Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Nijmegen

Geldend van 21-09-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Nijmegen

De raad van de gemeente Nijmegen;

gelezen het voorstel van de werkgeverscommissie van 10 juli 2024;

gelet op hoofdstuk IVc en artikel 147 van de Gemeentewet en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht; besluit vast te stellen de

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijmegen houdende regels omtrent de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman (Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Nijmegen)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    Ombudsman: degene die op grond van het gestelde in artikel 81p en 81q van de Gemeentewet is benoemd in de functie.

  • b.

    Personeelshandboek: het Personeelshandboek Gemeente Nijmegen.

  • c.

    Plaatsvervanger: degene die op voorstel van de ombudsman door de raad benoemd is als plaatsvervangend ombudsman.

  • d.

    Werkgeverscommissie: vertegenwoordiging vanuit de gemeenteraad als bedoeld in de Verordening Werkgeverscommissie gemeenteraad Nijmegen 2012.

Artikel 2. Plaatsvervanger

  • 1. De artikelen 1 tot en met 5, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5, vierde en zesde lid, en voor zover de inhoud of de strekking van de regeling zich daar niet tegen verzet, zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

  • 2. Het in artikel 6 en verder van deze verordening ten aanzien van de ombudsman bepaalde is voor zover de inhoud of de strekking van de regeling zich daar niet tegen verzet, van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger indien de vervanging schriftelijk aan de werkgeverscommissie is gemeld. De beëindiging van de vervanging wordt eveneens schriftelijk gemeld aan de werkgeverscommissie.

  • 3. De plaatsvervanger krijgt van zijn benoeming tot plaatsvervanger een aanwijzingsbesluit.

  • 4. Wanneer de plaatsvervanger als plaatsvervangend ombudsman ingezet wordt, wordt hij vrijgesteld van zijn reguliere werkzaamheden.

Artikel 3. Van toepassing zijnde regelingen

  • 1. Bij de toepassing van de in deze verordening van overeenkomstig toepassing verklaarde bepalingen uit de Cao Gemeenten zijn de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 Cao Gemeenten tevens van toepassing.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 6 eerste lid, 7, 8, 9 en 10 van de Ambtenarenwet 2017 en de ambtelijke gedragscode zoals vastgesteld door de werkgeverscommissie is op de ombudsman van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wijzigingen in de van toepassing verklaarde artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, de Ambtenarenwet 2017, de Cao Gemeenten of het Personeelshandboek zijn direct van toepassing op het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4. Benoemingsbrief

De ombudsman krijgt een benoemingsbrief, welke naast de wettelijk vereiste gegevens, ten minste vermeldt:

  • a.

    Zijn naam, voornamen en geboortedatum;

  • b.

    De datum met ingang waarvan hij tot ombudsman is benoemd;

  • c.

    De duur van zes jaren waarvoor de benoeming geldt;

  • d.

    De vergoeding die aan de ombudsman wordt toegekend.

Artikel 5. Bezoldiging en andere geldelijke aanspraken

  • 1. De ombudsman heeft aanspraak op bezoldiging met ingang van de datum waarop zijn benoeming ingaat.

  • 2. De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen betaalbaar gesteld.

  • 3. De aanspraak op bezoldiging eindigt met ingang van de dag:

    • a.

      Van ontslag;

    • b.

      Volgende op die dag waarop de termijn van benoeming is verstreken;

    • c.

      Volgende op die dag waarop de ombudsman is overleden.

  • 4. De hoogte van de bezoldiging voor de ombudsman is voorlopig vastgesteld overeenkomstig salarisschaal 13 of 14 van de Cao Gemeenten, waarbij afhankelijk van kwalificaties en ervaring plaatsing in een aanloopschaal kan plaatsvinden. De inschaling wordt door de werkgeverscommissie namens de raad nader vastgesteld.

  • 5. De hoogte van de bezoldiging van de plaatsvervanger wordt ingeschaald overeenkomstig het functieprofiel van de plaatsvervanger bij het bureau van de ombudsman.

  • 6. De ombudsman heeft met ingang van de dag waarop zijn benoeming ingaat, recht op vergoedingen, salaristoeslagen en uitkeringen overeenkomstig de in de Cao Gemeenten vastgestelde regels.

  • 7. De plaatsvervanger ontvangt ingaande het moment van zijn plaatsvervanging van de ombudsman een waarnemingstoelage zoals bedoeld in artikel 3.10 van de Cao Gemeenten.

Artikel 6. Ziekte en arbeidsongeschiktheid

  • 1. Bij arbeidsongeschiktheid van de ombudsman is het bepaalde in de artikelen 7:658a en 7:660a Burgerlijk Wetboek en hoofdstuk 7 van de Cao Gemeenten van overeenkomstige toepassing. Bij ziekte en herstel doet de ombudsman daarvan mededeling aan de raad.

  • 2. De ombudsman heeft het recht een arts van de arbodienst rechtstreeks te consulteren over gezondheidsproblemen die naar zijn mening met de uitoefening van zijn functie samenhangen.

  • 3. Onverminderd hetgeen bepaald in lid 2, kan de ombudsman de raad verzoeken hem aan een onderzoek te onderwerpen in verband met gezondheidsproblemen die met zijn functievervulling samenhangen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de Wet verbetering poortwachter, kan de raad, indien er naar zijn oordeel voldoende redenen bestaan om aan te nemen dat de ombudsman in verband met zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen, bepalen dat hij aan een geneeskundig onderzoek wordt onderworpen ter beoordeling van de vraag of en zo ja, wanneer in welke mate hij de vervulling van zijn functie weer kan hervatten.

Artikel 7. Bezoldiging en ziekte

  • 1. Op beslissing van de raad wordt de doorbetaling van de bezoldiging gestaakt, indien en voor zolang de ombudsman:

    • a.

      weigert zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6, vierde lid of, na voor een dergelijk onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b.

      zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan de raad bepalen dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ombudsman zal worden uitgekeerd.

  • 3. Het niet uitgekeerde bedrag van ingehouden bezoldiging kan op beslissing van de raad alsnog aan de ombudsman worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een of meer door de raad aangewezen geneeskundige(n) blijkt, dat de grond waarop de doorbetaling geheel of ten dele werd gestaakt, zich niet meer voordoet.

Artikel 8. Vakantie en verlof

  • 1. Ten aanzien van de vakantie van de ombudsman is het bepaalde in titel 10, afdeling 3 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De bepalingen van hoofdstuk 6 van de Cao Gemeenten, uitgezonderd artikel 6.3 en 6.4 en de hoofdstukken 12, 13 en 14 van het Personeelshandboek zijn op de ombudsman van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Reis- en verhuiskosten

  • 1. Op de door de ombudsman gemaakte reis- en verhuiskosten zijn de hoofdstukken 32 en 35 van het Personeelshandboek van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De ombudsman heeft aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 van hoofdstuk 32 van het Personeelshandboek.

Artikel 10. Studie

Hoofdstuk 34 van het Personeelshandboek is van overeenkomstige toepassing op de studiefaciliteiten van de ombudsman.

Artikel 11. Gratificatie

Het bepaalde in hoofdstuk 43 van het Personeelshandboek is op de ombudsman van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Nevenfuncties

  • 1. De betrekkingen en/of nevenfuncties die de ombudsman buiten zijn ambt vervult, worden door hem openbaar gemaakt met de vermelding of het gaat om bezoldigde of onbezoldigde werkzaamheden.

  • 2. De ombudsman informeert de werkgeverscommissie over betrekkingen en/of nevenfuncties die hij voornemens is buiten zijn ambt te gaan vervullen. Indien de aanvaarding ervan op bezwaren stuit, maakt de werkgeverscommissie dit zo spoedig mogelijk aan hem kenbaar.

Artikel 13. Schade

  • 1. Vergoeding van schade, door de ombudsman in de uitoefening van zijn betrekking aan derden toegebracht, komt geheel voor rekening van de gemeente.

  • 2. De ombudsman die bij de uitvoering van zijn functie schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald.

Artikel 14. Tegemoetkoming naar billijkheid

  • 1. De raad kan in niet elders voorziene gevallen naar billijkheid de ombudsman schadeloosstellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.

  • 2. De raad kan regels stellen over deze schadeloosstellingen, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen voor de ombudsman.

Artikel 15. Uitkering na ontslag

  • 1. Indien de ombudsman wordt ontslagen in gevallen bij de wet en in de gevallen bepaald in artikel 6 eerste lid van de Verordening gemeentelijke ombudsman Nijmegen, heeft hij met ingang van de datum van zijn ontslag dan wel met ingang van de dag volgende op die waarop de termijn van benoeming eindigt, recht op een uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 9 in geval van de plaatsvervanger en hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten voor de ombudsman.

  • 2. Indien de ombudsman wordt ontslagen of niet wordt herbenoemd omdat hij:

    • a.

      Naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

    • b.

      Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft gekregen of wegens schulden is gegijzeld, bestaat geen recht op uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan de raad beslissen dat de ombudsman een recht op uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten toekomt indien het onthouden daarvan kennelijk onredelijk is.

Artikel 16. Non-activiteit

  • 1. De ombudsman kan door de raad op non-activiteit worden gesteld indien het voornemen bestaat hem ontslag te verlenen op een grond genoemd in artikel 81q vierde lid van de Gemeentewet.

  • 2. De ombudsman kan voorts door de raad op non-activiteit worden gesteld indien het er sprake is van een onderzoek conform het onderzoeksprotocol vermoeden misstand / ongewenst gedrag .

  • 3. Indien de ombudsman op non-activiteit gesteld is, heeft hij recht op het behoud van zijn vergoeding conform het bepaalde in artikel 7:628 Burgerlijk Wetboek.

Artikel 17. Rechten gewezen ombudsman

Voor zover deze verordening daarin niet voorziet, zijn op de gewezen ombudsman de bepalingen ten aanzien van de positie van oud-werknemer uit de Cao Gemeenten van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de benoeming die de gewezen ombudsman heeft gehad gelijk wordt gesteld met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat waar in de tekst werkgever staat vermeld, dit gelezen wordt als raad.

Artikel 18. Nagelaten betrekkingen

Voor zover deze verordening daarin niet voorziet, zijn op de gewezen ombudsman de bepalingen ten aanzien van de nagelaten betrekkingen van de ombudsman de artikelen 4.5 lid 2, 10.20 van de Cao Gemeenten van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19. Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening of de wetgeving waarop deze is gebaseerd niet of niet genoegzaam voorziet, beslist de raad.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Nijmegen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 11 september 2024,

De Griffier,

drs. S.J. Ruta

De voorzitter

drs. H.M.F. Bruls

Toelichting verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman Nijmegen

Algemeen

Ingevolge artikel 81p van de Gemeentewet kan de gemeenteraad ervoor kiezen om de externe klachtbehandeling op te dragen aan een ombudsman. De gemeenteraad van de gemeente Nijmegen heeft hiervoor gekozen en legt met deze verordening de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman vast. Deze verordening heeft ten eerste het doel de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman te regelen zoals zijn benoeming, ontslag en bezoldiging ten tijde van ziekte. Ten tweede waarborgt en onderstreept deze verordening de onafhankelijke positie van de ombudsman ten opzichte van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen.

Artikelsgewijze toelichting

De volgende artikelen behoeven toelichting.

Artikel 2. Plaatsvervanger

Van vervanging van de ombudsman is sprake wanneer de plaatsvervanger zijn reguliere werkzaamheden niet meer uit kan voeren en zich slechts bezig kan houden met het vervangen van de ombudsman. Dit zal in de regel van toepassing zijn indien verwacht wordt dat de ombudsman voor langere tijd niet in staat is zijn taken als ombudsman uit te voeren. Dit zal in de regel niet van toepassing zijn indien slechts van kortdurende vervanging sprake is, bijvoorbeeld in het geval van een vakantie.

Op het moment dat de plaatsvervanger inderdaad als plaatsvervangend ombudsman wordt ingezet, wordt hij vrijgesteld van zijn reguliere werkzaamheden. Met zijn reguliere werkzaamheden worden de werkzaamheden uit de arbeidsovereenkomst met het college van burgemeester en wethouders bedoeld.

Artikel 3. Van toepassing zijnde regelingen

Daar waar in de van toepassing zijnde artikelen uit de Cao Gemeenten en het Personeelshandboek van de gemeente Nijmegen uit gegaan wordt van een arbeidsrechtelijke relatie met het college van burgemeester en wethouders wordt uitgegaan van een dergelijke verhouding tussen de werkgeverscommissie en de ombudsman. Dit in overeenstemming met het bepaalde in artikel 81t Gemeentewet.

Artikel 6. Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Dit artikel bepaalt in het vierde lid dat de raad kan bepalen dat de ombudsman aan een geneeskundig onderzoek moet meewerken zodat bepaald kan worden of hij in staat is zijn functie naar behoren uit te voeren. De raad zal met deze bevoegdheid niet lichtvaardig omgaan en slechts inzetten in bijzondere situaties zodat geen afbreuk gedaan wordt aan de onafhankelijke positie van de ombudsman.

Artikel 7. Bezoldiging en ziekte

Voor de toelichting bij dit artikel geldt hetzelfde als het bepaalde in de toelichting van artikel 6. Ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Artikel 16. Non-activiteit

De raad zal niet lichtzinnig omgaan met het non-actief stellen van de ombudsman. In het bijzondere geval dat de ombudsman op non-actief gesteld wordt, heeft hij recht op loonbetaling conform het bepaalde in rechtspraak en het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 18. Nagelaten betrekkingen

Nagelaten betrekkingen zijn de nabestaanden van de ombudsman.