Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724503
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724503/1
Gemeenschappelijke regeling Groengebied Amstelland
Geldend van 21-09-2024 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling Groengebied AmstellandProvinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Diemen en Ouder-Amstel wijzigen de regeling als volgt:
- –
Overwegende dat het noodzakelijk is om het op basis van artikel 8, lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) ingestelde openbaar lichaam Groengebied Amstelland, zoals ingeschreven in de provinciale en gemeentelijke registers, te wijzigen in verband met
- ◼
de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022;
- ◼
de wijziging van de Gemeentewet waardoor de stadsdelen van Amsterdam als deelgemeenten (stadsdelen) zijn ontmanteld;
- ◼
- –
Overwegende dat het noodzakelijk is over te gaan tot wijziging van de bijdragepercentages van de participanten;
gelet op:
- –
De bepalingen, vervat in hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- –
De verkregen toestemming van de raden en staten van de deelnemende overheden;
Besluiten:
de gemeenschappelijke regeling Groengebied Amstelland als volgt hernieuwd vast te stellen.
Artikel I Het hernieuwd vaststellen van de regeling
De gemeenschappelijke regeling Groengebied Amstelland komt als volgt te luiden
HOOFDSTUK l: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. Deze regeling verstaat onder:
- a.
recreatieschap: het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, tweede lid van deze regeling;
- b.
deelnemers: alle aan de regeling deelnemende publiekrechtelijke lichamen en rechtspersonen;
- c.
Provinciale Staten: Provinciale Staten van Noord-Holland;
- d.
gemeenteraad: de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;
- e.
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
- f.
gebied: het gebied als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;
- g.
gemeente: de deelnemende gemeenten
- h.
basisplan: In 1980 vastgesteld beleidskader met afspraken ten aanzien van de functies en inrichting van het gebied met het oog op de belangen van recreatie, natuur, landschap en landbouw;
- i.
deelplan Uitwerkingsplan zoals genoemd in het basisplan met een beschrijving van de aanpak ter realisering van de afspraken uit het basisplan voor een specifiek deelgebied of een specifieke functie binnen het gebied.
- j.
uitvoeringsorganisatie: de organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken.
- a.
-
2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Provinciewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:
- a.
‘de provincie', 'de gemeente': het recreatieschap;
- b.
‘Provinciale Staten’, ‘gemeenteraad’: het algemeen bestuur;
- c.
‘Gedeputeerde Staten’ en ‘burgemeester en wethouders’: het dagelijks bestuur;
- d.
‘de commissaris van de Koning’ en ‘de burgemeester’: de voorzitter.
- a.
HOOFDSTUK II: DOEL EN OPENBAAR LICHAAM
Artikel 2 Doel en werkgebied
-
1. Deze regeling heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:
- a.
het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de recreatie;
- b.
het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;
- c.
het tot stand brengen en onderhouden van een harmonisch landschap, dat is afgestemd op het onder a en b geformuleerde en dat rekening houdt met een gezonde agrarische bedrijfsvoering.
- a.
-
2. Ter verwezenlijking van dat doel is er een openbaar lichaam, genaamd 'Groengebied Amstelland', dat gevestigd is te Amstelveen.
-
3. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bevoegde bestuur van de deelnemer, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.
Artikel 3 Taken en bevoegdheden
-
1. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het recreatieschap de volgende taken toegekend:
- a.
het adviseren van de deelnemers omtrent planologische en andere maatregelen ten aanzien van het gebied;
- b.
het jaarlijks opstellen en het aanpassen van een jaarbegroting en van een meerjarenbegroting, die geldt voor de periode, volgend op het jaar waarvoor de jaarbegroting geldt;
- c.
het periodiek opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema en het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen;
- d.
het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied;
- e.
het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de eigendommen van het recreatieschap;
- f.
het aangaan van geldleningen;
- g.
besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, voor zover dit past binnen het in artikel 2 gestelde belang.
- a.
-
2. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het bestuur van het recreatieschap de volgende bevoegdheden toegekend:
- a.
het vaststellen van verordeningen, op overtreding waarvan een geldboete van de tweede categorie kan worden gesteld,
- b.
het heffen van rechten, als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet en in artikel 223, eerste lid onder b van de Provinciewet, de rechten waarvan heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt en de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer,
- c.
het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie), indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan,
- d.
het uitoefenen van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid van de Wet milieubeheer voor wat betreft het gestelde in bijlage l, categorie 19, sub g, onder 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen, -voertuigen) indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan,
- e.
Het uitoefenen van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 122 van de Provinciewet indien en voor zover de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van door het bestuur van het recreatieschap vastgestelde regels.
- a.
-
3. Binnen het kader van het in artikel 2, eerste lid, omschreven doel kunnen de aan het recreatieschap toekomende taken en bevoegdheden worden uitgebreid dan wel beperkt bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, zonder dat daartoe wijziging van deze regeling noodzakelijk is. De deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van dat besluit.
-
4. Indien de raad van een gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:
- a.
een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en
- b.
door de raad van deze gemeente voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.
- a.
-
5. In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in lid 2 wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het vierde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.
-
6. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop in een vroegtijdig stadium ingezetenen van de provincie alsmede belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van het recreatieschap worden betrokken.
-
7.
- a.
Onverminderd het bepaalde in de Wgr worden de volgende ontwerpbesluiten van het algemeen bestuur ter zienswijze aan de gemeenteraden en Provinciale Staten van de deelnemers gezonden:
- –
het opstellen dan wel aanpassen van een basisplan of een meerjarenbeleidsplan;
- –
het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap;
- –
het vaststellen van een legesverordening;
- –
besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen , indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang.
- –
het instellen van een bestuurscommissie;
- –
- b.
Onder een zienswijze in de zin van dit artikel wordt verstaan dat de gemeenteraden onderscheidenlijk Provinciale Staten hun wensen en bedenkingen kenbaar kunnen maken.
- c.
Het algemeen bestuur kan bij andere besluiten bepalen of zienswijzen worden gevraagd.
- d.
Het algemeen bestuur bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingediend.
- a.
HOOFDSTUK III: ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 4 Samenstelling
-
1. Het algemeen bestuur bestaat uit 7 leden, te weten:
- a.
één vertegenwoordiger, aan te wijzen door Provinciale Staten van Noord-Holland, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de leden van Gedeputeerde Staten
- b.
drie vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam, aan te wijzen door de raad van die gemeente, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de leden van het college van burgemeester en wethouders
- c.
één vertegenwoordiger van elke overige aan de regeling deelnemende gemeente (Amstelveen, Ouder-Amstel en Diemen), aan te wijzen door de raad van die gemeente, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de leden van het college van burgemeester en wethouders;
- a.
-
2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, college van burgemeester en wethouders, gemeenteraden, dan wel gemandateerd en bevoegd zijn, behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.
-
3. De aanwijzing van de gemeentelijke vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.
-
4. De aanwijzing van de provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling na gehouden Statenverkiezingen.
-
5. De raad onderscheidenlijk Provinciale Staten kunnen voor elk lid van het algemeen bestuur dat zij hebben aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.
-
6. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden.
-
7. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was onderscheidenlijk wijzen Provinciale Staten een nieuw lid aan.
-
8. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar in dienst van het recreatieschap of anderszins daaraan ondergeschikt.
Artikel 5 Werkwijze
-
1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.
-
2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.
-
3. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen worden zo spoedig mogelijk na vaststelling openbaar gemaakt en ter kennis gebracht van de deelnemers.
-
4. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.
-
5. Een lid onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.
-
6. Een aanhouding als bedoeld in het vorige lid wordt door de voorzitter verleend tot aan de volgende vergadering. Indien de voorzitter van oordeel is dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel duldt, beslist de vergadering.
-
7. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 52 lid 1 onder f van de Wgr van overeenkomstige toepassing.
-
8. Het algemeen bestuur maakt zijn agenda, vergaderstukken en verslagen uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1 en 5.2 van de Wet open overheid.
Artikel 6 Openbaarheid van vergaderingen
-
1. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
- a.
het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;
- b.
het vaststellen, wijzigen of intrekken van door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen;
- c.
het vaststellen van de legesverordening,
- d.
het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen en
- e.
instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.
- a.
Artikel 7 Stemmen en besluitvorming
-
1. Het algemeen bestuur neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald, waarbij ieder bestuurslid een stem heeft.
-
2. Besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden genomen bij unanimiteit.
Artikel 8 Vergoeding/tegemoetkoming
Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van de in artikel 13 bedoelde commissie(s) een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.
HOOFDSTUK IV: DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 9 Samenstelling
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste twee leden, aan te wijzen door het algemeen bestuur uit zijn midden, met dien verstande dat de voorzitter en de leden niet afkomstig kunnen zijn uit dezelfde gemeente.
-
2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.
-
3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur, nadat en voor zover hernieuwde aanwijzing, van leden van het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden dan wel door ontslag, overlijden of om een andere reden een plaats in het dagelijks bestuur is opengevallen.
Artikel 10 Werkwijze
-
1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.
-
2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.
-
3. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.
-
4. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
-
5. Het dagelijks bestuur maakt de agenda’s en besluitenlijsten uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1. en 5.2 van de Wet open overheid.
Artikel 11 Taken en bevoegdheden
-
1. Het dagelijks bestuur is bevoegd:
- a.
het dagelijks bestuur van het recreatieschap te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
- b.
beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
- c.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
- d.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wgr;
- e.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
- a.
-
2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:
- a.
het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van het algemeen bestuur;
- b.
de informatievoorziening aan het algemeen bestuur.
- a.
HOOFDSTUK V: DE VOORZITTER
Artikel 12 Benoeming en taak
-
1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan.
-
2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
-
3. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter indien deze verhinderd is.
-
4. Indien door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.
HOOFDSTUK VI: COMMISSIES
Artikel 13 Bestuurscommissies
-
1. Het algemeen bestuur kan voor bepaalde belangen een bestuurscommissie instellen.
-
2. Het algemeen bestuur bepaalt de bevoegdheden en samenstelling van de bestuurscommissies.
HOOFDSTUK VII: INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING
Artikel 14 Interne verantwoording en inlichtingenplicht
-
1. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:
- a.
mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;
- b.
toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;
- c.
schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.
- a.
-
2. Indien een beroep wordt gedaan op het openbaar belang, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.
-
3. De voorzitter is het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde en te voeren bestuur en verstrekt alle door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan verlangde inlichtingen. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 Externe verantwoording en inlichtingenplicht
-
1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad onderscheidenlijk Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad onderscheidenlijk Provinciale Staten worden verlangd.
-
2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad onderscheidenlijk Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
-
3. De leden van het dagelijks bestuur verschaffen inlichtingen aan de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten.
-
4. Provinciale Staten en de gemeenteraden stellen ieder regels vast omtrent:
- a.
de wijze waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur aan hen de door één of meer leden van Provinciale Staten, gemeenteraden of stadsdeelraden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;
- b.
de wijze, waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur door hen ter verantwoording kan worden geroepen;
- c.
hun bevoegdheid een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid niet meer hun vertrouwen bezit.
- a.
Artikel 16 Informatieverstrekking door het bestuur
-
1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden en Provinciale Staten alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 52 juncto artikel 23 van de Wgr, die door één of meer leden van de raden en Provinciale Staten schriftelijk worden verlangd en wel door:
- a.
toezending van bepaalde aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;
- b.
schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.
- a.
-
2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en commissies geven de raden en Provinciale Staten alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
-
3. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het dagelijks bestuur zijn ontvangen, ter kennisneming aan de raden en Provinciale Staten toe:
- a.
plannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c;
- b.
de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;
- c.
het jaarverslag van het recreatieschap, en
- d.
Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.
- a.
HOOFDSTUK VIII: BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING
Artikel 17 Verantwoording/verslaglegging
-
1. Het algemeen bestuur stelt, op voorstel van de uitvoeringsorganisatie, het meerjarig bedrijfsplan en jaarplannen vast.
-
2. Vaststelling en wijziging van het basisplan en deelplannen vindt plaats met algemene instemming van het algemeen bestuur.
-
3. Het algemeen bestuur behoeft voor vaststelling of wijziging van het basisplan de schriftelijke goedkeuring van de deelnemers.
Artikel 18 Mandaat
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter kunnen hun bevoegdheden inzake de hun opgedragen taken met inachtneming van afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht mandateren of machtigen of volmacht verlenen zowel binnen het openbaar lichaam als aan een uitvoeringsorganisatie.
HOOFDSTUK IX: FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 19 Geld- en financieringsmiddelen
De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:
- a.
de bijdragen van de deelnemers, die worden bepaald met inachtneming van de regels in de door het algemeen bestuur vastgestelde Verordening financieel beheer;
- b.
subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;
- c.
geldleningen;
- d.
exploitatieopbrengsten, waaronder begrepen eenmalige vergoedingen uit het in beheer zijnde recreatiegebied;
- e.
overige inkomsten.
HOOFDSTUK X: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 20 Toetreding
-
1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken om toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden en een afschrift aan de deelnemers.
-
2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.
-
3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin van het besluit tot toetreding aantekening is gemaakt in de registers, als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 21 Uittreding
-
1. Een deelnemer die voornemens is uit te treden, kan het algemeen bestuur verzoeken een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam. De indicatie wordt binnen zes maanden na het verzoek verstrekt, tenzij anders overeengekomen is tussen het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer. De kosten van de indicatie komen voor rekening van de deelnemer die daarom heeft verzocht. De indicatie is niet bindend.
-
2. Onder de gevolgen van uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.
-
3. Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur. Bij unaniem besluit van alle deelnemers kan van deze termijn afgeweken worden.
-
4. De procedure voor uittreding begint de dag nadat het algemeen bestuur het besluit tot uittreding van de deelnemer heeft ontvangen.
-
5. Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen, vervat in een uittredingsplan.
-
6. Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.
Artikel 22 Uittredingsplan
-
1. Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, waaronder in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen bedoeld in artikel 19, eerste lid, en andere langlopende verplichtingen met een resterende looptijd van ten minste 5 jaar.
-
2. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.
-
3. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het dagelijks bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.
-
4. Het dagelijks bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de andere deelnemers in het algemeen bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de deelnemers, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van algemeen bestuur.
-
5. Ten minste zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.
-
6. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 23.
-
7. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.
-
8. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.
Artikel 23 Te vergoeden kosten van uittreding
-
1. De voorlopige, respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.
-
2. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het recreatieschap die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.
-
3. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het recreatieschap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
-
4. Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 22, achtste lid, anders is vastgelegd.
-
5. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.
-
6. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 21, derde lid.
-
7. Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 24 Wijziging
-
1. Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, derde lid en 3, derde lid.
-
2. Een wijziging van deze regeling gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin daarvan aantekening is gemaakt in de registers als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 25 Opheffing en liquidatie
-
1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemers.
-
2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
-
3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.
-
4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.
-
5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort.
HOOFDSTUK XI: ARCHIEFBEPALING
Artikel 26 Archief
-
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap.
-
2. De directeur en de bestuurssecretaris zijn belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
3. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
-
4. Het recreatieschap vormt één archief voor de eigen bedrijfsvoerings-, bestuurstaken en de door de deelnemers overgedragen (gedelegeerde) bevoegdheden.
-
5. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Het Noord-Hollands Archief.
-
6. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Noord-Hollands Archief.
-
7. De archivaris van het Noord-Hollands Archief brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
8. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het recreatieschap.
-
9. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.
-
10. In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.
-
11. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.
-
12. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de in het derde lid genoemde archiefbewaarplaats.
HOOFDSTUK XII: SLOTBEPALINGEN
Artikel 27 Duur
-
1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2005.
-
2. De huidige samenstelling van bestuursorganen blijft ongewijzigd tot uiterlijk 1 mei 2005.
-
3. De functionaris van de uitvoeringsorganisatie die voor de in lid 1 genoemde dag aangesteld is als ambtelijk secretaris van het bestuur behoudt zijn functie en positie in het bestuur tot het moment waarop een nieuw verkozen dagelijks bestuur uit zijn midden een bestuurlijke secretaris heeft aangewezen, doch uiterlijk tot 1 mei 2005.
-
4. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 28 Geschillen
Voordat ten aanzien van een geschil, aangaande de uitvoering of toepassing, van deze regeling gerezen, de beslissing van een rechterlijke instantie wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie samen te stellen door Gedeputeerde Staten, in overleg met de dagelijkse besturen van de bij het geschil betrokken deelnemers.
Artikel 29 Evaluatie
-
1. Het bestuur draagt tenminste een keer in de vier jaar zorg voor een evaluatie van de regeling.
-
2. De evaluatie heeft onder meer, doch niet uitsluitend, tot doel na te gaan:
- a.
of, en zo ja in welke mate, de met deze regeling beoogde samenwerking is gerealiseerd;
- b.
of, en zo ja in welke mate, de bij deze regeling opgedragen taken, in het licht van de beoogde samenwerking, aanpassing behoeven.
- a.
Artikel 30 Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijk regeling Groengebied Amstelland'
Artikel II
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.
Ondertekening
Haarlem, 31 oktober 2023
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
A.T.H. van Dijk, voorzitter
M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris
Bijlage 1 Kaart Gemeenschappelijke regeling Groengebied Amstelland
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl