Regeling vervalt per 31-12-2027

Subsidieregeling cultuurparticipatie jong rechtspersonen Den Haag 2024

Geldend van 05-10-2024 t/m 30-12-2027

Intitulé

Subsidieregeling cultuurparticipatie jong rechtspersonen Den Haag 2024

Toelichting

In de Cultuurvisie (RIS315525) wordt cultuurparticipatie benoemd als van doorslaggevend belang voor het welzijn, de persoonlijke en sociaal-emotionele vorming en de identiteitsontwikkeling van alle (jonge) inwoners van de stad. Deze subsidieregeling stimuleert cultuurparticipatie van Haagse kinderen en jongeren. Het maakt culturele activiteiten mogelijk voor en door kinderen van 4 tot 12 jaar en jongeren van 12 tot 27 jaar die wonen in Den Haag. De regeling is een vervolg op de subsidieregeling cultuurparticipatie jong Den Haag 2023 (RIS315220), die eind 2024 afloopt. Deze subsidieregeling is bedoeld voor rechtspersonen. Er is ook een continuering van de regeling opgesteld voor individuen.

Vanuit de Haagse Preventieaanpak (RIS316587) is budget beschikbaar gesteld. Met de Haagse Preventieaanpak wordt in de eigen omgeving van Haagse inwoners gewerkt aan het verbeteren van onder andere gelijke kansen en (mentale) gezondheid. Hiermee worden de gezondheidsachterstanden verkleind en de druk op de jeugdhulp verminderd. De link tussen zekerheid in het dagelijks leven en gelijke kansen is hierbij belangrijk. Een van de doelen is dat kinderen en jongeren veilig, gezond en in een stimulerende omgeving kunnen opgroeien (met onder andere cultuur). Ook willen we dat zij genoeg mogelijkheden hebben om mee te doen aan activiteiten buiten school. Cultuurparticipatie draagt aantoonbaar bij aan een betere (mentale) gezondheid, zoals ook vermeld in de commissiebrief Resultaten Impactmeting Cultuurparticipatie Jong 2023 (RIS318997).

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

gelet op:

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

besluit:

  • -

    vast te stellen de Subsidieregeling cultuurparticipatie jong rechtspersonen Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- actieve cultuurparticipatie:

cultureel aanbod dat gericht is op het zelf maken of beoefenen van kunst en cultuur in de vrije tijd;

- apparatuurkosten:

kosten die gemaakt worden voor (de aanschaf van) apparatuur, zoals een camera, instrumenten, audiovisuele apparatuur en software(licenties);

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- culturele activiteiten:

aanbod van activiteiten die in hoofdzaak gericht zijn op bijvoorbeeld beeldende kunst, muziek, theater, mode, letteren, spoken word, film, dans, design, games, een combinatie hiervan of andere kunstvormen;

- dekkingsplan

een gedetailleerd overzicht dat aantoont hoe de financiering voor een project of activiteit wordt verkregen en is opgebouwd;

- fair pay

het verstrekken van een eerlijke beloning voor de geleverde arbeid, waarbij wordt voldaan aan alle relevante wet- en regelgeving en gelijke beloning voor gelijk werk wordt gegarandeerd;

- financieringsmix

de samenstelling van meerdere financieringsbronnen die past bij het project en getoond wordt in het dekkingsplan;

- jongeren:

personen in de leeftijdscategorie van 12 tot 27 jaar die in Den Haag wonen;

- kinderen:

personen in de leeftijdscategorie van 4 tot 12 jaar die in Den Haag wonen;

- overhead

kosten die gemaakt worden die niet direct toe te schrijven zijn aan het project, zoals algemene en administratieve kosten, afschrijving, energie, administratie, verzekering, huur en nutskosten;

-professionele begeleiding:

begeleiding van de activiteiten door een persoon die is opgeleid of werkzaam is op het gebied van culturele activiteiten.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het mogelijk maken van culturele activiteiten voor en door Haagse kinderen en jongeren.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is het stimuleren van actieve cultuurparticipatie van Haagse kinderen en jongeren.

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op actieve cultuurparticipatie die in groepsverband plaatsvinden, professioneel begeleid worden en tot stand zijn gekomen met inbreng van Haagse kinderen en jongeren in de volgende categorieën:

  • a. categorie A: activiteiten voor jongeren die in 2025 en in 2026 plaatsvinden;

    b. categorie B: activiteiten voor kinderen die in 2025 en in 2026 plaatsvinden.

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, coördinatie, uitvoering, evaluatie of kwaliteitsverhoging en uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie komt de btw over de gesubsidieerde kosten in aanmerking voor zover die btw niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. kosten onder de € 5.000,-;

    b. voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur zoals laptops, telefoons en soortgelijke producten die ook voor andere doeleinden gebruikt worden, evenals apparatuurkosten die in totaal meer bedragen dan € 1000,- of 20% van de aanschafwaarde per jaar;

    c. overheadkosten;

    d. onvoorziene kosten;

    e. de kosten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt maximaal € 30.000,- per aanvraag per kalenderjaar.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2026.

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt een totaal subsidieplafond van € 400.000,- voor 2025 met de volgende deelplafonds:

    a. categorie A: € 200.000,-;

    b. categorie B: € 200.000,-.

  • 2.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt een totaal subsidieplafond van € 400.000,- voor 2026 met de volgende deelplafonds:

    a. categorie A: € 200.000,-;

    b. categorie B: € 200.000,-.

  • 3.

    Het college kan één of meerdere subsidieplafonds verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Het college kan de hoogte van het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen.

  • 6.

    Indien voor een categorie het subsidieplafond niet wordt bereikt, kunnen de resterende gelden voor een andere categorie worden ingezet, mits in hetzelfde jaar.

Artikel 1:9 Wijze van verdeling in categorie A

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de activiteiten stimuleren actieve cultuurparticipatie van jongeren op adequate wijze (maximaal 6 punten). Dit blijkt uit:

    1° de mate waarin jongeren aan actieve cultuurparticipatie doen en de duur van deze activiteiten: 3 punten;

    2° de mate waarin actieve cultuurparticipatie professioneel begeleid wordt: 1 punt;

    3° de mate waarin jongeren bij actieve cultuurparticipatie individueel begeleid worden: 1 punt, en;

    4° relevante samenwerkingen die de aanvrager voor het project aangaat: 1 punt; 

    b. de activiteiten dragen efficiënt bij aan het stimuleren van actieve cultuurparticipatie (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit het aantal jongeren dat betrokken is bij de activiteiten gericht op actieve cultuurparticipatie en de communicatiestrategie:

    1° - minder dan 4 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 0 punten, 

    - van 4 tot en met 6 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 1 punt, 

    - meer dan 6 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 2 punten, en;

    2° een passende communicatiestrategie: 1 punt; 

    c. de inbreng van jongeren wordt structureel bij de activiteiten betrokken en de aanvrager is zich bewust van haar verantwoordelijkheid ten aanzien van een veilige omgeving voor de participerende jongeren. De aanvrager werkt daarmee vraaggericht en sluit met de activiteiten aan bij de behoeften van de deelnemers (maximaal 5 punten). Dit blijkt uit:

    1° de actieve rol die jongeren hebben bij de totstandkoming, de uitvoering en de evaluatie van de activiteiten: 3 punten;

    2° een proactieve uitvraag van behoeften en ervaringen bij de doelgroep en hoe is geregeld dat deze informatie leidt tot passend aanbod: 1 punt, en;

    3° welke maatregelen de aanvrager neemt om een veilige omgeving voor deelnemers te creëren en daarmee hun welzijn te borgen: 1 punt;

    d. de projectmatige bedrijfsvoering is op orde (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit:

    1° de mate waarin er sprake is van een transparante en sluitende begroting met dekkingsplan: 1 punt;

    2° de mate waarin er sprake is van een eerlijke beloning (fair pay) van bij het project betrokken professionals: 1 punt, en;

    3° de mate waarin een diverse financieringsmix wordt toegepast: 1 punt.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 3 of meer op criterium a uit het tweede lid van dit artikel komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Alleen aanvragen met een totaal toegekend puntenaantal van 10 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 5.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, verleent het college de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:10 Wijze van verdeling in categorie B

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de activiteiten stimuleren actieve cultuurparticipatie van kinderen op adequate wijze (maximaal 6 punten). Dit blijkt uit:

    1° de mate waarin kinderen aan actieve cultuurparticipatie doen en de duur van deze activiteiten: 3 punten; 

    2° de mate waarin actieve cultuurparticipatie professioneel begeleid wordt: 1 punt;

    3° de mate waarin kinderen bij actieve cultuurparticipatie individueel begeleid worden: 1 punt, en;

    4° relevante samenwerkingen die de aanvrager voor het project aangaat: 1 punt; 

    b. de activiteiten dragen efficiënt bij aan het stimuleren van actieve cultuurparticipatie (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit het aantal kinderen dat betrokken is bij de activiteiten gericht op actieve cultuurparticipatie en een passende communicatiestrategie:

    1° - minder dan 4 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 0 punten, 

    - van 4 tot en met 6 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 1 punt, 

    - meer dan 6 deelnemers per € 5.000,- aangevraagde subsidie: 2 punten, en;

    2° een passende communicatiestrategie: 1 punt; 

    c. de aanvrager heeft inzicht in de behoeften van kinderen ten aanzien van actieve cultuurparticipatie en past dit toe om tot een passend aanbod te komen. (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit:

    1° de aantoonbare ervaring met (het organiseren van) activiteiten op het gebied van actieve cultuurparticipatie:

    - tot 2 jaar ervaring: 1 punt,

    - 2 of meer jaar ervaring: 2 punten, en;

    2° de rol die kinderen hebben bij de totstandkoming van de activiteiten: 1 punt.

    d. de aanvrager bevordert kansengelijkheid van kinderen (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit de aantoonbare ervaring met het bevorderen van kansengelijkheid door kinderen met een afstand tot kunst en cultuur (veroorzaakt door financiële, sociale, culturele en fysieke drempels) te bereiken:

    - minder dan 2 jaar ervaring: 1 punt,

    - meer dan 2 jaar ervaring: 3 punten;

    e. de projectmatige bedrijfsvoering is op orde (maximaal 3 punten). Dit blijkt uit:

    1° de mate waarin er sprake is van een transparante en sluitende begroting met dekkingsplan: 1 punt;

    2° de mate waarin er sprake is van een eerlijke beloning (fair pay) van bij het project betrokken professionals: 1 punt, en;

    3° de mate waarin een diverse financieringsmix wordt toegepast: 1 punt.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 3 of meer op criterium a uit het tweede lid van dit artikel komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Alleen aanvragen met een totaal toegekend puntenaantal van in totaal 12 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 5.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, verleent het college de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare btw over.

  • 2.

    De inhoudelijke omschrijving van de activiteiten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de ASV beslaat gezamenlijk niet meer dan tien pagina’s A4. De omschrijving vindt plaats aan de hand van en in de volgorde van de beoordelingscriteria zoals omschreven in artikel 1.10 voor categorie A of artikel 1.11 voor categorie B.

  • 3.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde digitale aanvraagformulier en formats.

  • 4.

    Een aanvraag om subsidie wordt uitsluitend ingediend per e-mail.

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV, wordt een aanvraag om subsidie ingediend van 28 oktober 2024 tot en met 12:00 uur op 15 november 2024.

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist, in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV, uiterlijk 27 december 2024 op de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn uit het vorige lid eenmaal verlengen met maximaal 6 weken.

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

  • a. een aanvrager al een aanvraag ingediend heeft op grond van deze subsidieregeling, in de categorie waarvoor wordt aangevraagd;

    b. voor elke € 5.000,- aangevraagde subsidie, of een deel daarvan, minder dan 2 jongeren of kinderen deelnemen aan de activiteiten gericht op actieve cultuurparticipatie.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 4:1 Verplichtingen

Bij subsidieverlening werkt de ontvanger mee aan een eventuele evaluatie of impactmeting van de Subsidieregeling cultuurparticipatie jong rechtspersonen Den Haag 2024.

Artikel 4:2 Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats met 100% van de per kalenderjaar verleende subsidie in januari van het betreffende subsidiejaar.

Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording

Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

De subsidieontvanger dient uiterlijk op 24 maart 2026 een tussentijdse verantwoording in over het kalenderjaar 2025.

Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    De tussentijdse verantwoording bestaat uit:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag over het kalenderjaar 2025 conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over het kalenderjaar 2025 conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies, en;

    c. een verklaring dat de verantwoording over het kalenderjaar 2025 juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend conform het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat in ieder geval:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit deze beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een reflectie op het proces inclusief de rol die (de behoefte van) deelnemers hebben gespeeld bij de totstandkoming, uitvoering en evaluatie van de activiteiten;

    d. minimaal 1.200 en maximaal 2.000 woorden en wordt ondersteund door beeldmateriaal.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat in ieder geval:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting;

    c. de (niet verrekenbare) btw.

Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling

Artikel 6:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 12 weken na het einde van de activiteiten.

Artikel 6:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de periode van 2025 tot en met 2026 conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als het op grond van artikel 5:2 ingediende inhoudelijke verslag over het kalenderjaar 2025 juist en volledig is, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2026;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de periode 2025 tot en met 2026 conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als het op grond van artikel 5:2 ingediende financiële verslag over het kalenderjaar 2025 juist en volledig is, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2026;

    c. een verklaring dat de verantwoording over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model, en;

    d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoording en de eindverantwoording.

  • 2.

    Het inhoudelijk eindverslag bevat in ieder geval:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit deze beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een reflectie op het proces inclusief de rol die (de behoefte van) deelnemers hebben gespeeld bij de totstandkoming, uitvoering en evaluatie van de activiteiten;

    d. minimaal 1.200 en maximaal 2.000 woorden en wordt ondersteund door beeldmateriaal.

  • 3.

    Het financieel eindverslag bevat in ieder geval:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting;

    c. de (niet verrekenbare) btw.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7:1 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk op 31 december 2027.

Artikel 7:2 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Deze regeling vervalt op 31 december 2027.

Artikel 7:3 Intrekking

De Subsidieregeling cultuurparticipatie jong Den Haag 2023 wordt ingetrokken per 31 december 2024.

Artikel 7:4 Overgangsrecht

De bepalingen van de Subsidieregeling cultuurparticipatie jong Den Haag 2023 blijven van toepassing op subsidies die verleend zijn op basis van de Subsidieregeling cultuurparticipatie jong Den Haag 2023 en in dat kader nog lopende bezwaar- en beroepsprocedures.

Artikel 7:5 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling cultuurparticipatie jong rechtspersonen Den Haag 2024.

Den Haag, 1 oktober 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen