Cameratoezicht Oost Indiëstraat

De burgemeester van Haarlem,

Overwegende:

dat ik op grond van artikel 2.77 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), juncto artikel 151c Gemeentewet, de bevoegdheid heb om te kunnen besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar mijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

Noodzaak

Naar aanleiding van drie voertuigbranden op 11 augustus 2024, 24 augustus 2024 en 4 september 2024, gevolgd door een poging tot het in brand steken van voertuig op 23 september 2024 in en rondom de Oost Indiëstraat in Haarlem heb ik in overleg met de politie besloten tot het plaatsen van twee camera’s in de directe nabijheid van de woning aan de Oost Indiëstraat 132 te Haarlem. Deze ernstige incidenten leveren een gevaar op voor de openbare orde. Bewoners van de Oost Indiëstraat voelen zich als gevolg hiervan niet meer veilig in hun woon- en leefomgeving.

Belangenafweging

Ik heb het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy anderzijds tegen elkaar afgewogen. In die afweging moet aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen meer gewicht worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te dulden in de privacy. Ik volg de openbare orde in en rondom de Oost Indiëstraat te Haarlem op de voet en het besluit tot het instellen van cameratoezicht zal onmiddellijk worden ingetrokken indien het cameratoezicht niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.

Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.77 APV;

Besluit