Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Westerkwartier

Geldend van 26-09-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Westerkwartier

De burgemeester van de gemeente Westerkwartier;

overwegende:

  • -

    dat het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van artikel 2:59 en 2:59a van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Westerkwartier 2021.

gelet op:

  • -

    de Gemeentewet, artikelen 125 en 172

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 4:81, 5:25, 5:29 en 5:31

  • -

    de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Westerkwartier 2021, artikelen 2:59 en 2:59a;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende ‘Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Westerkwartier’.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Licht bijtincident: een hond bijt een persoon, een andere hond of een ander dier, waarbij er sprake is van geen of gering letsel. Van gering letsel wordt gesproken indien niet direct medische behandeling noodzakelijk is.

Ernstig bijtincident: van een ernstig bijtincident is sprake:

  • 1.

    wanneer als direct gevolg van het bijtincident, een persoon, hond of ander dier overlijdt;

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 3.

    wanneer een hond een persoon, hond of ander dier zodanig vastbijt en er sprake is van prooischudden en/of het niet willen loslaten, ook niet bij dwang;

  • 4.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel: van ernstig letsel is sprake wanneer bij een persoon of dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat dan bijvoorbeeld om letsel, waarbij chirurgisch herstel nodig is, om open wonden, inwendig letsel, letsel waarbij het slachtoffer niet in staat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren.

Gevaarlijke hond: een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond: een hond, die een licht bijtincident, overlast en/of schade aan roerende of onroerende zaken heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorf: een muilkorf is een uit riempjes bestaande korf die om de bek van een hond gedaan wordt ter voorkoming van bijten van mensen en andere dieren. De muilkorf heeft de volgende eigenschapen:

  • -

    vervaardigd van stevige kunststof en/of van stevig leer;

  • -

    door middel van een stevige leren riem rond de hals is deze zodanig aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is;

  • -

    is zodanig ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten;

  • -

    de afgesloten ruimte binnen de korf laat een geringe opening van de bek van de hond toe;

  • -

    er zijn geen scherpe delen binnen de korf aanwezig.

Artikel 2 Protocol

Stap 1: Registratie bijtincidenten

Inwoners en bezoekers van de gemeente Westerkwartier kunnen bij de gemeente melding doen van een bijtincident.

Bij ernstige incidenten kan er bij de politie eventueel aangifte worden gedaan als er sprake is van een strafbaar feit volgens het Wetboek van Strafrecht. Met toestemming van de aangever maakt de politie eventueel een bestuurlijke rapportage op en stuurt deze aan de gemeente.

Met de politie is afgesproken dat in de rapportage de volgende gegevens (voor zover bekend) worden opgenomen:

  • personalia eigenaar of houder;

  • personalia benadeelde partij;

  • personalia getuige(n);

  • gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • aard en omvang van letsel en schade;

  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond;

  • of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

De informatie wordt vanuit de politie middels een rapportage naar het e-mailadres (oov@westerkwartier.nl) van de afdeling Openbare orde en veiligheid van de gemeente gestuurd.

Als de gemeente een verzoek krijgt van een burger om een hond van een andere eigenaar, houder of verzorger een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod op te leggen, dan vindt er altijd overleg met de politie plaats.

BESTUURSRECHTELIJK TRAJECT

Stap 2: Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan ook meteen worden overgegaan tot de volgende stap.

Stap 3: De gemeente reikt na eerste licht bijtincident een waarschuwing uit

De gemeente stuurt na een eerste licht bijtincident een waarschuwing naar de eigenaar, houder of verzorger van de hond. In een waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar, houder of verzorger verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied of het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen van een gedragstraining.

Stap 4: De gemeente stuurt bij herhaling of een ernstig bijtincident een voornemen tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond

Er is sprake van een ernstig bijtincident of een herhaling licht bijtincident. De burgemeester stuurt het voornemen tot het opleggen een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond aan de eigenaar, houder of verzorger van de hond, indien op grond van een rapport en/of een melding blijkt dat deze hond een (tweede) bijtincident heeft veroorzaakt.

Stap 5: Zienswijze eigenaar, houder of verzorger

Binnen zeven dagen kan de eigenaar, houder of verzorger een zienswijze tegen het voorge-nomen besluit indienen. Deze termijn van 7 dagen kan korter zijn als de burge¬meester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. Is de houder, eigenaar of verzorger het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen.

Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid).

Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Stap 6: Besluit tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond

Na afloop van de zienswijzetermijn, wordt een eventuele zienswijze betrokken bij het nemen van het definitieve besluit. Dit kan een kort aanlijngebod of een kort aanlijn- en muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond binnen de in de brief aangegeven tijd kort worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen.

Een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd. Een besluit tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Aan dit besluit wordt een dwangsom gekoppeld bij een eventuele overtreding van het besluit bij een volgend vastgesteld bijtincident. Bij stap 9 is beschreven hoe de hoogte van de dwangsom wordt bepaald.

Stap 6.1: Ernstig bijtincident of na twee overtredingen van het besluit

Bij een ernstige incident of bij het herhaaldelijk overtreden van het opgelegde besluit, kan maatschappelijk onrust binnen een wijk of directe omgeving ontstaan. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat er aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld een preventieve last onder dwangsom of het verplicht volgen van een cursus gedragsbegeleiding/gedragstherapie) worden genomen. Indien daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar, houder of verzorger van de hond, dan kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn. Een ernstig bijtincident kan aanleiding geven om nader onderzoek te gelasten (gedragstest).

Stap 7: Bezwaar tegen besluit

De eigenaar, houder of verzorger van de hond kan binnen zes weken bezwaar maken tegen het besluit en een verzoek tot voorlopige voorziening indienen. Het indienen van bezwaar heeft geen opschortende werking. Opschorting kan alleen als daartoe een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gevraagd.

Stap 8: Bestuurlijke strafbeschikking of dwangsom verbeuren bij overtreding van een besluit

Als het besluit door de eigenaar, houder of verzorger wordt genegeerd of overtreden riskeert men een bestuurlijke strafbeschikking ( dit is een verkort proces-verbaal (combibon), waarna via het Centraal Justitieel Incassobureau rechtstreeks een acceptgiro naar de overtreder wordt gestuurd) of het verbeuren van een dwangsom die mag worden ingevorderd (dwangsombedrag moet worden betaald). Dit is het geval bij de eerste twee overtredingen van het besluit. Van een overtreding is sprake als er een ondeugdelijke lijn en/of ondeugdelijke muilkorf wordt gebruikt of als in zijn geheel geen lijn en/of muilkorf wordt gebruikt.

Hoogte van de dwangsom

De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Het geschonden belang in deze is de veiligheid van mens en dier. Zij moeten zich zonder gebeten te worden vrijelijk in de openbare ruimte kunnen bewegen.

Het doel van het opleggen van een dwangsom is het opvolgen van het opgelegde kort aanlijn- en/of muilkorfgebod. De hoogte van de dwangsom bij bijtincidenten die zijn voorgekomen na het opleggen van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod bedraagt € 500,- per geconstateerde overtreding met een totaal van maximaal € 1.500,-.

Een invorderingsbeschikking (dit is het besluit om een dwangsom in te vorderen) is ook een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staat.

De eigenaar, houder of verzorger van de hond loopt tevens het risico op een eventuele strafrechtelijke boete van de politie. Overtreding van artikel 2:59 APV kan op grond van het bepaalde in artikel 6:1 van de APV worden bestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Stap 9: Bestuursdwang bij herhaalde of zeer ernstige bijtincidenten

9.1 Verzoek vrijwillig afstand te doen

Na een tweede bijtincident of een zeer ernstig bijtincident kan de gemeente de eigenaar of houder van de hond een brief sturen met de mededeling dat zijn of haar hond als gevaarlijk (als bedoeld in de APV) was aangewezen met het verzoek om vrijwillig afstand van de hond te doen. Voor het ondertekenen van een vrijwillige afstandsverklaring, moet duidelijk zijn dat de eigenaar of houder de gevolgen van vrijwillig afstaan begrijpt en accepteert.

Als het besluit (nogmaals) wordt overtreden en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen, dan kan er door de gemeente bestuursdwang (is een maatregel die gericht is op het beëindigen van de overtreding) worden opgelegd. De dwangsom is dan al opgelegd, deze herstelsanctie wordt stopgezet. Het eventueel verbeurde openstaand bedrag kan alsnog ingevorderd worden. Er wordt gestart met een nieuwe herstelsanctie, namelijk het opleggen van bestuursdwang. Afhankelijk van het geval zijn er twee grondslagen voor toepassing van de bestuursdwang.

Belangrijk verschil met inbeslagname op grond van artikel 5:31 Awb en spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:

  • er is sprake van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde;

  • er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar;

  • de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar, houder of verzorger van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar, houder of verzorger bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond terug kan naar de eigenaar, houder of verzorger of elders herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.

9.2 Bestuursdwang op grond van artikel 5:31 Awb

De burgemeester is op grond van artikelen 5:29 en verder van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten of te beëindigen. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (artikel 5:31 Awb).

De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond als:

  • de hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV of;

  • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht.

Bij bijtincidenten is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring van de openbare orde.

Kostenverhaal

De kosten van bestuursdwang zijn op grond van artikel 5:25 Awb verhaalbaar op de overtreder. In dit geval de eigenaar, houder of verzorger van de hond.

9.3 Inbeslagname

De inbeslagname mag in principe maximaal vier weken duren, in uitzonderlijke gevallen kan dit langer duren. De hond ondergaat tijdens de inbeslagname een risico-assessment.

9.4 Inbeslagname door burgemeester (bij verstoring van de openbare orde)

De burgemeester is op grond van artikel 172 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond bijvoorbeeld als:

  • De eigenaar, houder of verzorger van een hond die door het burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen en handelt in strijd met artikel 2:59 APV en vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van (zeer) ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • In geval van het niet naleven van regelgeving die noopt tot handhaving van de openbare orde. De houder van een hond die een (zeer) ernstig bijtincident heeft begaan wordt eerst gevraagd om afstand te doen van zijn hond. De burgemeester geeft bevel tot het onvrijwillig in beslag nemen van de hond indien de houder niet vrijwillig afstand doet van de hond.

Bij inbeslagname dient de eigenaar of houder van de hond verzocht te worden om afstand te doen van de hond (afstandsverklaring). Indien er geen afstand van de hond wordt gedaan, ontbreekt de bevoegdheid om de hond te herplaatsen of te euthanaseren.

Het is de taak van de gemeente om een instantie te regelen die de hond in beslag kan nemen en vervoeren. Dit bevel wordt gegeven nadat is gecontroleerd of alle beschikbare middelen van de APV reeds zijn toegepast.

De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie. De hondenopvang vervoert de hond naar de aangegeven (geheime) locatie. De hond wordt vervolgens getest door een gedragsdeskundige. De kosten van vervoer, verblijf en test van de hond komen voor rekening van de eigenaar, houder of verzorger van de hond.

Artikel 3 Heroverweging van het kort aanlijn‐ en/of muilkorfgebod

De eigenaar, houder of verzorger van een hond, die een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar, houder of verzorger van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar, houder of verzorger en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt/worden voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat

de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een kort aanlijn- en of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar, houder of verzorger van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek. De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd1 .

Artikel 3.1 Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • het gevolgd hebben van een cursus;

  • maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten;

  • de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • als de eigenaar, houder of verzorger het incident bagatelliseert;

  • als de eigenaar, houder of verzorger de hond heeft aangezet tot bijten.

Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.

Artikel 4 Strafrechtelijk of civielrechtelijk traject

STRAFRECHTELIJK TRAJECT

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar, houder of verzorger aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425 lid 1 Sr.), kan de politie aangifte opnemen. In een heterdaad situatie (al dan niet in overleg

met de officier van justitie) kan overgegaan worden tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar, houder of verzorger afstand wil doen van de hond.

CIVIELRECHTELIJK TRAJECT

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie verwijst dader en slachtoffer van het bijtincident naar een rechtshulpverlener voor de civielrechtelijke mogelijkheden of adviseert partijen om het schade-incident onderling te regelen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat zij bekend is gemaakt.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als de ‘Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Westerkwartier’.

Ondertekening

Zuidhorn, 8 juli 2024

De burgemeester,

A. van der Tuuk


Noot
1

Relevante jurisprudentie Raad van State: 2014:2380, 2014:4779, 2014:4659, 2015:3689.