Beleidsregel studietoeslag gemeente Utrecht

Geldend van 01-10-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel studietoeslag gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 36b van de Participatiewet;

Overwegende dat zij het nodig vinden om nadere invulling te geven aan de gestelde criteria in artikel 36b van de Participatiewet;

Besluiten de volgende beleidsregel vast te stellen:

Artikel 1 Definities

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    Stage: Werkzaamheden ten behoeve van het uitbreiden van kennis en ervaring in het kader van een studie, waarbij de werkzaamheden in overwegende mate in het belang zijn van de opleiding die wordt gevolgd;

  • b.

    WSF: Wet studiefinanciering 2000;

  • c.

    WTOS: Hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 2 Structurele medische beperking

  • 1. Structurele medische beperking: een fysieke en/of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende zonder dat dit ten koste gaat van de gebruikelijke tijd die nodig is om de studie met succes af te ronden.

  • 2. Structureel: als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, waardoor belanghebbende wel in staat is om naast de studie inkomsten te verdienen.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1. De studietoeslag dient digitaal of schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier.

  • 2. Belanghebbende verstrekt bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een bewijs van het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of van een tegemoetkoming op grond van de WTOS;

    • b.

      bij stage: een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de stagevergoeding blijkt.

  • 3. Belanghebbende kan bij de aanvraag een deskundigenverklaring verstrekken waarin staat waarom belanghebbende niet kan werken naast de studie.

Artikel 4 Toekennen

  • 1. Als door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat recht op studietoeslag bestaat, wordt de studietoeslag toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • a.

      belanghebbende daarom verzoekt; en

    • b.

      belanghebbende over deze periode aannemelijk kan maken te voldoen aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag; en

    • c.

      belanghebbende in deze periode woonplaats had in de gemeente Utrecht als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4. Indien het geneeskundig advies hiertoe aanleiding geeft, wordt de studietoeslag voor een beperkte afgebakende periode verstrekt.

Artikel 5 Hoogte studietoeslag

  • 1. De studietoeslag bedraagt per maand het bedrag genoemd in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021.

  • 2. Indien de studietoeslag met terugwerkende kracht wordt toegekend, dan wordt de hoogte van de studietoeslag over de periode tot en met 30 september 2024 vastgesteld aan de hand van het in die maanden geldende beleid.

  • 3. Als uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag geldt in de maand waarin een belanghebbende jarig wordt, het bedrag dat hoort bij de leeftijd die belanghebbende op de verjaardag heeft bereikt.

Artikel 6 Geneeskundig advies

Het vragen van een geneeskundig advies blijft achterweg indien:

  • a.

    direct duidelijk is dat er recht bestaat op studietoeslag gelet op de ernst/aard van de structurele medische beperking;

  • b.

    op basis van de deskundigenverklaring, als bedoeld in artikel 3 lid 3 het recht kan worden vastgesteld;

  • c.

    vaststaat dat belanghebbende geen studiefinanciering op grond van de WSF of tegemoetkoming op grond van de WTOS ontvangt;

  • d.

    belanghebbende recht heeft op een Wajong uitkering; of

  • e.

    belanghebbende werkt naast de studie, niet zijnde een stage;

Artikel 7 Nieuw geneeskundig advies bij zicht op verbetering

Wanneer het geneeskundig advies of de persoonlijke situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, zal binnen de daartoe in het advies opgenomen termijn, of bij het ontbreken daarvan een redelijke termijn, een nieuw geneeskundig advies worden gevraagd om te beoordelen of belanghebbende nog aan de voorwaarden voldoet als bedoeld in artikel 2.

Artikel 8 Intrekking

De (oude) Beleidsregel studietoeslag gemeente Utrecht, vastgesteld op 18 oktober 2022, wordt op 1 oktober 2024 ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2024.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel studietoeslag gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 24 september 2024.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis

Toelichting bij Beleidsregel studietoeslag gemeente Utrecht

Algemeen

Doel van de studietoeslag is om jongeren met een structurele medische beperking die niet kunnen

bijverdienen naast hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te bieden. Dat moet ertoe leiden dat meer mensen met een arbeidsbeperking gaan studeren en daarmee een betere kans op de arbeidsmarkt hebben.

Vanaf 1 april 2022 is de regeling van de studietoeslag in de Participatiewet gewijzigd. Uit onderzoek bleek namelijk dat het doel van de regeling niet altijd werd bereikt, omdat de studietoeslag in sommige gemeenten (te) laag was of er te strenger voorwaarden golden.

De aangepaste studietoeslag met minimumbedragen trad op 1 april 2022 in werking. De bedragen voor

de studietoeslag en de vrijlating van de stagevergoeding zijn uitgewerkt in een AMvB. Het college

verstrekt studietoeslag op grond van het nieuwe artikel 36b van de Participatiewet.

Op 28 maart 2024 heeft de Raad de beleidsnota ‘Gelijke kansen voor een zeker bestaan’ vastgesteld. Daarin is afgesproken om de voorwaarden en uitvoering van de studietoeslag aan te passen naar het wettelijk minimum. Met deze nieuwe beleidsregel wordt hier toepassing aan gegeven.

Geen bijstand meer maar toeslag

De studietoeslag is vanaf 1 april 2022 geen bijstand meer. Daarom is er geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens. Het recht is gekoppeld aan het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Ontvangst of recht op studiefinanciering WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS

In de wettekst van artikel 36b van de Participatiewet staat dat een aanvraag kan worden gedaan als iemand studiefinanciering of WTOS ontvangt. Dit moet zo worden gelezen: er bestaat recht op studietoeslag als er recht bestaat op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 WTOS. Of er recht bestaat blijkt uit een beschikking van DUO. Voor het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of WTOS van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht bestaat.

Voorbeeld: De inwoner begint op 1 september 2022 met een opleiding, heeft recht op studiefinanciering met ingang van 1 december 2022 en ontvangt deze voor het eerst op 22 december 2022. Dan bestaat er recht op studietoeslag met ingang van 1 december 2022.

Structurele medische beperking

Een belanghebbende moet als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat zijn

naast de studie inkomsten te verdienen. Dit wordt aangeduid als een belanghebbende met een structurele medische beperking. Zie de artikelsgewijze toelichting voor uitleg wat hiermee wordt

bedoeld. Het gaat hierbij alleen om inkomsten uit loondienst of als zelfstandige. Ander inkomen, zoals alimentatie, is niet relevant. Er is geen inkomenstoets voor de studietoeslag en dus ook geen inkomstenkorting.

Inlichtingenplicht en terugvordering P articipatiewet

Op grond van artikel 36b lid 4 van de Participatiewet geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of tot een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan vindt terugvordering plaats op grond van artikel 58 Participatiewet overeenkomstig de regels terugvordering van bijstand. Dit volgt uit artikel 58 lid 6 van de Participatiewet.

Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders mogen van eigen beleidsregels afwijken als toepassing ervan in een individueel geval door bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit is geregeld in artikel 4:84 Awb.

Omdat dit al volgt uit de Awb is het niet nodig om in de beleidsregels zelf een hardheidsclausule op te nemen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Stage en stagevergoeding

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding. Maar ook een stage die niet verplicht is draagt bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage plaatsvindt in het kader van de studie.

Stages die plaatsvinden in het kader van de studie (zowel verplicht als onverplicht) vallen onder de vrijlatingsregeling zoals opgenomen in de wet.

Omdat een wettelijke definitie van het begrip stage ontbreekt, kunnen er onduidelijkheden ontstaan, met name indien er ook, of alleen, productieve werkzaamheden worden uitgevoerd en er juridisch sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Indien er (ook) sprake is van een arbeidsovereenkomst valt dit niet onder de reikwijdte van artikel 36b lid 5 van de Participatiewet. Betaald werk kan natuurlijk van belang zijn of te maken hebben met de studie die wordt gevolgd maar het verstrekken van studietoeslag in combinatie hiermee verhoudt zich niet met de voorwaarden genoemd in artikel 36b lid 1 van de Participatiewet.

Artikel 2 Structurele medische beperking

De belanghebbende die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven wordt in de beleidsregels aangeduid als een belanghebbende met een structurele medische beperking. Onder een medische beperking wordt zowel een fysieke als psychische beperking verstaan. Een individuele sociale beperking zoals het verlenen van mantelzorg valt niet onder deze regeling omdat die niet voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek.

De beperking moet structureel (dus langdurig) van aard zijn en ernstig genoeg om een rechtstreeks verband te kunnen leggen met het niet in staat zijn naast de studie inkomsten te kunnen verdienen.

Voor structureel hanteren we een termijn van 12 maanden. We sluiten hiermee aan bij andere wetgeving binnen het sociale zekerheidsstelsel.

Een gebroken been of een medische ingreep met een te verwachten hersteltermijn van minder dan 12 maanden is dus geen structurele medische beperking.

Ook zijn er medische beperkingen die wel structureel zijn, maar iemand niet of beperkt belemmeren om naast de studie inkomsten te verwerven, zoals (milde en enkelvoudige) dyslexie, astma, diabetes, slechtziendheid of een milde vorm van reuma. Natuurlijk moet het college altijd per geval kijken of voldaan is aan de voorwaarden. Het is daarbij niet relevant dat iemand door economische omstandigheden geen inkomsten kan verwerven.

Inkomstenverwerving in combinatie met een studie

In deze beleidsregel is invulling gegeven aan het begrip structurele medische beperking waarbij een onlosmakelijk onderdeel hiervan is dat iemand niet in staat is inkomsten te verwerven naast een studie. Het is aan het college om binnen de kaders van de wet te bepalen wanneer een belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijdsstudie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die nodig is om de studie met succes af te ronden. Het college mag geen generieke regels stellen over wanneer een beperking dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de medisch adviseur wordt gedaan.

Voor de afweging of mogelijkheden om inkomsten uit arbeid te verkrijgen al dan niet ten koste gaan van de tijd die nodig is om een bepaalde studie af te ronden wordt rekening gehouden met een gebruikelijke studievertraging. Enige vertraging door het verwerven van inkomsten is gebruikelijk, ook voor studenten zonder medische beperking.

Geringe en / of incidentele inkomsten

Gelet op de toelichting bij artikel 36b Participatiewet wordt onder het niet kunnen verwerven van inkomsten bedoeld in het geheel geen inkomsten te kunnen verdienen naast de studie.

Dat betekent dat het college de studietoeslag moet stopzetten als een student wel inkomsten heeft uit arbeid. De omvang van de werkzaamheden of de genoten inkomsten zijn daarbij niet relevant.

Dat geldt ook bij een vakantiebaan. Studenten die in de (zomer)vakantie gaan werken, verliezen tijdelijk het recht op studietoeslag. Ze kunnen na de vakantie wel een nieuwe, verkorte, aanvraag indienen.

Artikel 3 Aanvraag

In dit artikel staat hoe een aanvraag moet worden ingediend (lid 1). Ook is bepaald welke stukken de aanvrager moet verstrekken bij de aanvraag (lid 2). Deze stukken moet de aanvrager verplicht verstrekken mits die stukken van toepassing zijn. In lid 3 staat dat de aanvrager ook een deskundigenverklaring kan verstrekken. Dit hoeft niet. Maar het kan wel helpen om de medische situatie van belanghebbende inzichtelijk te maken. Het inleveren van een deskundigenverklaring betekent niet automatisch dat een medisch advies voor de beoordeling of recht op studietoeslag bestaat niet meer nodig is. Maar soms kan uit de door aanvrager ingeleverde stukken wel al duidelijk zijn dat er sprake is van een structurele medische beperking. Dan kan een medisch advies door een onafhankelijke deskundige achterwege blijven.

Belanghebbende hoeft niet te laten weten welke medische beperking hij heeft. Onder bewijs van de structurele medische beperking wordt verstaan een verklaring van een arts of het UWV waaruit dit blijkt. De deskundigenverklaring hoeft nadrukkelijk geen medische gegevens van de belanghebbende te bevatten. Dit zijn bijzondere persoonsgegevens die alleen aan een medische deskundige voor de uitvoering van het medisch advies hoeven te worden gegeven. De verklaring hoeft zich slechts te richten op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.

Artikel 4 Toekennen

Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat als een belanghebbende aan de wettelijke voorwaarden voldoet, er recht op studietoeslag bestaat. De wet voorziet niet in een verbod om met terugwerkende kracht studietoeslag te verlenen. Artikel 44 lid 1 van de Participatiewet is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de studietoeslag.

Dit betekent dat een belanghebbende recht op studietoeslag heeft tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend. Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden. Dit is vastgelegd in lid 3.

Het college hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit hoeft alleen als belanghebbende daarom verzoekt. Dit is neergelegd in lid 2 van dit artikel. De gedachte hierachter is dat het in lijn in met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen met ingang van de datum waarop de studietoeslag wordt aangevraagd. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van mensen met een medische beperking zodat zij zich op het studeren kunnen focussen. Dit omdat de combinatie met een bijbaan niet mogelijk is. Omdat het college het verlenen van terugwerkende kracht tot 5 jaar aan een aanvrager niet kan weigeren, wordt dit alleen op verzoek toegekend.

Uit lid 2 volgt ook dat belanghebbende aannemelijk moet maken dat hij ook al voorafgaande aan de aanvraag een structurele medische beperking had die ervoor zorgde dat hij niet kon werken naast de studie. Dat zal niet altijd makkelijk zijn om aan te tonen. Het kan bijvoorbeeld blijken uit de medische voorgeschiedenis, eventueel in combinatie met het medisch advies.

Indien in de periode waarover de studietoeslag wordt met terugwerkende kracht aangevraagd, inkomsten uit arbeid of inkomsten als zelfstandige zijn geweest, is het in beginsel over de hele periode in het verleden niet aannemelijk dat de belanghebbende aan de voorwaarden van de studietoeslag voldoet.

Het college waar de belanghebbende in de periode waarop de kosten betrekking hebben zijn woonplaats had is bevoegd tot het verstrekken van algemene bijstand. In artikel 36b lid 6 is artikel 40 lid 1 van de Participatiewet van overeenkomstige toepassing verklaard. Om die reden kan de studietoeslag alleen met terugwerkende kracht worden toegekend over een periode dat een belanghebbende woonplaats in de gemeente had.

De duur van de studietoeslag is in principe gelijk aan de duur van de studiefinanciering. Hiervan wordt afgeweken indien uit het geneeskundig advies nadrukkelijk volgt dat er zicht is op verbetering van de medische situatie met consequenties voor het recht op de studietoeslag. In lid 4 is bepaald dat de studietoeslag in dat geval, in afwijking van de hoofdregel, wordt verstrekt voor de periode die in het geneeskundig advies is genoemd.

Artikel 5 Hoogte studietoeslag

Bij het vaststellen van het bedrag voor de doelgroep jonger dan 21 jaar kiest de regering voor een lager minimumbedrag voor de studietoeslag dat evenredig is aan de verhouding van het toepasselijke Jeugd-wettelijk minimumloon (WML) ten opzichte van het reguliere WML. De hoogte van de studietoeslag is dus afhankelijk van de leeftijd. Het recht op een hoger bedrag op grond van leeftijd ontstaat op de dag waarop een persoon jarig is.

Toepassing van de wet leidt ertoe dat als een belanghebbende jarig wordt in een maand en dat leidt tot een hogere studietoeslag, de studietoeslag over die maand naar rato wordt berekend. De hoogte bestaat dan: uit een percentage vermenigvuldigd met de norm voor de leeftijd voor de verjaardag en een percentage vermenigvuldigd met de norm voor de leeftijd sinds de verjaardag.

Het college mag ten gunste afwijken van de normen bepaald in de AMvB. Het college kiest ervoor dit te doen in de maand waarin belanghebbende jarig wordt. Dit om de uitvoering van de studietoeslag te vereenvoudigen. In de maand dat belanghebbende jarig wordt en dit leidt tot een hoger bedrag aan studietoeslag, wordt de studietoeslag in die maand gebaseerd op het bedrag dat geldt voor de leeftijd waarop belanghebbende jarig is. Dit is geregeld in lid 2. Dus stel belanghebbende wordt op 25 juli 20 jaar. Dan wordt de studietoeslag voor de hele maand juli berekend naar het bedrag voor een 20-jarige.

Artikel 6 Geneeskundig advies

Artikel 36b lid 2 van de Participatiewet biedt de mogelijkheid om af te zien van een medisch advies. Het college kan dit doen op grond van bij het college bekende gegevens of door de belanghebbende verstrekte gegevens. Dit kan alleen als op voorhand duidelijk is dat er recht bestaat op een studietoeslag.

Het afzien van een medisch advies mag niet ten nadele van belanghebbende zijn. De aanvrager houdt de mogelijkheid een beroep te doen op een onafhankelijk medisch oordeel.

Onder c, d en e wijkt het college af van de hoofdregel. Dit kan alleen omdat al vaststaat dat er geen recht bestaat op studietoeslag. Een medisch advies heeft dan geen invloed meer op het recht op studietoeslag. Dit is het geval als belanghebbende is uitgesloten van het recht op studietoeslag. Dit omdat belanghebbende geen studiefinanciering ontvangt of een tegemoetkoming op grond van de WTOS. Dit is ook het geval als belanghebbende een Wajong-uitkering ontvangt.

Ook is dit het geval als belanghebbende al werkt naast de studie (behalve als het een stage betreft). In dat geval bestaat er geen recht omdat belanghebbende kennelijk in staat is om te werken naast de studie.

Artikel 7Nieuw geneeskundig advies bij zicht op verbetering

Als het geneeskundig advies daartoe aanleiding geeft kan een nieuw geneeskundig advies worden aangevraagd, gedurende de lopende studietoeslag. Dit is ook mogelijke indien een andere persoonlijke situatie van de belanghebbende hiertoe aanleiding geeft. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek heeft dit wel of geen gevolgen voor de studietoeslag. In artikel 4 lid 4 is geregeld dat de duur van de studietoeslag beperkt kan worden indien dit nadrukkelijk is geadviseerd.