Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Borne 2024

Geldend van 02-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Borne 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne (hierna: het college) en de burgemeester van de gemeente Borne (hierna: de burgemeester), ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op,

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    relevante bepalingen van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Omgevingswet, het Besluit bouwwerken leefomgeving, de Alcoholwet, de Aanbestedingswet 2012, het Burgerlijk Wetboek, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne 2024;

  • -

    dan wel andere specifieke wetgeving waar de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op van toepassing is verklaard.

Overwegende dat,

  • -

    voorkomen moet worden dat de gemeente Borne criminele activiteiten (indirect) faciliteert of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast;

  • -

    de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hierbij een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn;

  • -

    de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur de gemeente Borne hierbij bestuurlijke beleidsruimte en keuzevrijheid geeft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    een Bibob-onderzoek voor de betrokkene zeer ingrijpend kan zijn;

  • -

    de inzet van een Bibob-onderzoek weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur moet worden genomen.

  • -

    door middel van deze beleidsregel aan een ieder kenbaar wordt gemaakt in welke gevallen in ieder geval een Bibob-onderzoek plaatsvindt;

  • -

    dat het college respectievelijk de burgemeester respectievelijk de gemeente Borne overeenkomstig deze beleidsregel handelt, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (als bedoeld in artikel 4:84 Awb),

Besluiten vast te stellen de:

“Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Borne 2024”

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in paragraaf 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      APV: Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne 2024;

    • c.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      Bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne respectievelijk de burgemeester van de gemeente Borne;

    • e.

      Bibob-onderzoek: een eigen onderzoek door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak naar in hoeverre sprake is van een integriteitsrisico;

    • f.

      Bibob-register: register waarin overheidsinstanties en het Bureau Bibob informatie over Bibob-onderzoeken registreren en kunnen opvragen. Het uitwisselen van deze informatie helpt de informatiepositie bij het doen van eigen onderzoek te verstevigen en op die manier misbruik te voorkomen.

    • g.

      Crowdfunding: het vergaren van financiële middelen via een netwerk van personen;

    • h.

      Integriteitsclausule: een beding in een (intentie)overeenkomst waarin een voorbehoud wordt gemaakt dat de gemeente een eigen onderzoek kan doen in het kader van de Wet Bibob en dat, wanneer zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, derde lid, Wet Bibob voordoet, van de vastgoedtransactie kan worden afgezien, deze ontbonden kan worden of beëindigd zonder enige vorm van schadevergoeding of anderszins compensatie van kosten;

    • i.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Borne;

    • j.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder d, van de Wet Bibob;

    • k.

      Snippergroen: een uitbreiding van een privaat eigendom, ten koste van openbaar groen of openbare verharding;

    • l.

      Tijdelijke verhuur: verhuur van gemeentelijk onroerend goed voor een maximale duur van één jaar;

    • m.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling voor een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder o, van de Wet Bibob;

    • n.

      Wet Bibob: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3. Waar in deze beleidsregels “gemeente” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als -wanneer van toepassing- de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

Artikel 1.2 Risicocategorieën

In dit artikel zijn risicocategorieën opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat er in deze categorieën door middel van activiteiten strafbare feiten worden gepleegd dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten:

  • a.

    Afhaal- en bezorgrestaurants;

  • b.

    Afvalverwerkingsbedrijven;

  • c.

    Asbestsanerings- en sloopbedrijven;

  • d.

    Autoherstel- en demontagebedrijven;

  • e.

    Autoverkoop- en verhuurbedrijven;

  • f.

    Energiebedrijven (zon- en windmolenparken);

  • g.

    Goud- en zilverwinkels;

  • h.

    Grondverzet-en saneringsbedrijven;

  • i.

    Horecabedrijven;

  • j.

    Kamerverhuurbedrijven;

  • k.

    Speelautomatenhallen;

  • l.

    Kapperszaken;

  • m.

    Opslag- en verhuurbedrijven;

  • n.

    Prostitutie;

  • o.

    Recycling;

  • p.

    Religieuze instellingen;

  • q.

    Welnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

  • r.

    Sportscholen;

  • s.

    Telecombedrijven;

  • t.

    Transportbedrijven;

  • u.

    Vuurwerkhandel en - importeurs;

  • v.

    Zorginstellingen.

Artikel 1.3 Afwijken beleidsregels

Deze beleidsregels laten onverlet dat gemotiveerd afgeweken kan worden van de hiernavolgende bepalingen tot het uitvoeren van een (pre)Bibob-onderzoek, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, deze kunnen onder andere betrekking op bijvoorbeeld:

  • a.

    de integriteit van de aanvrager;

  • b.

    de transparantie van de financiering;

  • c.

    de transparantie van de bedrijfscultuur;

  • d.

    de transparantie van de organisatiestructuur.

HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSBEREIK PUBLIEKRECHTELIJKE BESCHIKKINGEN

Artikel 2.1 Toepassingsbereik aangevraagde beschikkingen

  • 1. Voordat er besloten wordt op een aanvraag tot het geven van een beschikking, veelal vergunning, zal het bestuursorgaan dat tot die beslissing bevoegd is, een (pre)Bibob-onderzoek uitvoeren. Uitvoering van dit onderzoek geldt, voor zover de aanvraag ziet op een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Alcoholwet (alcoholvergunning, met uitzondering van slijterijbedrijven);

    • b.

      aanvraag van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de Kansspelen (speelautomatenvergunning);

    • c.

      artikel 5.1 en verder van de Omgevingswet voor:

      • -

        een bouwactiviteit,

      • -

        een omgevingsplanactiviteit,

      • -

        een milieubelastende activiteit,

        ingeval:

        • a.

          de (toekomstige) gebruiksfunctie van het bouwwerk binnen één of meer van de in artikel 1.2 genoemde risicocategorieën valt, of

        • b.

          de betrokkene in relatie staat met één of meer van de in artikel 1.2 genoemde risicocategorieën, of

        • c.

          de ambtelijke vastgestelde bouwkosten € 500.000,- exclusief BTW of meer bedraagt;

        • d.

          er aanwijzingen of vermoedens zijn dat de financiering geheel of gedeeltelijk plaatsvindt of zal plaatsvinden via crowdfunding, sponsoring of giften;

        • e.

          ingevolge artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder;

    • d.

      artikel 2:25, eerste lid, van de APV Borne (evenementenvergunning) voor zover het een vechtsportevenement of evenement met risicoprofiel C betreft;

    • e.

      artikel 3:4, eerste lid, van de APV Borne (vergunning seksbedrijf);

    • f.

      artikel 5:18, eerste lid van de APV Borne (standplaatsvergunning);

    • g.

      het toekomstige artikel 2:28 in de APV (exploitatievergunning).

  • 2. Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking, wanneer deze aanvragen niet genoemd zijn in deze beleidsregels, plaatsvinden als uit:

    • -

      ambtelijke informatie en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • -

      wanneer er vanuit het Landelijk Bureau Bibob informatie dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de Wet Bibob wordt verstrekt, waarin duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3. Tevens dient een eigen onderzoek plaats te vinden als bij navraag (artikel 11a van de Wet Bibob) door de gemeente Borne bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

  • 4. Bij een aanvraag van een betrokkene voor een vergunning kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds eerder uitgevoerd onderzoek ten aanzien van een eerdere vergunning, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft dezelfde betrokkene;

    • b.

      de aanvraag betreft een zelfde soort vergunning;

    • c.

      de aanvraag is ingediend binnen twee jaar na het Bibob-onderzoek naar een eerdere vergunning;

    • d.

      uit het Bibob-onderzoek bij de eerdere vergunning zijn geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen, intrekken of het opleggen van voorschriften naar voren gekomen;

    • e.

      de voor een Bibob-onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob-onderzoek. Relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

      • o

        de bedrijfsstructuur;

      • o

        de financiering;

      • o

        zakelijke partners/Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

      • o

        een andere locatie of inrichting ten opzichte van de eerdere horecavergunning verleend op grond van de Alcoholwet.

    • f.

      er zijn geen aanwijzingen voor of vermoedens van gevaar of aanwijzingen voor of vermoedens van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1, lid 2.

  • 5. In aanvulling op lid 4 geldt dat ook een beperkt onderzoek kan worden gedaan indien het gaat om:

    • a.

      het wijzigen van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet;

    • b.

      het wijzigen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de Kansspelen.

  • 6. In afwijking van lid 4, onder c, geldt voor aanvragen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, een termijn van 6 jaar.

  • 7. Uitvoering van het eigen Bibob-onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1. De gemeente Borne kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen, indien:

    • a.

      de beschikking betrekking heeft op een activiteit dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Borne na de verstrekking van de beschikking, in artikel 1.2 is aangewezen als een risicocategorie;

    • b.

      vanuit eigen informatie, dan wel vanuit informatie van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • c.

      informatie als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of uit het Bibob-register of artikel 26 van de Wet Bibob vanuit het Landelijk Bureau Bibob of het OM is verkregen, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • d.

      bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene hier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een beschikking is verleend wordt het RIEC verzocht om het Bibob-onderzoek te coördineren.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1. De gemeente Borne kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie overeenkomstig het bepaalde in titel 4.2 van de Awb, indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de artikel 1.2 genoemde risicocategorieën; of

    • b.

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Landelijk Bureau Bibob informatie dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de Wet Bibob wordt verstrekt, waarin duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

HOOFDSTUK 3. PRIVAATRECHTELIJKE TRANSACTIES

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente Borne zal de Wet Bibob toepassen bij vastgoedtransacties, zoals bedoeld onder 1 waarbij de gemeente Borne partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente Borne de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel uitmaakt van de procedure.

  • 2. De gemeente Borne heeft in vastgoedovereenkomsten standaard een integriteitsclausule opgenomen waarin staat dat deze beleidsregels van toepassing zijn en op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob.

  • 3. De vastgoedovereenkomst kan worden ontbonden, opgezegd, vernietigd of opgeschort ingeval van gevaar op misbruik ervan zoals bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob.

  • 4. Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente Borne zal de Wet Bibob toepassen bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, indien:

    • a.

      de activiteiten behorend tot een als zodanig door de gemeente Borne benoemde risicocategorie zoals benoemd in artikel 1.2; of

    • b.

      er sprake is van een SAS-dienst (een sociale en specifieke dienst), gericht op zorg zoals bedoeld in de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, die worden ingekocht door rechtspersonen met een overheidstaak via een (semi-)open house- of toelatingsprocedure op grond van artikel 1, vierde lid, sub b van de Wet Bibob; of

    • c.

      op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob (artikel 11 of 11a van de Wet Bibob) of uit het Bibob-register en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.

  • 2. In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente Borne, alvorens tot gunning over te gaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet Bibob en/of het Bibob-register kan raadplegen.

  • 3. Bij de uitvoering van de overeenkomst kan het bepaalde onder het eerste lid aanleiding zijn om een eigen onderzoek te starten naar de contractpartij en/of de onderaannemer.

Artikel 3.3 Uitzonderingen

  • 1. De rechtspersoon met een overheidstaak kan toepassing van artikel 3.1, eerste lid, achterwege laten voor zover de betrokkene;

    • a.

      een orgaan is van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht of

    • b.

      een woningcorporatie is op grond van artikel 19 van de Woningwet.

  • 2. De rechtspersoon met een overheidstaak kan toepassing van artikel 3.1 achterwege laten voor zover de vastgoedtransacties ziet op het vervreemden van:

    • a.

      eigendom of een zakelijk recht, voor zover het bedrag lager is dan € 1.000.000,--;

    • b.

      snippergroen of

    • c.

      gronden met woonbestemming aan natuurlijke personen, tenzij de gronduitgifte meer dan € 500.000 exclusief BTW bedraagt.

  • 3. De rechtspersoon met een overheidstaak kan toepassing van artikel 3.1, eerste lid, achterwege laten voor zover de vastgoedtransactie ziet op tijdelijke verhuur van onroerend goed.

  • 4. Bij een vastgoedtransactie kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds eerder uitgevoerd onderzoek ten aanzien van een eerdere vastgoedtransactie, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft dezelfde betrokkene;

    • b.

      de vastgoedtransactie betreft een zelfde soort vastgoedtransactie;

    • c.

      uit het Bibob-onderzoek bij de eerdere vastgoedtransactie zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen;

    • d.

      de voor een Bibob-onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob-onderzoek. Relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

      • o

        de bedrijfsstructuur;

      • o

        de financiering;

      • o

        zakelijke partners/Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

    • e.

      er zijn geen aanwijzingen voor of vermoedens van gevaar of aanwijzingen voor of vermoedens van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1, lid 2.

HOOFDSTUK 4. INFORMATIEDELING

Artikel 4.1 Informatie delen

  • 1. Indien er sprake is van een zelfstandige gevaarbeoordeling of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet Bibob zal de gemeente hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a, lid 7 en 8 van de Wet Bibob.

  • 2. De gemeente zal indien hier aanleiding toe is, gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

  • 3. De gemeente zal op verzoek informatie, verkregen op grond van de Wet Bibob, verstrekken aan andere gemeenten en/of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld en onder voorwaarde als genoemd in artikel 28, lid 2 onder m van de Wet Bibob.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 5.2 Intrekken oude beleidsregels

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden de beleidsregels “Beleidslijn Bibob 2015 Gemeente Borne”, met kenmerk 15INT03489, ingetrokken.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Borne 2024”.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 24 september 2024

Ondertekening

De secretaris,

J. Meijerink

burgemeester,

drs. J.H.R. Pierik

Toelichting toepassing Wet bibob in de gemeente Borne

De Wet bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze (deels) te weigeren, (deels) in te trekken, hieraan (extra) voorschriften te verbinden of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Artikel 3 Wet bibob

Het centrale artikel in de wet is artikel 3, eerste lid. Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.

"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen."

Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob:

"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze ten minste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit."

Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.

Het “gevaar” wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.

Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen op vergelijkbare gronden als bedoeld in artikel 3 (a- en b-grond) worden ontbonden, opgeschort of kunnen aanleiding geven om geen overeenkomst aan te gaan of onderhandelingen af te breken, mits dit in de specifieke overeenkomsten is geregeld.

Toepassing van de wet

Het bestuursorgaan heeft discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt een toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden.

Op grond van de Wet bibob is het mogelijk een onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon en/of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon en/of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning vanuit het RIEC en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob krijgt de gemeente zicht op de integriteit van de persoon/onderneming.

Waarom beleidsregels?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels, waarin de gemeente als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, evenredigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

oSubsidiariteit

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren en/of een vergunning/subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.

oProportionaliteit

Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risicogestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-onderzoek onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van het eigen onderzoek, evenredig zijn aan de mate van gevaar.

oEvenredigheid

Het is belangrijk dat het bestuursorgaan de genomen beslissing goed motiveert en dat deze evenredig is. Dit is de vaste lijn in de jurisprudentie. Voorkomen moet worden dat er onnodige nadelige gevolgen zijn voor de betrokkenen van een nadelig besluit in de zin van de Wet Bibob. Er moet maatwerk worden toegepast en alle betrokken belangen moeten worden afgewogen. De evenredigheidstoets, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze in de ‘Harderwijk-uitspraak’ (ECLI:NL:RVS:2022:285) heeft geformuleerd, geldt voor alle besluiten waarbij een bestuursorgaan beleidsruimte heeft. Dus ook bij besluiten die op de Wet Bibob en deze beleidsregels zijn gebaseerd. Het bestuursorgaan kan bijvoorbeeld een vergunning weigeren of intrekken als er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, maar kan niet volstaan met deze conclusie. Op grond van artikel 3:4, tweede lid van de Awb moet de evenredigheid van het besluit worden beoordeeld. De drietraptoets speelt daarin een belangrijke rol: geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. De uitkomst van het goed toepassen van de evenredigheidstoets kan tot gevolg hebben dat er bijvoorbeeld voorschriften worden verbonden aan de vergunning of deze deels wordt geweigerd/ingetrokken. Deze voorschriften moeten gericht zijn op het wegnemen of beperken van het gevaar. Bijvoorbeeld: een Bibob-vragenformulier wordt niet/onvoldoende ingevuld. Dan mag de gemeente niet zomaar weigeren om een overeenkomst aan te gaan, maar kan dit wel als opschortende voorwaarde opnemen in de overeenkomst.

Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom dit onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en/of subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid, namelijk als privaatrechtelijk persoon.

De gevolgen van een Bibob-onderzoek voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. Maar de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

De gevolgen van een Bibob-onderzoek voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek toepast op vergunningen staat vermeld in artikel 3 en 4 en op subsidies in artikel 6.

Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht (privaatrecht). Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Anderzijds is die vrijheid niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-onderzoek kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet bibob zou (kunnen) worden toegepast. Contractsvrijheid brengt ook met zich mee dat onderhandelingen kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de Wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.

Uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente Borne

Ten aanzien van het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat het hierna genoemde bedoeld is om het eigen onderzoek door de gemeente voor de betrokkene(n) en eventuele relevante Bibob-relaties inzichtelijk te maken. De gemeente behoudt zich het recht voor om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.

Bij het uitvoeren van het eigen onderzoek zijn de bepalingen vanuit de Awb, de Wet Bibob, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek (ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten) van toepassing.

Daarnaast zijn ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten de bepalingen opgenomen in het (algemene) inkoopbeleid van de gemeente, (algemene) inkoopvoorwaarden van de gemeente en bepalingen in (voorgenomen) overeenkomsten, leidend.

Na ontvangst van een volledige aanvraag zal eerst beoordeeld worden of er reguliere weigerings- en intrekkingsgronden zijn vanuit onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag. In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, mee moeten werken aan het eigen onderzoek van de gemeente en de daarvoor gevraagde gegevens dienen in te vullen en in te leveren bij de gemeente.

oEigen onderzoek

Het eigen onderzoek* als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob houdt in:

  • 1.

    de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten, de Bibob-vragenformulier(en), inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

  • 2.

    de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente Borne, door betrokkene overgelegde documenten of informatie;

  • 3.

    open bronnen onderzoek (zoals het internet, kranten, Kadaster, rechtspraak.nl, het Centraal Insolventieregister, de Kamer van Koophandel, etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

  • 4.

    het eventueel bevragen van de betrokkene bij het Landelijk Bureau Bibob, zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet bibob en het raadplegen van het Bibob-register;

  • 5.

    het eventueel opvragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3., eerste lid, onder l van het Besluit politiegegevens;

  • 6.

    het opvragen van Justitiële gegevens ten aanzien van:

    • -

      de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet bibob;

    • -

      degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • -

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • -

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • -

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • -

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

*Voor het uitvoeren van een beperkt eigen onderzoek, wordt in ieder geval gebruik gemaakt van de onderdelen, genoemd onder nummer 3, 5 en 6. De uitkomsten daarvan kunnen leiden tot een uitgebreider onderzoek.

Een van de onderdelen die bij het aanvraagformulier horen zijn de financiële gegevens van het project. Ten aanzien van de financiering van het project/de activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering de volgende bepalingen:

  • bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

  • bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel naar het Nederlands vertaalde) leningsovereenkomst overgelegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

  • bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer;

  • wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente;

  • de Belastingdienst kan gegevens over fiscale vergrijpboetes rechtstreeks aan het bestuursorgaan verstrekken voor het eigen onderzoek op grond van artikel 7c van de Wet bibob.

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

Het vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b Wetboek van Strafrecht). De gemeente Borne kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd, kan de gemeente Borne aangifte doen bij de politie.

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld (artikel 4:5 Awb).

Voor wat betreft vastgoedtransacties geldt dat bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, in beginsel geen overeenkomst wordt aangegaan, dan wel wordt in beginsel tot uitsluiting van de overheidsopdracht overgegaan.

Als de gemeente Borne op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren, de verleende beschikking intrekken, de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aangaan, dan wel de overeenkomst ontbinden of opschorten. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van de gemeente Borne versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente Borne desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de Wet Bibob.

De gemeente Borne zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen inzake vastgoedtransacties dan wel overheidsopdrachten, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat tenminste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

  • a.

    betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • b.

    de wijze van financiering door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

  • c.

    betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Landelijk Bureau Bibob gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • d.

    er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedovereenkomst mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

  • e.

    er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedovereenkomst betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

  • f.

    er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

  • g.

    er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedovereenkomst een strafbaar feit is gepleegd.

oAdviesaanvraag Landelijk Bureau Bibob

Aanvullend op het eigen onderzoek kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    het Landelijk Bureau Bibob de gemeente Borne adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;

  • e.

    de officier van justitie de gemeente Borne adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Landelijk Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente Borne de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente Borne eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten of de weigerings- en intrekkingsgronden van de onderliggende regelgeving. De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.


Noot
1

• Een vastgoedtransactie in het kader van de Wet Bibob is: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

° het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

° huur of verhuur;

° het verlenen van een gebruikrecht;

° de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

° toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; of

° toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon.