Toezicht en handhavingsbeleid Kinderopvang Uithoorn 2023

Geldend van 03-10-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Toezicht en handhavingsbeleid Kinderopvang Uithoorn 2023

Burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Besluiten:

Het Toezicht en handhavingsbeleid Kinderopvang Uithoorn 2023 vast te stellen.

Toepassing

Dit beleid is van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

  • -

    toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • -

    aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

  • -

    te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Dit beleid is van toepassing op alle kindercentra, gastouderbureaus, en gastouderopvang binnen de gemeente Uithoorn.

Citeertitel

Dit document wordt aangehaald als ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang 2023’.

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 2.

    Het ‘Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang Gemeente Uithoorn 2011’ komt te vervallen na bekendmaking van deze beleidsregel.

1. Inleiding

Dit stuk gaat over toezicht en handhaving kinderopvang op grond van de Wet kinderopvang. Onder kinderopvang wordt hierbij verstaan, het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint (art 1.1 lid 1 Wko).

De Wet kinderopvang (hierna: Wko) onderscheidt de volgende soorten kinderopvangvoorzieningen, namelijk:

  • -

    kindercentrum (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang);

  • -

    gastouderopvang, en;

  • -

    gastouderbureaus.

Gastouderbureaus bieden zelf geen opvang maar brengen gastouderopvang tot stand middels het aangaan van een bemiddeling en bieden begeleiding aan gastouderopvang.

In de Wko worden twee zaken geregeld:

  • -

    de financiering van de kosten van de kinderopvang, en;

  • -

    de kwaliteit van de kinderopvang en daarop het toezicht en handhaving.

De kwaliteitseisen zijn nader uitgewerkt in onderstaande. Deze vormen samen met de Wko gezamenlijk het wettelijk kader voor het toezicht en handhaving op kinderopvang:

  • -

    Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • -

    Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • -

    Regeling Wet kinderopvang;

  • -

    Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • -

    Regeling aanwijzing certificaten kinderEHBO

  • -

    Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, en;

  • -

    Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang.

Ondernemers zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun kindercentrum of gastouderbureau. De gemeente i.c. het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) is belast met het toezicht op de kwaliteit en met de handhaving en sanctionering van tekortkomingen op het gebied van deze kwaliteit.

Elk jaar stelt het college een jaarverslag omtrent toezicht en handhaving Wko op. Dit jaarverslag wordt ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad en digitaal aangeleverd bij de Inspectie van het Onderwijs.

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)

Nadere eisen voor de voor- en vroegschoolse educatie liggen vast in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en worden eveneens door de GGD getoetst binnen het kader van toezicht en handhaving Wko. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie.

2. Toezicht kinderopvang

In de Wko en bijbehorende besluiten en regelingen staan de basisvoorwaarden waaraan de kinderopvang moet voldoen. Ook het toezicht hierop is in deze wet- en regelgeving geregeld. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe aan dit toezicht vorm wordt gegeven. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt tussen toezicht op kindercentrum (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang) gastouderopvang en gastouderbureaus anderzijds.

Naast de eisen op basis van de Wko, zijn er ook eisen vanuit andere wetgeving, zoals brandveiligheid en Bouwbesluit. Deze liggen niet vast in de Wko dan wel valt het toezicht en handhaving hierop niet onder de Wko. In dit stuk wordt enkel toezicht en handhaving met betrekking tot de Wko beschreven.

Toezicht gebeurt door middel van een inspectie op basis van een toetsingskader. Het resultaat van een inspectie wordt vastgelegd in een inspectierapport dat na de hoor- en wederhoorfase en eventuele zienswijze openbaar wordt. Als uit een inspectierapport blijkt dat er tekortkomingen zijn geconstateerd dan kan de gemeente handhavend optreden.

2.1 Kindercentra en gastouderbureaus

Er zijn diverse vormen van inspecties. De volgende inspectievormen worden daarbij onderscheiden:

Onderzoek voor registratie (OVR)

De houder c.q. ondernemer die van plan is een voorziening voor kinderopvang of een gastouderbureau te starten dient hiertoe bij het college, middels een aanvraagformulier, een aanvraag in voor registratie in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De gemeente controleert of de aanvraag volledig is en stuurt deze door naar de GGD met de opdracht voor een eerste inspectie, namelijk een ‘onderzoek voor registratie’. De toezichthouder van de GGD meldt middels een inspectierapport aan het college of de exploitatie redelijkerwijs in overeenstemming met de Wko kan plaatsvinden. Een afschrift van het inspectierapport stuurt de GGD tevens naar de houder.

De gemeente overlegt met de GGD als:

  • -

    een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie wordt genomen alvorens dit formeel is aangevraagd;

  • -

    een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie wordt genomen en er nog geen positief besluit van de gemeente is ontvangen;

  • -

    het aantal kindplaatsen is uitgebreid zonder dat dit is gemeld bij de gemeente.

Als het vermoeden bestaat dat het kindercentrum of gastouderbureau niet zal voldoen aan de kwaliteitseisen, genoemd in de Wko, kan een sanctie worden opgelegd of wordt het kindercentrum of gastouderbureau niet opgenomen in het LRK. In hoofdstuk 3 Handhaving staat dit nader omschreven.

Streng aan de poort

Vanaf 2017 wordt de werkwijze ‘Streng aan de Poort’ toegepast bij:

  • -

    een aanvraag om een nieuw kindercentrum/ gastouderbureau te exploiteren;

  • -

    een aanvraag bij een verhuizing van een geregistreerd kindercentrum naar een ander adres;

  • -

    een aanvraag tot wijziging van de houder.

‘Streng aan de Poort’ betekent dat de GGD bij een dergelijk aanvraag het beoogde kindercentrum of gastouderbureau intensief onderzoekt. Daarbij dient de gemeente bij de aanvraag al te beoordelen of alle stukken compleet zijn. Tijdens een onderzoek dient de houder aan de GGD te laten zien dat zij vanaf het moment van registratie verantwoorde kinderopvang kan bieden doordat zij voldoet aan de kwaliteitseisen uit de Wko en onderliggende wet- en regelgeving. Hierbij wordt de opvanglocatie beoordeeld maar ook het beleid dat uitgevoerd gaat worden. De GGD kijkt bij de beoordeling ook naar de naleving van de kwaliteitseisen bij eventueel andere kindercentra of gastouderbureaus die de houder exploiteert of heeft geëxploiteerd.

2.2 Onderzoek na registratie (ONR)

Binnen drie maanden nadat een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie is genomen, voert de GGD een onderzoek na registratie uit. De opdracht hiertoe is door de gemeente reeds aan de GGD verstrekt bij het verzoek onderzoek voor registratie.

Het onderzoek na registratie richt zich op dezelfde onderdelen als een reguliere inspectie.

2.3 Reguliere inspectie kindercentra en gastouderbureaus

Risicoprofielen

Het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang is vanaf 2012, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), nog meer risico gestuurd inzet. Alle GGD-en zijn gaan werken met risicoprofielen. Toezichthouders stellen aan de hand van een landelijk risicoprofiel van iedere locatie een risicoprofiel op. Bij het opstellen van het profiel wordt vanuit het opgebouwde inspectie- en handhavingsverleden nagegaan of er een verhoogde kans bestaat op niet-naleving van de kwaliteitseisen. De uitkomsten worden hiermee dus gebruikt voor het bepalen van de vorm en mate van een volgende inspectie. Het risicoprofiel is daarmee geen inspectierapport. Een inspectie met bijbehorend inspectierapport geeft een oordeel over de kwaliteit op een bepaald moment. Dit geldt niet voor de uitkomst van het risicoprofiel. Aan een inspectierapport is eventueel een handhavingsadvies aan de gemeente gekoppeld. Aan het risicoprofiel is alleen de vorm en mate van inspectie gekoppeld.

Inspectiecyclus

Jaarlijks vindt toezicht plaats op alle kindercentrum locaties en gastouderbureaus. Op basis van het opgestelde risicoprofiel werkt de toezichthouder de benodigde inspectieactiviteit voor de locatie uit. Dit gebeurt binnen het kader van de gemeentelijke afspraken met de GGD. De toezichthouder stelt de omvang, diepgang, frequentie en type van het onderzoek vast. Dit leidt tot een inspectie op maat voor iedere opvang locatie.

Het bepalen van de inspectieactiviteit is een voortdurend proces zonder start of eindpunt. Een inspectie levert namelijk veel informatie op die van invloed kan zijn op de risico-inschatting. In de perioden tussen de locatie-inspectie kan het risicoprofiel en daarmee de inspectieactiviteit bijgesteld worden als daarvoor aanleiding is. Bijvoorbeeld na melding van een klacht of signaal of omdat een handhavingsmaatregel van de gemeente niet tot verbetering bij de opvanglocatie heft geleid. Uiteraard vindt ook positieve bijstelling plaats – bijvoorbeeld wanneer lijkt, dat er wél verbetering is opgetreden en tekortkomingen zijn opgelost.

2.4 Nader onderzoek

Naar aanleiding van het inspectierapport kan het college de houder een sanctie opleggen. Indien noodzakelijk geacht geeft de gemeente de GGD de opdracht tot het uitvoeren van een nader onderzoek, om bijvoorbeeld te bepalen of de tekortkoming(en) is hersteld. De GGD bepaalt aan de hand van deze opdracht in overleg met de gemeente of een inspectiebezoek noodzakelijk is of dat volstaan kan worden met een papieren controle (documentenonderzoek). Ook als de houder niet heeft gereageerd op de opgelegde sanctie kan de gemeente de GGD de opdracht geven tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Met dit nader onderzoek wordt gecontroleerd of de houder de geconstateerde tekortkomingen ondanks het uitblijven van een reactie afdoende heeft opgelost. Afhankelijk van de urgentie en aard van de tekortkoming(en) kan dit onderzoek onaangekondigd worden uitgevoerd.

2.5 Incidenteel onderzoek

Naar aanleiding van een melding over onvoldoende kwaliteit, klachten van derden, berichten uit de media of enig ander signaal/ melding, kan de GGD incidenteel onderzoek verrichten. Afhankelijk van de urgentie en aard van de melding of klacht kan dit onderzoek onaangekondigd worden uitgevoerd. Een dergelijk onderzoek vindt echter pas plaats nádat de GGD hiervoor een opdracht van de gemeente heeft ontvangen. De uitkomst van een dergelijk onderzoek zal door de GGD via een inspectierapport zowel aan de gemeente als aan de direct betrokkene(n) (houder en/of klager) meegedeeld worden. Ook kan de GGD op de hoogte raken of gebracht worden van niet-geregistreerde kinderopvang. Na overleg met de gemeente en na ontvangst van een schriftelijke opdracht, vindt onderzoek plaats door de GGD.

2.6 Wijzigingen

Een houder is verplicht alle wijzigingen direct door te geven aan het college. Het college is verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van het LRK. In overleg met de GGD wordt bepaald of de wijzigingen kunnen worden doorgevoerd in het LRK dan wel aanleiding geven tot een inspectie. Wijzigingen zonder rechtsgevolg, bijvoorbeeld het wijzigen van het e-mailadres, kunnen zonder overleg met de GGD in het LRK worden doorgevoerd.

2.6.1 Houderwijziging

Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Voor de continuïteit van de opvang is het van groot belang dat zowel de oude en nieuwe houders zorg dragen voor een goede overname.

Een houderwijziging dient ingediend te worden middels wijzigingsformulier.

De gemeente Uithoorn hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • -

    Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng aan de poort wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij overige kindercentra / gastouderbureaus en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen.

  • -

    De nieuwe houder dient zich te informeren over de bestaande tekortkomingen bij de over te nemen kindercentrum/ gastouderbureau en dient zich te informeren over de opgelegde handhavingsacties. De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. De nieuwe houder dient daarvoor afspraken te maken met de gemeente. Dit initiatief berust bij de nieuwe houder.

2.6.2 Verhuizing

Bij verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang wordt deze in behandeling genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

Van belang is dat hierbij bij de gemeente wordt ingediend:

  • -

    Voor het oude kindercentrum / de voorziening voor gastouderopvang een wijzigingsverzoek tot het intrekken van de toestemming tot exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.

  • -

    Voor het nieuwe kindercentrum / de voorziening voor gastouderopvang dient een aanvraagformulier tot exploitatie (inschrijving).

Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • -

    Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK) naar de gemeente waar deze naar verhuist, waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

2.7 Inspecties gastouderopvang

Vanaf 2010 moeten ook gastouders geïnspecteerd worden en moeten zij geregisterd worden in het LRK. Om dit toezicht beter te laten aansluiten bij de verantwoordelijkheid van het gastouderbureau controleert de GGD vanaf 2012 jaarlijks een selectie van gastouders. Deze steekproef1 bedraagt minimaal 5% van het totaal aantal gastoudervoorzieningen in de gemeente. Vanaf 1 januari 2023 is de minimale percentage aan steekproef 50% van het aantal geregisterde gastoudervoorzieningen.

2.8 Inspectie gastouders

Bij een nieuwe aanvraag voor een voorzieningen voor gastouderopvang wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gastouderlocatie en de vraagouder locatie.

Dit betekent, dat bij een nieuwe aanvraag voor opname in het LRK een inspectie wordt gevoerd op het volledige toetsingskaders, ook als de opvang plaatsvindt in de woning van de vraagouder. Voorafgaan aan deze inspectie controleert de gemeente of de aanvraag volledig is.

2.9 Voorziening niet in exploitatie

Als op een geregistreerde voorziening geen opvang meer wordt geboden dan wordt deze voorziening uit het LRK uitgeschreven. Dit gebeurt op grond van artikel 8, lid 1a, van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang. Aan een uitschrijving uit het register gaat altijd een voornemen tot uitschrijving vooraf. De houder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een zienswijze te dienen op de voorgenomen uitschrijving.

Wanneer bij een gastouderopvang sprake is van tijdelijke onderbreking (bijvoorbeeld door ziekte of zwangerschap van de gastouder), waarbij een duidelijk perspectief is op het binnen afzienbare tijd hervatten van de opvang, kan de registratie gehandhaafd blijven. Dit is ter beoordeling aan de gemeente.

2.10 Herstelaanbod

De gemeente en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en de gemeente hoeft minder handhaving in te zetten.

Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld.

Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

2.11 Schriftelijk bevel

Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 (zeven) dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen enbinnen welke termijn dit dient te gebeuren.

De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlening van het schriftelijk bevel) te nemen.

2.12 Flexibel toezicht

Gemeenten en toezichthouders krijgen vanaf 1 januari 2022 de mogelijkheid om kinderopvanglocaties flexibel te inspecteren. Daardoor hoeven zij minder verplichte inspectiepunten te doorlopen en is er meer ruimte voor uitgebreider of diepgaander onderzoek. Dit helpt tegen de voorspelbaarheid van het toezicht en

biedt meer ruimte tot (risicogericht) maatwerk. Door de flexibilisering van het toezicht kan het toezicht gerichter worden ingezet, verbetert de effectiviteit van het toezicht en daarmee kan het een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de kinderopvang. Wel blijven er drie punten verplicht om standaard te toetsen, namelijk:

  • -

    de aanwezigheid van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) en de correcte inschrijving in het Personenregister kinderopvang

  • -

    of er (indien hier sprake van is) wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot voorschoolse educatie (VE) en

  • -

    het toezicht op – en in gesprek gaan over – de pedagogische kwaliteit. Vanaf 1 januari 2024 zijn gemeenten verplicht om te werken met het flexibel toezicht. Met de GGD is afgestemd om vooruitlopend hierop in te zetten op het flexibel toezicht.

3. Handhaving kinderopvang

De kwaliteitseisen waaraan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau of gastouderopvang moet voldoen worden geregeld in de Wko en bijbehorende wetgeving zoals genoemd in hoofdstuk 1. Het ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang’ en het afwegingsoverzicht (bijlage 1) geven hier verder vorm aan.

Handhaving is maatwerk en wordt, met dit beleid als uitgangspunt, in elke situatie apart afgewogen. Proportionaliteit is daarbij van belang. Hierdoor zijn niet automatisch alle hierna genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens wordt afgewogen of toepassing in dit geval proportioneel is. Het college kan in alle gevallen gemotiveerd afwijken van het GGD advies.

3.1 Sancties

Binnen handhaving worden twee verschillende typen sancties onderscheiden, te weten herstellende en bestraffende sancties. Beide bestaan naast elkaar en kunnen daarom tegelijkertijd worden opgelegd. De verschillende sancties worden nader beschreven in de bijlage ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Uithoorn’ en in de algemene toelichting. Hieronder volgt een korte opsomming van de verschillende sancties.

Herstellende sancties

Het college kan op grond van de Wko en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de volgende herstellende sancties opleggen:

  • -

    schriftelijke aanwijzing;

  • -

    last onder dwangsom

  • -

    last onder bestuursdwang;

  • -

    exploitatieverbod, en;

  • -

    verwijdering uit het LRK.

De GGD kan bij constatering van een ernstige tekortkoming een herstellende sanctie opleggen, namelijk een schriftelijk bevel.

Het schriftelijk bevel is een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD toezichthouder direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. De toezichthouder geeft een bevel indien zij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van tekortkomingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet sprake van zijn. De inzet van dit middel wordt door de toezichthouderbepaald en niet door het college. Daarom wordt deze sanctie niet nader genoemd.

Bestraffende sancties

Op grond van de Wko kan het college als bestraffende sanctie opleggen:

  • -

    bestuurlijke boete.

3.2 Overige handhavingsacties

De gemeente kan ervoor kiezen om bij de start van het handhavingstraject gebruik te maken van een schriftelijke waarschuwing, die wel onderdeel is van het handhavingstraject meer geen juridische gevolgen heeft.

Schriftelijke waarschuwing

Bij lichte tekortkomingen kan de gemeente ervoor kiezen om voorafgaand aan het opleggen van een sanctie een schriftelijke waarschuwing te geven aan de houder. Hierin wordt de houder erop gewezen, dat een tekortkoming is geconstateerd en wordt hij verzocht deze tekortkoming binnen een gestelde termijn te herstellen. Over het algemeen kan gesteld worden, dat een gemeente bij lichte tekortkomingen eerder gebruik zal maken van een schriftelijke waarschuwing dan bij zwaardere of herhaalde tekortkomingen.

3.3 Handhaving na herstelaanbod

Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de tekortkomingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn. Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is (uitgevoerd), of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.

Na herstelaanbod heeft de toezichthouder geconstateerd dat de tekortkoming is verholpen. Bij bepaalde tekortkomingen is er gezien de aard van de tekortkoming meer risico op herhaling dan bij nadere tekortkomingen. Daarom zal de gemeente in deze gevallen ook (herstellend) handhaving ter voorkoming van herhaling.

Als de tekortkoming na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.

4. Inwerkingtreding en communicatie

Het ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang Uithoorn 2023’ wordt na vaststelling door het college bekend gemaakt via publicatie in het (elektronisch) gemeenteblad.

Het ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang Uithoorn 2023’ treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

Met de inwerkingtreding van dit ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang Uithoorn 2023’ komt het ‘Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang Gemeente Uithoorn 2011’ te vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn van 6 september 2024.

De houders van kinderopvangvoorzieningen in de gemeente Uithoorn worden per e-mail op de hoogte gebracht van het aangepaste beleid en beleidsregels.

5. Slotbepalingen

Onder bijzondere omstandigheden kan het college gemotiveerd afwijken van dit beleid.

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Toezicht en handhavingsbeleid kinderopvang 2023’ en treden in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2023.

Bijlage 1 – Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Uithoorn

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 – Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de toezicht en handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regels.

Artikel 2- Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoek de naleving van deze kwaliteiten en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Uithoorn wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd worden voor de prioritering, de hoogte van de bestuurlijke boete en de hoogte van de last onder dwangsom per domein de kwaliteitseis geclusterd weergegeven.

Artikel 3 – Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    informeel middel zoals een waarschuwing;

  • b.

    op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

  • c.

    bestraffende sanctie.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 – Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de tekortkoming(en) en voorkoming van herhaling hiervan.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      Stap 1: aanwijzing

    • b.

      Stap 2: last onder dwangsom/ last onder bestuursdwang

    • c.

      Stap 3: exploitatieverbod

    • d.

      Stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang

  • 3.

    Indien de overtreding of de handhavingsgeschiedenis op deze tekortkoming hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van herstellend traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is maximaal 6 weken zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Indien de overtreding hiertoe aanleiding heeft kan het college besluiten de hersteltermijn te wijzigen.

  • 5.

    In afwijking van het vorige lid, is de hersteltermijn voor het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) maximaal 2 weken, m.u.v. personen in het personenregister.

Artikel 5 – Verwijdering registratie

Indien het ingezette traject tot herstel niet heeft geleid tot beëindiging van de overtreding(en) kan overgegaan worden tot het intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang (stap 4). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie geschiedt door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46, lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 – Bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Indien de houder een aanwijzing onderscheidenlijk een bevel als bedoeld in artikel 1.65 van de Wet kinderopvang of een vordering tot medewerking als bedoel in artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht niet nakomt dan wel handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 1.66 van de voormelde wet kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 45.000, -.

  • 2.

    Bij een bestraffend traject bestraffen we de overtreding. Het gaat hierbij niet om het herstel van de overtreding. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang).

  • 3.

    Bij het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete spelen prioriteit van de overtreding, het verloop van het hersteltraject en de handhavingsgeschiedenis een rol.

  • 4.

    Een bestuurlijke boete kan separaat aan een hersteltraject worden opgelegd.

Artikel 7 – Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle tekortkomingen het boetebedrag dat is opgenomen in het als bijlage toegevoegde afwegingsoverzicht als uitganspunt genomen.

  • 2.

    Het onder het eerste lid genoemde boetebedrag wordt opgelegd per overtreden voorwaarde zoals opgenomen in het desbetreffende domein.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen onder het eerste lid is vermeld, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang, dat het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht met 0.5 wordt vermenigvuldigd. Dit met uitzondering van de specifiek op gastouders betrekking hebbende boetebedragen.

Artikel 8 – Recidive/verzwaring

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijk norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere tekortkomingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 9 – Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 – Samenloop

De totale boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere tekortkomingen, uit de som van de per overtreding berekend boetebedragen.

Hoofdstuk 4 Uitzonderingssituatie

Artikel 11 – Afwijking van hersteltermijnen

Van de hersteltermijnen in artikel 4, vierde lid, kan gemotiveerd worden afgeweken door het college.

Bijlage 2 - Toelichting

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden:

Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, lid 1 , Wet kinderopvang)

Het college van burgemeester en wethouderhouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is voor alle tekortkomingen 6 weken, met uitzondering van de verklaring omtrent het gedrag. Hiervoor geldt een hersteltermijn van 2 weken.

  • 2.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    Een last onder dwangsom kan meerdere keren worden opgelegd voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend handhavingstraject te zetten.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden of om deze beëindigd te houden.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens.

    In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurt.

  • Per constatering van een overtreding.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurt elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

  • Per periode dat de last wordt overtreden.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeelt of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurt of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende tekortkomingen opgelegd. Dat zijn tekortkomingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden, zoals dat bijvoorbeeld bij een beleidsdocument het geval kan zijn.

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.55 Wet kinderopvang)

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

De gemeente kan een houder in de volgende gevallen een exploitatie verbod op leggen:

  • -

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is);

  • -

    als een kindcentrum, gastouderbureau of gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

Stap 4: Intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en verwijderen van de registratie uit het landelijk register kinderopvang (artikel 1.47a, lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8, lid 1a Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang)

In het kader van handhaving kan het college de toestemming tot exploitatie intrekken en de registratie van een voorziening verwijderen uit het landelijk register kinderopvang. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • 1.

    indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • 2.

    indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 Wet kinderopvang gegeven voorschriften;

  • 3.

    indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet gemelde opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject (bestuurlijke boete)

Een bestuurlijke boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.

Een boete kan door de gemeente worden opgelegd bij:

  • -

    Het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante regelgeving;

  • -

    Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing;

  • -

    Niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder;

  • -

    Het starten van de exploitatie, voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie.

  • -

    Het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens;

  • -

    Het overtreden van een exploitatieverbod.

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding/ het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal €45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. De gemeente hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

  • 1.

    Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 2.

    Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving.

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk de ernst van het feit de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

De gemeente kan de bestuurlijke boete verhogen wanneer hier aanleiding toe is. Hier is sprake van onder meer door recidive door:

  • -

    Herhaling van dezelfde overreding op dezelfde voorziening binnen drie jaar;

  • -

    Een overtreding binnen hetzelfde domein binnen twee jaar;

  • -

    Een overtreding van de kwaliteitseisen bij een van de vestigingen van dehouder binnen de gemeente binnen een periode van twee jaar.

Bijlage 3 - Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet -en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Artikel 3

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht o herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging. Naast de bestraffende sanctie (i.c. een bestuurlijke boete) kan ook een herstelsanctie worden opgelegd.

Artikel 4

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de Algemene toelichting op hoofdstuk 2 Herstellend traject.

Artikel 5

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of gastouderopvang, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

Artikel 6

  • 1.

    Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.

  • 2.

    De tekortkomingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van tekortkomingen met een hoge prioriteit maakt het college eerder gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen dan bij tekortkomingen met een gemiddelde of lage prioriteit. Ook speelt bij de overweging tot het opleggen van een bestuurlijke boete mee, of de houder aantoonbaar inspanningen verricht om de overtreding op te heffen. Tot slot speelt een rol, welke tekortkomingen in het verleden zijn geconstateerd en in welke mate inspanningen zijn verricht om deze tekortkomingen op te lossen. Uit het afwegingsoverzicht blijkt, dat het college ook een bestuurlijke boete kan opleggen bij overtreding van een norm zoals genoemd onder ‘overige tekortkomingen. Deze overige tekortkomingen betreffen:

    • -

      het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wet kinderopvang,

    • -

      de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht,

    • -

      het exploiteren in strijd met artikel 1.45 van de Wet kinderopvang

    • -

      het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 van de Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van Wet kinderopvang.

Artikel 7

  • 1.

    In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid te aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding.

    Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige tekortkomingen een lage(re) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

    Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling

    Prioritering

    Boetebedrag

    Hoog

    € 1.000,- tot€ 8.000,-

    Gemiddeld

    € 750,- tot € 3.000,-

    Laag

    Maximaal tot € 1.500,-

    Uitzonderingen hierop zijn:

    • -

      In geval van overtreding van de artikelen 1.66, en 1.45 Wet kinderopvang is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze tekortkomingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

    • -

      Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit, strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van de ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrijft, belet, belemmert of verijdelt wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”. Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor tekortkomingen van de tweede categorie.

  • 2.

    Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseisen is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

    Het voorgaande laat onverlet dat het college op rond van artikel 5:46, tweede lid, van de algemeen wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten waarbij hetcollege zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de tekortkomingen geobjectiveerd.

Artikel 8 Recidive/verzwaring

  • 1.

    Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.

    Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

  • 2.

    Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 (twee) maal het in het afwegingvoerzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zicht.

Artikel 11 Afwijking van hersteltermijnen

Van de hersteltermijnen, zoals genoemd in artikel4, vijfde lid, van de Beleidsregels kan worden afgeweken. Indien de houder wel zichtbaar inspanningen pleegt om de overtreding(en) op te heffen maar hier, door niet hem te wijten externe omstandigheden, meer tijd voor nodig heeft, kan de termijn worden verbreed. Hier kan in beginsel slechts sprake van zijn in bijzondere omstandigheden.

Bijlage 4 – Begripsomschrijvingen

In dit beleid wordt verstaan onder:

  • o

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • o

    Besluit go: Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • o

    Besluit ko: Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • o

    Besluit registers: Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang;

  • o

    Besluit ve: Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • o

    gob: gastouderbureau;

  • o

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert;

  • o

    lvhO: Inspectie voor het Onderwijs

  • o

    kindercentrum:

    • bso: kindercentrum voor buitenschoolse opvang;

    • kdv: kindercentrum voor dagopvang (kinderdagverblijf)

  • o

    lrk: landelijk register kinderopvang;

  • o

    onverwijld: maximaal 4 weken bij een wijziging als bedoeld in artikel 1.47, lid 1, Wko;

  • o

    prk: personenregister kinderopvang;

  • o

    Regeling ehbo: Regeling aanwijzing geregistreerde certificaten voor kinderopvang inzake met goed […] afgesloten onderricht verlenen van eerste hulp aan kinderen;

  • o

    Regeling go: Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

  • o

    Regeling Wko: Regeling Wet kinderopvang;

  • o

    Tekortkoming(en): Overtreding(en);

  • o

    ve: voorschoolse educatie;

  • o

    vgo: voorziening voor gastouderopvang;

  • o

    vog: verklaring omtrent het gedrag;

  • o

    Wko: Wet kinderopvang.

Bijlage 5 - Afwegingsoverzicht

Overtreding (tekortkoming)

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

KINDERCENTRA (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang)

Registratie

Een kindercentrum is in exploitatie zonder dat uit onderzoek is gebleken dat dit zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Wko 1.45, lid 3 (dag,bso)

Hoog

€ 20.750

Wijzigingen

De houder doet van een wijziging in aangewezen gegevens niet onverwijld mededeling aan het college.

Wko 1.47, lid 1 (dag, bso)

Besluit lrk 7, lid 2 en 5,

lid 1 en 2 (dag, bso)

Hoog

€ 1.000

Administratie

Kinderopvang geschiedt niet op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Wko 1.52, lid bso)

1 (dag,

Gemiddeld

€ 500

per overeenkomst

De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wko 11, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 8.000

De administratie is niet compleet.

Regeling Wko 11, lid 2 (dag, bso)

Hoog

€ 500

per onderdeel

Pedagogisch klimaat / praktijk

Het kindercentrum beschikt niet over een pedagogisch beleidsplan.

De houder draagt er geen zorg voor dat conform het plan wordt gehandeld.

De houder geeft geen uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat ve betreft.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 3, lid 1 (dag),12, lid 1 (bso)

Besluit ve 4a, lid 2 (ve)

Hoog

Hoog

€ 3.000

€ 2.000

Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 3, lid 2 en 3 (dag), 12, lid 2 en 3 (bso)

Besluit ve 4a, lid 1 (ve)

Gemiddeld

€ 500

per onderdeel

De houder evalueert het pedagogisch beleidsplan niet jaarlijks en stelt deze niet zo nodig bij.

Besluit ve 4a, lid 2 (ve)

Gemiddeld

€2.000

De houder draagt geen zorg voor verantwoorde kinderopvang.

Wko 1.49, lid 1 en 1.50, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 10.000

De houder houdt geen rekening met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden.

Besluit ko 2 (dag),11 (bso)

Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie omvat minder dan 10 uur per week.

Besluit ve 2 (ve)

Hoog

€ 2.000

Voor de voorschoolse educatie wordt geen programma gebruikt.

Besluit ve 5 (ve)

Hoog

€ 3.000

Personeel en groepen/ Opleidingseisen en eisen aan de inzetvan beroepskrachten in opleiding stagiaires

Een vog-plichtige:

  • -

    is niet in het bezit van een geldige vog; of

voor zover het natuurlijke personen betreft

  • -

    is niet ingeschreven in het prk; of

  • -

    is niet gekoppeld aan de houder in het prk.

Een persoon die niet voldoet aan de vog/prk-eisen heeft zijn werkzaamheden aangevangen.

Wko 1.50, lid 3 en 4 en

1.48d, lid 2 en 3 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

per persoon

De houder overlegt niet (tijdig) opnieuw zijn geldige vog, op verzoek van de toezichthouder.

Wko 1.50, lid bso) 6 (dag, bso)

Hoog

€3.000

De houder verlangt niet dat een vog-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige vog overlegt.

Wko 1.50, lid bso) 7 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder overlegt niet (tijdig) de geldige vog van een persoon van 12 jaar of ouder, op verzoek van de toezichthouder.

Wko 1.50, lid 8 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

Een beroepskracht of een pedagogisch beleidsmedewerker beschikt niet over een passende opleiding.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 6, lid 1 en 3 (dag), 15, lid 1 en 3 (bso)

Regeling Wko 7, lid 1 en 2 (dag),9a, lid 1 en 3 (bso)

Hoog

€ 3.000

Een beroepskracht meertalige bso beschikt niet over:

  • -

    een passende opleiding; of

  • -

    beheerst niet aantoonbaar ten minste niveau B2 voor gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken vande Duitse, Engelse of Franse taal.

Besluit ve 4, lid 1, 2, 3 en 3a (ve)

Regeling Wko 10c (ve)

Hoog

€3.000

Een beroepskracht ve:

  • -

    beschikt niet overeen passende opleiding; of

  • -

    beheerst niet aantoonbaar ten minste niveau 3F voor mondelinge taalvaardigheid en lezen.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 8 (dag), 16, lid 7 (bso)

Hoog

€3.000

De inzet van een beroepskracht in opleiding of stagiair geschiedt niet overeenkomstig de cao.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 8 (dag),

16, lid 7 (bso)

Hoog

Hoog

€ 1.000

€3.000

Meer dan 1/3 van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op het kindercentrum bestaat uit beroepskrachten in opleiding of stagiairs.

Bij de inzet van een beroepskracht in opleiding of stagiair is geen rekening gehouden met de opleidingsfase.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 8 (dag), 16, lid 7 (bso)

Hoog

€3.000

De houder stelt niet jaarlijks voor elke locatie een opleidingsplan vast.

De houder geeft geen uitvoering aan het plan.

Het plan is niet compleet.

De houder evalueert het plan niet jaarlijks en stelt deze niet zo nodig bij.

Besluit ve 4, lid 4 (ve)

Gemiddeld

Gemiddeld

€ 1.000

€ 500

per onderdeel

Aantal beroepskrachten

De beroepskracht-kindratio wordt niet nageleefd.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 1, 2, 4

en 7 (dag),16, lid 1, 2

en 4 (bso)

Besluit ve 3, lid1 (ve)

Hoog

€ 5.000 (dag)

€ 2.500 (bso)

De houder informeert ouders niet over de tijden waaropwel en niet wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 3, lid 4 (dag),

12,lid 4 (bso)

Gemiddeld

€ 500

Er is geen volwassene beschikbaar in geval van een calamiteit.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Hoog

Hoog

De houder informeert zijn personeel niet over de naam en het telefoonnummer van deze persoon.

Besluit ko 7, lid 5 (dag),

16,lid 5 (bso)

Er is ter ondersteuning van de beroepskracht niet ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 5 (dag),

16, lid 5 (bso)

Hoog

Hoog

Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

De houder heeft het minimaal aantal uren waarvoor hij jaarlijks pedagogisch beleidsmedewerkers inzet, niet afgestemd op het aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal kindercentra dat hij exploiteert.

Wko 1.50, lid 1

Besluit ko 8, lid 1 en 2

(dag), 17, lid 1 en 2 (bso)

Hoog

€ 2.000

De houder bepaalt de wijze waarop hij de uren (waarvoor hij pedagogisch beleidsmedewerkers inzet) verdeelt over zijn kindercentra, niet jaarlijks.

Wko 1.50, lid 1

Besluit ko 8, lid 1 en 2

(dag), 17, lid 1 en 2 (bso)

Hoog

€ 2.000

De houder legt de verdeling niet schriftelijk vast.

De verdeling van de uren is niet zodanig dat iedere beroepskracht jaarlijks coaching ontvangt.

Stabiliteit van de opvangvoor kinderen

De opvang vindt niet plaats in stam- of basisgroepen.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 4.000 (dag)

€ 2.000 (bso)

Een kind wordt opgevangen in meer dan éénstamgroep.

Besluit ko 9, lid 1 (dag),

18, lid 1 (bso)

De maximale (ve) groepsgrootte wordt overschreden.

Besluit ve 3, lid 2 (ve)

 

€ 3.000

De houder informeert de ouders en het kind niet over de stamgroep en de toegewezen beroepskrachten.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 4 (dag)

.

Gemiddeld

€ 1.000

Aan een kind zijn teveel vaste beroepskrachten toegewezen.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 4 (dag)

Hoog

€ 3.000

Van een kind is geen vaste beroepskracht werkzaam op de stamgroep.

Een kind maaktgedurende de week gebruik van meer dan twee verschillende stamgroepruimtes.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 6 (dag)

Gemiddeld

€ 2.000

Een kind maaktgedurende de week gebruik van meer dan twee verschillende stamgroepruimtes.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 9, lid 11

(dag), 18, lid 5 (bso)

Gemiddeld

Gemiddeld

€ 1.000

€ 500

Gebruik van de voorgeschreven taal

De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Wko 1.55, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder heeft geen gedragscode vastgesteld of hier wordt niet naar gehandeld.

Wko 1.55, lid 2 dag, bso)

Hoog

€ 2.000

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder heeft geen veiligheids- en gezondheidsbeleid.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder draagt er geen zorg voor dat conform het beleid wordt gehandeld.

Besluit ko 4, lid 1 (dag),

13, lid 1 (bso)

Hoog

€ 2.000

De houder heeft het beleid niet schriftelijk vastgelegd.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder houdt het beleid niet actueel.

Besluit ko 4, lid 2 (dag),

13,lid 2 (bso)

Hoog

€ 2.000

Het beleid is niet compleet.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 3, 4

(dag), 13, lid 3 (bso)

Gemiddeld

€ 50

per onderdeel

Er is niet te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Wko 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 5 (dag),

13, lid 4 (bso)

Regeling Wko 8 (dag), 9b (bso)

Regeling ehbo1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder heeft voor het personeel geen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld.

In de meldcode is niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan.

De meldcode draagt niet bij aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Wko1.51a, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€3.000

De meldcode is niet compleet.

Wko 1.51a, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 5, lid 1 en 2

(dag), 14, lid 1 en 2 (bso)

Hoog

€ 500

peronderdeel

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode niet.

Wko 1.51a, lid 4 (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

De houder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat een personeelslid zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijfof mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wko 1.51b, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar, nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

De houder stelt de deskundige niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Wko 1.51b, lid 2 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven niet.

Wko 1.51b, lid 5

en1.51c, lid 3 (dag,bso)

Hoog

€2.000

Accommodatie

De binnen- of buitenruimtes zijn niet:

  • -

    veilig;

  • -

    toegankelijk;

  • -

    passend ingericht.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10,lid 1

(dag), 19, lid 1 (bso)

Hoog

€ 3.000

Een stamgroep beschikt niet over een afzonderlijke vaste stamgroepruimte.

Per aanwezig kind is niet ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 2

(dag), 19, lid 2 (bso)

Hoog Hoog

Hoog Hoog

Per aanwezig kind is niet ten minste 3m2 vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

De buitenspeelruimte is niet aangrenzend (dag).

De buitenspeelruimte is niet in de directe nabijheid van het kindercentrum en veilig bereikbaar (bso).

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10,lid 3

(dag), 19, lid 3 (bso)

Hoog Gemiddeld

€ 2.000

€1.000

Het kindercentrum beschikt niet over een afzonderlijke slaapruimte.

Wko1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 4 (dag)

Hoog

Hoog

Ouderrecht

 
 
 

De houder informeert de ouders en een ieder die daar om verzoekt niet over het te voeren beleid als bedoeld in paragraaf 2 ‘Eisen’ van de Wko.

Wko 1.54, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

De houder informeert ouders en personeel niet (juist) over het inspectierapport.

Wko 1.54, lid 2 en 3 (dag, bso)

Gemiddeld

€1.000

Oudercommissie

Er is geen oudercommissie ingesteld.

De houder spant zich niet voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Wko1.58, lid 1 en 2 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

De houder betrekt ouders niet voldoende.

De houder biedt ouders niet de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Wko 1.58, lid 1 en 2 (dag, bso)

Gemiddeld

€1.000

De oudercommissie voldoet niet aan de eisen.

Wko1.58, lid 4, 5 en 6 (dag, bso)

Gemiddeld

€1.000

De houder heeft geen reglement oudercommissie vastgesteld.

Wko1.59, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 500

Het reglement voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.59, lid 2, 3, 4 en

5 (dag, bso)

Laag

€ 500

Klachten en geschillen

De houder treft voor bepaalde zaken geen klachtenregeling voor ouders.

Wko 1.57b, lid 1 (dag, bso)

 

€ 1.000

De klachtenregeling is niet schriftelijk vastgelegd.

De klachtenregeling is niet compleet.

Wko1.57b, lid 2 (dag, bso)

 

€ 1.000

€ 500

per onderdeel

De houder brengt de klachtenregeling of wijzigingen hiervan niet onder de aandacht van ouders.

De houder handelt niet overeenkomstig de klachtenregeling.

Wko 1.57b,lid 3 (dag, bso)

 

€ 1.000

De houder draagt geen zorg voor een jaarlijks klachtenverslag.

Het klachtenverslag is niet compleet.

Wko1.57b, lid 4 (dag, bso)

Regeling Wko 11h (dag, bso)

Laag

€500

Het klachtenverslag voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.57b,lid 5 en 6 (dag, bso)

Laag

€ 500

De houder zendt het klachtenverslag niet tijdig aan de toezichthouder en brengt het niet gelijktijdig (juist) onder de aandacht van de ouders.

Wko1.65, lid 5 (dag, bso)

Awb5:20 (dag, bso)

Laag

€ 500

De houder is niet aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Wko 1.57c, lid 1 (dag, bso)

 

€ 1.000

De houder brengt de geschillencommissie niet (juist) onder de aandacht van ouders.

Wko 1.57c, lid 2 (dag, bso)

 

€1.000

Overig

De houder komt een:

  • -

    aanwijzing;

  • -

    bevel;

  • -

    vordering tot medewerking;

niet na.

Wko1.65, lid 5 (dag, bso)

Awb 5:20 (dag, bso)

Hoog

€ 4.150

De houder exploiteert een kindercentrum, ondanks een verbod hiertoe.

Wko 1.66 (dag,bso)

Hoog

€ 20.750

Overtreding (tekortkoming)

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

GASTOUDERBUREAU EN VOORZIENINGEN VOOR GASTOUDEROPVANG

Registratie

Een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang is in exploitatie zonder dat uit onderzoek is gebleken dat dit zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Wko1.45, lid 3 (gob, vgo)

Hoog

€ 20.750

Wijzigingen

De houder doet van een wijziging in aangewezen gegevens niet onverwijld mededeling aan het college.

Wko 1.56,lid 4 (gob) Regeling Wko 11b en 11e (gob)

Hoog

€ 1.000

Administratie

Kinderopvang geschiedt niet op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Regeling Wko 11, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 500

per overeenkomst

De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wko 11, lid 1 (gob)

Hoog

€ 8.000

De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wko 11, lid 2

en 3 (gob)

Besluit go 7, lid 4 (gob)

Hoog

€ 500

per onderdeel

Pedagogisch beleid/ praktijk

De houder stelt geen pedagogisch beleidsplan vast.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Besluit go 11, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Besluit go 11, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 500

per onderdeel

De houder informeert de vraagouder niet over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

Regeling go 12a, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De gastouder handelt niet overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 16 (vgo)

Hoog

€2.000

De houder draagt geen zorg voor het tot stand brengen en begeleiden van verantwoorde gastouderopvang.

Wko 1.49, lid 3 en 1.56b, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 10.000

De gastouder biedt geen verantwoorde gastouderopvang.

Wko 1.49,lid 3 en 1.56b, lid 1 (vgo)

Hoog

€1.000

Personeel en eisen aan gastouder

Een vog-plichtige:

  • -

    is niet in het bezit van een geldige vog; of voor zover het natuurlijke personen betreft

  • -

    is niet ingeschreven in het prk; of

  • -

    is niet gekoppeld aan de houder in het prk.

Een persoon die niet voldoet aan de vog/prk-eisen heeft zijn werkzaamheden aangevangen.

Wko 1.56, lid 3 en 1,50,

lid 3 en 4 (gob), 1.56b, lid 3 (vgo) en 1.48d, lid 2(gob, vgo) en 3(gob)

Hoog

€ 3.000

per persoon

De houder overlegt niet (tijdig) opnieuw zijngeldige vog, op verzoek van de toezichthouder.

Wko 1.56,lid 3 en1.50, lid 8 (gob) en 1.56b, lid 7 (vgo)

Hoog

€ 3.000

De houder verlangt niet dat een vog-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige vog overlegt.

Wko 1.56,lid 3 en1.50, lid 8 (gob) en 1.56b, lid 7 (vgo)

Hoog

€ 3.000

De houder verlangt niet dat een vog-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige vog overlegt.

Wko 1.56,lid 3 en1.50, lid 8 (gob) en 1.56b, lid 7 (vgo)

Hoog

€ 3.000

Deskundigheid gastouder

De gastouder beschikt niet over een passende beroepskwalificatie.

Wko 1.56, lid 1 (gob) en 1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 13, lid 1 onder a en 2 (vgo) Regeling Wko 10, lid 1

en 2, 10a,lid 1 en 2, 10b, lid 1 en 2(vgo)

Hoog

€ 3.000

De gastouder is niet in het bezit van een geldige kwalificatie voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 13, lid 1 onder b en 3 (vgo) Regeling Wko 10d (vgo) Regeling ehbo 1 (vgo)

Hoog

€ 3.000

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Wko 1.55, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Wko1.55, lid 1 (vgo)

Hoog

€2.000

Eisen aan ruimtes

Het opvangadres beschikt niet over voldoende speelruimte.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder a (vgo)

Hoog

€ 300

De voorziening voor gastouderopvang beschikt niet over voldoende buitenspeelmogelijkheden.

Wko 1.56b,lid 1 (vgo) Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder b (vgo)

Hoog

€300

De binnen-of buitenruimtes zijn niet:

  • -

    veilig;

  • -

    toegankelijk;

  • -

    passend ingericht.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

De voorziening voor gastouderopvang is niet voorzien van rookmelders die voldoen aan de eisen.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo) Regeling go 14, lid 1 onder c (vgo)

Hoog

€ 200

De voorziening voor gastouderopvang is niet altijd rookvrij.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo) Regeling go 14, lid 1 onder d (vgo)

Hoog

€ 200

Het opvangadres beschikt niet over voldoende (afzonderlijke) slaapruimte.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder a (vgo)

Hoog

€ 300

De eisen aan ruimtes waar gastouderopvang plaatsvindt, worden niet jaarlijks door de houder getoetst op naleving tijdens een bezoek aan de voorziening voor gastouderopvang.

Wko 1.56,lid 1 (gob)

Regeling go 14, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

per vgo

Groepssamenstelling

De maximale groepsgrootte wordt niet afgestemd op de leeftijd van de opvangkinderen.

Bij een gastouder worden meer dan 6 kinderen gelijktijdig opgevangen.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 14, lid 1 (vgo)

Regeling go 13, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

De houder draagt er geen zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld of de samenstelling van de groep opvangkinderen verantwoord is.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11b, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

Veiligheid en gezondheid

De houder voert geen beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

De houder legt niet in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich brengt.

Wko 1.51(gob)

Besluit go 7, lid 1 (gob)

Hoog

€3.000

De houder inventariseert niet samen met de gastouder jaarlijks de veiligheids- en gezondheidsrisico’s die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes met zich brengt.

De houder draagt er geen zorg voor dat daartoe elk opvangadres ten minste een keer per jaar wordt bezocht door een bemiddelingsmedewerker werkzaam bij het gastouderbureau.

Wko1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 2 (gob)

Hoog

€2.000

De risico-inventarisatie is niet compleet.

Wko 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 3 en 5 (gob)

Regeling go 11, lid 1, 3 en 4 (gob, vgo)

Gemiddeld

€ 500

per onderdeel

De gastouder neemt de risico-inventarisatie niet in acht.

Wko 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 3 en 5 (gob)

Regeling go 11, lid 1, 3 en 4 (gob, vgo)

Hoog

€ 200

De risico-inventarisatie is niet inzichtelijk voor vraagouders.

Besluit go 7, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

Er is geen ondertekend origineel van de risico- inventarisatie bij de voorziening voor gastouderopvang aanwezig.

Besluit go 12, lid 1 (vgo)

Regeling go 11, lid 1 (vgo)

Gemiddeld

€ 100

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder heeft voor de gastouders geen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld.

In de meldcode is niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan.

De meldcode draagt niet bij aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Wko1.51a, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

De meldcode is niet compleet.

Wko1.51a, lid 4 (gob)

Gemiddeld

€ 500

per onderdeel

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode niet.

Wko1.51b, lid 1 (gob)

Hoog

€ 2.000

De houder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat:

  • -

    een personeelslid; of

  • -

    een gastouder; of

  • -

    een meerderjarige als bedoeld in artikel 1.56b, lid 3, Wko

zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

 

Hoog

€ 3.000

De houder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar, nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van eenredelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

De houder stelt de deskundige niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Wko 1.51b, lid 2 (gob)

Hoog

€ 3.000

De gastouder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat de houder (een natuurlijk persoon) zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijfof mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overlegmet een aangewezen deskundige.

Wko 1.51c, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

De gastouder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een vermoeden dat de houder zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

Wko 1.51c, lid 2 (vgo)

Hoog

€ 300

De houder bevordert de kennis en hetgebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven niet.

Wko 1.51b, lid 5 en1.51c, lid 3 (gob)

Hoog

€2.000

De gastouder leeft de meldcode niet na.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 200

Bereikbaarheid gastouder en achterwacht

De gastouder is telefonisch niet goed bereikbaar.

Wko 1.56b,lid 1 (vgo) Besluit go 12, lid 2 (vgo)

Gemiddeld

€100

De gastouder zorgt niet voor een adequate vervanging bij calamiteiten.

Wko1.56b, lid 1 (vgo) Besluit go 12, lid 2 (vgo)

Regeling go 12 (vgo)

Hoog

€ 200

Informatie

De houder informeert de ouders en een ieder die daar om verzoekt niet over het te voeren beleid als bedoeld in paragraaf 2 ‘Eisen’ van de Wko.

Wko 1.54a, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De houder informeert ouders, personeel en gastouders niet (juist) over het inspectierapport inzake zijn gastouderbureau of een aangesloten voorziening voor gastouderopvang.

Wko1.54a, lid 2 en 3 (gob)

Gemiddeld

Gemiddeld

Oudercommissie

Er is geen oudercommissie ingesteld.

De houder spant zich niet voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Wko1.58, lid 1 en 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De houder betrekt ouders niet voldoende.

De houder biedt oudersniet de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Wko 1.58, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De oudercommissie voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.58, lid 4, 5 en 6 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De oudercommissie voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.59, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 500

Het reglement voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.59, lid 2, 3, 4 en

5 (gob)

Laag

€ 500

Klachten en geschillen

De houder treft voor bepaalde zaken geen klachtenregeling voor ouders.

Wko 1.57b, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De klachtenregeling is niet schriftelijk vastgelegd.

De klachtenregeling is niet compleet.

Wko 1.57b, lid 2 (gob)

Gemiddeld

Gemiddeld

€ 1.000

€ 500

per onderdeel

De houder brengt de klachtenregeling of wijzigingen hiervan niet onder de aandacht van ouders.

De houder handelt niet overeenkomstig de klachtenregeling.

Wko1.57b, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€1.000

De houder draagt geen zorg voor een jaarlijks klachtenverslag.

Het klachtenverslag is niet compleet.

Wko 1.57b, lid 4 (gob) Regeling Wko 11h (gob)

Laag

€ 500

Het klachtenverslag voldoet niet aan de eisen.

Wko 1.57b,lid 5 en 6 (gob)

Laag

€ 500

De houder zendt het klachtenverslag niet tijdig aan de toezichthouder en brengt het niet gelijktijdig (juist) onder de aandacht van de ouders.

Wko 1.57b, lid 8 (gob)

Laag

€ 500

De houder is niet aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Wko 1.57c, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

De houder brengt de geschillencommissie niet (juist)onder de aandacht van ouders.

Wko1.57c, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€1.000

Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

De houder draagt geen zorg voor het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

Wko 1.49, lid 4 onder b (gob)

Hoog

€ 1.000

per vgo

De houderdraagt er geen zorg voor dat de volgende gesprekken plaatsvinden:

  • -

    intakegesprek met de gast- en vraagouder;

  • -

    koppelingsgesprek met gast- en vraagouder;

  • -

    voortgangsgesprek met de gastouder.

De gesprekken vinden niet plaats bij de voorziening voor gastouderopvang.

De gesprekken wordenniet gevoerd door een bemiddelingsmedewerker.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder a, b, c, d en lid 2 (gob)

Hoog

€ 1.000

per gesprek

De houder draagt er geen zorg voor dat de gastouderopvang jaarlijks mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerd.

De evaluatie wordt niet schriftelijk vastgelegd.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder e (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

per vgo

De houder draagt er geen zorg voor dat een bemiddelingsmedewerker in ieder geval twee maal per jaar de adressen bezoekt waar opvang door de gastouder plaatsvindt.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder f (gob)

Hoog

€ 1.000

per vgo

De houder maakt geen gebruik van het Burgerservicenummer van de ouder.

Wko1.56a (gob)

Laag

€500

per ouder

De houder draagt er geen zorg voor dat per gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11b, lid 2 (gob)

Hoog

€ 3.000

per vgo

De houder draagt er geen zorg voor dat het gastouderbureau goed bereikbaar is voor de vraagouder en de gastouder en verstrekt hen hierover geen informatie.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11b, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

Overtreding

De houder of gastouder komt een:

  • -

    aanwijzing;

  • -

    bevel;

  • -

    vordering tot medewerking; niet na.

Wko1.65, lid 5 (gob, vgo)

Awb 5:20 (gob, vgo)

Hoog

Hoog

De houder of gastouder exploiteert een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang, ondanks een verbod hiertoe.

Wko 1.66 (gob, vgo)

Hoog

€ 20.750


Noot
1

Hierbij kan gedacht worden aan gastouders die ingeschreven staan bij meerdere gastouderbureaus of gastouders waarbij eerder tekortkomingen zijn geconstateerd.