Regeling vervalt per 01-01-2027

Subsidieregeling Peuteropvang en onderwijskansenbeleid Lelystad 2025

Geldend van 02-10-2024 t/m 31-12-2026

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang en onderwijskansenbeleid Lelystad 2025

Het college van de gemeente Lelystad;

gelet op:

  • -

    De Wet Kinderopvang;

  • -

    Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Wet op het Primair Onderwijs, en

  • -

    de algemene subsidieverordening gemeente Lelystad,

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende ‘Subsidieregeling Peuteropvang en Onderwijskansenbeleid Lelystad 2025’.

Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling worden de begrippen zoals opgenomen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang gehanteerd, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • Aanvrager: een instelling die reguliere dagdelen peuteropvang en/of VVE peuterplaatsen aanbiedt en gevestigd is in de gemeente Lelystad en geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang; een bestuur van scholen, met scholen gevestigd in Lelystad, met onderwijsachterstanden of instellingen die voldoen aan Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen en gevestigd zijn in Lelystad.

    • Achterstand: door een ongunstige economische, sociale of taalomgeving slechter presteren op school dan bij een gunstigere situatie zou kunnen;

    • Achterstandsscore per school: de totale score van een school met leerlingen met het risico op onderwijsachterstanden gezien de omgevingsfactoren;

      De onderwijsachterstandsscore per school wordt vastgesteld volgens de objectief onderzochte criteria van het Centraal Bureau Statistiek (CBS):

      • -

        Opleidingsniveau van beide ouders

      • -

        Deelname aan schuldsanering

      • -

        Herkomstland van moeder

      • -

        Gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op de school

      • -

        Verblijfsduur van moeder in Nederland

    • ASVL: Algemene subsidieverordening gemeente Lelystad;

    • Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • College: Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Lelystad;

    • Doelgroepkind: Een kind, tussen de 0 en 4 jaar, met een (risico) op een onderwijsachterstand, die een Voorschoolse Vroegschoolse Educatie (VVE)-indicatie vanuit het consultatiebureau heeft ontvangen;

    • Jeugdgezondheidszorg (JGZ): instelling die indicatie en toeleiding van doelgroepkinderen doet en/of toezicht houdt op voorschoolse educatie en een instelling die een adviserende instaptoets doet bij kinderopvangorganisaties die voor het eerst voor subsidie voor voorschoolse educatie in aanmerking willen komen;

    • Kindercentrum / kinderopvangorganisatie: een instelling die ingeschreven is in het LRK en bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgt, opvoedt en bijdraagt aan de ontwikkeling en/of de opvang van kinderen tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

    • Kinderopvangtoeslag: kinderopvangtoeslag die door het Rijk via de belastingdienst wordt aangeboden. Deze toeslag is inkomensafhankelijk, waardoor ouders netto een inkomensafhankelijke bijdrage betalen voor de kinderopvang. Het Rijk hanteert hierbij een maximum uurtarief waarover ouders toeslag ontvangen, die jaarlijks wordt aangepast;

    • Kindvolgsysteem : een systeem waarin periodiek de voortgang van de ontwikkeling van een kind wordt geregistreerd;

    • KOT-tarief: Kinder Opvang Toeslag-tarief;

    • LRK: Landelijk Register Kinderopvang. Dit is een register waarin alle geregistreerde kinderopvangvoorzieningen staan, zowel reguliere kinderopvang als voorschoolse educatie, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

    • Lelystad next Level ( LnL ): Gemeente Lelystad, provincie Flevoland en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben onder de naam ‘Lelystad Next Level’ gewerkt aan plannen voor de toekomst van Lelystad.

    • Lokaal Educatieve Agenda (LEA): Overlegstructuur, gericht op samenwerking en voorbereiding van besluitvorming, tussen voorschoolse voorzieningen, primair onderwijs en de gemeente.

    • Maatschappelijke Agenda (MAG): De Maatschappelijke Agenda is een sociaal plan vanuit de gemeente Lelystad hoe inwoner, professionals en de gemeente samen van Lelystad een stad maken waar iedereen mee kan doen en zich thuis voelt. De kern is de samenwerking tussen burger, professionals en gemeente.

    • Onderwijskansenbeleid: synoniem voor onderwijsachterstandenbeleid. In gemeente Lelystad is gekozen om te spreken over kansen in plaats van achterstanden.

    • ONT: Ondersteuning Nederlandse Taal, de gebruikte term in gemeente Lelystad in relatie tot NT2 en regulier onderwijs;

    • Ouderbetrokkenheid: de samenwerking tussen ouders en professionals, van de kinderopvang of het primair onderwijs, ter stimulering van de ontwikkeling van het kind;

    • Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage van de ouder verschuldigd is voor kinderopvang, zoals opgenomen in artikel 1.8 lid 5;

    • Pedagogisch beleidsmedewerker: een kinderopvangmedewerker met HBO werk- en denkniveau, gelijk aan de eisen zoals gesteld in de Wet IKK en zoals ze zijn uitgewerkt in de CAO Kinderopvang en de CAO Sociaal Werk.

    • Peutermonitor: een monitoringssysteem waarin ieder kind, dat is geïndiceerd met een VVE-indicatie en is aangemeld of deelneemt aan VVE-educatie, staat geregistreerd;

    • Peuteropvang: aanbod voor peuters, in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, op een voorschool voor minimaal 220 en maximaal 320 uur per jaar, verdeeld over 2 dagdelen van 2,5 tot 3,5 uur per week;

    • Resultaatafspraken: concrete afspraken die het mogelijk maken om effecten te meten en daarop te sturen;

    • Wet IKK: Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang;

    • WKO: de Wet kinderopvang;

    • WPO: de Wet op het primair onderwijs;

    • Voorschoolse educatie: peuterspeelzaal waar een integraal aanbod voor doelgroepkinderen, in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, wordt aangeboden. Dit conform een erkend effectief bewezen methodiek, voor 16 uur per week, verdeeld over minimaal 3 dagdelen per week, en minimaal 40 weken per jaar;

    • Vroegschoolse educatie: primair onderwijs, groep 1 en 2, waar een integraal aanbod voor doelgroepkinderen, in de leeftijd van 4 jaar tot 6 jaar, wordt aangeboden. Dit conform een erkend effectief bewezen methodiek om de onderwijsstart in groep 3 zo optimaal mogelijk te laten zijn.

Artikel 1.2 Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is: ‘Kinderen starten of stromen met gelijke kansen uit in het onderwijs.’ Het maatschappelijke doel dat hieraan is gekoppeld is: ‘Aan het eind van het basisonderwijs wordt, in Lelystad, een onderwijsniveau behaald zoals dat in Nederland gemiddeld is voor een gelijke populatie aan leerlingen. Door deze gelijke (onderwijs)kansen en uitstroom wordt de integratie in de maatschappij verhoogd en segregatie voorkomen’;

Artikel 1.3 Reikwijdte

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies per kalenderjaar door het college, voor de in artikel 2.1, artikel 3.1, artikel 4.1 en artikel 5.1 bedoelde activiteiten in het kader van Peuteropvang en Onderwijskansenbeleid die plaatsvinden in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026.

Artikel 1.4 Subsidieaanvrager

  • 1. De subsidie voor artikel 2.1, 3.1 en 4.1 kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een bestuurder van de jeugdgezondheidsinstelling, die is gevestigd in gemeente Lelystad;

    • b.

      een bestuurder van een kinderopvangorganisatie, gevestigd in de gemeente Lelystad, geregistreerd staat in het LRK en aanbod gericht op doelgroepkinderen heeft.

    • c.

      instellingen die voldoen aan Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen en gevestigd zijn in de gemeente Lelystad.

  • 2. De subsidie voor artikel 5.1 kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een bestuurder van het primair onderwijs met scholen met onderwijsachterstanden en/of VVE-geïndiceerde leerlingen gevestigd in Lelystad.

    • b.

      een instelling die voldoet aan de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen en gevestigd is in Lelystad, in samenspraak met een bestuurder van het primair onderwijs met scholen en/of VVE-geïndiceerde leerlingen.

Artikel 1.5 Subsidieaanvraag

  • 1. Onverminderd de ASVL artikel 8 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van subsidie voor activiteiten in artikel 2.1 lid a en c:

    • a.

      een (project)plan met begroting waarin het volgende is opgenomen:

      • toelichting van de uit te voeren activiteiten en wijze van toeleiding naar een VE-plek;

      • aantallen doelgroepkinderen verdeeld in leeftijd;

      • aantallen preventieve huisbezoeken en soort (vervolg)begeleiding.

  • 2. Onverminderd de ASVL artikel 8 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van subsidie voor activiteiten aangaande artikel 2.1 lid b, 3.1 en 4.1:

    • a.

      de verwachte aantallen kinderen in de peuteropvang en de voorschoolse educatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de verwachte cumulatieve inkomsten vanuit de ouderbijdragen, onderscheid makend tussen peuteropvang en voorschoolse educatie, daarbij gebruik makend van het tarievenblad of de peutermonitor;

    • c.

      het nummer waaronder het kindercentrum in het LRK geregistreerd staat;

    • d.

      een verklaring dat de aanvrager voldoet aan de WKO en de Wet IKK en voor activiteiten in artikel 4.1 lid a en c aan de landelijke voorschriften voor de voorschoolse educatie;

    • e.

      een (project)plan met begroting waarin het volgende is opgenomen:

      • toelichting op de uit te voeren activiteiten;

      • omvang en samenstelling tussen doelgroep- en reguliere kinderen van de groep waarvan de kindplaats waarvoor subsidie wordt aangevraagd deel uitmaakt;

      • wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

      • wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • wijze waarop gericht ouderbeleid gevoerd wordt;

      • wijze van algemene en warme informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

      • wijze van samenwerking met andere organisaties;

      • scholingsplan per VE-locatie, aantal medewerkers per locatie met een begroting, indien er subsidie wordt aangevraagd voor scholing;

      • informatie over/beschrijving van de werkzaamheden en de uren pedagogisch beleidsmedewerker/coach VE in de kinderopvang;

      • beschrijving hoe de aanvraag bijdraagt aan het behalen van de gestelde doelen zoals beschreven in het ‘Onderwijskansenbeleid’;

      • beschrijving hoe de resultaatafspraken worden geborgd of welke voorwaarden ontbreken om de resultaatafspraken na te komen uit het ‘Onderwijskansenbeleid 2024-2026’.

  • 3. Onverminderd de ASVL artikel 8 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van subsidie voor activiteiten in artikel 5.1:

    • b.

      een (project)plan met begroting waarin het volgende is opgenomen:

      • toelichting op de uit te voeren activiteiten en de begroting;

      • beschrijving en begroting van de coördinatie- of overheadkosten;

      • beschrijving en begroting indien er subsidie wordt aangevraagd voor visieontwikkeling of professionalisering;

      • wijze waarop de brede ontwikkeling van het doelgroepkind gevolgd wordt of welke voorwaarden nodig zijn om dit te kunnen volgen;

      • beschrijving hoe de aanvraag bijdraagt aan het behalen van de gestelde doelen in de kadernota Onderwijsachterstandenbeleid;

      • beschrijving hoe de resultaatafspraken worden geborgd of welke voorwaarden er nodig zijn om de resultaatafspraken na te komen;

      • wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten van de aanvraag;

      • wijze van algemene en warme informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

      • wijze van samenwerking met andere organisaties;

      • scholingsplan met begroting per locatie indien er subsidie wordt aangevraagd voor scholing.

Artikel 1.6 Subsidieplafonds

  • 1. Van toepassing zijnde subsidieplafonds worden jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2. Indien toekenning van een aanvraag zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt in afwijking van de aanvraag, subsidie verleend voor maximaal dat bedrag waarbij het subsidieplafond niet wordt overschreden.

  • 3. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in de volgende volgorde:

    • a.

      allereerst worden activiteiten behandeld zoals beschreven in artikel 2.1; artikel 3.1 en artikel 4.1, waarbij een eerder ingediende aanvraag voorrang heeft boven een later ingediende aanvraag;

    • b.

      vervolgens worden activiteiten beoordeeld zoals beschreven in artikel 5.1, waarbij een eerder ingediende aanvraag voorrang heeft boven een later ingediende aanvraag.

  • 4. Alleen volledige subsidieaanvragen worden in behandeling genomen.

  • 5. Indien een onvolledige aanvraag is ingediend, wordt de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Awb een redelijke hersteltermijn geboden om de aanvraag te completeren. Wordt binnen de hersteltermijn het gevraagde niet aangeleverd, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 6. Indien de aanvrager met toepassing van het vorige lid de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen dan geldt het moment waarop de aanvraag compleet is als het tijdstip van ontvangst zoals bedoeld in het derde lid.

  • 7. Indien er op een dag meerdere aanvragen zijn ontvangen en de honorering van al die aanvragen zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, zal het college het beschikbare budget evenredig verdelen over de aanvragen.

Artikel 1.7 Termijn indienen aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling tot en met 27 november 2024 of van 1 maart tot 1 mei 2025, voor activiteiten die na de datum van aanvragen worden uitgevoerd.

  • 2. Voor artikel 4.1 lid e kan gedurende het gehele kalenderjaar een aanvraag voor een subsidie worden ingediend.

  • 3. Het college kan, gemotiveerd, toestemming verlenen om af te wijken van de bepaling zoals genoemd in het eerste lid van artikel 1.7.

Artikel 1.8 Bijzondere verplichtingen

  • 1. Het geregistreerde kindercentrum, waarvan de kindplaats van artikel 3.1 en 4.1 deel uitmaakt, voldoet aan de kwaliteitseisen voor kindercentra, genoemd in het Besluit kwaliteit kinderopvang.

  • 2. In geval er voor artikel 4.1 subsidie wordt aangevraagd voldoet het kindercentrum aan de kwaliteitseisen van voorschoolse educatie.

  • 3. De aanvrager van artikel 2.1, artikel 3.1, artikel 4.1 en artikel 5.1 neemt deel aan en kennis van de door de gemeente gefaciliteerde kennisdeling in Lelystad middels het traject visieontwikkeling jonge kind, de VVE-adviesgroep en/of de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) die tenminste 4 maal per jaar wordt georganiseerd.

  • 4. De organisatie van jeugdgezondheidszorg en het geregistreerde kindercentrum monitort de doelgroepkinderen en registreert dit in het gemeentelijk aangeboden monitoringssysteem.

  • 5. Het geregistreerde kindercentrum int een ouderbijdrage zoals beschreven in artikel 3.6 en artikel 4.6.

  • 6. De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan mogelijke onderzoeken die gerelateerd zijn aan het monitoren van de resultaten van de activiteiten in het kader van het onderwijskansenbeleid, onder meer, maar niet uitsluitend, door aan de gemeente dan wel aan een door de gemeente aangewezen instantie relevante gegevens te leveren.

  • 7. De subsidieontvanger verantwoordt de subsidie bij een bedrag hoger dan € 200.000,-tussentijds middels een presentatie in het bestuurlijk of ambtelijk overleg waarbij de doelen en resultaatafspraken in het projectplan worden geëvalueerd.

Artikel 1.9 Eindverantwoording van subsidies

  • 1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de ASVL bevat de aanvraag tot vaststelling tevens een financiële verantwoording waarin, indien van toepassing, een onderscheid wordt gemaakt tussen de subsidie ontvangen voor peuteropvang en voorschoolse educatie.

  • 2. Voorts vindt de inhoudelijke verantwoording plaats op de onderdelen als bij de aanvraag genoemd in artikel 1.5, al naar gelang welke van toepassing is op de aanvraag.

Hoofdstuk 2: Baby en Peuter aanbod

Artikel 2.1. Activiteiten

Subsidie inzake activiteiten gericht op taalaanbod van baby’s en peuters wordt uitsluitend verleend voor activiteiten voor:

  • a.

    toeleiding en indicering van VVE-geïndiceerde kinderen, vanaf de leeftijd van 1,5 jaar tot 4 jaar met (risico op) onderwijsachterstanden conform doelgroep bepaling, naar een voorschoolse educatie (VE)-plek;

  • b.

    activiteiten gericht op het versterken van een taalrijke thuissituatie, voor (mogelijk) VVE-geïndiceerde kinderen in de leeftijd van 0 - 2,5 jaar, volgens een evidencebased of practisebased programma vastgesteld door het NJI of besproken is met de gemeente.

  • c.

    preventieve huisbezoeken om ouders te versterken in de gerichte ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 0 - 4 jaar in het focusgebied van Lelystad Oost.

Artikel 2.2 Subsidievereisten

De activiteiten in artikel 2.1:

  • a.

    zijn bewezen evidence- of practisebased interventies van het NJI of worden aangevraagd als pilot met een projectplan waarin doelen en resultaatafspraken zijn opgenomen;

  • b.

    worden jaarlijks, minimaal 1 keer, besproken met de diverse betrokken partijen in een VVE-adviesgroep-overleg.

Artikel 2.3. Doelgroep

Subsidie, inzake activiteiten gericht op taalaanbod van baby’s en peuters, wordt uitsluitend verleend aan:

  • a.

    instellingen voor jeugdgezondheidszorg met een opdracht in de leeftijd van 0-4 jaar voor artikelen 2.1 lid a en c;

  • b.

    instellingen die voldoen aan Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen en gevestigd zijn in Lelystad, voor activiteiten zoals benoemd in artikel 2.1 onder lid b;

  • c.

    kinderopvanginstellingen, die geregistreerd staan in het LRK, voor artikel 2.1 onder lid b.

Artikel 2.4 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

De redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten onder artikel 2.1 komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.5 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie voor activiteiten betreffende ondersteunen van de thuissituatie, van de geïndiceerde peuters in de leeftijd van 0 - 2,5 jaar die deelnemen aan de voorschoolse educatie, wordt gebaseerd op het door de aanvrager bij de aanvraag ingediende (project)plan, de begroting, hoeveel en welke doelen en resultaatafspraken worden behaald.

Hoofdstuk 3: Peuteropvang

Artikel 3.1 Activiteiten

Subsidie inzake Peuteropvang wordt uitsluitend verleend voor activiteiten betreffende de peuteropvang in een geregistreerd kindercentrum van kinderen waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag.

Artikel 3.2 Subsidievereisten

De activiteiten in artikel 3.1 dienen te voldoen aan de WKO en de Wet IKK.

Artikel 3.3 Doelgroep

Voor peuteropvang wordt subsidie verstrekt aan in Lelystad gevestigde in het LRK geregistreerde kindercentra, voor activiteiten zoals benoemd in artikel 3.1

Artikel 3.4 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor activiteiten, zoals beschreven in artikel 3.1, worden voor minimaal 220 en maximaal 320 uur per jaar alleen de kosten per uur vergoed die ook op grond van de rijksregeling maximaal worden vergoed. Kosten die dit maximum overschrijden worden afgewezen.

  • 2. Voor zover de kosten niet zijn genoemd in het eerste lid komen de redelijk gemaakte kosten, met uitzondering van overheadkosten, die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten onder artikel 3.1 voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie per kindplaats in de peuteropvang bedraagt het aantal af te nemen uren kinderopvang met een maximum van 320 uur per jaar vermenigvuldigd met het maximum uurtarief uit de rijksregeling minus de ouderbijdrage.

Artikel 3.6 Berekening van ouderbijdrage en subsidie

  • 1. De ouderbijdrage voor de activiteiten in artikel 3.1 wordt als volgt berekend:Ouders betalen voor peuteropvang voor elk uur een inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan het kindercentrum. Deze ouderbijdrage is het door het kindercentrum gehanteerde uurtarief minus toelage die een ouder in de rijksregeling zou krijgen.

  • 2. De subsidie voor activiteiten in artikel 3.1 wordt als volgt berekend met gebruik van het rekenblad: Aantal uren bezette kindplaatsen peuteropvang (A) maal het maximum uurtarief (fiscaal maximum) uit de rijksregeling (B) minus de ouderbijdrage (C). A x B - C = subsidie.

Hoofdstuk 4: Voorschoolse Educatie (VE)

Artikel 4.1 Activiteiten

Subsidie inzake Voorschoolse educatie wordt uitsluitend verleend voor:

  • a.

    activiteiten voor voorschoolse educatie, voor VVE-geïndiceerde kinderen, volgens een erkend en evidence-based programma van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) in een geregistreerd kindercentrum;

  • b.

    (bij)scholing specifiek op Voorschoolse Educatie gericht aan personeel dat uitvoering geeft aan de activiteit onder lid a;

  • c.

    ondersteuning, in de thuissituatie, van de ontwikkeling van de peuters die deelnemen aan de voorschoolse educatie;

  • d.

    uren, volgens het landelijk maximum, pedagogisch beleidsmedewerker/coach VE, met HBO werk- en/of denkniveau;

  • e.

    uitvoeren van een instaptoets voor kinderopvangorganisaties die voor het eerst in aanmerking willen komen voor subsidie voor voorschoolse educatie, uit te voeren.

Artikel 4.2 Subsidievereisten

  • 1. De activiteiten in artikel 4.1 onder a t/m e dienen te voldoen aan de WKO en Wet IKK;

  • 2. De activiteiten in artikel 4.1 onder a en e dienen daarnaast te voldoen aan de landelijke voorschriften voor de Voorschoolse Educatie (VE).

Artikel 4.3 Doelgroep

Voor voorschoolse educatie wordt subsidie verstrekt aan in Lelystad gevestigde:

  • a.

    in het LRK geregistreerde kindercentra, voor activiteiten zoals benoemd in artikel 4.1 onder a t/m e.

  • b.

    instellingen voor jeugdgezondheidszorg voor activiteiten zoals benoemd in artikel 4.1 onder lid e.

Artikel 4.4 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Bij activiteiten in artikel 4.1 onder a worden, voor geïndiceerde kinderen vanaf 2 jaar voor maximaal 16 uur per week, de kosten per uur vergoed die vastgesteld zijn door het college in het tarievenblad.

  • 2. Bij activiteiten in artikel 4.1 onder b komen alleen die kosten voor scholing in aanmerking die specifiek betrekking hebben op de certificering en uitvoering van de voorschoolse educatie en daarmee niet reguliere bijscholing of diploma’s voor personeel in de kinderopvang.

  • 3. Bij activiteiten in artikel 4.1 onder e worden de kosten vergoed voor het afnemen van een instaptoets bij kinderopvangorganisaties die in aanmerking willen komen voor subsidie voor voorschoolse educatie.

  • 4. Voor zover de kosten niet zijn genoemd in artikel 4.4, lid 1 t/m 3 komen de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten, met uitzondering van overheadkosten, onder artikel 4.1 onder a voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie per kindplaats in de voorschoolse educatie bedraagt het aantal af te nemen uren kinderopvang met een maximum van 16 uur per week. Hiervan wordt het aantal uren per week vermenigvuldigd met het vastgesteld tarief van VVE in Lelystad minus de ouderbijdrage. Het maximum uurtarief is € 12,66 in 2025. In 2026 wordt dit bedrag geïndexeerd.

  • 2. De subsidie voor het doen van een instaptoets wordt gebaseerd op de begrote inzet in een kalenderjaar.

  • 3. De hoogte van de subsidie voor activiteiten specifiek op Voorschoolse Educatie gerichte (bij)scholing van personeel dat uitvoering geeft aan activiteiten, zoals vermeld in artikel 4.1 onder b, wordt gebaseerd op het door de aanvrager bij de aanvraag ingediende opleidingsplan en begroting.

  • 4. De hoogte van de subsidie voor activiteiten betreffende het thuis verder ondersteunen van de peuters die deelnemen aan de voorschoolse educatie wordt gebaseerd op het door de aanvrager bij de aanvraag ingediende (project)plan en begroting.

  • 5. De hoogte van de subsidie voor de uren van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach VE, met HBO werk- en denkniveau, wordt gebaseerd op het door de aanvrager bij de aanvraag ingediende (project)plan en begroting.

  • 6. Voor aanvragen van activiteiten zoals opgenomen in artikel 4.1 onder lid a en c wordt een maximum van 10% coördinatie- of overheadkosten gehandhaafd. Indien dit percentage overschrijdt kan het college, gemotiveerd, toestemming verlenen om af te wijken van dit percentage.

Artikel 4.6 Berekening van ouderbijdrage en subsidie

  • 1. De ouderbijdrage voor de activiteiten in artikel 4.1 onder a wordt als volgt berekend:

    • a.

      Ouders betalen voor peuteropvang voor elk uur een inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan het kindercentrum. Deze ouderbijdrage is het door het kindercentrum gehanteerde uurtarief minus toelage die een ouder in de rijksregeling zou krijgen;

  • 2. De subsidie voor activiteiten in artikel 4.1 onder b wordt als volgt berekend: (A x B – C) + (D x E) = subsidiebedrag.

    • A.

      Aantal bezette kindplaatsen voorschoolse educatie X 8 uur per week

    • B.

      Tarief voor VVE-plekken in Lelystad in 2025, namelijk €12,66

    • C.

      de ouderbijdrage

    • D.

      aantal bezette kindplaatsen voorschoolse educatie X overstijgende uren per week

    • E.

      Maximum uurtarief uit de regeling, namelijk €12,66

Hoofdstuk 5: (vroeg)Schoolse educatie in het primair onderwijs

Artikel 5.1 Activiteiten

Subsidie inzake vroegschoolse educatie in het primair onderwijs wordt uitsluitend verleend voor:

  • a.

    versterking van het aangeboden onderwijs, voor VVE-geïndiceerde kinderen, op en rondom de basisscholen met achterstanden conform CBS-systematiek, specifiek gericht op het bevorderen van sociaal-emotionele vaardigheden, executieve functies, taalverzorging, lezen en rekenen bij de kinderen met achterstanden;

  • b.

    ontwikkeling en kennisdeling door het (generieke) opleidingsdeel binnen de gekozen maatregelen voor alle scholen met achterstandsleerlingen conform CBS-systematiek beschikbaar te stellen, c.q. kennisdeling van scholen met relatief veel achterstanden en een intensievere aanpak naar scholen met minder achterstanden en minder specifieke deskundigheid;

  • c.

    ondersteuning van ONT voor doelgroepkinderen voor de instap- en doorgroeifase in het kader van Nederlands als tweede taal (NT2);

  • d.

    Activiteiten die de ouderbetrokkenheid verhoogt, integratie bevordert en segregatie voorkomt van VVE-geïndiceerde kinderen.

Artikel 5.2 Subsidievereisten

De activiteiten in artikel 5.1 dienen aanvullend te zijn op de reguliere wettelijke verantwoordelijkheid van de onderwijspartners, die rechtstreeks naar het onderwijs worden bekostigd, en komen ten goede aan kinderen die geïndiceerd zijn met een VVE-indicatie.

Artikel 5.3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten:

  • a.

    zoals benoemd in artikel 5.1, aan in Lelystad gevestigde schoolbesturen en samenwerkingsverbanden van scholen in het primair onderwijs, die achterstanden hebben conform CBS-systematiek of aantoonbaar geïndiceerde leerlingen.

  • b.

    zoals benoemd onder artikel 5.1 onder lid a en d aan in Lelystad gevestigde instellingen die voldoen aan Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen.

Artikel 5.4 Kosten die in aanmerking komen voor subsidie

  • 1. Bij activiteiten zoals benoemd in artikel 5.1 komen alleen die kosten in aanmerking die aanvullend zijn op de reguliere inzet van de school.

  • 2. Bij activiteiten zoals benoemd in artikel 5.1 onder b en c komen alleen die kosten in aanmerking die bijdragen aan een effectieve kennisdeling specifiek gericht op de doelen en resultaatafspraken zoals opgenomen in het onderwijskansenbeleid.

  • 3. Bij activiteiten zoals benoemd in artikel 5.1 onder lid c komen alleen die kosten in aanmerking die bijdragen aan de overgang van leerlingen van een specifieke ONT/NT2 school naar een reguliere onderwijssetting.

  • 4. Voor aanvragen van activiteiten zoals opgenomen in artikel 5.1 wordt een maximum van 10% over de personeelskosten voor coördinatie- of overheadkosten gehandhaafd. Indien dit percentage overschrijdt kan het college, gemotiveerd, toestemming verlenen om af te wijken van dit percentage.

Artikel 5.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie voor de schoolse educatie in het primair onderwijs wordt gebaseerd op het door de aanvrager ingediende (project)plan en begroting, waaruit blijkt hoe de activiteit bijdraagt aan de opgestelde doelen en resultaatafspraken.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 6.1 Overige bepalingen

Aanvragen die ingediend worden tijdens deze regeling zullen worden verantwoord en vastgesteld worden op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan, met uitzondering van artikel 3.1 en 4.1 lid a en e, bepalingen uit deze subsidieregeling buiten toepassing laten, indien naar het oordeel van het college in bijzondere individuele gevallen de toepassing van een artikel uit deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in de subsidiebeschikking.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking 1 dag na bekendmaking en geldt van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026.

  • 2. De Subsidieregeling ‘Peuteropvang en Onderwijskansenbeleid 2024’ wordt op het in het vorige lid aangegeven moment ingetrokken.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: ‘Subsidieregeling Peuteropvang en Onderwijskansenbeleid Lelystad 2025’.

Ondertekening

Lelystad d.d. 17 september 2024.

Het college van de gemeente Lelystad,

de secretaris,

J.S.W.Ozenga

de burgemeester,

A.E.H. Baltus

Bijlage 1 tarieventabel

afbeelding binnen de regeling