Beleidsregels verhaal van bijstand 2024

Geldend van 04-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels verhaal van bijstand 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere; gelet op:

artikel 61 tot en met 62i van de Participatiewet;

De artikelen 4.81 en 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluit vast te stellen de navolgende beleidsregel ‘beleidsregels verhaal van bijstand 2024’ onder

intrekking van de op 26 november 2022 vastgestelde beleidsregel ‘Gevallen waarin wordt afgezien van verhaal’.

Inleiding

Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid genoemd in artikel 61 van de Participatiewet tot het verhalen van de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangeven in de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt het college nader rekening met de hier opgenomen beleidsregels.

Het college verhaalt de kosten van bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot maximaal de totale kosten van bijstand:

  • a.

    op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijstand is verleend.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    De wet: de Participatiewet;

  • c.

    Trema-normen: Tijdschrift voor de Rechtelijke Macht ten aanzien van de vaststelling van alimentatiebedragen;

  • d.

    LBIO: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;

  • e.

    Meerderjarig kind: kind tussen 18 en 21 jaar.

Artikel 2. Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt mede bepaald door:

  • a.

    de Trema-normen;

  • b.

    de beoordeling door de Rechtbank en het Gerechtshof;

  • c.

    de relevante gepubliceerde jurisprudentie in alimentatiezaken en verhaal bijstand.

Artikel 3. Onderhoudsplicht en bijstand

De wettelijke onderhoudsplicht als genoemd in de inleiding onder c heeft geen betrekking op de kosten van incidentele bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Participatiewet.

Artikel 4. Nihil-beding

Als echtgenoten of gewezen echtgenoten onderling hebben bepaald dat na echtscheiding (of scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk) de één tegenover de ander in het geheel geen of slechts tot een bepaald bedrag alimentatie verschuldigd is hoeft het college daar geen rekening mee te houden. Het college besluit, afhankelijk van het resultaat van het onderzoek, dan toch de kosten van bijstand op de onderhoudsplichtige te verhalen. De onderhoudsplicht op grond van artikel 1:159 BW blijft namelijk onverkort van kracht.

Artikel 5. Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak (artikel 62b)

Een gerechtelijke uitspraak inzake alimentatie, verschuldigd op grond van boek I van het Burgerlijk Wetboek, die uitvoerbaar is en niet wordt nagekomen, wordt door het college niet verhaald op onderhoudsplichtige. In plaats daarvan krijgt de bijstandsgerechtigde op grond van artikel 55 van de wet de verplichting om mee te werken aan de inning van de alimentatie via het LBIO.

Artikel 6. Bevoegd college (artikel 62c)

  • a. Indien een bijstandsgerechtigde, waarvoor een verhaalsbedrag door de rechter is vastgesteld, verhuist naar een andere gemeente en daar bijstand ontvangt, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechtelijke uitspraak over op het college van de nieuwe gemeente;

  • b. Het college van de vertrekgemeente blijft bevoegd voor het innen van achterstallige betalingen met betrekking tot de eerder verleende bijstand.

Artikel 7. Verhaal van bijstand

  • a. De kosten van bijstand worden door het college verhaald op de onderhoudsplichtige volgens paragraaf 6.5. van de wet;

  • b. De kosten van bijstand worden niet verhaald, ook niet als aanvulling op een bestaande alimentatieverplichting, wanneer het bedrag lager is dan € 25,- per maand;

  • c. De kosten van bijstand worden voor de duur van 3 jaar niet verhaald indien door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens. Als na deze periode uit een verhaalsonderzoek blijkt dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige is gewijzigd, waardoor de door de rechter vastgestelde alimentatie hiermee niet meer overeenkomt, dan verzoekt het college de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van de alimentatiebeschikking vast te stellen.

  • d. Onderhoudsplichtigen in het buitenland worden niet aangeschreven voor een onderhoudsbijdrage, tenzij er een inkomen uit Nederlandse bron bekend is;

  • e. Verhaal op de vader van kinderen wordt slechts toegepast in de gevallen dat het kind door hem is erkend of in het geval dat zijn vaderschap door de rechter is vastgesteld (vaderschapsactie);

  • f. Bij uitblijven van medewerking of betaling door onderhoudsplichtige wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot verhaal in rechte.

Artikel 8. Hoogte onderhoudsbijdrage

Voor de vaststelling van de hoogte van de verschuldigde onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen wordt een vereenvoudigde berekeningssystematiek gehanteerd die afwijkt van de Trema-normen, waarbij in eerste instantie gebruik gemaakt wordt van reeds bekende gegevens, zoals die van Suwinet en/of de Belastingdienst.

Voor onderhoudsplichtigen met een minimuminkomen inkomen wordt volgens de Trema-normen uitgegaan van een minimumdraagkracht die van toepassing is bij één, twee of meer kinderen. Wanneer de onderhoudsplicht alleen voor de (ex-)partner geldt, wordt de bijdrage vastgesteld volgens de Trema-normen.

Artikel 9. Ingangsdatum verhaalsbesluit

De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage wordt in principe vastgesteld op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige weigert of heeft nagelaten noodzakelijke informatie te verstrekken.

Artikel 10. Mededeling van verhaal

Een besluit tot verhaal wordt door het college medegedeeld aan degene op wie verhaal wordt gezocht. Het besluit vermeldt de ingangsdatum van de op te leggen onderhoudsbijdrage en het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Artikel 11. Toezending verhaalsbesluit

Het verhaalsbesluit wordt verzonden naar het adres waar de onderhoudsplichtige volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, tenzij onderhoudsplichtige schriftelijk heeft verzocht om toezending van correspondentie op een ander adres.

Indien de onderhoudsplichtige lopende het verhaalsonderzoek met onbekende bestemming is vertrokken en de onderhoudsplichtige voor zijn vertrek tijdig op het adres in de Basisregistratie Personen is aangeschreven, waardoor de onderhoudsplichtige rechtens is geïnformeerd omtrent zijn verplichtingen in deze, wordt onverwijld een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank.

Artikel 12. Weigering verstrekking inlichtingen

  • a. Indien de onderhoudsplichtige niet reageert op aanschrijvingen en verzoeken om noodzakelijke informatie ter vaststelling of herberekening van de onderhoudsbijdrage voor de (ex-)partner en/of de kind(eren), gaat het college over tot verhaal in rechte, waarbij de gehele uitkering bruto op de onderhoudsplichtige wordt verhaald. In het geval dat de onderhoudsplicht uitsluitend voor de kinderen geldt, blijft de vastgestelde bijdrage ongewijzigd, zoals vermeld in artikel 8.

  • b. Indien de onderhoudsplichtige weigert of nalaat noodzakelijke informatie aan het college te verstrekken dan wel niet uit eigen beweging bereid is de onderhoudsbijdrage aan het college te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling ervan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

Artikel 13. Afzien van verhaal in rechte

Indien te voorzien is dat de maximaal op te leggen onderhoudsbijdrage over 12 maanden in totaal minder dan € 300,- bedraagt, wordt eveneens afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage.

Artikel 14. Wijziging door rechter van onderhoudsbijdrage

De door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage kan worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden dan wel als blijkt dat de onderhoudsbijdrage niet (meer) voldoet aan de wettelijke maatstaven.

Artikel 15. Gewijzigde omstandigheden

Het college kan, op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als gevolg van diens gewijzigde omstandigheden of op basis van een door het college ingezet heronderzoek zonder aanleiding, de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele herzien.

Artikel 16. Indexatie onderhoudsbijdrage

De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt, conform partner- en kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.

Artikel 17. Onderzoek naar draagkracht

In verband met de aanpassing van de opgelegde onderhoudsbijdrage vindt eenmaal per 2 jaar een heronderzoek plaats naar de wijzigingen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.

Artikel 18. Frequentie onderzoek bij gerechtelijke vaststelling onderhoudsplicht

De termijn van een heronderzoek is eenmaal per drie jaar in geval de rechter de onderhoudsbijdrage (alimentatie- en verhaalbeschikking) heeft vastgesteld.

Artikel 19. Afwijken van termijnen

Van de in artikelen 17 en 18 genoemde termijnen kan worden afgeweken indien tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen hebben voorgedaan of zullen gaan voordoen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige, of de onderhoudsplichtige hierom verzoekt.

Artikel 20. Onderzoek naar incassomogelijkheden

Als de onderhoudsplichtige niet uit vrije wil volledig voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting dan doet het college onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van het college informatie bij derden wordt ingewonnen.

Artikel 21. Vereenvoudigd derdenbeslag

Indien de onderhoudsgerechtigde de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479 g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door het college zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering in eerste instantie uitbesteed aan de gemeente deurwaarder. Bij het uitblijven van een betalingsregeling of betaling wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder, waarbij de kosten voor rekening van de onderhoudsplichtige zijn.

Artikel 22. Inning alimentatieverplichtingen

Indien de alimentatie welke is vastgesteld middels een gerechtelijke uitspraak niet tot uitbetaling komt, wordt de bijstandsgerechtigde op grond van artikel 55 van de wet, de verplichting opgelegd om uitbetaling af te dwingen, zo nodig door inschakeling van het LBIO. De bijstandsgerechtigde dient hiervoor een machtiging te ondertekenen, zodat het LBIO de te ontvangen bedragen overmaakt aan het college.

Artikel 23. Redenen om af te zien van verhaal

Indien dringende redenen aanwezig zijn gelegen in de persoon van de bijstandsgerechtigde, dan wel de persoon op wie bijstand wordt verhaald, kan er geheel of tijdelijk afgezien worden van verhaal. Of een dringende reden aanwezig is en of het aanleiding is af te zien van verhaal dient aan de hand van de feiten en omstandigheden in het individuele geval te worden beoordeeld.

Een dringende reden wordt in ieder geval aanwezig geacht in de volgende gevallen:

  • a.

    Agressief gedrag van de onderhoudsplichtige ten opzichte van de bijstandsgerechtigde, of van de bijstandsgerechtigde ten opzichte van de onderhoudsplichtige. De aangevoerde redenen dienen geobjectiveerd te worden, oftewel geverifieerd en bevestigd door derden zoals politie (vertrouwens)arts, psycholoog en maatschappelijk werkende. Uiteraard dient dit onderzoek met de nodige prudentie te worden uitgevoerd. Veelal betreft het hier verhaal op onderhoudsplichtige mannen wier vrouw enige (vaak korte) tijd heeft doorgebracht in een huis voor vrouwenopvang. In dergelijke gevallen dient de actuele houding van de onderhoudsplichtige van doorslaggevend belang te zijn. Derhalve is een periodiek heronderzoek in dergelijke gevallen aangewezen. Indien uit het (voor)onderzoek blijkt dat de bedreigende situatie niet meer aanwezig is, kan een normaal draagkrachtonderzoek plaatsvinden.

  • b.

    Suïcidaal gedrag van de onderhoudsplichtige/-gerechtigde. Voor deze gevallen geldt in wezen hetzelfde als voor gewelddadig gedrag van een onderhoudsplichtige tegenover de bijstandsgerechtigde. Prudentie is ook hier aangewezen.

  • c.

    Het aanspreken van de ouders van een jong-meerderjarige schaadt de jong-meerderjarige. Dit kan het geval zijn als de relatie tussen ouders en hun jong-meerderjarig kind ernstig verstoord is, of als er (in het verleden) sprake is (geweest) van mishandeling of ernstige verwaarlozing.

  • d.

    Na een periode van uitkering op grond van de wet heeft onderhoudsplichtige vaak een inkomen op minimumniveau. Om armoedeval te voorkomen, is het van belang om de onderhoudsplichtige ex-cliënt na zijn of haar terugkeer in het arbeidsproces tijdelijk te ontzien van zijn of haar onderhoudsverplichting. Dit moedigt aan om langdurig actief te blijven in het arbeidsproces. Elke situatie moet individueel worden beoordeeld. Over het algemeen wordt aanbevolen om gedurende twee jaar na de overgang van uitkering naar werk geen onderhoudsbijdrage op te leggen.

  • e.

    Tevens kan worden afgezien van verhaal bij het bestaan van een problematische schuldensituatie.

Van een problematische schuldensituatie is sprake indien:

  • Onderhoudsplichtige niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • Een schuldregeling m.b.t. alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • De verhaalsvordering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 24. Draagkracht bij schuldsanering of faillissement

De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als hij is toegelaten tot en voor de duur van het gerechtelijke traject van schuldsanering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wnsp).

Artikel 25. Vordering en schuldsanering

De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating een schuldsanering in het kader van de Wnsp, ingebracht in de schuldsanering, waarbij het college zich beroept op de wettelijke bevoorrechting die aan deze vordering is toegekend.

Artikel 26. Eisen voorstel schuldsanering

Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

Artikel 27. Faillissement

Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige:

  • a.

    wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse onderhoudsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de onderhoudsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en

  • b.

    wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend.

Artikel 28. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Over de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders aangaande het verhalen van bijstand, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld,

Almere, 27 september 2024

Burgemeester en wethouders van Almere,

namens hen,

De afdelingsmanager Werk en Inkomen

B. Ronnes

Ondertekening