgevingsplan als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen. Dit staat in artikel 12.13f, Bkl .
De instructieregels uit 'Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden' (paragraaf 5.1.4.2a.4, Bkl ) zijn nog niet van toepassing.
Toelaten geluidgevoelig gebouw en aanscherping grenswaarden
Via het Aanvullingsbesluit geluid is het normenstelsel in het Besluit kwaliteit leefomgeving vereenvoudigd. Hierdoor zijn enkele grenswaarden aangescherpt:
- –
de maximale waarde voor het toelaten van nieuwe geluidgevoelige gebouwen bij spoorwegen, van 68 dB naar een grenswaarde van 65 dB;
- –
de maximale waarde voor rijkswegen die geen autoweg of autosnelweg zijn, en waarbij het gebouw binnen de bebouwde kom ligt, van 63 dB (na toepassing van de aftrek op grond van artikel 110g Wgh ) naar een grenswaarde van 60 dB Artikel 12.13h regelt een overgangssituatie voor bouwplannen waarvoor niet geanticipeerd kon worden op de aanscherping omdat die nog niet gepubliceerd was. Afwijken van de grenswaarden mag als het akoestisch onderzoek voor het geluidgevoelig gebouw verricht is voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarnaast mag het geluid niet meer dan 3 dB hoger zijn dan de grenswaarde uit tabel 5.78u, Bkl (bij wegverkeer mag de aftrek artikel 110g, Wgh worden toegepast).
Toelaten of wijzigen geluidsbron en vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijkheden in het omgevingsplan
Er is een overgangsbepaling voor de specifieke categorie bouwwerken die op grond van artikel 22.36 van de bruidsschat omgevingsplan 'van rechtswege in overeenstemming' zijn met het omgevingsplan. Het gaat onder andere om de uitbreidingen van woningen, of het gebruik van bijbehorende bouwwerken als mantelzorgwoning. Voor deze bouwwerken gelden de instructieregels niet bij besluiten over:
- –
geluidproductieplafonds (afdeling 3.5 Bkl );
- –
het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds;
- –
andere wijzigingen van het omgevingsplan met akoestische effecten.
Het gaat hier om de instructieregels van afdeling 3.5, en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a,.6 Bkl . Dit staat in artikel 12.8, Bkl .
Toelaten of wijzigen geluidsbron en mantelzorgwoningen
Er is een overgangsbepaling voor mantelzorgwoningen die zijn gerealiseerd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of op basis van het tijdelijke deel omgevingsplan. Voor deze mantelzorgwoningen gelden de instructieregels niet bij besluiten over:
- –
geluidproductieplafonds;
- –
het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds;
- –
andere wijzigingen van het omgevingsplan met akoestische effecten.
Het gaat hier om de instructieregels van afdeling 3.5, en de paragrafen 5.1.4.2a.2, 5.1.4.2a.3, 5.1.4.2a.5 en 5.1.4.2a.6. Dit staat in artikel 12.10, Bkl .
Deze overgangsbepaling houdt betekenis na de overgangsfase voor het omgevingsplan, tot het einde van de bestaande mantelzorgrelaties.
BIJLAGE VII: SAMENVATTING WIJZIGING GELUIDNORMERING ONDER OMGEVINGSWET
In de onderstaande afbeelding is per bronsoort de voorkeursgrenswaarde (VKG) of standaardwaarde (SW), de grenswaarde (GW) en de afwegingsruimte in beeld gebracht.
Afbeelding VII.1 Vergelijking geluidnormen Wgh/Wm met geluidnorm Ow
Voor wegverkeer |
||
(bouwen in aandachtsgebied): |
||
VKG 48+2=50 dB = |
SW 50 dB |
beleidsneutraal |
Voor rijksweg |
||
GW rijksweg GW 53+2= 55 dB wordt |
GW 60 dB |
GW = 5 dB hoger |
GW provinciale weg > 70 km/h GW 63+2 = 65 |
GW 70 dB |
GW = 5 dB hoger |
GW gemeentelijke weg (binnenstedelijk)was 68 dB |
GW 70 dB |
GW = 2 dB hoger |
Voor railverkeer |
||
(bouwen in aandachtsgebied) |
||
VKG 55 dB naar 55 dB |
beleidsneutraal |
|
VKG 68 dB naar 65 dB |
GW =3 dB lager |
|
Voor rijkswegen/railverkeer |
||
(aanleg/aanpassen) |
||
VKG 55 dB naar 55 dB |
beleidsneutraal |
|
GW rijksweg van > 55 dB naar 60 dB |
GW = 5 dB hoger |
|
GW hoofdspoorweg van >68 dB naar 65 dB |
GW = 3 dB lager |
Noot
2Actieplan Geluid gemeente Wassenaar, Tijdvak 2018 - 2023, versie definitief (d.d. 21 juni 2019).
Noot
3De gemeente Wassenaar heeft in het Actieplan Geluid 2018 - 2023 een drempelwaarde vastgesteld van Lden - 63 dB en Lnight = 58 dB. De gemeente Wassenaar weegt op basis van het Actieplan Geluid geluidmaatregelen af voor bestaande situaties.
Noot
4Dit staat in artikel 5.78ad Bkl respectievelijk artikel 8.0b jo. artikel 5.78ad Bkl. In combinatie met de binnenwaarde kunnen initiatiefnemer en bevoegd gezag dan bij de bouwactiviteit de benodigde geluidwering van die gevel bepalen (artikel 4.103 Bbl).
Noot
5Het gaat hierbij om de gemeentelijke wegen. Ten aanzien van provinciale wegen en rijkswegen is de invloed van de gemeente beperkter.
Noot
6Bij de berekening van het geluid dient onder de Omgevingswet uit te worden gegaan van de wegdekcorrectiefactoren zoals vermeld in de Omgevingsregeling (bijlage IVe).
Noot
7Bijvoorbeeld het principe zoals toegepast bij de Amsterdamse box, geluidwerende voorzetbeglazing met randdemping e.d.
Noot
8De criteria zijn opgenomen in artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder. Onder de OW zijn op overeenkomstige wijze zijn deze criteria geformuleerd in artikel 5.78n lid 2 en artikel 5.78u lid 2 van het Bkl.
Noot
9Dit volgt uit artikel 110a. zesde lid van de Wet geluidhinder. In bijlage I, hoofdstuk 2, van het Reken- en meetvoorschrift 2012 is de rekenmethode cumulatieve geluidbelasting opgenomen. Op overeenkomstige wijze is onder de Ow de methode voor de bepaling van het gecumuleerde geluid opgenomen in de Omgevingsregeling (Or) onder artikel 3.25.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl