Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724806
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724806/1
Beeldregieplan Stationskwartier Kampen
Geldend van 30-04-2014 t/m heden
Intitulé
Beeldregieplan Stationskwartier Kampen1 INLEIDING
1.1 doelstellingen beeldregie
Station Kampen-Zuid wordt het nieuwe hoofdtreinstation voor Kampen. Het plangebied Stationskwartier grenst direct aan het treinstation en vormt voor de treinreiziger het entreegebied van de stad. Het gebied krijgt een menging van wonen, winkels, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. De winkels en voorzieningen zijn mede bedoeld voor de omliggende woonwijken De Maten, Het Onderdijks en het toekomstige woongebied ten westen van de N-50.
In mei 2010 is het stedenbouwkundig plan voor het ‘Stationskwartier’ Kampen vastgesteld. Op basis van dit stedenbouwkundig plan is het bestemmingsplan ‘Stationsomgeving Hanzelijn’ opgesteld.
Om in een lange realisatieperiode in te kunnen spelen op nieuwe inzichten met betrekking tot woningtypologie en programma heeft het merendeel van de bouwvlekken een globale bestemming met uitwerkingsplicht.
De ruimtelijke hoofdstructuur is daarentegen gedetailleerd bestemd (zie bijlage 1).
Dit beeldregieplan is complementair aan het bestemmingsplan. Het plan is erop gericht ruimtelijke samenhang tot stand te brengen tussen het stedenbouwkundige plan, de architectonische uitwerking en de inrichting van de openbare ruimte. Het beeldregieplan geeft inspiratie en vormt de leidraad voor architectonische uitwerking van deelgebieden. Ontwerpen en bouwaanvragen in het Stationskwartier zullen hieraan getoetst worden.
In het beeldregieplan is het streefbeeld beschreven. Om in een lange realisatieperiode de samenhang te bewaken en tegelijkertijd flexibiliteit voor programmatische wijzigingen mogelijk te maken is een onderscheid gemaakt tussen ruimtelijke hoofdstructuur en algemene richtlijnen.
De verschijningsvorm van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bestemmingsplan en beeldregieplan gedetailleerd vastgelegd. De algemene richtlijnen vormen de toolbox voor architectonische uitwerkingen en uitwerkingen van globale bestemmingen.
Voor de winkelvoorzieningen in de nabijheid van het station zijn aanvullende richtlijnen opgesteld. Voor de locaties voor voorzieningen en kantoren zijn specifieke richtlijnen opgenomen. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn in dit beeldregieplan principes van materiaaltoepassing opgenomen. Deze vormen een leidraad voor het ontwerp van de openbare ruimte door de gemeente Kampen. In de bijlagen zijn richtinggevende profielen van de ruimtelijke hoofdstructuur opgenomen.
1.2 het planvormingsproces
Het beeldregieplan geeft richtlijnen voor de uitwerking van bebouwing door private partijen en uitwerking van de openbare ruimte door de gemeente. Een goed georganiseerd planvormingsproces is cruciaal om de beoogde kwaliteit te bereiken en het planvormingsproces voorspoedig te laten verlopen. Om de samenhang te bewaken tussen deeluitwerkingen zal een supervisieteam ingesteld worden, bestaande uit een stedenbouw- kundige supervisor en een landschapsarchitect. De supervisor begeleidt de architectonische uitwerking en verzorgt de contacten met welstand. De landschapsarchitect begeleidt de uitwerking van de openbare ruimte door de gemeente Kampen.
2 STREEFBEELD
2.1 één samenhangend woongebied
De bezoeker die vanaf eind 2012 uitstapt bij treinstation Kampen-Zuid komt aan in een stedelijk gebied met een menging van wonen, winkels en voorzieningen. De stedenbouwkundige opzet is divers en kleinschalig met een variatie aan stedelijke ruimtes. De architectuur verwijst naar de schaal en maat van de architectuur van de Kampense binnenstad zonder daar een kopie van te zijn.
Het gebied krijgt een variatie aan woningtypen binnen een samenhangend ruimtelijk kader. De variatie komt tot uitdrukking in een afwisseling in korrelgrootte van de wooncomplexen, woningtypologie, bouwhoogte, pandbreedten, rooilijnen en dakvormen. Samenhang wordt bereikt door de toepassing van één materiaalpalet bestaande uit baksteen, gecombineerd met incidenteel gepleisterde of gekeimde gevels.
De woningen hebben grotendeels schuine kappen en een kleinschalige opbouw. De wijk bestaat overwegend uit laagbouw. Op enkele markante plekken zijn hogere gebouwen als accent in de stedenbouwkundige structuur geplaatst. Langs de ontsluitingsweg naar het station, het stationsplein en de winkelstraat is de bebouwing aaneengesloten en stedelijk van aard. De stadsruimten worden hier door gevelwanden gevormd. In het noordoostelijk deel wordt een meer open bebouwing toegepast met een tuinstedelijk karakter. Hier vormen bomenlanen met grasbermen en voortuinen de dragende ruimtelijke structuur. De bebouwing langs de lanen vormt een samenhangend geheel.
2.2 verankering met de omgeving
Het Stationskwartier vormt voor de treinreiziger het entreegebied van de stad. Het gebied krijgt een menging van wonen, winkels en maatschappelijke voorzieningen die mede bedoeld zijn voor de omliggende woonwijken. De ruimtelijke hoofdstructuur van het Stationskwartier is zodanig dat er een goede verankering met de omliggende gebieden tot stand gebracht wordt. In de volgende schema’s wordt dit verduidelijkt.
‘Stationskwartier wordt een gebied dat door een reeks van stedelijke ruimten - stationsplein, plantsoen, singel en lanen – hecht verankerd is met de omliggende gebieden. De stedenbouwkundige opzet is divers en kleinschalig. De bebouwing heeft een bijpassende schaal en maat en is gemaakt van materialen die mooi verouderen.’
1.randen en interieur
Het driehoekige plangebied wordt aan de zuidwest- en zuidoostzijde begrensd door de snelweg N-50, de spoordijk en de verlegde Niersallee. Aan de zijde van de Mr. J.L.M. Niersallee (1) vormt een brede groenzone de overgang naar de woonbebouwing van het Stationskwartier. Tussen de spoordijk en de woonbebouwing is een overgangzone gedefinieerd met het stationsplein en niet-wonen functies (2).
Om het gebied een goede aansluiting te geven op het woongebied De Maten (3) wordt de orthogonale structuur hiervan doorgezet in het Stationskwartier. Tussen de nieuwbouw van het Stationskwartier en De Maten is een ecologische zone opgenomen als verbinding tussen de Venedijk Noord (4) en de bestaande groenzone tussen De Maten en de N-50 (5).
2.sequentie van ruimten
Het Stationskwartier vormt de verbindende schakel tussen het nieuwe treinstation, de historische binnenstad van Kampen, de IJssel en de omliggende woonwijken. De verbinding met De Maten krijgt gestalte door een sequentie van ruimtes. De Symfonielaan wordt ruimtelijk doorgetrokken als singel (1) richting de Mr. J.L.M. Niersallee. De route van het station naar deze singel wordt gevormd door de ruimtereeks stationsplein (2), winkelstraat (3) en wijkpark (4). Het wijkpark vormt het hart van de wijk. Het park vormt de ruimtelijke verknoping tussen de route vanuit het station en de haaks hierop gesitueerde singel.
3.routes
Twee langgerekte lanen verbinden het Stationskwartier met de omgeving. De noordwestelijke laan (1) verbindt de Zwartedijk (2), ten zuiden van de N-50, met het fiets- pad ten noorden van de Kwint, richting de historische binnenstad (3). Tussen de N-50 en De Maten loopt een bestaande recreatieve route (4). Deze is doorgetrokken tot aan het stationsplein. Deze routes maken onderdeel uit van het netwerk van recreatieve fietsverbindingen.
De zuidoostelijke laan (5) vormt een voortzetting van de winkelstraat. Deze route verbindt het station (6) met de Europa-allee (7) richting de binnenstad.
4.plekken en verkeersontsluiting
Naast de routes worden bijzondere plekken in de structuur gemaakt. Deze groene plantsoenen of hoven geleden de ruimte en hebben een functie als speelplekken voor kinderen. De plekken dienen zoveel mogelijk autovrij te zijn. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal naar voren de komen op welke wijze het Stationskwartier het beste kan worden ontsloten. Bussen en overig verkeer richting station worden buiten de wijk om naar het station geleid. Het busstation, de taxistandplaatsen en de P&R-voorziening (1) zijn aan de zuidoostkant van het stationsplein gesitueerd. Voor alle wegen in het plangebied geldt een 30 km/uur regime. Fietsers rijden in het plangebied op de openbare weg. Vrijliggende fietspaden rondom het plangebied leggen een verbinding met het omliggende landschap en de historische binnenstad.
3 ARCHITECTUUR
3.1 één herkenbaar woongebied
Gezien de beperkte grootte van het Stationskwartier wordt gestreefd naar een herkenbaar en eenduidig milieu met een sterke eigen identiteit. De architectuur van de locatie Stationskwartier verwijst op hedendaagse wijze naar de kleinschalige opbouw van de historische binnenstad van Kampen, zonder hiervan een kopie te zijn.
De richtlijnen voor architectonische uitwerking zijn opgesteld om samenhang tot stand te brengen tussen de onderlinge deelprojecten.
De richtlijnen bevatten uitspraken met betrekking tot de korrelgrootte van de bebouwing, de vormgeving van erfgrenzen, de oriëntatie en entree van de woning, de gevelopbouw, dakvorm, materialisering, kleur en architectonische accenten.
Voor de schoolgebouwen, winkels, maatschappelijke voorzieningen en kantoren gelden in principe dezelfde richtlijnen en criteria als voor de woonbebouwing wat betreft materialisering.
Deze gebouwen onderscheiden zich in schaal, maar wijken niet af wat betreft materialisering.
3.2 korrelgroote van de bebouwing
De gewenste fijnmazige en kleinschalige karakter wordt weerspiegeld in de korrelgrootte van de bebouwing. De bebouwingsstructuur is opgebouwd uit ensembles van minimaal 2 en maximaal 6 woningen. Ensembles kunnen zich onderscheiden in bouwhoogte, gevelindeling, baksteenkleur en kapvorm en kaphelling. Minimale verspringingen (40 cm-80 cm) in de gevel en hoogte dragen bij aan een afwisselend gevelbeeld. Hierdoor wordt een lange gevelwand opgedeeld in meerdere kleine eenheden/ensembles.
De positie van de verspringingen ondersteunt de opbouw van het steden- bouwkundig plan.
De gewenste lengte van de architectonische eenheid is verschillend en afhankelijk van de positie in het stedenbouwkundige plan. Langs de randen van het gebied wordt een grotere korrel toegepast. In de woonstraten wordt een kleinere korrel toegepast.
Langs de oostwand van het park en bij de panden langs de winkelstraat en het stationsplein heeft de begane grond een hoogte van tenminste 3.50 m.
Twee-onder-een-kapwoningen of geschakelde woningen volgen de gewenste korrelgrootte. Waar een grote korrel gewenst is kunnen bijvoorbeeld drie twee-onder-een-kapwoningen een eenheid van 6 woningen vormen. Waar een kleine korrel gewenst is staat de twee-onder-een-kapwoningen op zichzelf.
3.2 vormgeving van erfgrenzen
De vormgeving van erfgrenzen tussen privé en openbaar bepaalt in belang- rijke mate de kwaliteit van de openbare ruimte. Er komen in principe drie typen overgangen voor: bouwen in de rooilijn, een verharde stoepzone en een overgang gevormd door een voortuin meteen haag.
bouwen in de rooilijn
Bij ‘bouwen in de rooilijn’ vormt de uitgiftegrens de lijn waarin gebouwd wordt. De bebouwing kent geen private voorzone. Dit geldt bij appartementen, de bebouwing langs de winkelstraat en het stationsplein/ busstation en de bebouwing in de voorzieningenstrook langs de spoordijk.
Bij de verkeersroute naar het station, het stationsplein, de winkelstraat en het park krijgt het gewenste karakter gestalte door aaneengesloten gevelwanden in de rooilijn te bouwen. Parkeren is op deze locaties ofwel geheel op het binnenterrein is gesitueerd, ofwel deels op eigen terrein.
verharde stoepzones
Bij stadswoningen en herenhuizen kunnen smalle stoepzones worden toegepast als overgang van straat naar woning (type A-1 en A-2).
De stoepzones behoren bij de woning; ze liggen dus binnen de uitgiftegrenzen. De stoepzone is minimaal 90 cm. maximaal 120 cm. breed. Om herkenbaar te zijn onderscheidt de stoepzone zich van het trottoir in kleur en/of type bestrating. De stoepzone kan verhoogd liggen ten opzichte van het trottoir, zolang aan eisen van toegankelijkheid van de woning wordt voldaan.
De stoep heeft in ruimtelijk opzicht een open karakter, en kan worden gemarkeerd door natuursteen of betonnen paaltjes. De markeringen zijn ten hoogste 70 cm. hoog. Afschermingen met muren, metalen hekken, houten afrasteringen e.d. zijn vanwege het beoogde open karakter niet toegestaan. Indien op plekken waar een stoepzone ligt cai-kasten een plaats moe-ten krijgen dan worden deze geïntegreerd in de zijgevel of de tuinmuur.
voortuin met hagen
In het deel ten noordoosten van de singel wordt een meer tuinstedelijk karakter nagestreefd. Hier hebben woningen voortuinen van wisselende diepte, afgeschermd met hagen. Er worden beukenhagen toegepast van voldoende breedte. In paragraaf 4.12 worden nadere eisen gesteld ten aanzien van beplantingswijze en aanleg.
Het parkeren is ofwel geheel op het binnenterrein gesitueerd (type B-1), ofwel deels op eigen terrein (type B-2). De voortuinen worden aan
de straatzijde altijd afgeschermd door middel van hagen. De eigen parkeergarage is ofwel bereikbaar vanaf de straat en minimaal 6 meter achter de voorgevel van de woning gesitueerd (type C-1), ofwel direct bereikbaar vanaf het binnenterrein (type C-2). Een verkaveling met achterpaden kan toegepast worden.
3.4 parkeren en erfgrenzen
Indien kavels grenzen aan openbaar toegankelijke parkeererven of parkeerpockets wordt een afscherming toegepast bestaande uit een begroeid hekwerk met een duurzame materialisering.
Erfgrenzen aan de achterzijde van de woningen, inclusief op de erfgrens geplaatste bouwwerken als carports, bergingen en garages, worden als een samenhangend geheel vormgegeven. Bij bergingen geplaatst met één zijde op de erfgrens wordt tenminste deze zijde uitgevoerd in metselsteen. Waar zich geen bergingen, garages of carports bevinden, heeft de erfscheiding een groen karakter door het gebruik van hoge hagen of begroeide metalen schermen met een duurzame materialisering.
Bij een bouwblok met aaneengesloten bebouwing wordt een gesloten hoek nagestreefd . De overgang bij hoekwoningen wordt vormgegeven door middel van hoge tuinmuren of combinaties van lage tuinmuren met glazen of begroeide metalen schermen. De gebruikte metselsteen is afgestemd op de metselsteen van de woning.
3.5 entrees en inritten
Entrees tot woningen, winkels, voorzieningen en kantoren zijn gesitueerd aan de straatzijde van de bouwblokken. Appartementen kunnen een secundaire entree hebben aan de binnenzijde van het bouwblok, zodat de daar gesitueerde parkeerplaatsen direct toegankelijk zijn vanuit het trappenhuis.
Indien geparkeerd wordt op binnenterreinen of achterstraten dienen de inritten tot deze gebieden zorgvuldig te worden vormgegeven.
Indien meerdere inritten tot binnenterreinen in elkaars verlengde liggen, moeten lange zichtlijnen over binnenterreinen vermeden worden door poortwoningen boven de entrees te plaatsen, of door de entrees anders te situeren. Ook daar waar een zo continu mogelijke gevelwand wenselijk is, hebben poorten de voorkeur. De entree tot de fietsenstalling bij het station en de expeditielocatie van winkels en voorzieningen zijn indicatief weergegeven.
3.6 gevelopbouw
Rondom het stationsplein, busstation, winkelstraat en het park krijgt het gewenste stedelijke karakter gestalte door bouwblokken met aaneengesloten bebouwing die de stedelijke ruimte vormen.
horizontaal en verticaal
Stadswoningen, herenhuizen en panden met winkels en woningen hebben een opbouw van plint, verticaal ingedeelde gevel en een kroonlijst of dakoverstek. Eengezinswoningen, geschakelde en twee-onder-één- kap woningen hebben overwegend voortuinen en een horizontale gevelopbouw met een kroonlijst en verticale accenten op plekken die voortkomen uit de stedenbouwkundige structuur.
opbouw van de gevel
Bij de winkels hebben de puien per pand een eigen architectonische expressie en zijn verdiept geplaatst. De woningen waar een stoepzone is aangebracht of die in de rooilijn gebouwd zijn hebben een plint met een hoogte van 30-60 cm. De plint onderscheidt zich van de gevel door materiaalgebruik, kleur en/of plasticiteit.
voordeur
De voordeur is de eerste introductie van de woning. Deuren worden architectonisch benadrukt door lijsten en/of een verdiepte ligging. Door gearticuleerde kozijnen en bovenlichten krijgt de entree een bijzondere expressie in de gevel. De voordeur als accent in de gevel geeft ritme en maakt de individuele woning afleesbaar in de gevelwand.
3.7 kapvormen
Vanwege de beoogde samenhang en het gewenste beeld wordt het merendeel van de woningen uitgevoerd met een kap. Scholen, religieuze gebouwen en kantoren kunnen voorzien worden van een platte afdekking of lessenaarskap. Woningen hebben een zadeldak met - bij voorkeur - een doorgemetselde kopwand. Bij de overgang naar een andere architectoni- sche eenheid verandert de hoogte van de goot of nok, zodat het ene bouwdeel duidelijk te onderscheiden is van het andere. Schilddaken en mansardekappen komen alleen voor bij de vrijstaande woningen in het dure segment. Tondaken en stolpdaken passen niet bij de beoogde stedelijke woonsfeer en zijn daarom niet toegestaan. Voor dakkapellen aan de achterzijde van de woning, welke door de bewoners zelf eventueel later te plaatsen zijn, wordt door de architect een ontwerp gemaakt bij het ontwerp van de woning. Dakkapellen zijn aan de voorzijde van de woning uitsluitend toegestaan als deze vormgegeven zijn in evenwicht met de compositie van de voorgevel en het dakvlak.
Bij vrijstaande woningen, die als zelfbouwkavels ontwikkeld worden, dient de nokrichting haaks op de straat te staan. Wanneer dit een hoekkavel betreft, geldt hiervoor de straat met de hoogste hiërarchie.
3.8 materialisering en kleurgebruik
Het merendeel van de gebouwen, inclusief de voorzieningen en kantoren rondom het plangebied, wordt opgetrokken uit baksteen. Uitgangspunt is een handvorm- of vormbaksteen in kleur variërend van donkerbruin tot roodbruin en rood. Incidenteel kunnen wit gepleisterde of gekeimde gevels worden toegepast. Het opgenomen materiaalpalet geeft indicatief de bandbreedte van de baksteen aan. De supervisor en welstand beoordelen de uiteindelijke steenkeuze.
Voor kroonlijsten, raam- en deurposten en andere details in de gevel wordt uitgegaan van tinten in harmonie met de kleur van het metselwerk.
De daken van woningen zijn voorzien in rode, oranje, bruine of zwarte keramische pannen. Scholen, gebouwen met voorzieningen en kantoorgebouwen kunnen uitgevoerd worden met een dak in zink. Er worden uitsluitend materialen gebruikt die mooi verouderen.
3.9 architectonische accenten
Op bijzondere hoeken in het stedenbouwkundige plan zijn architectonische accenten gewenst. Deze articuleren de stedenbouwkundige structuur en de hiërarchie in de ruimte. Accenten kunnen uitgewerkt worden als een plaatselijke verhoging van het bouwvolume of door architectonische elementen in de vorm van erkers, grote ramen, luifels of een bijzondere gevelopbouw. Aan het stationsplein, op de hoek van het park en de singel en op de kop van de singel aan de zuidoostzijde van het plangebied, is hogere bebouwing gewenst.
Het Hoornbeeck College en de kantoorvilla’s langs de Mr. J.L.M. Niersallee zijn gebouwen die aan één zijde een architectonische expressie hebben die aansluit bij de grootschalige infrastructuur en het open landschap en die aan de andere zijde aansluit op de kleinere schaal van de woonbebouwing.
3.10 het winkelgebied
winkelplinten
De gevelindeling kent geen doorgaande winkelplint, maar kent verschillen volgend uit de architectonische geleding van de panden. De winkelplinten hebben een verticale gevelindeling. Voor de levendigheid van het winkel- en voorzieningengebied is de uitstraling van de winkelplinten van belang. Dit geldt ook voor de situatie na sluitingstijd. Goed vormgegeven winkelplinten dragen bij aan een hoge verblijfs- en belevingskwaliteit.
De winkelplinten zijn transparant en open door het gebruik van veiligheidsglas. Indien rolluiken toegepast worden bevinden deze zich aan de binnenzijde met een transparantie van tenminste 75%. Na sluitingstijd zijn de gevels van binnen uit verlicht. Voorzieningen voor zonweringen worden geïntegreerd in de puien. Ook bij de voorzieningen en de kantoren wordt een levendige plint nagestreefd. In de winkelplint grenzend aan het stationsplein kan horeca worden gerealiseerd. De omvang van de bij de horeca behorende terrassen en de regels met betrekking tot de toepassing van terrasmeubilair dienen afgestemd te worden op het ontwerp van het plein.
naamvermelding op winkels
Namen van winkels wordt aan de bovenzijde van de winkelplint geplaatst. De maximale hoogte bedraagt 60 cm. De naam ligt in het vlak van de gevel en beperkt zich tot open letters, cijfers, logo’s en grafische vormen. Foto’s en lichtbakken zijn niet toegestaan. Op winkelruiten is naamsvermelding alleen toegestaan in de vorm van open letters of logo’s.
Uithangborden zijn haaks op de gevel geplaatst. De onderzijde heeft een hoogte van ten minste 250 cm. De borden steken maximaal 80 cm uit en zijn ten hoogste 60 cm hoog.
bevoorrading
Toegangsdeuren naar expeditieruimtes en bevoorradingstraten worden voorzien van dichte deuren zodat inkijk niet mogelijk is. Opstelling van opslag of winkelwagentjes in de openbare ruimte is niet toegestaan.
3.11 locaties voor voorzieningen en kantoren
Hoornbeeck College
De nieuwbouw van het Hoornbeeck College krijgt een markante ligging in de groenzone langs de Mr. J.L.M. Niersallee. Het gebouw vormt een onderdeel van het Stationskwartier. Aan de westzijde sluit het schoolgebouw aan op de kleine schaal en korrelgrootte van de woonbebouwing. De overige zijden krijgen een architectonische expressie die passend is bij de schaal en maat van de groenzone en het grootschalige karakter van de Mr. J.L.M. Niersallee.
Het schoolgebouw heeft een gelede opbouw, waardoor een monolithisch karakter wordt vermeden. Het westelijke deel is afgestemd op de aangrenzende woonbebouwing. De gevel heeft een horizontale indeling met verspringingen, aansluitend op het gewenste kleinschalige karakter van de woningen. Het oostelijk deel van het schoolgebouw heeft een meer eenduidige vorm en een vlakke gevel die - bijvoorbeeld door het gebruik van horizontale raambanden - een expressie heeft die passend is bij de schaal van de aangrenzende infrastructuur.
Het gebouw heeft een architectonisch accent aan de noordzijde van het gebouw. Het gebouw wordt uitgevoerd in baksteen en sluit daardoor aan bij de aangrenzende woonbebouwing. De dakrand krijgt een ruimtelijke beëindiging in de vorm van een overstek of daklijst.
De entree tot het terrein van de school voor auto’s en expeditie bevindt zich aan de noordzijde. Een secundaire entree voor scholieren komend vanaf het treinstation kan aan de zuidzijde gesitueerd worden. Parkeerplaatsen liggen aan de westzijde van het terrein en zijn omgeven door minimaal 90 cm. brede hagen op eigen terrein. Hierdoor worden de auto’s zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken.
De rooilijn van het gebouw is nergens op de uitgiftegrens geplaatst. Aan de noord-, west- en zuidzijde wordt het terrein omgeven door brede hagen. In de hagen worden bij voorkeur eenvoudige hekwerken aangebracht zodat scholieren er niet doorheen kunnen lopen. Aan de zijde van het water wordt de rietzone doorgezet over de volledige oeverlengte. Het schoolterrein is een landschappelijk onderdeel van de totale groenzone langs de Verlegde Niersallee. Hiertoe worden bomen aangeplant op het schoolplein en het parkeerterrein.
voorzieningencluster
De voorzieningencluster langs de spoordijk vormt een architectonisch ensemble bestaande uit verschillende publieke gebouwen.
Het parkeerterrein is vanaf de straat aan het zicht onttrokken door een lage gemetselde muur als bindend element tussen de gebouwen.
De sporthal en de school zijn architectonisch geïntegreerd in één gebouw en vormen een accent in de verkeersontsluiting komend vanaf de singel. Aan het schoolplein grenst een trapveld voor jeugd van 12 jaar en ouder. Schoolplein en trapveld zijn omzoomd met brede hagen. In de hagen worden bij voorkeur eenvoudige hekwerken aangebracht zodat scholieren er niet doorheen kunnen lopen.
kantoorlocaties
In het plangebied zijn twee locaties opgenomen voor de vestiging van kantoren en/of voorzieningen. Voor kantoren gelden dezelfde eisen met betrekking tot materiaaltoepassing als voor de woningen. Langs de verlegde Niersallee kunnen kleinschalige kantoorvilla’s gesitueerd worden met een maximale bouwhoogte van 15 meter. Parkeerplaatsen zij gesitueerd op eigen terrein tussen de kantoorvilla’s. De parkeerterreinen dienen omgeven te worden door brede hagen.
Op de P&R locatie kunnen in de toekomst kantoren tot ontwikkeling worden gebracht. Parkeren voor de kantoren en de P&R voorziening dienen op dit terrein opgelost te worden. Dit kan in een ondergrondse parkeergarage of in een bovengrondse garage mits deze op die plekken waar de garage grenst aan het openbare gebied afgeschermd is door plintfuncties.
4 OPENBARE RUIMTE
4.1 algemeen
Gestreefd wordt naar eenheid in materialisering van de openbare ruimte waardoor de herkenbaarheid van het Stationskwartier verhoogd wordt. De navolgende richtlijnen zijn hiervoor uitgangspunt en worden verder uitgewerkt bij inrichtingsplannen voor de openbare ruimte. Het Stationskwartier krijgt samenhang door een groene inrichting van de openbare ruimte en een eenduidig materiaalgebruik. Het stationsplein, de winkelstraat en het park krijgen een specifieke inrichting. Het Stationskwartier kent een verscheidenheid aan openbare ruimten: een wijkpark, de singel, groene bomenlanen en plantsoenen. De inrichting van de openbare ruimte is afgestemd op de hiërarchische opbouw van de stedenbouwkundige structuur. De straten en lanen worden aangelegd als klassieke profielen met verhoogde trottoirbanden. Het stationsplein, de winkelstraat en mogelijke parkeerhoven krijgen een erfinrichting. In het plan wordt uitgegaan van het plaatsen van een groot aantal bomen in woonstraten en aan te leggen groengebieden. Voor de verlengde Symfonielaan, het centrale wijkpark en het stationsplein wordt uitgegaan van de plaatsing van grotere bomen. De openbare ruimte heeft een groen karakter en een autoluwe inrichting. Speelplekken worden landschappelijk ingepast. De binnenterreinen hebben het karakter van een ‘woondomein’.
4.2 verharding
Voor het gehele plangebied wordt uitgegaan van een eenduidig materiaal- gebruik, met de ruimtereeks stationsplein-winkelstraat-wijkpark als uitzondering. Parkeren op binnenterreinen en parkeerpockets hebben een materialisering die afwijkt van die van de woonstraten en lanen. Voor het stationsplein wordt uitgegaan van een hoogwaardige inrichting met gebakken klinkers en details in hardsteen. Het stationsplein krijgt een hoge verblijfswaarde door bijvoorbeeld waterelementen (spuiters, fontein e.d.) of zitranden langs verhoogde groenvakken. Voor de winkelstraat wordt gedacht aan gebakken klinkers van gevel tot gevel met stroken uitgevoerd in hardsteen. De lanen hebben een profielbreedte van 16 m. De rand- wegen hebben een breder profiel. Alle rijwegen hebben een breedte van 5 m, met uitzondering van de randweg langs sportpark De Venen en woonwijk De Maten, die een breedte heeft van 6 m, inclusief fietsstroken. Het busstation, de ontsluitingsweg naar de Maten en de weg van het station worden uitgevoerd in asfalt. Alle overige rijwegen, worden gedacht in een donkere betonsteen met basalttoeslag. Ook voor de parkeervakken langs de straat wordt uitgegaan van een donkere betonstraatsteen met basalttoeslag. Trottoirs worden uitgevoerd in een Merwebasalt stoeptegel.
De parkeerplaatsen en de rijwegen in de erven zijn eveneens gedacht in betonstraatsteen met basalttoeslag. Vrijliggende fietspaden worden uitgevoerd in rood asfalt.
4.3 beplantingsstructuur en boomsoorten
De beplantingsstructuur benadrukt de stedenbouwkundige hoofdopzet van het plan. De groenzone rondom het plangebied heeft een natuurlijke inrichting. Tussen De Maten, sportcomplex De Venen en het plangebied loopt een ecologische zone. Deze staat in verbinding met de Venedijk- Noord. Langs de watergangen in deze zone en langs de Mr. J.L.M. Niersallee is de beplantingsstructuur natuurlijk van aard met extensief beheer.
Het woongebied zelf heeft een cultuurlijke inrichting, met intensief gemaaid gras, plantsoenen en hagen. Voor de hoofdstructuur wordt uitgegaan van grote bomen (1e soort). Het gaat hierbij om het stationsplein, het busstation, de randwegen, de singel en het park. Langs de twee gebogen lanen komen bomen van de 2e soort. In de woonbuurten en op de binnen-terreinen kan volstaan worden met het aanplanten van kleinere bomen (3e soort). Het centrale wijkpark krijgt een besloten, tuinachtig karakter. Een blok grote bomen markeert de overgang tussen winkelstraat, laan en park. In de westelijke hoek van het wijkpark bevindt zich een bijzondere plek, omsloten door een brede haag rondom. De inrichting van deze plek met bijvoorbeeld rosarium, speeltuin of vijver vormt een onderdeel van het parkontwerp. In de woonbuurten zijn op nader te bepalen plekken speelplekken gesitueerd. Deze groene plekken worden ruimtelijk gearticuleerd door hagen. Er dient rekening gehouden te worden met een voetgangersroute richting De Maten.
Aan de zuidzijde is tegen de spoordijk een P&R-voorziening opgenomen met 170 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein wordt landschappelijk ingepast door het plaatsen van bomen tussen de parkeervakken. Tevens wordt het gehele terrein omgeven door een brede haag. Op termijn kan op de plek van de P&R-voorziening een gebouwd programma gerealiseerd worden, waarbij de parkeerplaatsen ondergebracht worden in een ondergrondse parkeergarage.
Naar het Hoornbeeck College is een langzaamverkeersroute voorzien. Deze kan op termijn een tweede route vormen naar de wijk Onderdijks. De nieuwbouw van het Hoornbeeck College wordt landschappelijk ingepast met een brede haag rondom het terrein.
In het Stationskwartier worden voor het merendeel inheemse boomsoorten geplant. Langs de singel wordt gedacht aan iepen, in aansluiting op de bestaande bomenrijen langs de Symfonielaan. Ook voor het grote blok bomen in het centrale park worden iepen voorgesteld. Langs de Mr. J.L.M. Niersallee is gedacht aan lossen groepen met wilgen, abelen, elzen, iepen en elzen en langs de noordelijke randweg een doorgaande rij met essen.
Aan de andere zijden van de weg worden losse groepen met elzen en
wilgen voorgesteld. De bomengroep tegenover de entree van de school aan de westzijde van het plangebied bestaat uit essen. De geluidwal langs de N-50 kan worden beplant met gemengd plantsoen van es, populier, els en meidoorn. Langs de twee gebogen lanen is gedacht aan Spaanse aak. De groep bomen op het stationsplein kan bestaan uit abeel. Langs de voet van de spoordijk vormen populieren de overgang naar het decor van het weidse polderlandschap, te ervaren vanaf de verhoogde perrons van het treinstation. Plantsoenen en hoven onderscheiden zich door lindes, cultivars van inheemse soorten en/of enkele meer decoratieve bomen zoals walnoot.
Op de binnenterreinen kunnen kleinere bomen zoals peer en zoete kers geplant worden. Met deze verscheidenheid aan beplanting van natuurlijk en inheems naar meer gecultiveerd ontstaat een aantrekkelijke en gedifferentieerde buitenruimte.
4.4 vormgeving erven
De parkeervakken en de rijloper op erven worden uitgevoerd in hetzelfde materiaal. Parkeerpockets of parkeerplaatsen op binnenterreinen worden omgeven door brede hagen en bomen. In de maatvoering van de stedenbouwkundige uitwerkingen dient hiermee rekening gehouden te worden.
4.5 water: beschoeiing, duikers en bruggen
Het water langs de randen van het plangebied heeft ecologische oevers, passend bij het beoogde natuurlijke karakter van de groenzone rondom de woonwijk. De singel wordt, in contrast hiermee, geflankeerd door strakke grastaluds en beschoeiing langs de waterkant. Over de singel komen twee bruggen voor autoverkeer. Deze worden, in aansluiting op de architectuur van de woningen, uitgevoerd in baksteen. Dit geldt ook voor de duikers op de koppen van de singel.
De twee fietsbruggen in het plangebied worden uitgevoerd in staal, in een neutrale kleur. De bestaande voetgangersbrug richting De Maten blijft gehandhaafd als onderdeel van de voetgangersroute van De Maten naar het nieuwe station.
4.6 speelplekken
Speelplekken staat niet op zichzelf, maar vormen een integraal onderdeel van de openbare ruimte. De speelplekken hebben het karakter van een echte ‘plek’, en zijn dus meer dan een losse verzameling speeltoestellen.
Alle speelplekken zijn omgeven door hagen. De locaties voor de diverse leeftijdscategorieën zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. De materialisering en kleur van de speeltoestellen is afgestemd op het groene karakter van de openbare ruimte.
4.7 fietsenstalling
Nabij het treinstation is een grote fietsenstalling gesitueerd voor ongeveer 800 fietsen met een reservering voor 400 extra plaatsen. De fietsenstalling is omgeven door een brede haag, zodat de gestalde fietsen minder zichtbaar zijn vanaf de straat. De overkappingen worden bij voorkeur haaks op de aangrenzende weg geplaatst. De overkappingen hebben een vormgeving volgens bijgaande referentiebeelden.
4.8 busstation
De perrons worden uitgevoerd in dezelfde gebakken klinkers als het stationsplein. Het straatmeubilair en de informatieborden zijn van een hoge kwaliteit. Op een tweetal plekken zijn bomen voorzien. Een klein paviljoen vormt de overgang tussen stationsplein en busstation. De abri’s van het busstation zijn hetzelfde als de overkapping van de fietsenstalling, of vertonen een duidelijke vormverwantschap.
4.9 straatmeubilair en verlichting
Vanwege de gewenste samenhang wordt uitgegaan van eenduidig straatmeubilair met een standaardkwaliteit. De invulling hiervan vormt onderdeel van het ontwerp voor de openbare ruimte. Vanwege de beoogde verblijfskwaliteit wordt voor het stationsplein, de fietsenstalling, het busstation, de winkelstraat en het centrale wijkpark uitgegaan van een eenduidig palet van straatmeubilair met een hoge kwaliteit.
Voor het hele gebied wordt uitgegaan van standaardkwaliteit verlichting, met als uitzondering het stationsplein, het busstation, de winkelstraat en het centrale wijkpark. In de winkelstraat hebben hangarmaturen aan kabels, opgespannen tussen de gevels, de voorkeur. Het stationsplein wordt verlicht door enkele bijzondere lichtmasten.
4.10 beeldende kunst
Aanvragen voor plaatsing van beeldende kunst in de openbare ruimte worden in nauw overleg met de Adviescommissie Beeldende Kunst van de gemeente Kampen beoordeeld. Het stationsplein en het park vormen de belangrijkste stedelijke ruimten in het Stationskwartier, en komen hierdoor in aanmerking voor monumentale sculpturen. Voor kunstwerken met een bescheiden omvang gaat de voorkeur uit naar de omsloten hof ten westen van de singel of het plantsoen ten oosten van de singel. Rotondes worden landschappelijk ingericht, bij voorkeur met grote blokhagen, en blijven vrij van kunstuitingen. In vervolgfases kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de maximale omvang en grootte van het kunstwerk en de stedenbouwkundige inpassing hiervan.
4.11 aanvullende eisen
inpassing nutsvoorzieningen
Voor aanvang van het uitwerken van deelprojecten wordt overleg gevoerd met nutsbedrijven over de plaatsing van nutskasten.
Trafokasten worden geïntegreerd in tuinmuren en bebouwing. Cai-kasten worden geplaatst in de erfgrens en worden geïntegreerd vormgegeven.
Deze worden geplaatst op uitgeefbaar terrein. Als dit op bezwaren stuit wordt de benodigde ruimte niet uitgegeven. Ter plekke van de stoepzones worden cai-kasten geplaatst op eigen terrein in de zijgevel of tuinmuur.
kwaliteit hagen
Hagen toegepast als erfscheiding zijn in pot of container voorgekweekt en worden direct bij oplevering geplant in grondverbeterde sleuven. Voor hagen met een streefhoogte van 60 cm worden 80 cm hoge hagen geplant welke direct worden teruggesnoeid tot 60 cm. Handhaving en onderhoud van de hagen wordt opgenomen in het koopcontract of het huurcontract. Bij oplevering in de zomer dient regelmatig water te worden gegeven. Bij oplevering kunnen op kluit voorgekweekte planten worden toegepast.
opsluitbanden
Opsluitbanden worden niet tegen (tuin- of plantenbak)muren of (kop) gevels geplaatst. Ter plaatse van toegangen in tuinmuren en hagen wordt de opsluitband op uitgegeven terrein geplaatst of wordt 10 cm minder uitgegeven.
vuilcontainers
Individuele vuilcontainers (kliko’s) worden gestald op eigen terrein, aan de achterzijde van de kavel, niet zichtbaar vanaf het binnenterrein.
uitbreidbaarheid woningen
Bij het ontwerp van de woningen in de middeldure en dure categorie dient de architect aan te geven welke uitbreidingen van de woning mogelijk zijn. Het betreft niet alleen mogelijke uitbreidingen aan de achterkant van de woning (minimum vereist), maar ook mogelijke uitbreidingen aan de zijkant van de woning, omdat ook deze vaak zichtbaar zijn vanuit de zijstraten.
Voor alle uitbreidingen worden ontwerpen gemaakt en de condities ervoor uitgewerkt, opdat deze – ook bij latere uitbreidingsverzoeken – conform plan uitgevoerd kunnen worden.
parkeren op eigen terrein
Voor vrije kavels geldt dat parkeergarages en carports ten minste 6 m achter de voorgevel van de woning worden gesitueerd, zodat voorzones en voortuinen gevrijwaard blijven van geparkeerde auto’s.
Ondertekening
bijlage 1: plankaart bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is de ruimtelijke hoofdstructuur gedetailleerd bestemd. Bouwvlekken hebben een globale bestemming met uitwerkingsplicht met uitzondering van het zuidoostelijke centrum blok.
bijlage 2: ligging Stationskwartier
bijlage 3 : profielen ruimtelijke hoofdstructuur
Doordat in het bestemmingsplan de bouwvlekken zijn vastgelegd, zijn de totaalmaten van de profielen vaststaand. De in de profielen opgenomen maatvoering is indicatief; een nadere bepaling van de maatvoering geschiedt op basis het inrichtingsplan voor de openbare ruimte. Voor de wegprofielen van de gebogen lanen ( profiel D) wordt uitgegaan van eenzijdig langsparkeren, met aan de andere zijde van de weg een doorlopende grasberm met bomen. Voor alle wegen geldt een 30km/uur regime.
bijlage 4: begrippenlijst
architectonische eenheid
Samenhang tussen gebouwen, bouwwerken en erfscheidingen door onderlinge afstemming van materiaalgebruik, architectonische opbouw en gevelbeeld, dakafwerking, kleur etc.
accent
Deel van het gebouw dat een nadrukkelijke expressie heeft in de vorm van bijvoorbeeld een erker, groot raam, extra hoogte of bijzondere vorm, en hierdoor in het oog springt.
beeldkwaliteit
Kwaliteit van de verschijningsvorm van de woonomgeving, zowel wat betreft de architectuur van de bebouwing als wat betreft de inrichting van de openbare ruimte. De beeldkwaliteit wordt bepaald door de samenhang van het totale woonmilieu middels een eenduidige toepassing van vooraf bepaalde architectonische middelen, zoals vastgelegd in het beeldkwaliteitplan.
beschoeiing
Afscherming van de waterkant met banden van beton of hout.
binnenterrein
Aan de binnenzijde van het bouwblok gelegen, openbaar toegankelijke terrein ten behoeve van het parkeren.
bomen 1e, 2e, 3e soort
Aanduiding van de gewenste boomgrootte bij aanplant. Bomen van de 1e soort zijn ouder, hoger, hebben een grotere stamdiameter en zijn vaker verplant op de kwekerij.
bouwblok
Gesloten configuratie van panden en woningen met de entreezijde aan de buitenzijde van het blok en privé-tuinen en binnenterreinen aan de binnenzijde van het bouwblok.
cultuurlijke inrichting
Inrichting van de openbare ruimte met beschoeiing langs de waterkant, geschoren gras, hagen en bomenrijen.
expeditie
Bevoorrading van winkels, bedrijven en andere voorzieningen.
hiërarchische opbouw
Ordeningsprincipe waarbij planelementen op een lager schaalniveau op een dusdanige wijze zijn opgenomen in de ruimtelijke structuur zodat op het hogere schaalniveau een samenhangend beeld ontstaat.
korrelgrootte
Grootte van de eenheden (ensembles) waaruit een bouwblok is opgebouwd. Eenheden onderscheiden zich onderling door afwisseling in bouwhoogte, kapvorm en richting, materiaalgebruik, gevelindeling enz.
kroonlijst
Markering van de overgang geveldak.
lessenaarsdak
Dak bestaande uit één schuin dakvlak.
mansardedak
Geknikt zadeldak.
natuurlijke inrichting
Inrichting van de openbare ruimte met hoog gras, riet langs de waterkant, losse boomgroepen en houtwallen.
oriëntatie
Richting van de entree van het gebouw of pand.
plasticiteit
Mate van afwisseling in de opbouw van de gevel door verspringingen, dieper liggende delen, erkers, dakranden etc.
plint
Horizontale band op de overgang van maaiveld naar gevel, afwijkend in materiaal of kleur.
schilddak
Dak gevormd door twee driehoekige dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige dakvlakken aan de lange kant van het gebouw.
stedelijk
Stedenbouwkundige opzet met een menging van wonen, werken en voorzieningen, een menging van grondgebonden woningen en appartementen, en een aaneengesloten gevelbeeld door bouwblokken met gesloten hoeken.
stolpdak
Dak gevormd door vier driehoekige dakvlakken.
stoepzone
Voorzone behorende bij de woning met een steenachtig karakter, gemarkeerd met palen, een hek of een lage muur.
tuinstedelijk
Stedenbouwkundige opzet met een afwisseling tussen aaneengesloten en vrijstaande bebouwing, met voortuinen omgeven door hagen, in een groene omgeving met bomen in de woonstraten.
tondak
Rond dak met de vorm van een halve cilinder.
uitgiftegrenzen
Overgang tussen het private terrein (woningen, winkels, kantoren, voorzieningen e.d.) en het openbaar gebied.
voorzone
Zone tussen de voorgevel van de woning en het trottoir in de vorm van een bordes of een tuin.
winkelplint
De gevels van winkels op de begane grond met de expressie van etalages, reclameborden, luifels en winkelentrees richting de openbare ruimte.
zadeldak
Dak bestaande uit twee schuine dakvlakken.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl