Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724582
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724582/1
Kostentoedelingsverordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2025
Geldend van 24-09-2024 t/m heden
Intitulé
Kostentoedelingsverordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2025Het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 9 juli 2024, nr. 24.0374249;
gelet op artikel 122b eerste en tweede lid, van de Waterschapswet en artikel 6, van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
gehoord de commissie Bestuur, Middelen en Waterketen;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Kostentoedelingsverordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2025, luidend als volgt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
hoogheemraadschap: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
- b.
reglement: het reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap;
- c.
gebied van het hoogheemraadschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het reglement behorende kaart waarin de zorg voor wegen aan het hoogheemraadschap is opgedragen;
- d.
kosten: de kosten van de kostendragers wegenbeheer zoals opgenomen in de begroting naar kostendragers van het hoogheemraadschap en die gedekt worden met behulp van de wegenheffing;
- e.
ingezetenen: degenen die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats hebben in het gebied van het hoogheemraadschap en die aldaar gebruik hebben van woonruimte;
- f.
zakelijk gerechtigden ongebouwd, niet zijnde natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn in het gebied van het hoogheemraadschap;
- g.
zakelijk gerechtigden natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in het gebied van het hoogheemraadschap het genot hebben van natuurterreinen;
- h.
zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het hoogheemraadschap.
Artikel 2 Kostentoedeling wegenbeheer
De kosten voor het wegenbeheer worden als volgt aan de categorieën toegedeeld:
- a.
39,6% aan de ingezetenen;
- b.
7,3% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
- c.
0,1% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;
- d.
53,0% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.
Artikel 3 Waardebepaling
-
1. De waarde van de onroerende zaken bedoeld in artikel 2, onderdelen b, c en d, wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaken op de waardepeildatum hebben naar de staat en de hoedanigheid waarin zij op die datum verkeren.
-
2. De waardepeildatum is 1 januari 2023.
Artikel 4 Inwerkingtreding, intrekking, overgangsbepaling en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.
-
2. Deze verordening vindt voor het eerst toepassing op het belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 2025.
-
3. Met ingang van de in het tweede lid genoemde datum wordt de Kostentoedelingsverordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2020 (19.1404899), vastgesteld bij besluit van 18 september 2019, ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.
-
4. Deze verordening wordt aangehaald als Kostentoedelingsverordening wegenbeheer Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2025 of Kostentoedelingsverordening wegenbeheer HHNK 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 18 september 2024,
de secretaris,
M.J. Kuipers
de dijkgraaf,
ir. R.P.G. Bosma
Toelichting op de kostentoedelingsverordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2025
Hoofdstuk I De kostentoedeling in de Waterschapswet
1. Wettelijke basis
Ingevolge artikel 122b, eerste lid, van de Waterschapswet moet het algemeen bestuur van een waterschap ten behoeve van de wegenheffing een verordening vaststellen, waarin voor elk van de categorieën van heffingsplichtigen de toedeling van het kostendeel is opgenomen. Deze verordening wordt in de praktijk de kostentoedelingsverordening genoemd. De kostentoedelingsverordening geeft per heffingsplichtige categorie (ingezetenen, eigenaren ongebouwde onroerende zaken niet zijnde natuurterreinen, eigenaren natuurterreinen en eigenaren gebouwde onroerende zaken) aan welk deel van de nettokosten van het wegenbeheer door welke categorie moet worden opgebracht.
Uit de begroting van het waterschap vloeit voort hoe hoog de kosten van het wegenbeheer precies zijn. In beginsel worden alle uit de desbetreffende taak voortvloeiende kosten tezamen genomen en vervolgens aan de diverse categorieën toegedeeld, zodat ieder een deel van de totale kosten draagt.
Het ontwerp van de verordening wordt ter inzage gelegd om belanghebbenden de gelegenheid te geven zienswijzen in te dienen.
2. Kostentoedelingsmethode wegenbeheer
De wijze waarop de kosten van het wegenbeheer worden toegedeeld is niet in de wet vastgelegd, maar wordt in het reglement van het waterschap geregeld (artikel 122b, tweede lid, Waterschapswet). Verder bepaalt de wet alleen welke categorieën in de heffing kunnen worden betrokken (artikel 122a, tweede lid, Waterschapswet). Welke categorieën daadwerkelijk in de heffing worden betrokken moet eveneens nader in het reglement worden geregeld.
3. Relatie met de begroting van het waterschap
In het traject van belastingheffing (kostentoedeling-tariefbepaling-aanslagvervaardiging-heffing-invordering) zijn de kosten van de waterschapstaken bepalend. Deze kosten worden in de begroting van het waterschap geraamd en in de jaarverslaggeving verantwoord. Gelet op het belang van de belastingheffing voor de waterschappen en gelet op het feit dat inzicht moet bestaan in de lasten voor de belastingplichtigen, vormt een specificatie van de bedragen die uiteindelijk tot lasten van de belastingplichtigen leiden, een apart onderdeel van de begroting (de begroting naar kostendragers). Een en ander is in de verslaggevingsvoorschriften van het Waterschapsbesluit vastgelegd. Het gaat in deze verordening om de kostendragers wegenbeheer.
Eveneens op grond van de verslaggevingsvoorschriften wordt in de begroting naar kostendragers voor iedere taak eerst op basis van de nettokosten, het bedrag voor onvoorzien, de bedragen die voor kwijtschelding en oninbaarverklaring worden geraamd, verwachte dividenden en overige algemene opbrengsten een saldo berekend, het resultaat. Daarna wordt aangegeven hoe het begrote resultaat zal worden gedekt of bestemd. In de regel wordt er eerst onttrokken of toegevoegd aan de reserves en ontstaat daarna het bedrag dat het waterschap door middel van belastingheffing zal moeten ontvangen. Dit laatste bedrag is het startpunt voor de kostentoedeling.
4. Model-kostentoedelingsverordening
Voor de kostentoedeling heeft de Unie van Waterschappen een modelkostentoedelingsverordening met toelichting opgesteld. Het model is gehanteerd voor het opstellen van deze verordening.
Hoofdstuk II De kostentoedeling bij het hoogheemraadschap
1. Taken en heffingen van het hoogheemraadschap
Alvorens toe te lichten hoe de kostentoedeling bij het hoogheemraadschap verloopt, is het gewenst de taken en heffingen van het hoogheemraadschap nader te belichten.
Ingevolge artikel 5 van het reglement is het hoogheemraadschap belast met de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. Deze taak omvat de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater.
Daarnaast heeft het hoogheemraadschap als taak de zorg voor wegen. De zorg voor wegen betreft de zorg voor:
- a.
de openbare wegen in het taakgebied dat in het reglement is vastgelegd, voor zover zij gelegen zijn buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet en voor zover zijn niet in beheer zijn bij derden;
- b.
de wegen op waterkeringen, voor zover zij niet in beheer zijn bij derden.
1.1. Zorg voor het watersysteem
De zorg voor het watersysteem omvat de taken van het hoogheemraadschap op het gebied van waterkeringsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en kwaliteitsbeheer van oppervlaktewateren, voor zover laatstgenoemde activiteiten niet behoren tot het zuiveringsbeheer. De uit deze taak voortvloeiende kosten worden uit de watersysteemheffing gefinancierd. Op grond van artikel 1, derde lid, Waterschapswet behoort tot de zorg voor het watersysteem ook het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door bever- en muskusratten. Verder behoren tot de kosten van het watersysteem de bijdragen die op grond van de Waterwet worden verstrekt aan het Rijk voor de verbetering van primaire waterkeringen (artikel 117, tweede lid, Waterschapswet).
1.2. Zorg voor de zuivering van het afvalwater
De zorg voor het zuiveren van afvalwater omvat de taken op het gebied van inzamelen, transporteren en zuiveren van afvalwater. Deze taken vormen geen onderdeel van het watersysteembeheer. De kosten van deze taak worden via een afzonderlijke heffing verhaald op de lozers van afvalwater. Aan die heffing ligt geen kostentoedeling ten grondslag en deze verordening heeft daarop dan ook geen betrekking.
1.3. Zorg voor de wegen
De wegenzorg van het hoogheemraadschap strekt zich niet uit tot het gehele gebied, maar tot een beperkt aantal gemeenten. In verband hiermee is bij reglement een taakgebied voor de wegenzorg vastgelegd. De kosten van deze taak worden deels gefinancierd uit uitkeringen die gemeenten hiervoor ontvangen uit het gemeentefonds en die zij moeten doorsluizen naar het hoogheemraadschap. Deze uitkeringen zijn echter niet kostendekkend. De resterende kosten worden gefinancierd uit de wegenheffing. Deze kan alleen in het taakgebied voor de wegenzorg worden geheven.
Vanuit de situatie bij enkele rechtsvoorgangers wordt het beheer van een aantal wegen op waterkeringen gerekend tot de waterkeringszorg. Uitgangspunt voor de kostentoedeling is dat de beheerskosten van alle wegen op waterkeringen worden toegerekend aan de waterkeringsfunctie. Deze werkwijze doet recht aan het gegeven dat het hoogheemraadschap bijna alle dijkwegen in zijn totale beheersgebied beheert, maar niet alle wegen. Door de kosten van de dijkwegen om te slaan via de watersysteemheffing worden deze kosten in rekening gebracht bij alle belanghebbenden en niet uitsluitend bij de belanghebbenden in het (kleinere) taakgebied voor het wegenbeheer.
2. Kostentoedeling wegenbeheer
De methode van kostentoedeling en de aanwijzing van de heffingsplichtige categorieën voor het wegenbeheer zijn geregeld in artikel 6 van het reglement voor het hoogheemraadschap. Hierin is bepaald dat de wegenheffing wordt geheven van de categorieën ingezetenen, ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn, natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken.
Voor de kostentoedeling wordt onderscheid gemaakt tussen wegen met een algemene verkeersfunctie en wegen met een ontsluitingsfunctie. De kosten die samenhangen met de algemene verkeersfunctie worden toegedeeld aan de ingezetenen. De kosten die samenhangen met de ontsluitingsfunctie worden toegedeeld aan de overige categorieën.
De toedeling van kosten binnen de overige categorieën verloopt in grote lijnen hetzelfde als voor het watersysteembeheer. Nadat is bepaald welk aandeel in de kosten van het wegenbeheer aan de ingezetenen wordt toegedeeld, vindt in stap 2 de toedeling van de resterende kosten van de taakuitoefening aan de categorieën ongebouwd, niet zijnde natuur, natuur en gebouwd plaats. Dit gebeurt op basis van hun onderlinge waardeverhouding. In verband hiermee moet de totale waarde in het economische verkeer van deze categorieën worden bepaald. In het Waterschapsbesluit is aangegeven hoe de waardebepaling geschiedt en welke regels daarbij gelden.
Waardebepaling categorie ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen
Deze categorie valt voor de waardebepaling uiteen in vijf subcategorieën, te weten:
- •
agrarische gronden;
- •
openbare landwegen, inclusief kunstwerken;
- •
banen voor openbaar vervoer per rail, inclusief kunstwerken;
- •
bouwpercelen en;
- •
overige ongebouwde onroerende zaken.
Voor deze onderverdeling is gekozen omdat tussen de groepen zowel de wijze van waardebepaling als de waarde per hectare verschilt.
Van elke subcategorie moet de waarde worden bepaald. Dit gebeurt globaal, wat in dit geval betekent dat niet van elk individueel object een exacte waarde hoeft te worden bepaald. Volstaan kan worden met het bepalen van de gemiddelde waarde van het geheel aan onroerende zaken dat tot de betrokken categorie behoort. Om tot de waarde van een subcategorie te komen wordt de oppervlakte ervan vermenigvuldigd met de gemiddelde waarde per hectare. De optelsom van de waarden van de subcategorieën is de totale waarde van de categorie ongebouwd, niet zijnde natuur.
Waardebepaling agrarische gronden
Onder agrarische grond wordt ingevolge artikel 6.1, onder a, van het Waterschapsbesluit de ten behoeve van de landbouw als bedoeld in artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond verstaan, voor zover deze niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen. Natte veenweidegebieden behoren ook tot de categorie agrarische gronden. Bossen behoren er niet toe; zij worden op grond van artikel 116, onder c, van de Waterschapswet tot de categorie natuurterreinen gerekend.
De gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden wordt bepaald op basis van of afgeleid uit verkooptransacties van deze gronden in het gebied van het waterschap. Het Waterschapsbesluit zegt in artikel 6.5, tweede lid, dat de waarde wordt bepaald op de waarde die aan de gronden moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de gronden als agrarische gronden in gebruik zouden blijven. Dit betekent dat transacties waarbij geen marktconforme prijs tot stand is gekomen (dit kan bij transacties in de familiesfeer het geval zijn), niet in de berekeningen mogen worden meegenomen. Ook dient bij de waardebepaling geen rekening te worden gehouden met de waardedrukkende invloed die uitgaat van eventuele beperkte rechten die op de onroerende zaak rusten. Hetzelfde geldt voor verpachte gronden. Ook verkopen aan niet-agrarische kopers en verkopen waarbij een bestemmingsplanwijziging een rol heeft gespeeld, dienen buiten de berekeningen te worden gehouden.1 In de praktijk wordt voor de waarde van agrarische gronden gebruik gemaakt van de Grondprijsmonitor van ASR, samengesteld in samenwerking met Kadaster en Wageningen Economic Research (voorm. LEI). Deze gegevens vormen een goede basis voor de waardebepaling in het kader van de kostentoedeling.
Waardebepaling openbare landwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, inclusief kunstwerken
Het Waterschapsbesluit benoemt de openbare landwegen (inclusief kunstwerken) en de banen voor openbaar vervoer per rail (inclusief kunstwerken) apart van elkaar. In feite is voor de kostentoedeling dus sprake van twee afzonderlijke subcategorieën. Omdat de wijze waarop de waarde van deze subcategorieën wordt bepaald hetzelfde is, worden ze in deze toelichting gezamenlijk besproken.
Bij de waardebepaling van openbare landwegen (wegen) en banen voor openbaar vervoer per rail (spoorbanen) worden behalve de wegen en spoorbanen zelf ook verkeersvoorzieningen en kunstwerken betrokken. Bij verkeersvoorzieningen moet worden gedacht aan grond die dienstbaar is aan het verkeer over de weg (grond die een bijdrage levert aan de verkeerskundige functionaliteit van de weg), zoals tussenbermen, geluidswerende voorzieningen, obstakelvrije zones, bermsloten en dergelijke. Voorbeelden van kunstwerken zijn bruggen, viaducten en tunnels. De gemiddelde waarde per hectare weg of spoorbaan wordt gesteld op de vervangingswaarde. Dit is het bedrag dat met de herbouw van een identiek vervangend object gepaard zou gaan, waarbij rekening moet worden gehouden met een correctiefactor voor technische en functionele veroudering. Om te voorkomen dat de waterschappen van geval tot geval zelf deze correctiefactor zouden moeten bepalen, is de factor in het Waterschapsbesluit zelf vastgelegd. De correctiefactor is vastgesteld op 25%.
Voor het bepalen van de waarden geeft door de Unie van Waterschappen een Taxatiewijzer uit. Deze bevat handreikingen en een rekenmodel voor de waardebepaling. De Taxatiewijzer wordt samengesteld uit gegevens afkomstig van het CROW (Kenniscentrum voor de wegenbouw) en Prorail.
Waardebepaling bouwpercelen
Bouwpercelen zijn onbebouwde, al dan niet bouwrijp gemaakte percelen, waarop gebouwd mag worden (artikel 6.1, onder b, Waterschapsbesluit). Alhoewel bouwpercelen (tot het moment waarop bouwactiviteiten aanvangen) ongebouwde onroerende zaken zijn, moeten de gemeenten er wel een WOZ-waarde voor bepalen. Bouwpercelen zijn immers niet opgenomen in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ.2 Voor de waarde van bouwpercelen wordt dan ook uitgegaan van de vastgestelde WOZ-waarden (artikel 6.7 Waterschapsbesluit).
Waardebepaling overige ongebouwde onroerende zaken
De subcategorie overige ongebouwde onroerende zaken is een restcategorie waartoe alle ongebouwde onroerende zaken behoren die niet in een van de voorgaande subcategorieën zijn onder te brengen. Tot de subcategorie overige ongebouwde onroerende zaken behoren onder meer volkstuinen, begraafplaatsen, openbare parken en plantsoenen en recreatie- en sportterreinen, voor zover zij althans niet op grond van artikel 118, lid 2, van de Waterschapswet deel uitmaken van een gebouwd eigendom. Om redenen van eenvoud heeft de wetgever ervoor gekozen om voor de gemiddelde waarde per hectare aan te sluiten bij de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden in het gebied van het waterschap.
Waardebepaling categorie natuurterreinen
Ook voor de categorie natuurterreinen moet in het kader van de kostentoedeling een waarde worden vastgesteld. Natuurterreinen zijn in artikel 116, onderdeel c, van de Waterschapswet gedefinieerd als ‘ongebouwde onroerende zaken, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare’. Tot de categorie natuurterreinen behoren onder andere heidevelden, moerassen, zandverstuivingen en duingebieden. In de regel zullen stadsparken, plantsoenen en dergelijke vanwege hun recreatieve functie niet als natuurterrein aangemerkt kunnen worden.3 Voor open wateren geldt verder dat zij een open en weids karakter moeten hebben. Als voorbeelden worden genoemd vennen, meren en plassen. Open wateren die een verkeersfunctie hebben zijn geen natuurterrein, maar worden op grond van artikel 118, vijfde lid, Waterschapswet aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterrein. Gedeelten van open wateren die een verkeersfunctie hebben en daartoe zijn afgebakend met betonning worden als openbare waterweg beschouwd en maken geen deel uit van het natuurterrein.4
De gemiddelde waarde per hectare van natuurterreinen wordt gesteld op 20% van de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden in het gebied (artikel 6.9, tweede lid, Waterschapsbesluit).
Over de vraag wat wel en niet als een natuurterrein in de zin van de Waterschapswet moet worden aangemerkt bestond in de praktijk in een aantal gevallen verschillen van inzicht tussen waterschappen en grondeigenaren. Om hierover duidelijkheid te krijgen zijn door de Unie van Waterschappen en het Bosschap in gezamenlijk overleg een aantal landelijke voorbeeldzaken gevoerd. Daarbij ging het met name om gevallen waarin sprake is van natuurbeheer in combinatie met daaraan aangepast agrarisch gebruik. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad in 2014 beslist dat activiteiten die zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur moeten worden gerekend tot natuurbeheer als bedoeld in de wet. Dat geldt ook indien die activiteiten leiden tot agrarische opbrengsten, ongeacht hoe groot die opbrengsten zijn. Ook is niet van belang of die activiteiten worden verricht door de eigenaar of door een derde, zoals een pachter.5 De uitspraak heeft alleen betrekking op gevallen waarin natuurbeheer het hoofddoel vormt en de agrarische activiteiten bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van natuur. Gronden waarbij agrarische activiteiten het hoofddoel vormen worden nog steeds onder de categorie overig ongebouwd geschaard. Dit geldt ook wanneer de agrarische activiteiten beperkende voorwaarden kennen waarmee op de gronden tevens natuurdoelen worden nagestreefd.
Voor het bepalen van de kostentoedeling voor het wegenbeheer is op basis van deze methode een nieuw kostentoedelingsonderzoek uitgevoerd door Tauw bv. Dit leidt tot de percentages voor ingezetenen en overige categorieën zoals in artikel 3 aangegeven. Het onderzoek is vastgelegd in het rapport Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Kostentoedelingsonderzoek 2025, kenmerk R001-1294595KVE-V01-pws-NL van 22 maart 2024, van Tauw B.V., dat behoort bij en deel uitmaakt van deze toelichting voor zover het de kostentoedeling van het wegenbeheer betreft.
Uit het rapport blijkt dat de kosten als volgt moeten worden verdeeld:
kostenaandeel ingezetenen : 39,6%;
kostenaandeel eigenaren : 60,4%.
Het kostenaandeel eigenaren wordt op grond van de waardegegevens in het wegentaakgebied als volgt onderverdeeld:
kostenaandeel ongebouwd, niet zijnde natuur : 7,3%;
kostenaandeel natuur : 0,1%;
kostenaandeel gebouwd : 53,0%.
3. De verordening
Ingevolge de Waterschapswet dient de kostentoedeling voor de wegenheffing in een verordening te worden vastgelegd. Met het oog op toekomstige wegenoverdrachten aan gemeenten en de daardoor mogelijk uiteenlopende momenten van actualisatie van de kostentoedeling van het wegenbeheer en de kostentoedeling van het watersysteembeheer worden de beide kostentoedelingen in twee afzonderlijke verordeningen vastgelegd.
Hoofdstuk III Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel zijn enkele begrippen die in de verordening vaker voorkomen nader gedefinieerd.
Onderdeel c omschrijft het gebied van het hoogheemraadschap als het gebied dat is aangegeven op de bij het reglement behorende kaart waarin de zorg voor wegen aan het hoogheemraadschap is opgedragen. Voor de wegentaak betreft dit het taakgebied wegenbeheer, omvattende de gemeenten en voormalige gemeenten (deelgebieden van een gefuseerde gemeente) waarin het hoogheemraadschap belast is met de wegentaak.
Onderdeel d geeft een omschrijving van het begrip kosten. De kosten die in de kostentoedeling een rol spelen zijn de nettokosten die in de begroting van het waterschap zijn opgenomen en die met behulp van de wegenheffing worden gedekt.
Onderdeel e geeft een omschrijving van het begrip ingezetenen. Om als ingezetene aangemerkt te worden moet de persoon in het gebied van het waterschap woonplaats hebben én er gebruik hebben van woonruimte. Van een ingezetene in de hier bedoelde zin is slechts sprake als aan beide voorwaarden is voldaan.
Woonplaats hebben in het gebied van het waterschap: de wet koppelt dit aan de inschrijving in de Basisregistratie personen aan het begin van het kalenderjaar.
Gebruik hebben van woonruimte: blijkens een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 maart 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7181) kan een structureel en frequent verblijf in een woning tot de conclusie leiden dat sprake is van het gebruik van een woonruimte. Deze uitspraak betrof de gemeentelijke afvalstoffenheffing en rioolrechten, maar is ook voor de ingezetenenheffing relevant.
Van een woonruimte is blijkens het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 1996, Belastingblad 1996, blz. 431, sprake als de ruimte over zelfstandige voorzieningen (keuken, douche, sanitair) beschikt. De gebruiker van de ruimte mag dus niet meer dan bijkomstig afhankelijk zijn van voorzieningen elders in het gebouw. Is dat wel het geval, dan is geen sprake van een woonruimte en kan van de gebruiker geen ingezetenenheffing worden geheven.
In de onderdelen f tot en met h wordt steeds het begrip zakelijk gerechtigden gebruikt als omschrijving voor degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van onroerende zaken in het gebied van het waterschap en uit dien hoofde belastingplichtig zijn (vergelijk artikel 117, eerste lid, onderdelen b tot en met d, Waterschapswet). Het gaat meer specifiek om de zakelijk gerechtigden ongebouwd niet zijnde natuurterreinen, zakelijk gerechtigden natuurterreinen en zakelijk gerechtigden gebouwd. De beperkte rechten die tot belastingplicht leiden zijn:
- •
appartementsrecht
- •
erfpachtrecht
- •
recht van opstal
- •
recht van vruchtgebruik
- •
recht van beklemming
- •
recht van gebruik en bewoning en
- •
het beperkt recht in de zin van artikel 5, derde lid, onderdeel b, van de Belemmeringenwet privaatrecht.
Ingevolge artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet moet voor het antwoord op de vraag wie heffingsplichtig is worden uitgegaan van de basisregistratie kadaster: heffingsplichtig is degene die bij het begin van het jaar als rechthebbende in deze basisregistratie is vermeld, tenzij het tegendeel blijkt. Indien er naast eigendom ook sprake is van een beperkt recht of indien sprake is van meer dan één beperkt recht, is de vraag wie van de zakelijk gerechtigden in de heffing moet worden betrokken. Het tweede en derde lid van artikel 119 Waterschapswet geven voor deze situaties de rangorde aan.
Artikel 2 Kostentoedeling wegenbeheer
In artikel 2 is aangegeven op welke wijze de kosten van de uitoefening van de wegentaak over de vier heffingsplichtige categorieën worden verdeeld.
In hoofdstuk II van deze toelichting is uiteengezet hoe het proces van kostentoedeling voor het wegenbeheer bij het hoogheemraadschap verloopt. De daaruit voortvloeiende toedelingspercentages zijn vastgelegd in artikel 2.
Artikel 3 Waardebepaling
De waarde van de onroerende zaken moet worden bepaald naar de hoedanigheid en de staat van de onroerende zaken op de waardepeildatum. In artikel 6.11, tweede lid, Waterschapsbesluit is dit voor natuurterreinen en voor andere ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterrein zijn uitdrukkelijk bepaald.
Voor gebouwde onroerende zaken geldt dat voor de waardebepaling wordt aangesloten bij de vastgestelde waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Op grond van deze wet geldt al dat de waarde moet worden bepaald naar de hoedanigheid en de staat van de onroerende zaken op de waardepeildatum.
Ingevolge artikel 6.11, eerste lid, Waterschapsbesluit ligt de waardepeildatum maximaal twee jaar voor het begin van het eerste belastingjaar waarop de kostentoedelingsverordening betrekking heeft. Bij de kostentoedeling krachtens deze verordening, die geldt met ingang van 1 januari 2025, moet dus een keuze worden gemaakt tussen de waardepeildatum 1 januari 2023 en 1 januari 2024. Er is gekozen voor de waardepeildatum 1 januari 2023.
In hoofdstuk II van deze toelichting is uiteengezet hoe de waardebepaling van de verschillende (sub)categorieën onroerende zaken verloopt.
Artikel 4 Intrekking, inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
De kostentoedeling op basis van deze verordening wordt toegepast met ingang van het belastingjaar 2025. Op belastbare feiten die zich voor 2025 hebben voorgedaan blijft de ingetrokken verordening van toepassing.
De kostentoedelingsverordening is een algemeen verbindend voorschrift en dient te worden bekendgemaakt op de wijze als voorgeschreven in artikel 73 van de Waterschapswet.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl