Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024

Geldend van 03-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel,

Gelet op artikel 1 en artikel 3, artikel 4a, artikel 6 en artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    cliënt: persoon aan wie op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), schuldhulpverlening wordt gegeven;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

  • c.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet basisregistratie personen bij de gemeente Krimpen aan den IJssel is ingeschreven;

  • d.

    saneringskrediet: schuldregelingsvorm waarbij alle schuldeisers in één keer worden afgekocht aan het begin van het traject met het saneringskrediet. Voor de cliënt blijft er daarna één schuld (het saneringskrediet) over;

  • e.

    schuldbemiddeling: alle inkomsten boven het vrij te laten bedrag (VTLB, zie onder h.) worden maandelijks gereserveerd en op afgesproken momenten betaald. Periodiek worden de inkomsten opnieuw berekend. Het bedrag dat aan schuldeisers wordt betaald kan daardoor hoger of lager uitkomen;

  • f.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • g.

    verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • h.

    VTLB (vrij te laten bedrag): het VTLB is het bedrag dat is berekend volgens de Recofa-rekenmethode waarmee mensen tijdens een schuldregeling kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud en de vaste lasten;

  • i.

    vroegsignalering: inwoners met geldzorgen in een zo vroeg mogelijk stadium bereiken en actief hulp aanbieden en zo voorkomen dat betalingsachterstanden verder oplopen en zich ontwikkelen tot een problematische schuldsituatie.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Inwoners van de gemeente Krimpen aan den IJssel kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan een verzoeker schuldhulpverlening indien het college dit noodzakelijk acht. Een verzoek kan worden geweigerd indien de noodzaak ontbreekt.

  • 2. Of het college schuldhulpverlening aanbiedt en in welke vorm het college schuldhulpverlening aanbiedt, is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per situatie. Factoren die hierbij onder meer een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard en/of hoogte van het inkomen van verzoeker;

    • b.

      aard en/of omvang van de schulden;

    • c.

      de psychosociale situatie van verzoeker;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening of van een wettelijk schuldsaneringstraject;

    • f.

      de aanwezigheid van een fraudevordering bij een bestuursorgaan.

  • 3. De gemeentelijke schuldhulpverlening bestaat uit het volgende aanbod van producten:

    • -

      preventie;

    • -

      vroegsignalering;

    • -

      informatie en advies;

    • -

      crisisinterventie;

    • -

      stabilisatie;

    • -

      duurzame financiële dienstverlening;

    • -

      budgetbeheer;

    • -

      budgetcoaching;

    • -

      betalingsregeling;

    • -

      schuldbemiddeling;

    • -

      saneringskrediet;

    • -

      afgifte verklaring ingevolge Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • -

      nazorg.

  • 4. De gedragscode en modules schuldhulpverlening van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) zijn van toepassing.

Artikel 4. Inlichtingen- en medewerkingsplicht

  • 1. Cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, of voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden niet door het college kunnen worden verkregen.

  • 2. Cliënt is verplicht om het college desgevraagd alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en tijdens het schuldhulpverleningstraject. Het gaat hierbij in ieder geval om onderstaande punten, deze opsomming is niet uitputtend:

    • a.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • b.

      op tijd betalen van de vaste lasten;

    • c.

      het zich houden aan de bepalingen van overeenkomsten schuldhulpverlening;

    • d.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en minimaliseren van uitgaven, en deze afloscapaciteit gebruiken ter afbetaling van de schulden;

    • e.

      inkomsten verwerven naar zijn volledige arbeidscapaciteit, passende arbeid aanvaarden of passende arbeid proberen te verkrijgen in de mate die redelijkerwijs van hem gevraagd kan worden.

Artikel 5. Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren, indien verzoeker geen inwoner is van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

  • 2. Het college weigert schuldhulpverlening, indien verzoeker geen rechtmatig verblijf houdt in Nederland.

  • 3. Indien minder dan achttien maanden voorafgaande aan de dag waarop het verzoek om schuldhulpverlening is ingediend, door verzoeker een traject schuldhulpverlening, dan wel een wettelijk traject schuldsanering, is doorlopen of tussentijds beëindigd, kan een (hernieuwd) verzoek schuldhulpverlening worden geweigerd, met uitzondering van het productaanbod informatie en advies.

  • 4. Het college kan schuldhulpverlening voor de duur van drie jaar weigeren indien verzoeker fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en verzoeker in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 6. Beëindigingsgronden

  • 1. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

    • a.

      de cliënt niet langer inwoner is van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • b.

      de cliënt geen rechtmatig verblijf meer heeft;

    • c.

      het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

    • d.

      de cliënt de verplichtingen, zoals benoemd in artikel 4, niet (behoorlijk) nakomt;

    • e.

      cliënt in staat is/wordt gedurende zijn traject om zijn schulden zelfstandig te regelen dan wel te beheren;

    • f.

      de geboden hulpverlening niet langer passend is gelet op de persoonlijke omstandigheden van de cliënt;

    • g.

      cliënt zich misdraagt jegens medewerkers (ambtenaren, intern en extern personeel), belast met werkzaamheden in het kader van gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2. Alvorens te besluiten tot beëindiging van de schuldschulpverlening, wordt cliënt een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de ontbrekende informatie te verstrekken of medewerking te verlenen.

Artikel 7. Afwijkende uitsluitingstermijnen

  • 1. Van de termijn in artikel 5, lid 3, kan worden afgeweken onder specifieke voorwaarden, indien:

    • a.

      iedere vorm van verwijtbaarheid ontbrak bij de eerdere weigering of beëindiging;

    • b.

      de oorzaak van een eerdere weigering of beëindiging inmiddels is weggenomen;

    • c.

      de verzoeker in een acute noodsituatie verkeert;

    • d.

      de verzoeker een positieve gedragsverandering laat zien;

    • e.

      er minderjarige kinderen in het huishouden aanwezig zijn.

  • 2. Van de termijn in artikel 5, lid 4, kan worden afgeweken onder specifieke voorwaarden, indien:

    • a.

      er geen sprake was van opzet;

    • b.

      de hoogte van de fraudevordering minder dan € 50.000,- is;

    • c.

      de verzoeker in een acute noodsituatie verkeert;

    • d.

      de verzoeker een positieve gedragsverandering laat zien;

    • e.

      er minderjarige kinderen in het huishouden aanwezig zijn.

Artikel 8. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 9. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. De Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024 treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2. De beleidsregels schuldhulpverlening uit 2020 worden per gelijke datum ingetrokken.

  • 3. Indien nog geen besluit is genomen op een verzoek schuldhulpverlening op de dag na publicatie van de Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024, zijn deze beleidsregels van toepassing op deze aanvraag.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024.

Ondertekening

Krimpen aan den IJssel, 24 september 2024.

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris,

mr. A. Boele

De burgemeester,

J.J. Luteijn

TOELICHTING BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING Krimpen aan den IJssel 2024

Algemeen

Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (verder: Wgs) van kracht. Schuldhulpverlening is een wettelijke taak van de gemeente op grond van de Wgs. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de schuldhulpverlening en stelt hierbij een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in deze Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024. Zo is het voor de burger duidelijk waaraan hij zich dient te houden en welke spelregels er zijn op het terrein van de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Schuldhulpverlening valt binnen het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor tegen

besluiten in het kader van schuldhulpverlening bezwaar en beroep mogelijk is. Daarnaast heeft het college op grond van artikel 4:84 van de Awb de mogelijkheid om af te wijken van het bepaalde in deze beleidsregels, de zogenaamde ‘inherente afwijkingsbevoegdheid’.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wgs. Een persoon die zich meldt voor schuldhulpverlening is in eerste instantie een verzoeker. Na besluit tot toelating tot schuldhulpverlening wordt deze persoon een cliënt. Bij de begripsbepaling onder h wordt de Recofa-rekenmethode genoemd. De Recofa-rekenmethode is een uniforme methode om het vrij te laten bedrag te berekenen. De methode is ontwikkeld door de Werkgroep Rekenmethode vtlb van Recofa (het landelijk overlegorgaan van rechters-commissarissen in faillissementen).

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform de Wgs is de gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk en staat in beginsel open voor iedere inwoner. Indien een zelfstandige ondernemer zich meldt voor gemeentelijke schuldhulpverlening, wordt deze persoon doorverwezen naar het Regionaal Bureau Zelfstandigen van de gemeente Rotterdam.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

Het college verleent schuldhulpverlening indien het college dit noodzakelijk acht. De noodzaak is aanwezig indien redelijkerwijs is te voorzien dat verzoeker niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.

Een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening vraagt om maatwerk. Of en in welke vorm het college schuldhulpverlening aanbiedt, hangt onder meer af van de situatie van de verzoeker, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Onder meer de factoren benoemd in lid 2 spelen een rol bij de bepaling van het aanbod schuldhulpverlening. Een van de factoren is de aanwezigheid van een fraudevordering bij een bestuursorgaan. Deze lijst met factoren is niet uitputtend. Mogelijk spelen ook andere factoren een rol, afhankelijk van de situatie.

In lid 3 is het aanbod van producten benoemd. Hiervoor is aangesloten bij de modules van de NVVK:

Preventie: het doel van preventie (van geldzorgen) is te zorgen dat mensen financieel gezond blijven door hun financiële gezondheid te bevorderen en te beschermen door het bijbrengen van kennis en vaardigheden. Ook heeft preventie tot doel geldproblemen te voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen. Preventie vindt plaats zonder uitwisseling van persoonsgegevens.

Vroegsignalering: het doel van vroegsignalering is inwoners met geldzorgen in een zo vroeg mogelijk stadium te bereiken en actief hulp aan te bieden en zo te voorkomen dat betalingsachterstanden verder oplopen en zich ontwikkelen tot een problematische schuldsituatie.

Informatie en advies: het doel van informatie en advies is inwoners zelf in staat te stellen een duurzaam financieel evenwicht te bereiken. Het kan een beroep op uitgebreidere vormen van dienstverlening overbodig maken.

Crisisinterventie: het doel van crisisinterventie is het afwenden van een bedreigende - of een andere door gemeentelijk beleid als crisis aangemerkte - situatie.

Stabilisatie: stabilisatie heeft als doel de inkomsten en uitgaven van de cliënt in evenwicht te brengen. De stabilisatie van inkomsten en uitgaven is een resultaat van werkzaamheden uit het integrale plan van aanpak. Als stabilisatie bereikt is, kan een betalingsregeling, herfinanciering of schuldregeling worden opgezet.

Een belangrijk tweede doel bij stabilisatie is om de hulpvrager hierbij schuldenrust te bieden: stress wegnemen en tijd maken voor oplossingen naar een schuldenzorgvrije toekomst.

Duurzame financiële dienstverlening (DFD): het doel van duurzame financiële dienstverlening (DFD) is om de inkomsten en uitgaven van een cliënt in evenwicht te brengen als de schulden (nog) niet duurzaam opgelost kunnen worden. DFD zorgt dat de maatschappelijke positie van de inwoner in elk geval niet verder verslechtert. Dit wordt bereikt door voor een financiële basis te zorgen, eventueel als onderdeel van een hulpverleningsketen.

Budgetbeheer: budgetbeheer zorgt ervoor dat iemand de vaste lasten op tijd betaalt en geen (nieuwe) betalingsachterstanden oploopt. Bij vaste lasten gaat het in ieder geval om woonkosten, nutsvoorzieningen en wettelijk verplichte verzekeringen.

Budgetcoaching: het doel van budgetcoaching is om iemand de financiële kennis en vaardigheden bij te brengen om zijn eigen geldzaken zelfstandig te regelen.

Betalingsregeling: het doel van de betalingsregeling is het volledig (100%) betalen van de geïnventariseerde vordering(en) in een aantal termijnen.

Schuldbemiddeling: bij schuldbemiddeling worden alle inkomsten boven het VTLB maandelijks gereserveerd en op afgesproken momenten betaald. Periodiek worden de inkomsten opnieuw berekend. Het bedrag dat aan schuldeisers wordt betaald kan daardoor hoger of lager uitkomen.

Saneringskrediet: bij een schuldsanering verstrekt de kredietbank Nederland een saneringskrediet. De schuldeisers krijgen het bedrag in een keer uitgekeerd waarmee ze akkoord zijn gegaan. Het percentage voor de schuldeisers ligt dan vast. Deze optie geeft mensen met schulden meer schuldenrust omdat ze nog maar met 1 schuldeiser te maken hebben: ze betalen het krediet in achttien maanden terug aan de gemeentelijke kredietbank.

Afgifte verklaring ingevolge Wet schuldsanering natuurlijke personen: iemand met schulden kan ook worden doorverwezen naar het wettelijke traject, de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Dat kan meestal pas aangevraagd worden als een minnelijke regeling niet lukt.

Nazorg: het doel van nazorg is om de klant ook ná een schuldregelingstraject te blijven ondersteunen bij de start van een schuldenvrij leven, zelfredzaamheid waar mogelijk verder te bevorderen én terugval waar mogelijk te voorkomen.

Indien een cliënt zich bevindt in een problematische schuldsituatie, zal de schuldhulpverlener altijd eerst een ‘saneringsrijpe’ situatie willen realiseren alvorens een schuldregeling op te zetten. Bijvoorbeeld als een cliënt psychosociale problemen heeft die mede de problematische schuldsituatie hebben veroorzaakt, zal de schuldhulpverlener eerst de cliënt moeten (laten) ‘stabiliseren’ om te voorkomen dat de situatie verergert. Ook moet de (financiële) situatie van cliënt stabiel zijn zodat de schuldhulpverlener een minnelijk traject (schuldregeling treffen tussen cliënt en schuldeisers) kan opstarten. De schuldhulpverlener heeft namelijk ook te maken met de belangen van de schuldeisers. Op het moment dat een cliënt niet stabiel is, belemmert dit de schuldregeling en de afspraken die gemaakt zijn tussen betrokken partijen.

In het voornoemde voorbeeld vindt door de schuldhulpverlener doorverwijzing plaats naar bijvoorbeeld GGZ Midden-Holland (instelling voor geestelijke gezondheidszorg), de lokale welzijnsorganisatie voor toeleiding naar beschermingsbewind of budgetbeheer. Zodra de cliënt door begeleiding van deze instanties stabiel is, zal de schuldhulpverlener een schuldregeling opzetten om de cliënt schuldenvrij te maken.

Het is van belang dat dus individueel maatwerk wordt geleverd door de schuldhulpverlenende organisatie. Dit wordt ook benadrukt in de Memorie van Toelichting van de wet. Iedere casus staat op zich en de schuldhulpverlener moet zich vergewissen van alle factoren die van invloed zijn op de schuldsituatie.

GR IJsselgemeenten, die namens gemeente Krimpen aan den IJssel de schuldhulpverlening uitvoert, is lid van de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. Aangesloten organisaties conformeren zich aan de richtlijnen van de NVVK, waaronder de gedragscode schuldhulpverlening. Ook kan een cliënt voor flankerende hulp worden doorverwezen naar een ketenpartner.

Evenredigheidsbeginsel

Bij een nadelig besluit omtrent schuldhulpverlening, bijvoorbeeld het opleggen van voorwaarden, of beëindiging van de schuldhulpverlening, moet de evenredigheidstoets worden toegepast. Het college moet tegenover het belang van de verzoeker/cliënt voor schuldhulpverlening een eigen belang bij handhaving van deze beleidsregels stellen om tot een evenwichtige belangenafweging te komen.

Bij de evenredigheidstoets moet gekeken worden naar de volgende vragen:

  • 1.

    Is het besluit geschikt voor het bereiken van het doel dat ermee wordt beoogd.

  • 2.

    Is het besluit noodzakelijk om het doel te bereiken of kan met een minder ingrijpend besluit worden volstaan?

  • 3.

    Is het besluit onder deze omstandigheden evenredig?

Er moet bij het te nemen besluit een belangenafweging worden gemaakt waarbij alle rechtstreeks betrokken belangen worden afgewogen.

Als belangen van de inwoner kunnen genoemd worden: een schuldenvrije toekomst, grip op zijn financiële situatie, de voorbeelden die nu in de toelichting vermeld worden.

Als belangen van de gemeente kunnen genoemd worden: schuldhulpverlening bieden aan hen die dit nodig hebben en er recht op hebben, geen oneigenlijk gebruik maken van schuldhulpverlening, goede besteding van gemeenschapsgeld, het college kan voor schuldhulpverlening beschikbaar budget maar een keer besteden en moet dan ook zorgvuldig omgaan met de besteding hiervan.

Artikel 4. Inlichtingen- en medewerkingsplicht

Het slagen van een schuldhulpverleningstraject behoort tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarom zijn het tijdig en volledig aanleveren van de benodigde informatie alsmede het verlenen van volledige medewerking opgenomen als verplichtingen. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot het beëindigen van schuldhulpverlening. Het bepaalde in het eerste lid is overgenomen uit artikel 6 van de Wgs. Lid twee van dit artikel is gebaseerd op artikel 7 lid 1 van de Wgs.

Artikel 5. Weigeren van schuldhulpverlening

Wanneer verzoeker geen inwoner is van de gemeente Krimpen aan den IJssel, kan het college het verzoek tot schuldhulpverlening weigeren. Het college kan hiervan afwijken wanneer verzoeker nog geen inwoner is van de gemeente Krimpen aan den IJssel, maar het wel de verwachting is dat de verzoeker zich in de gemeente Krimpen aan den IJssel zal vestigen (lid 1).

Indien een verzoeker geen rechtmatig verblijf houdt in Nederland, wordt schuldhulpverlening geweigerd (lid 2).

In lid 3 wordt een uitsluitingstermijn van maximaal achttien maanden gehanteerd in geval van een hernieuwd verzoek schuldhulpverlening.

In lid 4 wordt een uitsluitingstermijn van maximaal drie jaar gehanteerd indien eerder sprake is geweest van fraude. Hiermee wordt aangesloten bij de termijn in de wettelijke schuldsanering. Bij een verzoek tot toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) wordt getoetst of iemand in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden.

Evenredigheidsbeginsel

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3.

Artikel 6. Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt duidelijk aangegeven in welke gevallen de schuldhulpverlening kan worden beëindigd.

  • a.

    De gemeente Krimpen aan den IJssel voert de schuldhulpverlening uit jegens haar inwoners. Indien een cliënt verhuist naar een andere gemeente, kan de schuldhulpverlening worden beëindigd. De NVVK hanteert een richtlijn bij verhuizing. Dossiers blijven in principe bij de gemeente waar aanmelding van de cliënt oorspronkelijk heeft plaatsgevonden, zeker in de situatie waarin een regeling is getroffen met de schuldeisers. Als voor een cliënt een schuldregeling is opgezet en de cliënt verhuist naar een andere gemeente zal het dossier in principe hier in Krimpen aan den IJssel beheerd worden totdat de regeling afloopt of, om welke reden dan ook, wordt beëindigd. Dit wordt gedaan in overleg met de lokale schuldhulpverlening van de nieuwe gemeente. Indien een cliënt na beëindiging opnieuw een beroep wil doen op de schuldhulpverlening, dan zal hij zich moeten wenden tot het college van de nieuwe gemeente.

  • b.

    De cliënt heeft geen rechtmatig verblijf meer in Nederland. Indien cliënt niet meer in Nederland mag verblijven, bestaat er geen aanspraak meer op schuldhulpverlening.

  • c.

    Schuldhulpverlening is individueel maatwerk. In een plan van aanpak of trajectplan worden de activiteiten beschreven die nodig zijn om de problemen op te lossen. Er wordt toegewerkt naar bepaalde (traject)doelen, bijvoorbeeld een schuldenvrije situatie op enig moment en het zelfstandig kunnen omgaan met geld. Op het moment dat deze doelen zijn bereikt is schuldhulpverlening niet meer noodzakelijk en kan het worden beëindigd.

  • d.

    In een schuldhulpverleningstraject zal een cliënt altijd mee moeten werken aan de oplossing van zijn schuldsituatie. Zijn beschikbare afloscapaciteit zal hij moeten aanwenden om zijn schulden af te lossen, geheel dan wel gedeeltelijk, in ieder geval conform de regeling. Wanneer in een schuldhulpverleningstraject een betalingsakkoord wordt getroffen met de schuldeisers, dan zal over het algemeen de cliënt gedurende een periode van achttien maanden (of zelfs langer) zijn inkomsten die boven het vrij te laten bedrag liggen, zijnde de afloscapaciteit, moeten gebruiken om zijn schuldeisers af te betalen. Indien een cliënt besluit om zijn aflossingen te staken, dan is het betalingsakkoord niet langer van kracht. De schuldhulpverlening kan vervolgens worden beëindigd en schuldeisers worden in kennis gesteld van de (reden van) beëindiging. Het schuldhulpverleningstraject kan worden beëindigd indien achteraf blijkt dat de verzoeker bij zijn aanvraag onjuiste informatie heeft overgelegd en als dit bij de aanvraag bekend zou zijn geweest er een ander besluit zou zijn genomen. Bijvoorbeeld als een klant tijdens de intake ontkennend antwoord geeft op de vraag of hij in aanraking is geweest met justitie en achteraf blijkt dat dit wel het geval is geweest en nog een straf moet uitzitten.

  • e.

    Tijdens een schuldhulpverleningstraject leren cliënten ook vaardigheden om beter met geld om te kunnen gaan, bijvoorbeeld door middel van budgetcoaching. Indien blijkt dat tijdens een traject de cliënt zelf inmiddels in staat wordt geacht om zijn schulden te regelen en zijn financiën te beheren, is schuldhulpverlening niet langer noodzakelijk en kan het traject worden beëindigd. Of een onderdeel daarvan, bijvoorbeeld budgetbeheer of budgetcoaching.

  • f.

    Bij schuldhulpverlening is individueel maatwerk geboden. Persoonlijke omstandigheden kunnen echter wijzigen gedurende een schuldhulpverleningstraject. De schuldhulpverlener moet dan beoordelen of de geboden hulpverlening nog langer passend is.

  • g.

    Agressie jegens medewerkers wordt niet getolereerd. Wanneer een klant zich misdraagt, gedrag vertoont dat in het normale menselijke verkeer onacceptabel is, in welke vorm dan ook, kan de schuldhulpverlening beëindigd worden. Dit sluit aan op eerder vastgesteld (agressie)beleid op het terrein van dienstverlening werk en inkomen.

Alvorens te besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening, wordt cliënt een hersteltermijn geboden. Aan de hand van de situatie beoordeelt de schuldhulpverlener gemotiveerd de hersteltermijn. De geboden hersteltermijn is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Deze hersteltermijn wordt schriftelijk aan de cliënt kenbaar worden gemaakt.

Evenredigheidsbeginsel

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3.

Artikel 7. Afwijkende uitsluitingstermijnen

In het geval van een hernieuwde aanvraag, en in geval van fraude, kan onder specifieke omstandigheden afgeweken worden van de uitsluitingstermijnen benoemd in artikel 5, lid 3 en lid 4.

In lid 1 onder a wordt aangegeven dat in geval van een hernieuwde aanvraag kan worden afgeweken vanwege het ontbreken van iedere vorm van verwijtbaarheid bij eerdere weigering of beëindiging. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn op het moment dat een verzoeker eerder een succesvol schuldhulpverleningstraject heeft doorlopen, maar er nog een schuldeiser blijkt te zijn die zich niet eerder heeft gemeld.

In het geval van fraude spelen de factoren benoemd in artikel 7 lid 2 mee. Zoals benoemd onder a speelt mee of er sprake was van opzet. Dit wordt beoordeeld door het bestuursorgaan dat de sanctie oplegt, door het college na behandeling van het bezwaar en/of de bestuursrechter na behandeling van het beroep. Daarbij staat het onherroepelijk vast of iemand wel of niet met opzet heeft gehandeld. Daarnaast is er onder b een grensbedrag van € 50.000,- genoemd. Er is voor dit grensbedrag gekozen omdat strafvervolging in beginsel slechts plaatsvindt als het benadelingsbedrag € 50.000 of meer bedraagt.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Er kunnen zeer bijzondere gevallen zijn om van deze beleidsregels af te wijken. Bijvoorbeeld als er sprake is van een situatie waarin jonge (inwonende minderjarige) kinderen de dupe kunnen worden. Bij een dreigende situatie als woningontruiming en afsluiting van water of energie kunnen de belangen van kinderen mede een rol spelen als zij het slachtoffer dreigen te worden van de problematische schuldsituatie van hun ouders. Met dit artikel geeft het college zichzelf de ruimte om in heel bijzondere gevallen af te wijken van deze beleidsregels.

Artikel 9 en 10. Inwerkingtreding en overgangsrecht en Citeertitel

De beleidsregels treden in werking op de dag na datum publicatie in het gemeenteblad. De huidige beleidsregels worden dan ingetrokken. Indien er nog geen besluit is op een aanvraag schuldhulpverlening op de dag na publicatie van de Beleidsregels schuldhulpverlening Krimpen aan den IJssel 2024, zijn de nieuwe beleidsregels van toepassing op deze aanvraag. Dit is het geval omdat de nieuwe beleidsregels 2024 gunstiger zijn voor de inwoner, vanwege de verkorte uitsluitingstermijn voor een hernieuwde aanvraag.