Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gorinchem 2024

Geldend van 21-09-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gorinchem 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gorinchem 2024 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college van B&W de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    Informeel middel zoals een waarschuwing;

  • 2.

    Op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

  • 3.

    Bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3. In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gorinchem wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelmaatregel

  • 1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college van B&W in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)

  • 2. Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteert het college van B&W de volgende stappen:

    • a.

      Stap 1: aanwijzing;

    • b.

      Stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      Stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      Stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college van B&W besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5. Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      Prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • b.

      Prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • c.

      Prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

  • Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

Artikel 5

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1. Het college van B&W legt een bestuurlijke boete op bij:

    • a.

      Overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

    • b.

      Exploitatie zonder toestemming van het college van B&W;

    • c.

      Niet onverwijld melden van een wijziging aan het college van B&W van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • d.

      Overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

  • 2. Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college van B&W een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 9 Matiging

  • 1. Het college van B&W kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      De ernst van de overtreding;

    • b.

      De mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      De omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      De omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

  • boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

  • 2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald al beleidsregels ‘Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang 2024’;

  • 2. Deze beleidsregels gaan in met ingang van 12 juni 2024;

  • 3. De beleidsregels ‘Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang’ vastgesteld op 23 april 2019, worden gelijktijdig met het inwerking treden van deze beleidsregels ingetrokken;

Ondertekening

Afwegingsmodel

Als uitgangspunt voor dit Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang is het afwegingsmodel van de VNG gebruikt. Dit is een model afwegingsmodel opgesteld voor handhaving sancties die nodig zijn wanneer een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving. Het model is gebaseerd op het negatieve effect dat zich voor kan doen bij een overtreding. Dit model is aangepast aan de lokale wensen en werkwijzen en vertaald in dit beleid. In het beleid zijn de algemene stappen opgenomen die het college van B&W hanteert bij het overtreden van de kwaliteitseisen. Handhaving is maatwerk en wordt daarom in elke situatie apart afgewogen. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen van toepassing op een geconstateerde overtreding, maar zal telkens afgewogen worden of toepassing onder meer proportioneel is.

De bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom laat onverlet dat het college van B&W van Burgemeester & Wethouders gehouden is de hoogte van de dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college van B&W zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Er kan hier sprake zijn van verzachtende en verzwarende omstandigheden, waardoor er gebruik gemaakt wordt van maatwerk.

In dit afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. De ernst van het negatieve effect wordt bepaald door beoordelingsfactoren die afgezet worden tegen de kwaliteitseisen die de Wko en onderliggende regelgeving stelt. Hieraan wordt een prioriteit toegekend: laag, gemiddeld of hoog.

Bij de vaststelling van de hoogte van de last onder dwangsom is aansluiting gezocht bij de boetebedragen in het afwegingsmodel. De boetebedragen zijn gebaseerd op de landelijke richtlijn waarbij gekeken is naar de ernst van het feit en dat kun je gelijkstellen aan het geschonden belang dat als maatstaf bij de dwangsom geldt. Voor het bepalen van de hoogte van de last onder dwangsom, wordt het boetebedrag vermenigvuldigd met 1,5. De som is dan het boetebedrag x 1,5.

Afwegingsoverzicht kinderdagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau

Registratie – wijziging - naleving

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B&W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

bso, kdv artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

Hoog

€ 20.500,-

(boete 4e categorie1)

GASTOUDERBUREAU

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

GASTOUDEROPVANG

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder.

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.48d tweede en derde lid en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. 

artikel 1.45 lid 3 Wko

Onverwijld melden wijziging aan het college van B&W

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college van B&W met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Inrichting administratie

BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of volgens wet gegeven voorschriften.

bso, kdv artikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 1 en 2 Regeling wet kinderopvang

bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang

bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 1.56 lid 6 Wet kinderopvang, , artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

per ontbrekend stuk

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

kdv en bso artikel 1.52 lid 1,

gob artikel 1.52 lid 1 en 1.56 lid 4 Wko

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders

artikel 1.49 lid 4b en 1.56 Wko; artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

artikel 1.56 Wko ; artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

Naleving kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko; dagopvang: artikel 2 besluit kwaliteit kinderopvang of BSO artikel 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken.

GASTOUDERBUREAU

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

  • a.

    het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

  • b.

    het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

  • c.

artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 Wko

GASTOUDEROPVANG

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 Wko

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang 

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen.

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen.

En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld.

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt.

artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. In 2020 wordt dit verhoogd naar 16 uur.

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 3.000,-

niet aanwezig

€ 1.000,-

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie 

Gemiddeld

€ 1.000,-

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

Artikel 1.53 Wko; artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag / personenregister

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

    • -

      De houder (of voorgenomen houder), personen die werkzaam zijn (of zullen zijn) op de kinderopvangvoorziening, personen die inzage hebben in de persoonlijke gegevens van kinderen, huisgenoten (18+), structureel aanwezigen en overige personen zoals benoemd in artikel 1.50 lid 3, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

    • -

      Voornoemde personen zijn gekoppeld aan de houder(s).

kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8Wko

gob artikel 1.48d en 1.56 lid 3 Wko

gastouder artikel 1.48d en 1.56b lid 3 Wko

Hoog

€ 3.000,-

per ontbrekende inschrijving

€ 1.500,-

per ontbrekende koppeling

  • 2.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

    Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen personen en de houder tot stand is gebracht.

Kdv en bso artikel 1.50 lid 4 Wko

Gob artikel 1.56 lid 3 Wko

Hoog

€ 3.000,-

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • 1.

    Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 2.

    De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 3.

    Gedurende de opvang is er ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4; 15 lid 1 en 2 en 16 lid 1,2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a lid 1 en 2; artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5; 6 lid 1 en 2; 7 lid 1,2,7,8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 lid 1, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 3.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie of verkeerd ingezette beroepskracht in opleiding

€ 1.000,-

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

GASTOUDEROPVANG

  • 1.

    Gastouder beschikt over een getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

  • 2.

    Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

artikel 1.56b 1 en 2 Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 3.000,-

Ad 1

€ 1.000,-

Ad 2

Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma

art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang;

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 3.000,- 

geen juiste kwalificatie

Personeelsformatie per gastouder / door gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis ten minste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

  • -

    stamgroep (dagopvang);

  • -

    in een basisgroep (bso);

  • -

    in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 1, 2 en 7 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 5.000,-

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Minder beroepskrachten inzetten

  • -

    Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

  • -

    Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is wordt dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3f; 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3f; 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Per minder ingezette beroepskracht of ontbreken achterwacht

Opvang in groepen / Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (bso).

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso; artikel 18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 2 en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per kind teveel

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (bso).

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

  • -

    de mentor is een beroepskracht van het kind;

  • -

    bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

  • -

    bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (bso);

  • -

    de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

  • -

    de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang);

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen

artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

  • -

    Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

  • -

    Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.500,-

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang 

€ 1.500,-

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt

OF

Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode

Kdv, bso en go artikel 1.55 Wko

Gemiddeld

€ 3.000,-

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

ontbreken beleid

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

  • -

    De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

  • -

    Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 4.000,-

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

  • 1.

    Wijze waarop er continu proces is van vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het beleid;

  • 2.

    Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang

  • 3.

    Plan van aanpak voornaamste risico’s en grensoverschrijdend gedrag

  • 4.

    Omgaan met risico’s,

  • 5.

    Inzichtelijk voor medewerkers en ouders

  • 6.

    Achterwacht

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Kdv artikel 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko, artikel 4 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€4.000

Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder van het GOB voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

  • -

    De houder van het GOB inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaats vindt.

  • -

    De houder van het GOB stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

  • -

    De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 1, 2, 3 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

geen inventarisatie

€ 4.000,-

>1 jaar, niet actueel

€ 1.000,-

per niet beschreven thema

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

  • -

    De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

  • -

    De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen

  • -

    Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

artikel 1.49 lid 3; 1.56b lid 1 en 2 Wko, artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Bereikbaarheid en achterwacht

  • -

    Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

  • -

    Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

  • 1.

    Achterwachtregeling

  • 2.

    Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig

  • 3.

    Achterwacht is gedurende de opvanguren altijd telefonisch bereikbaar

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.000,-

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

kdv artikel 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; 5 besluit kwaliteit kinderopvang

bso 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 1.49 lid 4a; 1.51a lid 1,2,3 en 5 Wko; artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

  • -

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders

  • -

    De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

bso, kdv artikelen1.49 lid 1; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

gob artikelen 14.49 lid 4a; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

€ 2.000,-

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn

  • -

    veilig,

  • -

    toegankelijk en

  • -

    passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5m²

€ 3.000,-

< 3m²

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

  • -

    Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

€ 2.000,-

< 2m²

KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

2.000,-

3-3.5 m²

3.000,-

< 3 m²

2.000,-

per ontbrekende ruimte;

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang 

€ 2.500,-

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagcentrum.

  • -

    Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagcentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

€ 2.000,-

< 2m²

Woning

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimte;

  • -

    De slaapruimte voor kinderen tot 1,5 jaar is afzonderlijk en op het aantal kinderen afgestemd

  • -

    De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

De woning waar gastouderopvang plaats vindt is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; ; artikel 15Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

artikel 14 lid 1 onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.500,-

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist.

bso artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 3 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko

gob artikel 1.54a

  • -

    De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

  • -

    Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko

gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

  • -

    In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

artikelen, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1, 2, 4 en 6 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11b Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Houder heeft een oudercommissie ingesteld

  • 2.

    De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie. Geldt enkel wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen/50 gastouders aangesloten zijn.

  • 3.

    Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij: - de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en de aspecten waarop adviesrecht bestaat

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko

Laag

€ 1.500,-

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko

Samenstelling oudercommissie

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko

Laag

€ 500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • -

    Aansluiting bij Geschillencommissie

  • -

    De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Laag

€ 1.500,-

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko

€ 1.500,-

geen informatie

€ 1.000,-

informatie niet volledig

Openbaar Jaarverslag klachten

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

€ 1.500,-

geen jaarverslag of te laat

Houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling.

De klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko

Laag

€ 500,-

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteit gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

artikelen 1.49 lid 4aen 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

  • -

    dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken

  • -

    een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder.

  • -

    een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder

  • -

    dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

  • -

    jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast.

artikelen 1.49 lid 4a; 1.55; en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.250,-

per voorschrift

Zorgplicht gastouderbureau

Gastouderbureau is goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

artikelen 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; Artikel 11b lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.250,-

Overige voorschriften welke niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

Hoog

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

Niet opvolgen aanwijzing / bevel

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

Niet opvolgen exploitatieverbod / exploiteren zonder toestemming (art. 1.45 lid 3 Wko)

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang 2024 Gemeente Gorinchem

Leeswijzer

Overzicht van gebruikte afkortingen

Art.

Artikel

Awb

Algemene wet bestuursrecht

bso

buitenschoolse opvang (voor en naschoolse opvang)

college van B&W

college van Burgemeester & Wethouders

DG&J

Dienst Gezondheid & Jeugd (Zuid- Holland Zuid)

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

GGD

Gemeentelijke of regionale gezondheidsdienst

GGD GHOR Nederland 

De vereniging voor publieke gezondheid en veiligheid in Nederland

GIR

Gemeenschappelijke inspectieruimte

IvhO

Inspectie van het Onderwijs

KCHN/VNG

Kenniscentrum Handhaving en Naleving /Vereniging van Nederlandse Gemeenten

LRK

Landelijk register kinderopvang

PRK

Personenregister kinderopvang

vve

voor- en vroegschoolse educatie

VOG

verklaring omtrent gedrag

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Wko

Wet kinderopvang

Verklarende woordenlijst

Beroepskracht

De persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen; of de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang. En overigens voldoet aan de opleidingseisen als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid van de Wko.

Dienst Gezondheid & Jeugd

Regionale Gemeentelijke Gezondheidsdienst.

Exploitant

Degene aan wie een onderneming als Kindcentrum of als gastouderbureau toebehoort

Gastouder

De natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van natuurlijke personen van wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

Gastouderbureau

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt;

Handhaving

Het opleggen van (of dreigen met) bestuur(srechte)lijke, strafrechtelijke middelen, zodat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd. Handhaving bestaat uit toezicht, opsporing, preventie en sanctionerend optreden.

Houder

Degene aan wie een onderneming als Kindcentrum of als gastouderbureau toebehoort en exploiteert.

Kinderopvangvoorzieningen

Met kinderopvangvoorzieningen wordt al het aanbod in de kinderopvang bedoeld. Dit zijn kinderdagverblijven, kindercentrums, buiten schoolse opvangen, gastouderbureaus en peuterspeelzalen die omgevormd zijn tot kinderdagverblijven.

Toezicht

Het door systematische controle ervoor waken dat de Wko en onderliggende regelgeving wordt nageleefd.

Voor- en vroegschoolse

educatie

Uitvoering van een door het college van burgemeester en wethouders gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

1.Inleiding

De ontwikkeling van kinderen is de basis voor de rest van hun leven. Goede verantwoorde kinderopvang kan hier aan bijdragen. Het is daarom belangrijk dat in de gemeente Gorinchem kwalitatief verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden, waarbij het welzijn en de stimulans in de ontwikkeling van het kind, in een veilige en gezonde omgeving voorop staat.

Aan de kinderopvang worden wettelijke kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen zijn in de Wet kinderopvang (Wko) en in enkele daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen. Doordat het ministerie de afgelopen jaren bezig is geweest met de ontwikkeling van het ‘Nieuwe toezicht op de kinderopvang’, is met ingang van 1 januari 2018 de Wko gewijzigd en uitgebreid met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Doelstelling is om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren en ruimte te maken voor maatwerk binnen de kinderopvang. Daarnaast is met de hierboven genoemde ingangsdatum ook de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in werking getreden. Peuterspeelzalen zijn daarom omgevormd tot kinderdagverblijf of opgeheven. De voorschoolse educatie valt onder de Wet Primair Onderwijs.

Exploitanten van een kinderopvanglocatie zijn zelf verantwoordelijk om aan deze kwaliteitseisen te voldoen. Gemeenten zijn op grond van de Wko verantwoordelijk voor de controle op de basiskwaliteit van de kinderopvanglocaties die in haar gemeenten gevestigd zijn. Het college van Burgemeester & Wethouders ( college van B&W ) ziet toe op de naleving van de kwaliteit en is op grond van de wet verplicht om de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) in te zetten als toezichthouder. Voor de gemeente Gorinchem is de regionale GGD, de Dienst Gezondheid Jeugd Zuid-Holland Zuid (DG&J) aangesteld om de toezichtstaak uit te voeren. Het college van B&W is eindverantwoordelijke en wordt op haar beurt beoordeeld door de gemeenteraad. Jaarlijks dient het college van B&W verslag te doen aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) over de uitvoering van de wettelijke taken rondom kinderopvang en of dit functioneert conform de eisen van rechtmatigheid en doeltreffendheid.

In dit beleid wordt uiteengezet op welke transparante en eenduidige wijze de gemeente Gorinchem binnen de landelijke kaders het toezicht op de naleving van de kwaliteitsregels en tevens het handhaven en sanctioneren bij het niet naleven daarvan vorm geeft. In 2019 heeft het college een akkoord gegeven op het Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang 2019, dit beleidsstuk heeft in 2024 een update gekregen naar nieuw beleid.

Gezien de vele ontwikkelingen van de afgelopen periode en de aanzienlijke wijzigingen in de wet- en regelgeving komt het handhavingsbeleid uit 2013 te vervallen, met de inwerkingtreding van het nieuwe handhavingsbeleid kinderopvang 2019.

2.Uitgang beleid

Het is belangrijk dat er in de gemeente Gorinchem kwalitatief verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden. Om hier vooraf richting aan te geven wordt er eerst een omschrijving gegeven van de missie, het doel van het beleid, de visie en de gehanteerde strategie.

2.1Missie

Het streven naar kwalitatief verantwoorde kinderopvang, waarbij het welzijn en de stimulans in de ontwikkeling van het kind, in een veilige en gezonde omgeving voorop staat.

2.2Doel beleid

Samen met de kinderdagverblijven, buitenschoolse opvangen, gastouderbureaus en gastouders wil de gemeente Gorinchem de kwaliteit van de voorzieningen waarborgen. Dit zodat er kwalitatief hoogwaardige kinderopvang geboden kan worden, waarbij kinderen spelenderwijs gestimuleerd worden in hun algehele ontwikkeling. Toezicht en handhaving zullen als gemeentelijke instrumenten worden ingezet. Met als doel om onafhankelijk te sturen op de kwaliteit en de naleving van de voorschriften uit de Wko en onderliggende regelgeving van de kinderopvang.

Het doel van dit beleid is om de beschikbare informatie te bundelen en hiermee de gemeente Gorinchem te ondersteunen in de uitvoering van haar taken met betrekking tot toezicht en handhaving op de kinderopvang. Tevens dient het als een transparant, eenduidig en uniform beleid, waarin een duidelijk beeld wordt gegeven van de overtredingen die er zijn en de sancties die opgelegd kunnen worden. Echter bevindt zich in dit beleid wel ruimte voor het professioneel oordelen van de toezichthouder.

2.3Visie

Binnen de visie van de gemeente Gorinchem staat de ontwikkeling van het kind centraal. Veilige, gezonde en kwalitatief goede kinderopvang betekent een investering, zowel vanuit de gemeente als vanuit kinderopvangvoorzieningen. De gehanteerde definitie van handhaving is: “Alles wat wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de wet- en regelgeving op het terrein van kinderopvang wordt nageleefd.” Handhaving betreft echter meer dan het uitoefenen van toezicht op de naleving en het zo nodig toepassen van handhavingsmiddelen. Handhaving kent zowel een preventieve als een repressieve toepassingsmogelijkheid. Preventief handhaven behelst bijvoorbeeld goede voorlichting en vroegtijdig informeren. Daarnaast vormt het beleid, de communicatie en de samenwerking een belangrijk onderdeel van handhaving. In de praktijk betekent dit dat voor toezicht en handhaving waar mogelijk interne en externe verbindingen moeten worden gezocht om een dergelijke samenwerking aan te gaan.

2.4Strategie

De strategie die de gemeente zal toepassen berust zich op de slagzin: ”Milder waar mogelijk, strenger waar nodig”. De keuze van toezicht en handhaving is op basis van vertrouwen en vermijdt daarmee in grote lijnen de bestraffende lijn. Er wordt uitgegaan van vertrouwen in de kennis en kunde van de kinderopvangvoorzieningen en de goede wil van de exploitanten om overtredingen te voorkomen en/of snel ongedaan te maken. Alleen wanneer noodzakelijk, kan en zal het college van B&W gebruik maken van de mogelijkheid om strenger te handhaven en/of een bestuurlijke boete op te leggen. Het nieuwe afwegingsmodel zal met haar uniforme en eenduidige kaders als handhavingsbasis worden gebruikt. Desalniettemin zal er maatwerk worden ingezet. Achter vergelijkbare overtredingen van exploitanten in de kinderopvang kunnen namelijk andere oorzaken en gedragingen liggen. In elke situatie worden de verzwarende en verzachtende omstandigheden afgewogen om te bezien of en in hoeverre toepassing van een bepaalde handhavingsmaatregel proportioneel is.

3.Aanvraag en registratie tot voorziening kinderopvang

In de Wko en in het Besluit landelijk register kinderopvang staat beschreven dat toekomstige exploitanten een aanvraag moeten indienen bij het college van B&W van de gemeente waar zij deze voorziening voor kinderopvang in exploitatie willen nemen. Nadat het college van B&W in een besluit toestemming tot exploitatie verleent en een voorziening voor kinderopvang registreert in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), mag een voorziening voor kinderopvang van start gaan.

3.1Procedure aanvraag tot exploiteren voorziening kinderopvang

Een toekomstige exploitant voor een voorziening kinderopvang dient een aanvraag in bij de gemeente Gorinchem. Deze aanvraag kan een drietal redenen betreffen:

  • o

    Aanvraag tot een nieuw te starten voorziening

  • o

    Aanvraag tot verhuizing van een reeds bestaand en geregistreerde voorziening kinderopvang

  • o

    Aanvraag tot wijziging van de exploitant

De gemeente Gorinchem beoordeelt of de aanvraag tot exploitatie juist ingevuld is en of alle verplichte documenten zijn meegestuurd. Indien de aanvraag incorrect is ingevuld of er ontbreken documenten, dan zal de gemeente verzoeken om de aanvraag juist en volledig verder aan te vullen met een hersteltermijn van 14 dagen. Wanneer de aanvraag compleet is, zal het college van B&W de GGD de opdracht geven tot het uitvoeren van een onderzoek voor registratie. Afhankelijk van de soort redenering tot exploitatie zal de intensiteit van het onderzoek bepaald worden. Een toezichthouder van de GGD voert dit onderzoek voor registratie uit. Dit onderzoek kan uit de volgende onderdelen bestaan:

  • o

    Een voorgesprek met de houder

  • o

    Het versturen van een informatiebrief

  • o

    Het opvragen van (aanvullende) documenten

  • o

    Een bezoek aan de desbetreffende voorziening

In het geval van een voorziening voor gastouderopvang dient het gastouderbureau een aanvraag in namens de gastouder. Voorafgaand aan de inspectie controleert de gemeente of de aanvraag volledig en correct is. Een inspectie start bij een gastoudervang met een documentenonderzoek, waarbij de GGD controleert of de gastouder beschikt over de vereiste papieren. Als hier niet aan wordt voldaan, kan de GGD besluiten geen onderzoek op locatie uit te voeren. Als wel wordt voldaan, vindt er altijd een onderzoek op locatie plaats, ook als de opvang plaatsvindt in de woning van de vraagouder. Dit betekent dat bij een nieuwe aanvraag voor toestemming tot exploitatie en opname in het LRK een inspectie wordt uitgevoerd op wat toetsbaar is vóór de start van de opvang. In paragraaf 4.6 zal dit nog nader worden toegelicht.

De GGD neemt de bevindingen van dit onderzoek op locatie op in een inspectierapport en adviseert het college van B&W op basis van deze bevindingen. De toezichthouder van de GGD maakt een inschatting of de exploitant van een voorziening voldoet aan de kwaliteitseisen uit de Wko en aanverwante wet,- en regelgeving en of er verantwoordelijke kinderopvang aangeboden kan worden. Op basis van het inspectierapport van de GGD neemt het college van B&W een besluit over de aanvraag door middel van het opstellen van een beschikking en als gevolg hiervan tevens om de voorziening al dan niet te registreren in het LRK. Het college van B&W is verplicht om binnen tien weken te beslissen en heeft de bevoegdheid om af te wijken van het advies van de DG&J. Echter als er aanvullende informatie is opgevraagd door de gemeente, dan kan het besluit langer op zich laten wachten (opschorting termijn van maximaal 14 dagen).

3.2“Streng aan de poort”

Door middel van de nieuwe werkwijze “Streng aan de poort” kan de gemeente strenge, maar zeer rechtvaardige besluiten nemen. “Streng aan de poort” is een preventief instrument voor het aanvragen van een houderwisseling, een verhuizing van een kindercentrum of aanvraag tot exploitatie in de vorm van een nieuw kinderdagverblijf. “Streng aan de poort” dient als landelijke werkwijze. Met deze werkwijze wordt er toezicht gehouden op de houder of men verantwoorde en kwalitatief goede kinderopvang aanbiedt.

De toetsing die bij deze werkwijze hoort is van groot belang, omdat een toezichthouder bij een nieuwe aanvraag tot exploitatie intensief onderzoek doet naar alle eisen uit de Wko en aanverwante wet,- en regelgeving, die in dat stadium beoordeeld kunnen worden. Een houder moet dan aannemelijk maken dat vanaf het moment van registratie in het LRK verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden. Als uit het onderzoek blijkt dat een houder niet direct vanaf de start redelijkerwijs aan de eisen kan voldoen, dan geeft de toezichthouder een negatief advies op basis van de bevindingen die zijn opgedaan. Het college van B&W zal dan besluiten de locatie niet te registreren, waardoor de locatie niet van start kan gaan. Als de toezichthouder positief advies geeft dan kan er geëxploiteerd worden in kinderopvang.

De gemeente Gorinchem heeft ook een rol binnen deze landelijke werkwijze. De gemeente stelt de exploitant op de hoogte van de benodigde vergunningen. En toetst vervolgens aan de gemeentelijke regelgeving die van toepassing is op de kinderopvang, bijvoorbeeld toetsing aan de omgevingsvergunning, het bestemmingsplan en vergunning voor brandveiligheid. In het geval dat de exploitant niet alle benodigde toestemmingen heeft verkregen of niet correct in orde heeft, zal er geen sprake zijn van redelijkerwijs te verwachten verantwoorde kinderopvang.

Wanneer de gemeente positief beschikt op de aanvraag tot kinderopvang, wordt de voorziening geregistreerd in het LRK en mag er gestart worden met het aanbieden van kinderopvang of mag de nieuwe houder de opvang voortzetten. Binnen drie maanden na registratie in het LRK onderzoekt de GGD opnieuw de voorziening. Hier onderzoekt de toezichthouder of er daadwerkelijk aan alle kwaliteitseisen uit de Wko en aanverwante wet- en regelgeving wordt voldaan. Zowel de eerder beoordeelde kwaliteitseisen als de praktijk komen aan bod bij dit onderzoek. Na dit onderzoek krijgt de voorziening jaarlijks een onderzoek. Wanneer de kwaliteitseisen niet of onvoldoende worden nageleefd, adviseert de GGD de gemeente (waar nodig) om over te gaan tot handhaving.

4.Toezicht kinderopvang

Op grond van de voorschriften uit de Wko en onderliggende regelgeving is een voorziening voor kinderopvang zelf verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang en daarmee te voldoen aan de basisvoorwaarden voor kinderopvang en voorschoolse educatie (VE). Het college van B&W van een gemeente is verantwoordelijk voor de registratie van de voorzieningen in het LRK en voor toezicht- en handhaving op deze kinderopvangvoorzieningen. Hier zijn gemeenten eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van het toezicht. Vanuit deze regierol dient het college van B&W ervoor te zorgen dat er aan de GGD een duidelijke en afgebakende opdracht wordt gegeven tot het houden van toezicht door het uitvoeren van onderzoeken. Ieder jaar wordt er door de gemeente Gorinchem en de GGDafspraken gemaakt over de inspecties van de kinderopvangvoorzieningen.

4.1Landelijk Register Kinderopvang (LRK)

In eerste instantie vormt de registratie in het LRK de basis voor toezicht en handhaving op de naleving van de Wko en onderliggende regelgeving. In dit register worden de gegevens verwerkt met betrekking tot registratie na het verlenen van toestemming tot exploitatie, wijziging van de geregistreerde gegevens en verwijdering na het intrekken van de verleende toestemming tot exploitatie. Het i college van B&W is verantwoordelijk voor de inhoud zodat deze juist, actueel en volledig is, zoals artikel (art.) 4 lid 4 Besluit landelijk register kinderopvang.

Het doel van het register is meerledig en de inhoud is van belang voor ouders, GGD, gemeente en de Belastingdienst. Het register voor kinderopvang werkt met een registratienummer op basis waarvan ouders kinderopvang-toeslag kunnen aanvragen. Dit registratienummer wordt bij registratie aan de houder kenbaar gemaakt, art.1.47b lid 3 Wko. Ouders kunnen hierdoor onder andere het LRK raadplegen bij een keuze voor een kinderopvangvoorziening. Het houden van toezicht wordt namelijk inzichtelijk gemaakt door de publicatie van inspectierapporten. In deze inspectierapporten is te lezen of er al dan niet wordt voldaan aan de voorschriften uit de Wko en onderliggende regelgeving en dat het college van B&W handhaaft door publicatie van onherroepelijke handhavingsbesluiten.

4.2Gemeenschappelijke inspectieruimte (GIR)

GIR is een applicatie, gekoppeld aan het LRK. GGD ’en kunnen gebruik maken van GIR inspecteren en de planningsmodule bij de uitvoering van de onderzoeken. Gemeenten kunnen gebruik maken van GIR handhaven bij het afhandelen van de gemeentelijke taken met betrekking tot registratie en handhaving. Het gebruik van de applicatie GIR Handhaven is niet verplicht, al wordt dit wel aangedragen door de vereniging voor publieke gezondheid en veiligheid in Nederland (GGD GHOR Nederland). Aan het gebruik van deze applicatie zijn geen kosten verbonden en wordt overigens onderhouden door de Rijksoverheid.

De GGD beschikt over een tool, de zogeheten planningsmodule die in GIR inspecteren is opgenomen. De toezichthouder gebruikt deze module voor het inplannen van de onderzoeken. De gemeente kan deze module raadplegen. Het biedt een overzicht met praktische informatie zoals ingeplande, lopende en afgeronde onderzoeken. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van een rekenoverzicht dat aangeeft welke financiële ruimte er nog is voor in te plannen onderzoeken. Het gebruik van dit rekenoverzicht is op basis van afspraken tussen de gemeente en de GGD. Ook kan in deze module ingezien worden of er al een risicoprofiel is bepaald, zo ja welk profiel dit is en het bijbehorende formulier op basis waarvan het profiel is bepaald.3

4.3Personenregister kinderopvang (PRK)

Op 1 maart 2013 is het Besluit continue screening kinderopvang in werking getreden. Vanaf 1 maart 2018 is dit besluit aangevuld met het personen register. Iedereen (zowel vast als tijdelijk) die werkt of woont moet zich inschrijven in het PRK. Dit besluit regelt de continue screening in samenhang met het personenregister van verklaringen omtrent het gedrag (VOG) . De continue screening is van toepassing op alle personen geregistreerd in dit register, art.1.48d Wko.

Door middel van de continue screening kunnen mensen na afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG), zich niet onopmerkelijk schuldig maken aan een strafbaar feit en daardoor een bedreiging vormen voor de veiligheid van de kinderen. Dit systeem geldt totdat iemand zich uitschrijft. Inschrijving in het PRK geldt voor de volgende personen:

  • -

    Bestuurders en houders van kinderopvangorganisaties;

  • -

    Gastouders en hun volwassen huisgenoten;

  • -

    Vaste en tijdelijke medewerkers in loondienst;

  • -

    Administratief personeel met toegang tot gegevens van kinderen;

  • -

    Uitzendkrachten, stagiairs, vrijwilligers en zelfstandigen;

  • -

    Iedereen die woont op een opvanglocatie of er structureel aanwezig4 is tijdens opvanguren.

4.4Inspecties

Toezicht gebeurt door middel van toezicht op het LRK en een inspectie van de GGD op basis van een toetsingskader. De toezichthouders van de GGD komen op de opvanglocaties en ervaren de dagelijkse praktijk van de kinderopvang. De toezichthouders werken met toetsingskaders waarin de kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt. Voor iedere vorm (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) is er een apart toetsingskader. Aan de hand van een selectieformulier bepaalt de toezichthouder of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van de Wko. Middels het selectieformulier staat vast aan welke eisen de instelling moet voldoen en welk toetsingskader van toepassing is. De toezichthouder kan afhankelijk van de situatie de opdracht krijgen om een bepaald type inspectie uit te voeren. De inspecties vinden zoveel mogelijk onaangekondigd plaats. Dit geeft namelijk een meer realistisch beeld van de feitelijke gang van zaken.

Er zijn vijf soorten inspectieonderzoeken. In het kader van toezicht is er onderzoek voor registratie, onderzoek na registratie, jaarlijks onderzoek, nader onderzoek en incidenteel onderzoek. In het kader van handhaving is er een nader onderzoek en een incidenteel onderzoek. Voor vroeg- en voorschoolse educatie en voor gastouderopvang zijn er naast de reguliere wijze nog specifieke aandachtspunten. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.6 en 4.7.

4.4.1Onderzoek voor registratie

Degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening te gaan exploiteren dient hiertoe een aanvraag in. De gemeente heeft deze aanvraag beoordeeld op volledigheid en vervolgens doorgestuurd naar de GGD voor de inhoudelijke toets. Kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouders worden voorafgaand aan de registratie in het LRK bezocht. Bij een gastouderbureau kan ervoor gekozen worden om de houder naar de GGD te laten komen. Bij dit type onderzoek wordt beoordeeld of de wijze waarop de houder de opvang gaat vormgeven redelijkerwijs in overeenstemming is met de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko. De GGD onderzoekt hiertoe de documenten die de houder heeft aangeleverd en de beoogde voorziening voor kinderopvang. In de werkwijze ‘Streng aan de Poort’ in paragraaf 4.2 wordt verder ingegaan op dit onderzoek. De toezichthouder neemt in het rapport een advies aan de gemeente op over het al dan niet toekennen van de aanvraag tot exploitatie. Indien van toepassing geeft de GGD ook aan of de gegevens op de aanvraag tot exploitatie in overeenstemming zijn met de praktijk.

4.4.2Vervolgonderzoek na registratie

Zodra een kinderopvangvoorziening in het LRK is geregistreerd, moet de houder aan de voorschriften uit de Wko en onderliggende regelgeving voldoen. Een voorziening voor kinderopvang, uitgezonderd een voorziening voor gastouderopvang, wordt binnen drie maanden na registratie wederom bezocht door de GGD. Bij een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang ligt tijdens dit onderzoek het accent op het handelen in de praktijk waaronder de pedagogische observatie. Daarnaast beoordeeld de GGD kwaliteitseisen die tijdens het onderzoek voor registratie nog niet beoordeeld konden worden. In dit onderzoek worden de voorschriften voor het instellen van een oudercommissie en het oudercommissiereglement nog niet meegenomen. De houder hoeft hier pas zes maanden na de registratie aan te voldoen.

Een voorziening voor gastouderopvang wordt na registratie in principe niet ieder jaar bezocht maar opgenomen in het bestand voor de jaarlijkse steekproeven. Bij een gastouderbureau wordt de wijze beoordeeld waarop bijvoorbeeld de risico inventarisatie en de koppelingsgesprekken worden (uit)gevoerd en vastgelegd.

4.4.3Jaarlijks onderzoek op basis van risico gestuurd toezicht

Het jaarlijks onderzoek werd voorheen ook wel het reguliere onderzoek genoemd. Er wordt op basis van risico gestuurd toezicht, toezicht gehouden. Een kinderopvangvoorziening, uitgezonderd de voorziening voor gastouderopvang, wordt minimaal één keer per jaar bezocht door de GGD. De intensiteit, aard en inhoud van het onderzoek verschilt per type voorziening. Dit is op basis van het risicoprofiel, signalen en de situatie die ter plekke wordt aangetroffen. Dit risicoprofiel is gebaseerd op een door GGD GHOR Nederland landelijk geïntroduceerde tool (opgenomen in GIR). Het risicoprofiel wordt gebaseerd op inspectiehistorie, externe informatie, nalevingbereidheid en interne factoren. De uitkomst van dit profiel kan gebruikt worden als input voor het bepalen van de onderzoeksactiviteiten voor het daarop volgende kalenderjaar.

Bij de risicoprofielen wordt er een indicatie gegeven met een kleur voor de zorg (of het niet hebben van zorg) die de GGD heeft over de mate waarin de houder de Wko naleeft.

afbeelding binnen de regeling

De GGD kan hierdoor per voorziening aan de gemeente een advies uitbrengen over de benodigde inspectietijd om in een kalenderjaar de onderzoeken goed vorm te kunnen geven, waarbij geldt: minder waar mogelijk, meer waar nodig.

4.4.4Nader onderzoek

In dit nader onderzoek onderzoekt de toezichthouder kinderopvang alleen de overtreding die in het handhavingsbesluit is opgenomen. De toezichthouder beoordeelt of de houder de te nemen maatregel, beschreven in het handhavingsbesluit, heeft genomen en of dit heeft geleid tot het herstel of de beëindiging van de eerder geconstateerde overtreding van een wettelijk voorschrift.

Tijdens dit onderzoek kan de toezichthouder geen herstelaanbod5 doen. De houder is al in overtreding doordat hij een voorschrift niet naleeft en hij dient deze overtreding te herstellen binnen de begunstigingstermijn.

4.4.5Incidenteel onderzoek

Een incidenteel onderzoek vindt plaats doordat er bijvoorbeeld een signaal/klacht over een kinderopvangvoorziening is binnengekomen of doordat er verzocht wordt om een wijziging in de registratie van een kinderopvangvoorziening. De gemeente en de GGD overleggen in deze situaties of een onderzoek op zijn plaats is en welk voorschrift meegenomen worden in het onderzoek.

4.5Inspectierapport

Van ieder onderzoek stelt de toezichthouder kinderopvang een rapport op. De toezichthouder stuurt de houder een conceptrapport. De houder wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om feitelijke onjuistheden in het rapport aan te geven (hoor en wederhoor). Dit kan hij schriftelijk of telefonisch doen. Een feitelijke onjuistheid kan voor de toezichthouder kinderopvang aanleiding zijn om het inspectierapport aan te passen.

4.5.1Zienswijze op het inspectierapport

In art.1.63 lid 3 Wko staat de procedure beschreven met betrekking tot de afronding van het inspectierapport. Tijdens het onderzoek vindt hoor en wederhoor plaats door de GGD met de houder. Vervolgens wordt de houder in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het inspectierapport een zienswijze te geven. De toezichthouder kinderopvang reageert niet op de zienswijze, ook vinden er geen aanpassingen meer plaats op basis van de zienswijze.

4.5.2Termijnen inspectierapport

De termijn waarbinnen een rapport in concept aan de houder gestuurd wordt, de termijn voor hoor-wederhoor, het indienen van een zienswijze en het definitief versturen van het rapport aan de houder en aan het college van B&W zijn vastgelegd in art.1.63 van de Wko en in de Beleidsregels werkwijze toezichthouder. In art.1.63 lid 5 van de Wko is opgenomen dat de GGD het inspectierapport openbaar maakt.

4.5.3Inspectierapport nader onderzoek

Van een nader onderzoek wordt direct een definitief rapport opgesteld. De houder wordt geen mogelijkheid geboden tot een reactie (hoor en wederhoor) en een zienswijze. Het inspectierapport wordt openbaar gemaakt (zoals hierboven beschreven).

In het inspectierapport ‘nader onderzoek’ wordt beschreven waaruit blijkt dat het voorschrift al dan niet wordt nageleefd: welke inspanningen zijn hiertoe verricht of nagelaten. Deze beschrijvingen zijn van belang voor:

  • het handhaven van de aanwijzing met een nieuw handhavingsmiddel. Immers het niet opvolgen van een aanwijzing vormt een nieuwe overtreding;

  • het verbeuren van de dwangsom bij een last onder dwangsom;

  • het opleggen van een boete bij een recidive.

Op basis van deze constateringen adviseert de toezichthouder het college van B&W de handhaving te beëindigen of de handhaving voort te zetten.

4.6Toezicht op gastouderopvang

Ten aanzien van de inspecties op gastouders geldt er een landelijke eis. Er geldt namelijk een steekproef die volstaat van minimaal 5% per gemeente. De gemeente Gorinchem heeft besloten om deze steekproef te verhogen naar een percentage van 20%. De GGD houdt rekening met het risicoprofiel van de gastouders en met eventuele signalen. In de Wko is in art 1.47 bepaald, dat een exploitant van een gastouderbureau onmiddellijk mededeling moet doen van wijzigingen in de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt. In overleg met de GGD wordt bepaald, of deze wijzigingen aanleiding geven tot inspectie. In hoofdstuk 3 is dit nader toegelicht.

4.6.2 Gastouderopvang ten aanzien van het LRK

Gastouderbureaus hebben een belangrijke rol bij de inhoudelijke, pedagogische en administratieve begeleiding van gastouders. Gastouderbureaus hebben ook een belangrijke administratieve rol ten aanzien van het LRK. Gastouderbureaus zijn verantwoordelijk voor de registratie van de bij hen aangesloten gastouders. Daarnaast zijn zij ook verantwoordelijk voor het tijdig afmelden van gastouders die niet meer actief zijn.

Gastouderopvang is niet in exploitatie, indien op de geregistreerde voorziening 3 maanden geen kinderen (meer) worden opgevangen. Op grond van Art. 8, lid 1a van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang zal de voorziening in het LRK dan worden uitgeschreven. Aan een uitschrijving uit het register gaat altijd een voornemen tot uitschrijving vooraf. De gastouder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken een zienswijze in te dienen op de voorgenomen uitschrijving. Wanneer sprake is van tijdelijke onderbreking (bijvoorbeeld door ziekte of zwangerschap van de gastouder), waarbij een duidelijk perspectief is op het binnen afzienbare tijd hervatten van de opvang, kan de registratie gehandhaafd blijven. Dit is ter beoordeling aan de gemeente.

4.6.3 Verzoek tot uitschrijving zonder handtekening

Wijzigingsformulieren met het verzoek tot uitschrijving uit het LRK die namens de gastouder worden ingediend door het gastouderbureau, zijn voorzien van een handtekening van die gastouder. Als een wijzigingsformulier met verzoek tot uitschrijving uit het LRK wordt ingediend zonder handtekening, wordt eerst aan het gastouderbureau gevraagd om dit alsnog van een handtekening te voorzien. De behandeling van het verzoek tot wijziging wordt dan maximaal twee weken opgeschort. Is het gastouderbureau niet in staat de handtekening te verkrijgen, dan moet als aanvullende informatie in dit geval een kopie van het bewijsstuk opgestuurd worden waaruit blijkt, dat de bemiddelingsrelatie tussen het gastouderbureau en de gastouder is opgezegd. Het college stuurt ook in dit geval voorafgaand aan de uitschrijving uit het register, aan de gastouder een voornemen tot uitschrijving. De gastouder heeft twee weken om te reageren op het voornemen middels een zienswijze.

4.6.4 Continue screening

De aanbieders van gastouderopvangvoorzieningen worden continu gescreend in het PRK. Bij gastouderopvang wordt er in het LRK gecontroleerd of de gastouder beschikt over een VOG en juist is gekoppeld in het PRK. Naast de gastouder dienen ook de personen van 18 jaar of ouder die op hetzelfde woonadres als de houder hun hoofdverblijf hebben of er structureel tijdens opvanguren verblijven én eventueel daar werkende vrijwilligers of stagiaires in het bezit te zijn van een geldig VOG. Ook wordt dan gekeken of zij in het PRK zijn ingeschreven en gekoppeld zijn aan het gastouderbureau.

4.7Toezicht op voor- en vroegschoolse educatie

Nadere eisen voor de voor- en vroegschoolse educatie liggen vast in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en worden door de GGD getoetst binnen het kader van toezicht en handhaving Wko. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie.

Verder voert de gemeente in dit beleidskader ook zelf een proces uit, om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Dit is in augustus 2010 met de Wet Ontwikkelingskansen (wet OKE) ingevoerd. Met de invoering van deze wet krijgen gemeenten de verplichting om een goed voorschools aanbod te doen. Sinds 2010 voert de CED-Groep jaarlijks voor de gemeente Gorinchem een onderwijsmonitor uit. Deze monitor brengt voor- en vroegschoolse educatie (vve) in Gorinchem in kaart en wordt gebruikt als input voor het vve- proces met de samenwerkingspartners. Samen met de samenwerkingspartners vinden er gesprekken plaats over de aantallen- , de indicering-, en het bereik van de vve kinderen. Daarnaast zijn er resultaatafspraken opgesteld. Jaarlijks worden deze resultaatafspraken aangepast en groeien daardoor mee in de ontwikkelingen van de vve.

4.8Werkwijze Herstelaanbod

Het herstelaanbod is een werkwijze gericht op maatwerk die de toezichthouder van de GGD kan inzetten, waarmee tijdens het onderzoek de naleving van een voorschrift in gang wordt gezet. Met het herstelaanbod wordt op een informele wijze en zonder gebruikmaking van handhaving een overtreding hersteld of beëindigd. In de praktijk komt het erop neer dat wanneer de toezichthouder bij onderzoeken voor registratie en jaarlijkse onderzoeken de houder tijdens de inspectie een aanbod doet om een overtreding te herstellen. Het herstelaanbod kan worden toegepast bij een jaarlijks onderzoek, incidenteel onderzoek en het onderzoek na registratie. Het herstelaanbod geldt bij alle risicoprofielen en voorschriften, maar de overtredingen waarvoor de toezichthouder het herstelaanbod op toepast, moeten uiteraard van dien aard zijn dat deze zich lenen voor dit aanbod. Een toezichthouder bepaald uiteindelijk zelf om wel of geen herstelaanbod aan te bieden en moet in staat zijn om professioneel maatwerk te kunnen leveren.

Het Herstelaanbod heeft een aantal beoogde positieve effecten:

  • o

    Het herstel van een overtreding in gang te zetten, gericht op het beëindigen van de overtreding om de geboden kwaliteit snel te verbeteren. Hierdoor schiet de kwaliteit niet onnodig lang tekort;

  • o

    Op een informele wijze het herstel in gang te zetten;

  • o

    Efficiënter en effectiever toezicht te houden. De herbeoordeling van een tekortkoming of overtreding vindt binnen het onderzoek plaats, en voor afronding van het concept inspectierapport;

  • o

    Het versterken van de nalevingsbereidheid door de houder van wettelijke voorschriften;

  • o

    De dialoog en wederzijds begrip tussen toezichthouder en houder te bevorderen.

De houder is niet verplicht om gebruik te maken van het herstelaanbod, dit blijft een vrije keuze. Maakt de houder gebruik van het herstelaanbod dan wordt door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd wat er van de houder verwacht wordt om de overtreding op te lossen en op welke termijn. De hersteltermijn bedraagt maximaal 4 weken (afhankelijk van de overtreding).

Voordat het inspectierapport wordt opgemaakt beoordeelt de toezichthouder of de geconstateerde overtreding is opgeheven. De geconstateerde overtreding, het herstelaanbod, de maatregel en het resultaat worden in het inspectierapport beschreven. Als de overtreding naar aanleiding van het herstelaanbod is hersteld, dan zal het college van B&W niet handhavend optreden. Het college van B&W gaat uit van vertrouwen en het herstelaanbod is daarop gericht. Indien de overtreding niet of niet volledig is beëindigd na het herstelaanbod, dan zal het college van B&W – in beginsel – als een verzwarende omstandigheid beschouwen. In bijlage 1 wordt er een schematische weergave gegeven van het herstelaanbod.

4.9Werkwijze Samen observeren

Samen observeren is een instrument dat kan worden ingezet vanuit de GGD om observaties gezamenlijk met houder en toezichthouder uit te voeren. De positieve insteek is dat men met samen observeren invulling kan geven aan de dialoog. Het biedt de gelegenheid om inhoudelijk met elkaar in gesprek te gaan over de kwaliteit van de pedagogische praktijk. Daarnaast biedt deze hantering de ruimte om maatwerk te leveren en dialoog aan te gaan over grijze gebieden6. De GGD en de gemeente Gorinchem bepalen in overeenstemming voorafgaand van elk kalenderjaar, de uitvoering, de toepassing en de frequentie. De GGD en de daarbij horende gespecialiseerde toezichthouders selecteren vooraf zorgvuldig de locaties7.

Indien een locatie op eigen initiatief zelf gebruik wil maken van de werkwijze Samen observeren, dan is dit alleen mogelijk in overeenstemming met de GGD. Deze mogelijkheid geldt overigens ook alleen wanneer hier nog ruimte voor is binnen de frequentie van het kalenderjaar.

Voorafgaand wordt een exploitant ingelicht met een brief waarin wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om gezamenlijk te observeren op de desbetreffende locatie. De gezamenlijke observatie kan uitgevoerd worden door de houder zelf, maar ook door een locatieverantwoordelijke, pedagogisch beleidsmedewerker, pedagogisch coach, etc. Het proces wijzigt zich vanzelf in samenspraak met de GGD.

5.Handhaving kinderopvang

Handhaving is elke (re)actie die erop gericht is de naleving van het bij of krachtens wet- en regelgeving geldende recht te bevorderen en te bewerkstelligen, zo nodig met het opleggen van bestuurlijke sancties, het geven van een aanwijzing of het opleggen van een exploitatieverbod. Bij het woord handhaving wordt al snel gedacht aan toezicht, controle, boetes en het proces-verbaal. Handhaving betreft echter meer dan het uitoefenen van toezicht op de naleving en het zo nodig toepassen van handhavingsmiddelen. Handhaving kent zowel een preventieve als een repressieve toepassingsmogelijkheid. Preventief handhaven behelst bijvoorbeeld goede voorlichting en vroegtijdig informeren. Daarnaast vormt beleid, communicatie en samenwerking een belangrijk onderdeel van handhaving8.

afbeelding binnen de regeling

Als uitgangspunt voor dit Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang is het afwegingsmodel van de VNG gebruikt. Dit is een model afwegingsmodel opgesteld voor handhaving sancties die nodig zijn wanneer een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving. Het afwegingsmodel bevindt zich in bijlage 4.

5.1Handhavings- en sanctiemogelijkheden

De kwaliteitseisen waaraan de exploitant van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang moet voldoen, worden geregeld in de Wko en onderliggende wetgeving. Als de houder niet voldoet aan één of meerdere kwaliteitseisen, begint na ontvangst van het inspectierapport van de GGD het gemeentelijke handhavingstraject. In dit rapport beschrijft de GGD welke overtreding is begaan met hieraan gekoppeld een handhavingsadvies.

Als blijkt dat de Wko niet wordt nageleefd moet het mogelijk zijn om sancties op te leggen. De wet voorziet in ruime mate in deze mogelijkheid. Er kunnen twee typen sancties worden onderscheiden, te weten:

  • o

    Herstellende sancties

  • o

    Bestraffende sancties

Deze typen sancties bestaan naast elkaar, maar kunnen ook tegelijkertijd worden opgelegd. De herstellende sancties zijn gericht op het herstellen van de overtreding en moet herhaling van de overtreding in de toekomst voorkomen. De bestraffende sanctie bestraft de overtreding die reeds is begaan. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Hieronder wordt in het kort beschreven welke sancties opgelegd kunnen worden en waar ze hun wettelijke basis vinden. In figuur 2 bevindt zich een schematische weergave van alle herstellende en bestraffende sancties.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Schematische weergave van alle herstellende en bestraffende sancties

5.1.1Herstellende sancties:

  • Aanwijzing:

    Het college van B&W van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens art. 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing. niet of in onvoldoende mate naleeft, kan aan de houder een schriftelijke aanwijzing geven. In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden. Een aanwijzing is een beschikking in de zin van de Awb.

    Bij een aanwijzing wordt aan de houder een hersteltermijn gegeven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de prioritering. De hersteltermijn in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van een hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD de opdracht geven voor een her inspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden gezet.

  • Schriftelijk bevel:

    Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit tijdens de inspectie dusdanig tekort schiet dat het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven (is hiertoe bevoegd). Een bevel is een beschikking in de zin van de Awb en heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Het college van B&W kan die geldigheidsduur verlengen. Het is redelijkerwijs te verwachten dat de toezichthouder de gemeente op de hoogte stelt en indien mogelijk overlegt alvorens tot een bevel over te gaan. Een schriftelijk bevel kan per direct worden toegepast waarna een rapport wordt opgemaakt of nadat een rapport is opgemaakt. Bij de eerste situatie is er sprake van acuut veiligheidsgevaar, bijvoorbeeld als er in de groep geen begeleiding aanwezig is. De tweede situatie duldt geen uitstel omdat de ondernemer geen risico-inventarisatie heeft gemaakt.

    De volgende sancties worden ingezet als de voorgaande maatregelen geen resultaat hebben bereikt. De onderstaande reacties worden meestal voorafgegaan met een aankondiging, waarop de houder vervolgens nog zijn zienswijze kan indienen.

  • Last onder bestuursdwang:

    Het gemeentebestuur kan op grond van art. 125 lid 2 Gemeentewet en art. 5:32 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) bestuursdwang toepassen. Van die bevoegdheid kan het college van B&W gebruik maken om de regels te handhaven die het gemeentebestuur uitvoert, zoals in het geval van de Wko. Nadat de aanwijzing of het bevel niet ten uitvoer is gelegd, kan het college van B&W besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. De last onder bestuursdwang is geregeld in de Awb (afdeling 5.3.1) de last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de verplichting om te dulden dat het college van B&W de last door feitelijk handelen ten uitvoer legt, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld bij onveilige speeltoestellen buiten kan de gemeente besluiten dit speeltoestel op kosten van de houder te laten weghalen, indien de ondernemer dit niet na een aanwijzing doet). Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen en kan beter een last onder dwangsom worden opgelegd9.

  • Last onder dwangsom:

    In plaats van bestuursdwang kan het college van B&W besluiten om een last onder dwangsom (Awb afdeling art. 5:32) op te leggen aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom kan worden opgelegd als een exploitant de overtreding moet beëindigen of als de beëindiging van de overtreding behouden moet worden. Een last onder dwangsom is (net als het aanzeggen van bestuursdwang) een herstelsanctie: de overtreding moet ‘hersteld’ worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet door de houder een geldsom aan de gemeente worden betaald. Elke keer als de toezichthouder inspecteert en de overtreding is er nog, dan zal een dwangsom worden opgelegd. Er zijn verschillende manieren om een last onder dwangsom op te leggen:

    • o

      In 1 keer het volledige bedrag;

    • o

      Per overtreding van de last;

    • o

      Per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd.

  • Het bedrag dient te allen tijde in verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging (art.5.32b, derde lid). De hoogte van het bedrag moet dus wel redelijk zijn, maar de dwangsom moet wel een prikkel zijn om de overtreding te herstellen. De dwangsom wordt opgelegd met als last aan het gegeven bevel of de gegeven aanwijzing te voldoen10.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de last onder dwangsom is aansluiting gezocht bij de boetebedragen. De boetebedragen zijn gebaseerd op de landelijke richtlijn waarbij gekeken is naar de ernst van het feit en dat kun je gelijkstellen aan het geschonden belang dat als maatstaf bij de dwangsom geldt. Voor het bepalen van de hoogte van de last onder dwangsom, wordt het boetebedrag11 uit het afwegingsmodel vermenigvuldigd met 1,5. De som is dan het boetebedrag x 1,5.

  • Exploitatieverbod:

    Het college van B&W kan op grond van art. 1.66, lid 1 en 2.24 lid 1 Wko de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. De situatie is meestal dan al zo dringend dat een feitelijk handelen door het bestuursorgaan in de vorm van bestuursdwang deze situatie niet meer kan oplossen (bijvoorbeeld als de veiligheid van de kinderen in gevaar is doordat er te weinig leidsters zijn ingezet). Deze maatregel kan in de praktijk alleen worden toegepast als de houder na herhaalde controle en waarschuwingen (bevelen of aanwijzingen) geen aanpassingen heeft aangebracht. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de zin van de Awb.

  • Verbod om in exploitatie te gaan:

    Het college van B&W kan op grond van art. 1.66, lid 2 en 2.24 lid 1 Wko de houder verbieden een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen als blijkt dat er ernstige tekortkomingen zijn in de kwaliteit en als daarbij duidelijk is dat de houder niet in staat zal zijn deze tekortkomingen te verhelpen voordat hij de exploitatie wil aanvangen (bijvoorbeeld omdat de locatie niet geschikt is om daarin kinderen op te vangen).

  • Verwijdering uit het LRK:

    Het college van B&W mag op grond van art. 1.46 en 2.3 Wko de gegevens van een kinderopvangvoorziening uit het LRK verwijderen. Er zijn verschillende gronden waarop het college van B&W een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen:

    • Indien is gebleken dat de houder niet langer de organisatie voor kinderopvang exploiteert;

    • Indien uit een GGD-inspectie is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 Wko gegeven voorschriften;

    • Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang niet daadwerkelijk is aangevangen.

  • Vanaf het moment dat een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten. Doordat een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.

Verloop herstellend handhavingstraject

Een herstellend handhavingstraject verloopt in beginsel volgens de hierboven beschreven stappen. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin het naar beoordeling van het college van B&W gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie. Eén van de situaties waarin dit zich kan voordoen is recidive.

5.1.2 Bestraffende sancties

In art.5:2 Awb wordt bepaald wat onder een bestraffende sanctie wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen. Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete. Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingstraject worden opgelegd.

  • Grondslag bestuurlijke boete

    Bij kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus

    Op grond van art.1.72 Wko is het college van B&W bevoegd ter zake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.

    Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college van B&W in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:

    • o

      In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60a Wko (hoofdstuk 1 afdeling 3 Kwaliteit kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus);

    • o

      In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 1.65 Wko) niet nakomt;

    • o

      In geval de houder een kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang of GOB blijft exploiteren, terwijl op grond van art.1.66 Wko aan hem een exploitatieverbod is opgelegd;

    • o

      In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (art. 5:20 Awb);

    • o

      In geval een houder een afspraak als bedoeld in art. 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt.

  • Hoogte bestuurlijke boete

    De in dit handhavingsbeleid genoemde boetebedragen in het afwegingsmodel zijn richtlijnen. Per geconstateerde overtreding zal bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Het college van B&W stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college van B&W houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

  • Boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden

    Van boeteverhogende of –verlagende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn, in geval van:

    • o

      Recidive door de houder (boeteverhogend);

    • o

      Opzettelijk niet naleven van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde voorschriften (boeteverhogend);

    • o

      Een kleine, net startende houder (boeteverlagend).

5.2Gemotiveerd afwijken

Het college van B&W kan en mag rechtmatig afwijken van haar eigen Toezicht- & Handhavingsbeleid Kinderopvang. Om precedentwerking en rechtsongelijkheid te voorkomen dient te worden gemotiveerd waarom wordt afgeweken en wat die afwijking is. Om onterecht beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ook kan het college van B&W in alle gevallen gemotiveerd afwijken van het DG&J-advies.

5.2.1Maatwerk

Goed handhaven betekent ook: oog hebben voor de specifieke situatie, gezond verstand gebruiken en praktijkervaring benutten. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet opleggen van een maatregel. Niet alle situaties zijn onderling vergelijkbaar en soms schieten regels en richtlijnen tekort. Alles overziend volgt er wel of geen actie bij een bepaalde overtreding.

Herstelaanbod

Voordat uit de wet- en regelgeving voortvloeiende handhavingsinstrumenten worden ingezet, bestaat de mogelijkheid om het herstelaanbod in te zetten. Dit houdt in dat de toezichthouder van de GGD een aanbod doet aan de exploitant om één of meerdere geconstateerde overtredingen daadwerkelijk vroegtijdig te verhelpen. Het doel is dus om op een ‘informele’ manier te proberen al in een vroeg stadium een overtreding op te lossen. Hiermee kan handhaving door de gemeente worden voorkomen. Het is in eerste instantie aan de toezichthouder van de GGD om in een concrete situatie te bepalen of overleg en overreding een oplossing kan bieden. De tekortkoming waarvoor het herstelaanbod wordt toegepast moet uiteraard wel van dien aard zijn.

5.2.2Matiging boetebedrag

Het college van B&W kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens dit Afwegingsmodel onevenredig is. Daarvan kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van dit Afwegingsmodel niet is voorzien.

Voordat de gemeente een bestuurlijke boete kan opleggen, moet het college van B&W de houder van dit voornemen op de hoogte stellen en de gronden waarop dit besluit berust, meedelen. Daarbij moet het inspectierapport worden overgelegd. In het boetebesluit kan naar het inspectierapport worden verwezen. Het college van B&W moet ook de houder in de gelegenheid stellen zijn/haar zienswijze op het voornemen naar voren te brengen. Dit kan mondeling of schriftelijk gebeuren.

5.3Klachtenprocedure

Volgens de Wko moeten kinderopvangvoorzieningen een regeling voor klachten hebben die door een onafhankelijke klachtencommissie moet worden behandeld. Het is de verantwoordelijkheid van de houder om hiervoor te zorgen, zodat ouders hun klachten dan bij deze commissie kunnen indienen. Het kan hier gaan om klachten over te grote groepen, te weinig leidsters of een slechte hygiëne maar ook over het niet ter inzage leggen van de inspectierapportage of uitplaatsing van een kind vanwege bijvoorbeeld gedragsproblemen.

Klachten kunnen overigens ook door de gemeente of GGD worden ontvangen. Vaak komen deze klachten dan terecht bij de desbetreffende ambtenaar kinderopvang. Door de ambtenaar kinderopvang kan worden doorverwezen naar de GGD en aan hen de ‘opdracht’ worden gegeven een inspectie uit te voeren. Het moet in dat geval wel duidelijk gaan om een klacht die gerelateerd is aan de kwaliteitseisen zoals in de Wko of onderliggende regelgeving. Omdat er bij ouders onduidelijkheid bestaat over de rol van de GGD bij klachten, is de standaardprocedure klachtenbehandeling GGD beschreven.

Het eerste uitgangspunt bij deze procedure is dat de inspectie (GGD) geen klachten in behandeling neemt maar verwijst naar de betreffende organisaties. Argument hiervoor is dat kindercentra volgens de wet een klachtenprocedure moeten hebben. Als dit niet haalbaar is, bijvoorbeeld omdat een conflict tussen ouders en organisatie te groot is geworden, moet een ouder de mogelijkheid hebben de klacht bij de inspectie in te dienen.

Het tweede uitgangspunt is dat klachten een relatie moeten hebben met de eisen uit de Wko en onderliggende regelgeving. De inspectie kan dan onderzoeken of de klacht betrekking heeft op de kwaliteitseisen door contact op te nemen met de betreffende kinderopvangvoorziening en de klacht te verifiëren. Afhankelijk van de aard en de ernst van de klacht kan de toezichthouder deze ook als een signaal opvatten en onderzoek doen zonder vooroverleg met de houder. Dit alles vindt in overleg plaats met de betreffende ouder en de gemeente Gorinchem. De gemeente Gorinchem wordt na het indienen van de klacht, als eindverantwoordelijke instantie voor de kwaliteitseisen uit de Wko, altijd op de hoogte gebracht. Wanneer blijkt dat bemiddeling en de verdere klachtenafhandeling niet afdoende is om het conflict uit de wereld te helpen, dan kan de ouder besluiten de klacht in te dienen bij de externe klachtencommissie van de kinderopvangvoorziening. Als dit niets oplevert, kan men het geschil inbrengen via de juridische weg. Op grond van de bevindingen van het onderzoek op signaal door de toezichthouder kan handhaving volgen. Hieronder staan de mogelijk stappen beschreven die gehanteerd worden. Het is een raamwerk waarop maatwerk mogelijk is. Iedere situatie is toch weer anders en niet altijd te vangen in strakke regels.

6.Communicatie

6.1Regionale afstemming

Door het organiseren van regiobijeenkomsten wordt de gelegenheid gecreëerd om relevante ontwikkelingen te bespreken tussen de GGD en aanhangende gemeenten in de regio. Dergelijke bijeenkomsten kunnen de onderlinge relatie versterken en vormen een middel voor samenwerking tussen de gemeenten en de GGD. Zo kunnen gemeenten de bijeenkomsten ook gebruiken om onderling zaken af te stemmen, zoals het handhavingsbeleid en de afspraken met de GGD. Indien gewenst en waardevol kunnen de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), KCHN/VNG en/of GGD GHOR Nederland aanwezig zijn voor nadere uitleg - toelichting en/of ondersteuning. Bijvoorbeeld om een en ander toe te lichten aan de hand van een thema, bij nieuwe ontwikkelingen en aanpassing van wetgeving of om een bepaalde werkwijze uit een andere regio onder de aandacht te brengen.

6.2Communicatie met betrokken partijen

De gemeente Gorinchem is op grond van de Wet kinderopvang verplicht om communicatie uit te dragen naar nieuwe wet,- en regelgeving, ontwikkelingen en toezicht,- en handhavingsbesluiten. Dit zal actief, helder en transparant worden gecommuniceerd naar alle exploitanten van kinderopvangvoorzieningen. Indien blijkt dat het voor andere belanghebbenden relevant is, zal dit ook naar hen gecommuniceerd worden. Onder belanghebbenden worden bijvoorbeeld ouders en samenwerkingspartners verstaan en andere belanghebbenden indien dit relevant blijkt.

6.2.1Communicatie & samenwerking

De gemeente Gorinchem streeft naar het aangaan van verbindingen om tot effectieve samenwerkingsverbanden te komen omtrent kinderopvang. Actieve communicatie met directe lijnen naar de samenwerkingspartners is van groot belang. De gemeente Gorinchem wilt graag dichter betrokken raken bij de kinderopvangvoorzieningen. Een houder kan daarom altijd een gesprek aanvragen met de desbetreffende beleidsmedewerker. De gemeente Gorinchem biedt overigens ook de mogelijkheid om hoofdkantoorgesprekken te organiseren. Dit is in een driehoeksverhouding met de desbetreffende beleidsmedewerker kinderopvang, de GGD en de houder zelf. Hier wordt er ruimte gemaakt voor maatwerk. Dit biedt de mogelijkheid om samen met elkaar een dialoog aan te gaan, definitie te geven aan bepaalde grijze gebieden12, samen doelgericht te werk te gaan en uiteindelijk noodzakelijke acties uit te voeren.

Daarnaast wilt de gemeente Gorinchem de samenwerking bevorderen door in te zetten op preventie. Dit in de vorm van voorlichtingsbijeenkomsten13 of samenkomsten om de kennis en kunde met elkaar te delen. Afhankelijk van nieuwe wet- en regelgeving, ontwikkelingen en de relevantie zal bepaald worden hoeveel en wat voor bijeenkomsten er worden georganiseerd door de gemeente Gorinchem. De belanghebbenden zullen hier tijdig van op de hoogte worden gesteld.

6.2.2Communicatie naar nieuw beleid

Zodra het Toezicht- en Handhavingsbeleid Kinderopvang door het college van B&W is vastgesteld, zal het zes weken ter inzage liggen. Ook zal het beleid actief gecommuniceerd worden naar alle exploitanten van kinderopvangvoorzieningen en samenwerkingspartners omtrent dit vakgebied.

6.2.3Publicatie handhavingsbesluiten

Voorheen werden de rapporten van de inspecties al geopenbaard in het LRK. Vanaf 1 januari 2016 is de gemeente Gorinchem ook wettelijk verplicht om opgelegde sanctie(s) te publiceren in het LRK. Dit gebeurt op het moment dat het besluit tot het opleggen van sanctie(s) onherroepelijk is en blijft tot drie jaar na datum van handeling en publicatie voor een ieder zichtbaar.

7.Financiële paragraaf

Voorafgaand van elk kalenderjaar worden er financiële afspraken gemaakt tussen de GGD en de gemeente Gorinchem. De gemeente dient zich aan als de opdrachtgever en de GGD als de opdrachtnemer. De afspraken betreffen in eerste instantie het aantal te besteden onderzoeken, de te beoordelen voorschriften per risicoprofiel, de administratie uren per onderzoek en de wijze van bekostiging. De taken van GGD worden door de gemeente Gorinchem separaat ingekocht op basis van bijvoorbeeld een dienstverleningsovereenkomst. Dit worden ‘plustaken’ genoemd, omdat de dienstverlening aanvullend is op het basispakket van de GGD. Ieder kalenderjaar wordt er een offertebedrag opgesteld dat bestaat uit de prognose kosten van de jaarlijkse onderzoeken, de nieuwe exploitatie aanvragen en de maatwerk afspraken, waaronder de kosten voor gezamenlijke observatie.

8.Bijlage

Bijlage 1. Werkwijze Herstelaanbod

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang

Het college van B&W van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

  • 3.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Het college van B&W kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college van B&W onder andere in de volgende gevallen:

  • o

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1);

  • o

    Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang .

Er zijn verschillende gronden waarop het college van B&W, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gorinchem is neergelegd op welke wijze het college van B&W invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

  • 1.

    Het beleid houdt in dat het college van B&W in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) oplegt.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

  • 3.

    Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan legt het college van B&W eveneens een boete op.

  • 4.

    Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college van B&W besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

Artikel 4

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.

Artikel 5

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college van B&W. Dit betekent dat het college van B&W een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college van B&W altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college van B&W bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college van B&W daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

In geval van de volgende overtredingen legt het college van B&W altijd een boete op.

  • 1.

    Overtredingen met prioriteit hoog; de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1, 1.48d tot en met 1.59 Wet kinderopvang gestelde eisen, waaraan het college van B&W in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend en

  • 2.

    Overige overtredingen; de overige in artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang genoemde overtredingen.

Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van een overtreding met een hoge prioriteit maakt het college van B&W gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in het artikel 1.47 Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ maakt het college van B&W eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college van B&W heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college van B&W de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1.500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college van B&W op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college van B&W zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college van B&W heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college van B&W de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.


Noot
2

In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.

Noot
3

Risicoprofiel wordt nader toegelicht in paragraaf 5.4.3 Jaarlijks onderzoek.

Noot
4

Structureel aanwezig: Iemand is structureel aanwezig als hij minstens 1 keer in de maand een halfuur op de locatie is tijdens opvanguren. De GGD controleert in het PRK of de structureel aanwezigen op een kinderopvangvoorziening staan ingeschreven, gekoppeld zijn aan de kinderopvangorganisatie.

Noot
5

Herstelaanbod wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7

Noot
6

Situaties waar geen eenduidige definitie aanhangt.

Noot
7

Dit kan in afstemming met de gemeente Gorinchem zijn.

Noot
8

Wordt nader toegelicht in hoofdstuk 7. Communicatie

Noot
9

Door de aanvullende sanctie van een exploitatieverbod binnen de handhaving zijn er nog maar weinig overtredingen die zich daarnaast lenen voor toepassing van bestuursdwang. Echter, op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast indien het college van B&W de overtreding daardoor zelf kan doen beëindigen.

Noot
10

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit.

Noot
11

Het boetebedrag van de behorende overtreding.

Noot
12

situaties waar geen eenduidige definitie aanhangt en daardoor op meerdere manieren geïnterpreteerd kunnen worden

Noot
13

Voorlichtingsbijeenkomsten over nieuwe wet- en regelgeving en landelijke ontwikkelingen.