Subsidieregeling positief dierenwelzijn Amsterdamse kinderboerderijen

Geldend van 03-10-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling positief dierenwelzijn Amsterdamse kinderboerderijen

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op:

  • artikel 3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam; en

  • de op 18 juni 2024 door de gemeenteraad vastgestelde Agenda Dieren 2024-2026

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling positief dierenwelzijn Amsterdamse kinderboerderijen

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt, tenzij daar in één van de hoofdstukken nadrukkelijk van wordt afgeweken, verstaan onder:

  • ASA2023: de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • kinderboerderij: een locatie opengesteld voor een zo breed mogelijk publiek met een boerderijfunctie als ontmoetingsplek die past bij het dier en gericht op activiteiten uit de natuureducatie, op sociaal-maatschappelijk gebied en recreatieve beleving. Daarbij zijn dieren cruciaal bij het kennismaken met de levende natuur, het ervaren van de natuur en de verbinding daarmee;

  • kinderboerderijdieren: dieren die aan te merken zijn als landbouwdieren en dieren die over het algemeen geschikt worden geacht als gezelschapsdier waarbij de kinderboerderijen het voorbeeld geven hoe deze dieren te houden;

  • onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties;

  • positief dierenwelzijn: het borgen van een hoge mate van materiele en immateriële tevredenheid bij kinderboerderijdieren, op een manier die strookt met de volgende zes leidende principes, zoals deze zijn omschreven door de Raad Voor Dierenaangelegenheden in haar op 18 november 2011 aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangeboden Zienswijze Dierwaardige Veehouderij.

Artikel 2 Toepasselijkheid ASA2023

De ASA2023 is van toepassing op deze regeling.

Artikel 3 Doel van deze regeling

Het doel van deze regeling is het stimuleren van het positief welzijn van kinderboerderijdieren op Amsterdamse kinderboerderijen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor pionierende maatregelen of initiatieven die leiden tot versterking van positief dierenwelzijn bij Amsterdamse kinderboerderijen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten voor het treffen van de maatregelen of het uitvoeren van de initiatieven komen in aanmerking voor subsidie, waaronder in ieder geval:

    • a.

      ureninzet van werknemers en derden;

    • b.

      vergoeding van vrijwilligers en onkosten;

    • c.

      materiaalkosten;

  • 2. Niet in aanmerking voor subsidie komt vergoeding voor door derden geleverde diensten indien het uurtarief hoger ligt dan €125,- exclusief BTW.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt niet meer dan de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten en is niet hoger dan €20.000,-

Artikel 7 De aanvrager

  • 1. De subsidie kan worden aangevraagd door

    • a.

      een kinderboerderij die gevestigd is in Amsterdam en de volgende voorwaarden voldoet:

      • i.

        is een partij in de overeenkomst ‘Positief dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen’ van 16 september 2022;

      • ii.

        geeft zichtbaar en actief uitvoering aan de overeenkomst ‘Positief dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen’, door onder andere een dierenbeleidsplan, niet ouder dan 2 jaar vanaf het moment van de aanvraag, duidelijk vindbaar op haar website te publiceren;

    • b.

      een samenwerkingsverband van verschillende partijen waaronder in ieder geval één kinderboerderij die als penvoerder optreedt zoals bedoeld onder a.

Artikel 8 Aanvraagmoment

De subsidie kan drie keer per jaar worden aangevraagd, respectievelijk in de gehele maanden februari, en juni en september van ieder jaar waarvoor een subsidieplafond geldt.

Artikel 9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt gedurende de volgende tijdvakken:

  • a.

    € 110.000 gedurende het jaar 2025;

  • b.

    € 60.000 gedurende het jaar 2026.

Artikel 10 Volgorde behandeling aanvragen en verdeelsleutel

  • 1. Alle volledige aanvragen die binnen één aanvraagtijdvak zijn ontvangen worden gelijktijdig in behandeling genomen aan het einde van het tijdvak;

  • 2. Voor iedere volledige aanvraag wordt beoordeeld of deze voldoet aan alle voorwaarden voor subsidieverlening. Aanvragen die niet binnen het aanvraagtijdvak aan de voorwaarden voldoen worden geweigerd.

  • 3. De resterende aanvragen worden door leden van het kernteam Dierenwelzijn van de directie Ruimte en Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam aan de hand van de volgende criteria ieder een aantal punten toebedeeld:

    • a.

      doet recht aan de intrinsieke waarde en de integriteit van de dieren op de kinderboerderij (max. 5 punten);

    • b.

      verbetert het voedsel- en vochtaanbod van de dieren op de kinderboerderij (max. 3 punten);

    • c.

      verbetert de omgeving van de dieren op de kinderboerderij (max. 3 punten);

    • d.

      borgt de gezondheid van de dieren op de kinderboerderij (max. 3 punten);

    • e.

      stimuleert natuurlijk gedrag van de dieren op de kinderboerderij (max. 6 punten);

    • f.

      versterkt een positieve emotionele toestand van de dieren op de kinderboerderij (max. 6 punten);

    • g.

      verhoogt door educatie of voorlichting bewustzijn over positief dierenwelzijn (max. 4 punten);

    • h.

      levert een bijdrage aan de onderlinge samenwerking tussen de Amsterdamse kinderboerderijen (max. 4 punten);

    • i.

      levert een bijdrage aan de natuurinclusiviteit, biodiversiteit, klimaatadaptatie, vergroening of toegang tot gezond, eerlijke en duurzaam voedsel. (max. 2 punten)

    • j.

      draagt als aanvrager bij aan het mogelijk maken van de maatregelen of het initiatief (max. 2 punten)

    • k.

      stimuleert anderen om een bijdrage te leveren aan mogelijk maken van de maatregelen of het initiatief (max. 3 punten)

  • 4. De niet geweigerde aanvragen worden van hoog naar laag gerangschikt op basis van het op grond van het voorgaande lid toebedeelde totale aantal punten, waarbij de aanvraag met de meeste punten op de eerste plaats komt en de aanvraag met de minste punten op de laatste plaats. Bij gelijke totale aantallen punten is het aantal punten dat op grond van het criterium bij het derde lid, onderdeel e en f is gegeven bepalend, waarbij meer punten tot een hogere rangschikking leiden. Als het aantal punten bij een onderdeel gelijk is gebruikt men het aantal punten bij a en daaropvolgende onderdelen. Als voor aanvragen het toegekende aantal punten op alle onderdelen gelijk is wordt de volgorde bepaald door loting.

  • 5. De volgorde van verlening is gelijk aan de volgorde van de rangschikking uit het voorgaande lid.

Artikel 11 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Bij de aanvraag voor subsidie door een samenwerkingsverband waar een onderneming deel van uitmaakt wordt een namens die onderneming volledig ingevulde verklaring de-minimissteun ingediend.

Artikel 12 Weigeringsgrond

In aanvulling op de gronden in de onderdelen van artikel 8, tweede lid van de ASA2023 kan het college een subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren als:

  • a.

    de aanvraag niet bijdraagt aan het doel van de regeling;

  • b.

    de aanvrager subsidie verleend heeft gekregen op grond van deze regeling en die subsidie nog niet is vastgesteld;

  • c.

    de aanvrager deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dat subsidie verleend heeft gekregen op grond van dit hoofdstuk en die subsidie nog niet is vastgesteld;

  • d.

    met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al gestart is voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend;

  • e.

    het potentiële resultaat dat met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt beoogd naar het oordeel van het college niet in verhouding staat tot de gevraagde bijdrage;

  • f.

    de aanvrager een ondernemer is en niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op artikelen 9 en 10 van de ASA2023 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    De subsidiabele activiteiten worden binnen twee jaar na verlening uitgevoerd, tenzij het college bij verlening een kortere termijn bepaalt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de uitvoeringstermijn ontvangt.

  • b.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de benodigde toestemmingen en vergunningen.

Artikel 14 Geen directe vaststelling

  • 1. In afwijking op artikel 15 van de ASA2023 zal een verleende subsidie niet direct worden vastgesteld.

  • 2. De aanvraag vaststelling dient uiterlijk 12 weken na uitvoering van de subsidiabele activiteiten te worden ingediend.

  • 3. Voor aanvragen tot vaststelling voor subsidies kleiner of gelijk aan €20.000 geldt dat moeten worden ingediend:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en waarin duidelijk wordt gemaakt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      een financieel verslag over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten voor zover deze voor vaststelling van de subsidie van belangzijn, dan wel een jaarrekening waarin de verantwoording over de besteding van de subsidie inzichtelijk wordt gemaakt.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling positief dierenwelzijn Amsterdamse Kinderboerderijen

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van .

Toelichting

Algemeen deel

In Amsterdam zijn vijftien kinder- en stadsboerderijen (hierna: kinderboerderijen). Zij vormen een ontmoetingsplek op verschillende vlakken. Denk aan natuureducatie, sociaal-maatschappelijk gebied en recreatieve beleving. De dieren op de kinderboerderij zijn cruciaal bij het kennismaken met de levende natuur, het ervaren van de natuur en de verbinding daarmee.

Geborgd dierenwelzijn is de belangrijkste basisvoorwaarde voor het bestaansrecht van een boerderij. De wettelijke vereisten zijn hierbij het minimum. Kinderboerderijen blijven zelf verantwoordelijk. Het publiek en de gemeente verwachten dat de boerderijen inspelen op breed gedragen veranderingen in de opvatting over het verantwoord houden van dieren.

Sinds de eerste samenwerkingsovereenkomst tussen de kinderboerderijen in 2017, is het positief welzijn van de dieren het belangrijkste uitgangspunt voor de functie van de boerderij. Met de eigen overeenkomst Positief Dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen (2022) werken de kinderboerderijen ambitieus aan het welzijn van hun dieren dat verder gaat dan de wettelijke eisen. Ook maken ze de ontmoeting met dieren en natuur mogelijk. De gemeente wil de boerderijen daarin steunen.

Kinderboerderijen hebben beperkte financiële middelen. Door het instellen van deze regeling die inzet op positief dierenwelzijn stimuleert, worden kinderboerderijen geholpen om hier actief en innovatief op in te blijven zetten. Het is ook een middel om de samenwerking tussen de kinderboerderijen te ondersteunen en te stimuleren in hun gezamenlijk ambities.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 definities

Dit artikel definieert waar nodig begrippen die in de regeling worden gebruikt.

De-minimisverordening

Het is mogelijk dat kinderboerderijen in het kader van een samenwerkingsverband een subsidieaanvraag doen waar een onderneming profijt van heeft. Het Europees recht maakt dat de gemeente Amsterdam geen ontoelaatbare staatsteun mag geven aan ondernemingen. De de-minimisverordening regelt op Europees niveau dat onderneming die in een periode van 3 jaar niet een bepaald drempelbedrag aan steun hebben ontvangen in aanmerking kunnen komen voor toelaatbare staatsteun. Middels een de-minimisverklaring laat de onderneming aan de overheid weten of zij al bij het drempelbedrag zijn.

Kinderboerderij

Deze definitie is overgenomen uit de Agenda Dieren 2024-2026; het dierenwelzijnsbeleid van de gemeente Amsterdam. De definitie doet recht aan de veelzijdigheid van een kinderboerderij als ontmoetingsplek voor Amsterdammers die past bij de dieren. Hun welzijn staat daarbij centraal.

Kinderboerderijdieren: de landbouwdieren die gehouden worden refereren aan het ontstaan van een kinderboerderij in de vorige eeuw, namelijk om kinderen (veelal in een stedelijke omgeving) kennis te laten maken met die dieren die belangrijk zijn binnen de voedselketen van de mens. Daarnaast gaat het om dieren die over het algemeen geschikt worden geacht als huisdier. Voor zoogdieren is dit duidelijk gedefinieerd in de positieflijst die geldt vanaf 1 juli 2024. Voor andere soorten dieren bestaan dit soort lijsten niet en mogen daarom vaak wel gehouden worden. De kinderboerderijen hebben hierover in hun eigen overeenkomst (2.2.7) afspraken gemaakt.

Onderneming

Met het begrip onderneming wordt aangesloten bij de Europese uitgebreide omschrijving van het begrip onderneming. Deze wijkt af van het algemeen taalgebruik.

Positief dierenwelzijn:

De gemeente hanteert de volgende definitie van positief dierenwelzijn eerder geformuleerd door de Raad van dieraangelegenheden die langs zes leidende principes wordt bereikt. Het vertrekpunt is de erkenning van de intrinsieke waarde en de integriteit van het dier (principe 1). Dat betekent: respect voor de eigen waarde van het dier als wezen met gevoel, dat pijn en plezier kan ervaren. Daarnaast dient in drie basisbehoeftes van een dier te worden voorzien: goede voeding, goede omgeving, goede gezondheid (principes 2, 3 en 4). Bovendien dient een dier voldoende mogelijkheden te hebben om essentiële natuurlijke gedragingen te vertonen en zijn behoeften te vervullen (principe 5). Tenslotte moet het dier een emotionele toestand kunnen bereiken die het als overwegend positief ervaart (principe 6). Voor dat laatste moet het dier kunnen reageren op omstandigheden in zijn omgeving. Het accent ligt daarbij op het aanbieden van positieve mogelijkheden in plaats van het onthouden van negatieve prikkels. Het gaat dan om het voorkomen van

  • a.

    dorst, honger en onjuiste voeding,

  • b.

    fysiek en fysiologisch ongerief,

  • c.

    pijn, verwonding en ziektes;

  • d.

    angst en chronische stress; en

  • e.

    beperking van hun natuurlijk gedrag.

Dit stelt het dier in staat om autonoom te kiezen voor (positief) natuureigen gedragingen.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 2 Toepasselijkheid ASA2023

Dit artikel expliciteert dat de Algemene subsidieverordening 2023 van toepassing is. Deze verordening is de grondslag voor de vaststelling van deze regeling. De verordening vormt het kader waarbinnen de regeling blijft.

Artikel 3 Doel van deze regeling

Het doel van deze regeling is het stimuleren van het positief welzijn van kinderboerderijdieren op kinderboerderijen die in Amsterdam actief zijn en zich blijven inzetten en innoveren als het gaat om (positief) welzijn van hun dieren. Zij zijn een voorbeeld voor de rest van Nederland.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor pionierende maatregelen of initiatieven die leiden tot versterking van positief dierenwelzijn bij Amsterdamse kinderboerderijen.

Het begrip éénmalige is uitsluitend bedoeld in tegenstelling op het begrip periodieke subsidie. Dit is een onderscheid dat volgt uit de ASA2023 en de definities die daar in artikel 1, onderdelen d en g zijn opgenomen. De subsidie is éénmalig en afgerond na de vaststelling is wordt geen gevolg of herhaling aan gegeven. Dit betekent overigens niet dat een kinderboerderij maar eenmalig een aanvraag kan doen. Door het instellen van aanvraagmaanden zoals gesteld in artikel 8, heeft elke kinderboerderij de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen, met in achtneming van de weigeringsgronden in artikel 12 onderdelen b en c. Die sluiten uit dat één kinderboerderij gelijktijdig twee of meer subsidies op grond van deze regeling verleend krijgt.

Een kinderboerderij die jaarlijks evalueert en voor zichzelf aandachtspunten benoemt om het positief welzijn van de kinderboerderijdieren en dit aanwijsbaar (wil) verbeteren of de bewustwording daarover, wordt gewaardeerd. Handelen met voortschrijdend inzicht is de gewenste norm in plaats van vasthouden aan wat is. Er valt altijd wel iets te verbeteren. Inzichten veranderen immers. Dat er verbeterpunten zijn betekent niet dat het slecht gaat met de dieren maar juist dat het welzijn centraal staat in de omgang met de dieren en het geven van het goede voorbeeld daarin.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Het betreft de ureninzet van de eigen werknemers en derden, mits het uurtarief van derden niet hoger ligt dan €125,- exclusief BTW zoals beschreven. Dit maakt het mogelijk om eigen personeel extra in te zetten, zodat dit (financieel) niet ten koste hoeft te gaan van de reguliere inzet op de kinderboerderij.

De regeling biedt daarnaast de mogelijkheid om derden in te huren om uitvoering te geven aan de gevraagde maatregelen of initiatieven die in aanmerking komen voor subsidie. Binnen de regeling valt bijvoorbeeld ook de (externe) inhuur voor onderzoeks- en of coördinerende inzet.

Vrijwilligers zijn vaak van onmisbare waarde. Deze regeling biedt de mogelijkheid vrijwilligers in te zetten voor vergoedingen en onkosten.

Materiaalkosten zijn die kosten die nodig zijn om het positieve welzijn van de dieren op de boerderijen te verbeteren. Voorbeelden hiervan is de verbetering van de huisvesting die de mogelijkheden om natuurlijk gedrag positief te verbeteren. Echter er kunnen ook materiele kosten gemaakt worden die indirect invloed hebben, zoals bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal om de bewustwording van bezoekers over positief dierenwelzijn te verbeteren.

Het voorstel van de aanvrager staat in de activiteitenomschrijving, zoals op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel a van de ASA2013 is vereist. Als het voorstel in de aanvraag naar de inschatting van het college niet realistisch is of onvoldoende bijdraagt aan positief dierenwelzijn op Amsterdamse kinderboerderijen of het bewustzijn daarover, dan kan het college op grond van artikel 12, aanhef en onderdeel e de subsidie lager of op nihil vaststellen.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

De aanvraag die een individuele kinderboerderij kan doen is niet hoger dan €20.000,-. Dit bedrag is op deze wijze bepaald zodat het beschikbare subsidiebudget evenredig verdeeld kan worden tussen kinderboerderijen die een aanvraag indienen.

Artikel 7 De aanvrager

Dit artikel bepaalt de doelgroep van deze regeling. Het artikel leunt zwaar op de definitie van het begrip kinderboerderij, zoals dat in artikel 1 beschreven staat. Belangrijk daarbij is dat de aanvragende kinderboerderij een actief onderdeel vormt van een samenwerkingsverband tussen de Amsterdamse kinderboerderijen zoals beschreven in artikel 1, lid a.

Deze regeling biedt ook de mogelijkheid om met verschillende partijen, waarvan minimaal 1 kinderboerderij zoals genoemd in lid 1a. Dit maakt flexibele samenwerking mogelijk tussen kinderboerderijen onderling en derden. Bij dergelijke aanvragen van samenwerkingsverbanden is de betrokken kinderboerderij of één van de betrokken kinderboerderijen de penvoerder. Dit betekent dat deze kinderboerderij de aanvraag doet en namens de partners in het samenwerkingsverband met de gemeente Amsterdam communiceert. Het is aan het samenwerkingsverband zelf om afspraken te maken hoe ze penvoerder uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid.

Als de aanvrager niet aan deze vereisten voldoet, dan kan de subsidie geweigerd worden op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de ASA2023. De aanvrager voldoet niet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 8 Aanvraagmoment

De subsidie kan drie keer per jaar worden aangevraagd, respectievelijk in de gehele maanden februari, en juni en september van ieder jaar zolang het subsidieplafond van dat jaar niet bereikt is. Er is hiervoor gekozen om enerzijds de kinderboerderijen verschillende mogelijkheden te geven om gedurende het jaar om een aanvraag te doen. Anderzijds wil de gemeente de mogelijkheid hebben om de binnengekomen aanvragen met elkaar te kunnen vergelijken met een puntensystematiek zoals beschreven in artikel 10.

Artikel 9 Subsidieplafond

Dit artikel bepaalt het subsidieplafond van de regeling. Buiten het gestelde tijdvak 2025-2026 is er geen geld beschikbaar om subsidie te verlenen. Aanvragen die ertoe zouden leiden dat het verleningsplafond wordt overschreden worden geweigerd op grond van artikel 4:25, tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht. De volgorde van behandeling van de aanvragen, zoals bepaalt in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid is leidend om te bepalen welke subsidies geweigerd worden.

Het is waarschijnlijk dat de aanvraag waarvan de verlening zou leiden tot overschrijding van het plafond wel gedeeltelijk verleend zou kunnen worden. In dat geval treedt het college in overleg met die specifieke aanvrager om na te gaan of deze bereid is de aanvraag aan te passen en de hoogte van de aanvraag bij te stellen om zo te voorkomen dat deze aanvraag leidt tot het overschrijden van het plafond. Op die manier kunnen de beschikbare middelen maximaal ingezet worden om het doel van de regeling te dienen.

Artikel 10 Volgorde behandeling aanvragen en verdeelsleutel

In dit artikel wordt uitgebreid beschreven hoe de toekenning na binnenkomst van aanvragen in een van de genoemde tijdvakken verloopt.

Artikel 10, eerste lid

Aanvragers kunnen op drie momenten in het jaar een aanvraag doen. Deze aanvragen moeten volledig zijn om in behandeling genomen te kunnen worden. Aan het einde van een tijdvak is het niet meer mogelijk om een aanvraag in te dienen voor dat tijdvak. Er zal dan gewacht moeten worden tot een volgend aanvraagtijdvak. Alle aanvragen na een tijdvak worden tegelijkertijd beoordeeld en met elkaar vergeleken aan de hand van het in lid 3 genoemde criteria.

Artikel 10, tweede lid

Het kan voorkomen dat een aanvraag niet volledig is. Binnen een aanvraagtijdvak kan dit redelijkerwijs nog door de aanvrager worden aangevuld. Het moment dat de completerende stukken worden ingediend wordt beschouwd als het moment van indiening. Na dit tijdvak is dit niet meer mogelijk en zal gewacht moeten worden tot een volgend aanvraagtijdvak.

Artikel 10, derde lid

Er is voor een puntensystematiek gekozen die kinderboerderijen die zich actief en pionierend inzetten voor positief dierenwelzijn hiervoor te belonen en daarmee een inspiratie zijn voor andere kinderboerderijen.

De onder a) genoemde intrinsieke waarde en integriteit van het dier is een minimale randvoorwaarde die beloond wordt met 5 punten (principe 1). De beloning van inzet (punten e, f) op positief dierenwelzijn bij de dieren zelf, wordt het hoogst beloond met maximaal 6 punten (principe 5 en 6). Ervan uitgaande dat de basis van voeding, omgeving en gezondheid (b, c, d) bij de kinderboerderijen op orde is, kan een maatregel of activiteit wel een positief gevolg hebben voor deze principes (2,3,4) van dierenwelzijn. Het maximale aantal punten dat kan worden toebedeeld is 3. Er zijn extra punten (maximaal 5) te behalen als er sprake is van pionierende maatregelen of initiatieven waarbij ingezet wordt op bewustwording over positief dierenwelzijn in het algemeen (9) en/of samengewerkt wordt door de kinderboerderijen onderling en/of met derden (h, k).

Onder i worden thema’s natuurinclusiviteit en biodiversiteit, klimaatadaptatie, vergroening of toegang tot gezond, eerlijke en duurzaam voedsel genoemd die belangrijk zijn voor een toekomstbestendige stad. Het kan zijn dat er een kans ligt om met een aanvraag de verbinding te maken met deze thema’s. Omdat dit niet direct hoeft te zijn aan het positief dierenwelzijn worden hier maximaal 2 punten voor gegeven.

Artikel 10, lid 4

Het is aan de leden van het kernteam Dierenwelzijn van de directie Ruimte en Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam om aan de hand van de genoemde criteria aan iedere aanvraag een aantal punten toe te bedelen. De aanvraag met de meeste punten zal in het betreffende tijdvak de meeste kans maken op toekenning van subsidie.

Artikel 11 Indieningsvereisten

In dit artikel worden ondernemers gevraagd om de ingevulde verklaring de-minimissteun mee te sturen met de aanvraag. Kinderboerderijen worden niet als ondernemingen beschouwd en hoeven dus geen verklaring in te dienen.

Artikel 12 Weigeringsgrond

Dit artikel bevat de redenen waarom het college de subsidie weigert of lager vaststelt. Hier is sprake van beoordelingsvrijheid.

Weigeringen dienen onderbouwd te worden door te beargumenteren dat er aan de weigeringsgrond voldaan is. Ook moet ingegaan worden op welke overwegingen of belangenafweging het college gemaakt heeft om te bepalen of ze de subsidie weigerden, lager verleenden of toch geheel verleenden. Vanuit het gelijkheidsbeginsel volgt dat het college in haar overwegingen en belangenafwegingen tussen verschillende aanvragen consistent moet zijn. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.

Artikel 12, aanhef en onderdeel a

Met deze bepaling borgt het college dat de subsidieaanvraag moet voldoen aan het doel van de regeling om in aanmerking te komen voor subsidie. Het doel van de regeling is omschreven in artikel 3.

Artikel 12, aanhef en onderdelen b en c

Het college kan de subsidie dus weigeren als er nog een subsidieverlening loopt. Het is in principe niet de bedoeling dat kinderboerderijen tegelijkertijd verschillende gesubsidieerde positief dierenwelzijnsinitiatieven ondernemen.

Artikel 12, aanhef en onderdeel d

Het is niet mogelijk om een aanvraag te doen voor activiteiten die al zijn gestart.

Artikel 12, aanhef en onderdeel e

Het college kan de subsidie op grond van dit artikellid weigeren als de resultaten die te verwachten zijn op basis van de aanvraag niet in een redelijke verhouding staan tot de kosten. Het college gaat geen onredelijke zaken subsidiëren.

Artikel 12, aanhef en onderdeel f

Als de aanvrager een ondernemer is en niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de minimisverordening voldoet kan (en moet) het college de subsidie weigeren.

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

Dit artikel regelt verplichtingen die de ontvanger van de subsidie na verlening moet nakomen. Het niet nakomen van deze verplichtingen kan leiden tot nihil vaststelling of lagere vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b, Awb. Ook kan het leiden tot intrekking of wijziging van de subsidie op grond van Artikel 4:48, tweede lid, onderdeel b van de Awb. Ook na vaststelling van de subsidie kan het niet naleven van deze voorwaarden leiden tot intrekkingen of wijziging in het nadeel van de ontvanger op grond van artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c van de Awb.

Artikel 13, aanhef en onderdeel a

Dit onderdeel is er op gericht te borgen dat de ontvanger van de subsidie de aangevraagde maatregelen of subsidiabele activiteiten binnen een afzienbare termijn uitvoert. Het kan verdedigbaar zijn dat maatregelen en activiteiten iets langer duren, maar het duurt daarmee ook langer voordat de effecten op het positieve dierenwelzijn optreden. Tegelijkertijd moet er ook een eindtermijn zijn waarop de uitvoering afgerond zijn, omdat de subsidie anders mogelijk nooit tot vaststelling komt en de aanvrager zijn besteding van de meestal bevoorschotte subsidiemiddelen niet rechtvaardigt.

Door de termijn in deze bepaling krijgt de aanvrager op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023 ook de verplichting om het college zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren over ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de gestelde termijn niet gehaald wordt.

Er is een mogelijkheid om uitstel te krijgen voor afronding van de fysieke maatregelen, maar dat verzoek moet wel voorzien zijn van een onderbouwing die het gevraagd uitstel staaft. Dat verzoek tot uitstel moet ook op tijd ontvangen worden. In algemeenheid geldt dus, wees op tijd met uitvoeren, breng het college op de hoogte als je het niet gaat redden. Hoe later een aanvrager het college op de hoogte brengt, hoe minder ruimte er is om mee te bewegen.

Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de uitvoeringstermijn ontvangt. Een passende verklaring maakt duidelijk en aannemelijk waarom het niet gelukt is de uitvoeringstermijn te halen en wanneer het naar verwachting wel lukt.

Artikel 13, aanhef en onderdeel b

De verlening van een subsidieaanvraag is geen garantie op uitvoering zonder dat hiervoor de benodigde toestemmingen en vergunningen geregeld. Die verantwoordelijkheid ligt bij de aanvrager en dient voor de aanvraag al uitgezocht te zijn en redelijkerwijs verleend te kunnen gaan worden.

Artikel 14 Geen directe vaststelling

Dit artikel regelt de definitieve vaststelling van de subsidie na uitvoering van de aangevraagde subsidiabele maatregelen en activiteiten. Dit gebeurt niet direct, zoals in lid 1 wordt beschreven. Er dient een beoordeling plaats te vinden en daarvoor dienen gegevens en stukken die daarbij ingediend moeten worden. Het derde lid heeft betrekking op stukken die in aanvulling op de verplichtingen die volgen uit de ASA2023 moeten worden ingediend.

Artikel 14, onderdeel 2

De aanvrager heeft uiterlijk 12 weken de tijd om na de uitvoering van de subsidiabele maatregelen en activiteiten, bij het e-loket een verzoek tot definitieve vaststelling in te dienen. Als een deel van de activiteiten nog niet is uitgevoerd gaat deze 12 weken termijn nog niet lopen. Als er problemen zijn met de uitvoering, dan moet het college daar schriftelijk over worden geïnformeerd.

Artikel 14, onderdeel 3

Bij het verzoek tot definitieve vaststelling dient de aanvrager de onder lid a en b genoemde documenten ter onderbouwing mee te sturen. Op deze wijze kan beoordeeld worden of de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd.