GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RECREATIESCHAP DRENTHE

Geldend van 01-10-2024 t/m heden

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RECREATIESCHAP DRENTHE

HOOFDSTUK I BEGRIPS- EN INTERPRETATIEBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling : deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      het samenwerkingsverband : het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      de gemeenten : de deelnemende gemeenten;

    • d.

      de raden : de raden van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid onder c;

    • e.

      de colleges : de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid onder c.;

    • f.

      het Algemeen Bestuur : het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam;

    • g.

      het Dagelijks Bestuur : het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Ingeval in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enig andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard en in die artikelen wordt gesproken van de gemeente, de raad, lid van de raad, het college van burgemeester en wethouders, wethouders en burgemeester c.q. voorzitter van de raad, dient te worden gelezen onderscheidenlijk de regeling, het Algemeen Bestuur, lid van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, lid van het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

HOOFSTUK II HET SAMENWERKINGSVERBAND

Artikel 2

  • 1.

    Er is een samenwerkingsverband genaamd het openbaar lichaam Recreatieschap Drenthe.

  • 2.

    Het is gevestigd te Dwingeloo. Het gebied van het samenwerkingsverband omvat het grondgebied van de aan het Recreatieschap Drenthe deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK III TAKEN

Artikel 3

  • 1.

    Het samenwerkingsverband heeft tot taak de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van recreatie en toerisme.

  • 2.

    Het Recreatieschap voert deze taak uit door:

    • a.

      het opstellen van beleidsplannen en werkplannen;

    • b.

      het, waar mogelijk in samenwerking met anderen, bevorderen van:

  • 3.

    de instandhouding en verbetering van het natuur- en landschapsschoon;

  • 4.

    het coördineren van de plannen van de deelnemende gemeenten ten aanzien van recreatie en toerisme;

  • 5.

    de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de recreatiegebieden;

  • 6.

    de totstandkoming en de instandhouding c.q. de verbetering van de nodige gebouwen;

  • 7.

    terreinen en werken en overige voorzieningen ten dienste van de recreatie en toerisme;

  • 8.

    samenwerking met andere instellingen en lichamen inzake de in lid 1 genoemde doelstelling;

  • 9.

    het overleg over eventuele maatregelen op het gebied van de openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, echter uitsluitend ten behoeve van de in lid 1 genoemde doelstelling;

  • 10.

    overige de recreatie en/of het toerisme dienende activiteiten.

  • 11.

    Het geven van voorlichting en het verstrekken van adviezen, verband houdende met de in lid 1 genoemde doelstelling.

  • 12.

    Het met inachtneming van de in lid 1 vermelde doelstelling de totstandkoming en exploitatie van voorzieningen in het belang van de openluchtrecreatie in zijn gebied ter hand te nemen, voor zover de totstandkoming en/of de exploitatie door de deelnemers aan het Recreatieschap Drenthe is opgedragen/overgelaten.

  • 13.

    Het beheren van toeristisch/recreatieve voorzieningen of het uitoefenen van toezicht op deze voorzieningen, voor zover het beheer en/of het toezicht door de deelnemers aan het Recreatieschap Drenthe is opgedragen/overgelaten.

HOOFDSTUK IV UITOEFENING VAN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4

  • 1.

    De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de deelnemende gemeenten kunnen ter behartiging van de taken als bedoeld in artikel 3 besluiten bevoegdheden over te dragen aan respectievelijk het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband oefent de overgedragen bevoegdheden eerst uit voor zover het Algemeen Bestuur daarmee instemt.

  • 3.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid regelt zo nodig de bijdrage in de kosten in verband met de uitoefening van de betreffende bevoegdheden.

  • 4.

    Een vertegenwoordiger van een deelnemende gemeente, waarvan het bestuur de bepaalde bevoegdheid niet heeft overgedragen, onthoudt zich in de vergadering van het Algemeen Bestuur van medestemmen over aangelegenheden, die betrekking hebben op de uitoefening van bedoelde bevoegdheid.

  • 5.

    De wettelijke voorschriften met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden, de uitoefening van deze bevoegdheden en het toezicht daarop, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Een besluit, als bedoeld in het eerste lid, wordt de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten meegedeeld en wordt bekend gemaakt door ter inzagelegging ter secretarie van de gemeente, die het aangaat, alsmede opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De voorzitter van het samenwerkingsverband maakt de ter inzagelegging tevoren bekend in één of meerdere dag- of nieuwsbladen, die in het gebied verspreid worden.

HOOFDSTUK V HET ALGEMEEN BESTUUR

PARAGRAAF I: DE SAMENSTELLING

Artikel 5

Elke deelnemer wijst een lid en een plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur aan.

PARAGRAAF II: DE WERKWIJZE

Artikel 6

Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste vijfmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer tenminste drie leden zulks onder opgave van redenen dit schriftelijk verzoeken. In dat geval vindt de vergadering binnen 30 dagen plaats.

Artikel 7

  • 1.

    In de vergadering van het Algemeen Bestuur heeft ieder lid één stem.

  • 2.

    Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuurders.

  • 3.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 4.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het derde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 5.

    De stemming in het Algemeen Bestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één der leden verzoekt om schriftelijke stemming. Stemming ten aanzien van personen geschiedt altijd schriftelijk.

  • 6.

    De directeur heeft in de vergadering een adviserende stem.

  • 7.

    Besluiten met ingrijpende gevolgen voor de deelnemende gemeenten kunnen door het Dagelijks Bestuur aan de raden worden voorgelegd. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen middels een zienswijze hun commentaar kenbaar maken. Besluiten met een ingrijpend karakter zijn, naast de financiële stukken, beleidsplannen of strategische plannen.

  • 8.

    Deze regeling kent, gezien haar uitvoerende karakter en het ontbreken van verordende regelingen, geen participatiemogelijkheid voor burgers.

Artikel 8

De stukken die van het Algemeen Bestuur uitgaan worden door de voorzitter en door de directeur ondertekend.

PARAGRAAF III: INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 9

Bij het afleggen van verantwoording en het verstrekken van inlichtingen aan een raad of een lid van een raad of het ontslag van een lid van het Algemeen Bestuur door een raad is het reglement van orde van die raad van toepassing.

HOOFDSTUK VI DAGELIJKS BESTUUR

PARAGRAAF I: DE WERKWIJZE

Artikel 10

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig achten. In dat geval vindt de vergadering binnen 14 dagen plaats.

  • 2.

    Elk lid van het Dagelijks Bestuur heeft in de vergadering van het Dagelijks Bestuur één stem.

Artikel 11

De stukken, die van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door de voorzitter en de directeur ondertekend.

PARAGRAAF II: INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 12

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid en te voeren beleid nodig is. Tot die informatie behoren in ieder geval de verslagen van de vergaderingen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden worden verlangd op de wijze zoals in het reglement van orde van die raad is bepaald.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kan de effectiviteit van de GR Recreatieschap Drenthe evalueren indien minimaal 2/3 van de deelnemende gemeenten hiertoe een verzoek hebben ingediend bij het Algemeen Bestuur. De GR Recreatieschap Drenthe kan maximaal 1 maal per bestuursperiode worden geëvalueerd.

HOOFDSTUK VII COMMISSIES

Artikel 13

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Indien tenminste 2/3 van de Raden van de deelnemende gemeenten het wenst kan het Algemeen Bestuur een gemeenschappelijke adviescommissie, bestaande uit raadsleden, instellen.

HOOFDSTUK VIII DE ORGANISATIE

Artikel 14

Het Dagelijks Bestuur wijst de ombudsman van de gemeente Assen aan als organisatie belast met de onafhankelijke behandeling van klachten als in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK IX FINANCIËLE BEPALINGEN; BEGROTING

Artikel 15

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting voor 1 mei aan de deelnemers.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur verzamelt de reacties van de raden en voegt deze bij het ontwerp zoals die aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

Artikel 16

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast voor 1 september van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 2.

    Terstond na de vaststelling wordt aan de raden van de deelnemende gemeenten medegedeeld dat de begroting is vastgesteld onder eventuele mededeling van wijziging t.o.v. de ontwerpbegroting.

Artikel 17

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Investeringsplannen, vervreemdingen, ruilingen en nieuwe activiteiten met financiële consequenties, dienen vergezeld te gaan van een overzicht (begrotingswijziging) waarin de financiële c.q. personele gevolgen zijn weergegeven.

  • 3.

    Eventuele reservevorming dient bij afzonderlijke begrotingswijziging aan de orde te komen.

HOOFDSTUK X FINANCIËLE BEPALINGEN; REKENING

Artikel 18

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de rekening voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, vast.

  • 2.

    Terstond na de vaststelling zendt het Dagelijks Bestuur de jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 19

  • 1.

    De bijdragen van de deelnemende gemeenten in de exploitatiekosten van het samenwerkingsverband worden berekend op de volgende wijze:

    • a.

      de verdeelsleutel voor de gemeenten is als volgt bepaald:

      • Gemeente Aa en Hunze 7,75 %

      • Gemeente Assen 7,50 %

      • Gemeente Borger-Odoorn 8,00 %

      • Gemeente Coevorden 9,25 %

      • Gemeente De Wolden 6,75 %

      • Gemeente Emmen 18,00 %

      • Gemeente Hoogeveen 8,00 %

      • Gemeente Meppel 4,00 %

      • Gemeente Midden-Drenthe 10,00 %

      • Gemeente Noordenveld 7,25 %

      • Gemeente Ooststellingwerf 7,50 %

      • Gemeente Tynaarlo 6,25 %

      • Gemeente Westerveld 7,25 %

    • b.

      De verdeelsleutel voor een nieuw toetredende gemeente wordt bepaald op basis van een gemiddelde van de percentages van twee vergelijkbare gemeenten qua inwoneraantal en oppervlakte.

    • c.

      De bijdrage zoals berekend op grond van het percentage genoemd onder b. van dit artikel wordt opgeteld bij de som van de berekende bijdragen op grond van het bepaald in lid 1 onder a van dit artikel.

  • 2.

    De bijdrage van de deelnemende gemeenten aan het stimuleringsfonds bestaat uit een vast bedrag en een flexibel bedrag. Het flexibele bedrag wordt berekend aan de hand van de ontvangen inkomsten toeristenbelasting, zoals vermeld in de laatst vastgestelde jaarrekening van de deelnemende gemeenten, vermenigvuldigd met een percentage. Zowel de vaste bijdrage als het percentage voor het flexibele bedrag worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur

  • 3.

    Op de bijdragen, bedoeld in het eerste en tweede lid worden, volgens de door het Algemeen Bestuur te bepalen wijze, door de deelnemende gemeenten voorschotten verstrekt.

  • 4.

    De voorschotten worden bepaald aan de hand van de begroting voor het desbetreffende jaar.

Artikel 20

De betaling van rente en aflossing van de door het Recreatieschap Drenthe gesloten of te sluiten geldleningen wordt zo nodig door de deelnemende gemeenten gegarandeerd.

HOOFDSTUK XI TOETREDEN, UITTREDEN , OPHEFFEN EN GESCHILLEN

Artikel 21

  • 1.

    Toetreding, door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente, kan plaats hebben bij besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij voor eigen gemeente bevoegd zijn, indien tenminste tweederde van het aantal raden, colleges en burgemeester en wethouders zich daar vóór hebben verklaard.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt de financiële gevolgen van toetreding vast, welke een direct gevolg zijn van de toetreding en waarvan het niet redelijk is, dat deze mede voor rekening komen van de reeds deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, na de publicatie van het besluit tot toetreding in de Staatscourant.

Artikel 22

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkend besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders. De uittreding wordt van kracht zes maanden na de datum waarop het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2.1. Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan en voorlopige uittreedsom vast. De voorlopige uittreedsom wordt gebaseerd op de laatst vastgestelde jaarrekening

  • 2.2. De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. Onder frictiekosten wordt verstaan alle directe kosten te maken door de Regeling die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van de deelnemer. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de Regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen (waaronder de bijdrage aan het stimuleringsfonds), de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 2.3. De Regeling brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom binnen zes maanden. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 2.4. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van binnenkomst van het verzoek tot uittreding.. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van binnenkomst van het moment van uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom. Feiten en omstandigheden die zich voordoen na het moment van binnenkomst van het verzoek tot uittreding leiden niet tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer of het bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien de wederpartij andere inlichtingen zou hebben verstrekt waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 2.

    Uittreding kan, behoudens door het Algemeen Bestuur toe te staan afwijking slechts plaats hebben met een opzegtermijn van twee jaar. Met dien verstande, dat de voor de uittreding eventueel noodzakelijke wijziging van de regeling in werking moet zijn getreden voor 1 januari van het jaar van uittreding.

  • 3.

    Uittreding kan niet plaatsvinden gedurende de eerste vijf jaren na de toetreding.

Artikel 23

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur en de besturen van de deelnemende gemeenten kunnen aan het Algemeen Bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur een daartoe strekkend voorstel toekomen aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer:

    • a.

      Het Algemeen Bestuur zich daar vóór heeft verklaard en

    • b.

      tweederde van het aantal raden, tweederde van het aantal colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten zich daar vóór hebben verklaard, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft.

  • 4.

    De wijziging gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het besluit in de Staatscourant is geplaatst.

Artikel 24

  • 1.

    De regeling kan opgeheven worden bij daartoe strekkende besluiten van tenminste tweederde van het aantal raden, tweederde van het aantal colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling, regelt het Algemeen Bestuur de financiële gevolgen daarvan bij een liquidatieplan.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt niet vastgesteld, dan nadat de raden, de colleges van burgemeester en wethouders zijn gehoord. In dit plan zijn bepalingen opgenomen omtrent de vereffening van het vermogen van het samenwerkingsverband naar de deelnemende gemeenten toe.

  • 4.

    De organen van het samenwerkingsverband blijven, zo nodig, na het tijdstip van opheffing van de regeling in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 25

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan een daartoe in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt aan het Algemeen Bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALING

Artikel 26

  • 1.

    De aanwijzing, volgens artikel 5, van nieuwe leden van het Algemeen Bestuur vindt plaats binnen drie maanden na het inwerking treden van deze regeling.

  • 2.

    De thans fungerende voorzitter roept binnen één maand na afloop van de in het vorig lid genoemde termijn de tot dan toe krachtens het eerste lid benoemde leden van het Algemeen Bestuur voor de eerste maal in vergadering bijeen. In deze vergadering benoemt het Algemeen Bestuur de voorzitter en de overige leden van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Tot de dag waarop het Algemeen Bestuur het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in functie treden, blijven de thans functionerende organen hun taken en bevoegdheden uitoefenen.

Artikel 27

Burgemeester en wethouders van de gemeente Assen worden aangewezen als het gemeentebestuur, bedoeld in artikel 26 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

Artikel 28

Deze Gemeenschappelijke Regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de goedkeuring op de regeling door Gedeputeerde Staten is ontvangen en de regeling in de registers, als bedoeld in artikel 27 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, is opgenomen.

Artikel 29

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Recreatieschap Drenthe.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Algemeen Bestuur van het Recreatieschap Drenthe d.d. 11 April 2024

Voorzitter Directeur

D.B. Dijkstra