Nota naleving 2024

Geldend van 26-09-2024 t/m heden

Intitulé

Nota naleving 2024

Bekendmaking

Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 3 september 2024 de geactualiseerde Nota naleving vastgesteld.

Besluit

Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland,

besluiten:

Vast te stellen de Nota naleving 2024, met als belangrijkste elementen:

  • a.

    Een jaarlijks door D&H vast te stellen probleemanalyse als uitgangspunt voor het uitvoeringsprogramma (NUP)

  • b.

    Vast te stellen als sanctiestrategie de Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO).

1 Inleiding

Voor u ligt de actualisatie van de ‘Nota Naleving, Gedrag Rond Water’, 28 november 2016. Deze nota beschrijft hoe beleid op hoofdlijnen is vastgelegd en hoe een jaarlijks uitvoeringsprogramma (NUP) op basis van monitoring en evaluatie wordt vastgesteld. Waar de oorspronkelijke nota vooral ging over toezicht en handhaving, besteden we nu ook meer aandacht aan het onderdeel vergunningverlening. Een belangrijk uitgangspunt van de oorspronkelijke Nota Naleving is de bredere focus, waarbij naast het sanctioneren van ongewenst gedrag ook het stimuleren van gewenst gedrag aandacht krijgt.

Rijnland opereert vanuit het gedachtengoed dat het stimuleren van gewenst gedrag en handhaven op overtredingen een gezamenlijke inspanning is van handhavende instanties. Derhalve is de geactualiseerde Nota beschikbaar gesteld aan collega handhavingspartners waaronder omgevingsdiensten, de NVWA en politie.

1.1 Reikwijdte

De Nota Naleving bevat het beleid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor watersystemen in ons beheergebied. Het beleid, zoals onder andere verwoord in het Waterbeheerprogramma 2022 – 2028 (WBP 6) en het Coalitieakkoord 2023 -2027, geeft inzicht in de gestelde doelen en de wijze waarop het hoogheemraadschap haar bestuursrechtelijke en strafrechtelijke bevoegdheden op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving inzet om deze doelen te halen.

Het privaatrechtelijk toezicht op onze eigendommen maakt ook deel uit van onze toezichttaken, maar valt niet onder de reikwijdte van deze nota.

1.2 Terugblik nota Naleving 2016-2023

Ter voorbereiding op de herziening is de Nota Naleving, die in de periode van 2016 tot 2023 van kracht was in het Hoogheemraadschap van Rijnland, besproken met de medewerkers en teamleiders die zich bezighouden met VTH. Daarbij lag de focus op inzicht krijgen hoe de vorige versie van de Nota in praktijk het team van VTH helpt en hindert in de praktische uitvoering van hun werkzaamheden.

De oorspronkelijke Nota Naleving bevatte geen harde einddatum, maar werd actueel gehouden door een jaarlijkse evaluatie uit te voeren, waarbij noodzakelijke actualisaties van de nota via het NUP werden belegd. Dit met als doel dat het beleid en de prioritering dynamischer wordt.

Verder is met de nota naleving van 2016-2023 getracht:

  • meer duidelijkheid te bieden over de wijze waarop het naleefpercentage wordt berekend;

  • in het beleid meer aandacht te besteden aan de rol van planadviseur;

  • in het beleid nadrukkelijk aandacht te besteden aan communicatie als instrument om de naleving te stimuleren.

De toenmalige nota is de eerste nota, door Rijnland opgesteld, met de gedachte om gewenst gedrag te stimuleren. Dit is nog steeds het uitgangspunt van deze geactualiseerde nota. Wel blijkt het lastig om het bereiken van gewenst naleefgedrag te objectiveren en te relateren aan prioritering van de toezichthoudings- en handhavingsinspanning voor het volgend jaar. De sterkere rol van de planadviseur in het voortraject bij vergunningverlening is wel in de praktijk gebracht, maar nog niet geïntegreerd in het naleef beleid. De uitgangspunten van de vorige Nota gelden nog steeds maar de inzet van de voorliggende nota is om deze verder, waar mogelijk, te concretiseren en te operationaliseren.

1.3 Belangrijkste veranderingen

  • Getoetst en waar nodig aangepast op het WaterBeheerProgramma 6.

  • Getoetst en waar nodig aangepast op de speerpunten van het huidige coalitieakkoord, waaronder halen van de KRW-doelen in 2027 en een centrale rol voor water en bodem (water en bodem sturend (WBS)).

  • Getoetst in hoeverre de Nota Naleving voldoet aan de geldende eisen betreffende de kwaliteitscriteria voor VTH Waterbeheer en de kwaliteitseisen genoemd in het besluit Omgevingsrecht. Deze vormen het kader voor wat betreft de inhoud van de Nota naleving.

  • Opmerkingen over de gedoogstrategie die Rijnland hanteert.

  • Een beknopte beschrijving van het instrumentarium VTH.

  • Verwijzing naar en nadere uitwerking van de nieuwe sanctiestrategie (LHSO).

1.4 Leeswijzer

Omdat de overheid niet alles kan toetsen en controleren is het noodzakelijk om keuzes te maken. Met deze Nota Naleving stellen we prioriteiten en doelen vast (hoofdstuk 4), gebaseerd op een risico- en kansen analyse (hoofdstuk 3) en beschrijven we welke instrumenten worden ingezet om dit te realiseren voor vergunningverlening (hoofdstuk 5) en toezicht en handhaving (hoofdstuk 6).

Met het oog op de leesbaarheid is er voor gekozen om de omvang van dit VTH-beleid beperkt te houden. Daar waar nodig wordt in de tekst verwezen naar andere informatiebronnen zoals (beleids)documenten. Deze werkwijze betekent ook dat gerelateerd beleid, strategieën, protocollen of procedures tussentijds gewijzigd kunnen worden zonder dat het volledige VTH-beleid herzien hoeft te worden.

2 Algemeen

2.1 Wettelijke doelen en taken van het hoogheemraadschap

De doelen van waterschap zijn volgens de Omgevingswet:

  • Het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste.

  • Het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.

  • Het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.

  • Het beschermen van de doelmatige werking van afvalwaterzuiveringen en transportleidingen.

  • Meewerken aan een duurzaam en goed beheer van grondwater.

Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het beheergebied, inclusief het zuiveren van afvalwater. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden is bevoegd gezag voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten en voor toezicht en handhaving van water gerelateerde regelgeving.

Rijnland heeft als waterschap alleen een directe taak en verantwoordelijkheid voor het waterdeel van de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld sloten, plassen, meren, waterkeringen en duinen zijn allemaal belangrijk voor een gezonde, veilige leefomgeving en voor droge voeten. Maar ze hebben ook maatschappelijke functies.

Bijvoorbeeld wonen, werken, natuurbeleving en vormen van recreatie zoals varen, kanoën en schaatsen. Rijnland kijkt zoveel mogelijk naar het beleid en de regels van het Rijk, de provincies en de gemeenten om te bepalen of iets een maatschappelijke functie is. Deze overheden zijn als eerste verantwoordelijk voor het vaststellen van de maatschappelijke functies voor een gebied. De inzet van ons nalevingsbeleid is om gedrag van mensen in de fysieke leefomgeving in relatie tot water en bodem te beïnvloeden. Dit doen we door gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te bestraffen. De Waterschapsverordening en de Onderhoudsverordening vormen de inhoudelijke basis van deze Nota.

2.1.1 Wettelijke plicht: uitvoerings- en handhavingsstrategie

In onderstaande afbeelding staat schematisch weergegeven hoe de Waterschapsverordening onder het systeem van de Omgevingswet samenvalt met de plannen en instrumenten van andere overheden.

Het in werking treden van deze Nota valt samen met de invoering van de Omgevingswet. De regels voor het bevoegd gezag (in casu D&H) op basis waarvan omgevingsvergunningen verleend worden, staan beschreven in het Omgevingsbesluit. Ook staan er uitgangspunten ten aanzien van procedures, handhaving en uitvoering en over het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) in het Omgevingsbesluit.

In het Omgevingsbesluit is uitgewerkt aan welke eisen de uitvoerings- en handhavingsstrategie moet voldoen. Met deze nota en de uitvoeringsprogramma’s geven we uitvoering aan de wettelijke verplichting uit het Omgevingsbesluit.

afbeelding binnen de regeling

2.1.2 Kwaliteitscriteria VTH

Door Rijkswaterstaat (RWS) en de Waterschappen zijn in 2016 kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer vastgesteld1. De kwaliteitscriteria zijn een aanvulling op de wettelijke kwaliteitseisen voor milieuhandhaving en zijn specifiek gericht op waterbeheer.

De kwaliteitscriteria borgen kwaliteit van toezicht en handhaving in de reguliere bedrijfsvoering. Ze hebben enerzijds betrekking op de kennis en ervaring van medewerkers (kritieke massa) en anderzijds op de organisatie en processen.

In deze nota komen de organisatie en processen aan de orde en is aan een aantal eisen/voorwaarden, die volgens de kwaliteitscriteria moeten worden opgenomen en die in de vorige nota nog ontbraken, invulling gegeven.

2.1.3 Veranderend juridisch kader: Omgevingswet en Waterschapsverordening

Voor de komst van de Omgevingswet vormde de Waterwet de basis van de beoordeling van een vergunningaanvraag bij Rijnland. De Omgevingswet vervangt de Waterwet gedeeltelijk waarmee deze basis verdwijnt. Zowel het Rijk als de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland hebben aangegeven dat Rijnland bepaalde regels moet opnemen in het beoordelingskader. Daaraan heeft Rijnland voldaan met het opstellen van de Waterschapsverordening. Dit betekent dat in de Waterschapsverordening een aantal dingen samenkomen:

  • de oude keur van Rijnland,

  • de uitvoeringsregels die bij de keur horen,

  • de instructies van het Rijk (opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving),

  • en de instructies van de provincies (opgenomen in de omgevingsverordeningen).

De Waterschapsverordening bevat regels die specifiek gericht zijn op het watersysteem en de waterstaatswerken binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap.

Samen met het Omgevingsplan bevat de Waterschapsverordening de regels voor de fysieke leefomgeving op lokaal niveau. De regels over onderhoudsverplichtingen staan in de Onderhoudsverordening; de toezichthouders zien toe op naleving daarvan.

Rijnlandse beoordelingsregels

Om een vergunningaanvraag te kunnen beoordelen zijn beoordelingsregels nodig. Rijnland heeft algemene beoordelingsregels en daarnaast nog extra regels voor allerlei activiteiten. In hoofdstuk 3 van de Waterschapsverordening zijn regels opgenomen die voor alle activiteiten gelden, zoals KRW en maatschappelijke belangen. Het afwegingskader wordt vastgelegd in andere documenten. In de andere hoofdstukken van de Waterschapsverordening zijn regels opgenomen die alleen gelden voor een specifieke activiteit. De basis van de Rijnlandse beoordelingsregels is dat we alleen een vergunning verlenen als de activiteit geen negatieve gevolgen heeft voor onze doelen voor het waterbeheer.

Klimaatbestendige regels

Nieuw in de Waterschapsverordening zijn de verplichte klimaatbestendige regels voor nieuwe grootschalige gebiedsontwikkelingen waar onder andere provincies, gemeenten en projectontwikkelaars mee te maken krijgen. Deze klimaatbestendige regels moeten ervoor zorgen dat een gebied zo wordt ingericht dat het goed voorbereid is op de gevolgen van klimaatverandering. Hiermee wordt invulling gegeven aan het speerpunt WBS genoemd in Coalitieakkoord 2023-2027.

3 Inzet vergunningverlening, toezicht en handhaving

De kerntaken van vergunningverlening, toezicht en handhaving dragen bij aan het uitvoeren van de wettelijke taak van Rijnland en het behalen van de doelen van het Hoogheemraadschap. VTH draagt hieraan bij door vooral in te zetten op de voorkant van onze processen en continu intern in gesprek te zijn tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving. Omdat voorkomen beter is dan genezen, zit de winst aan de voorkant, bijvoorbeeld vooroverleg bij vergunningverlening, preventieve communicatie om overtredingen te voorkomen of vroegtijdig aansluiten bij projecten en gebiedsprocessen. Gedragsbeïnvloeding is een organisatie brede verantwoordelijkheid die veel verder gaat dan de afdeling VTH. Met gebruikmaking van instrumenten als subsidies, voorlichting, planadvisering kunnen we invulling geven aan het voorkomen van ongewenst gedrag; een preventiestrategie.

3.1 Doel Nalevingstrategie

Het doel van onze nalevingsstrategie is om zoveel mogelijk gewenst gedrag te stimuleren. Bij het gebruik van en wijzigingen in het watersysteem is het effect hiervan op het functioneren van het watersysteem afhankelijk van het gedrag van de betrokkenen. Rijnland onderscheidt de volgende drie typen van gedrag:

  • gewenst gedrag,

  • acceptabel gedrag en

  • onacceptabel gedrag.

Het doel dat Rijnland nastreeft met deze Nota Naleving is het stimuleren van het gewenste gedrag. Dit betekent zo veel mogelijk betrokkenen die het gewenste gedrag vertonen en zo weinig mogelijk betrokkenen die onacceptabel gedrag vertonen.

afbeelding binnen de regeling

3.1.1 Gewenst gedrag

Van gewenst gedrag is sprake wanneer de betrokkenen rekening houden met de belangen van het watersysteem en bereid zijn om vanwege deze belangen een extra inspanning te verrichten. Met andere woorden: het watersysteem gaat erop vooruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt vrijwillig extra oppervlaktewater aan. Of Rijnland zet het instrument van subsidies in om gewenst gedrag mogelijk te maken. Of werkt mee aan innovaties zoals ‘inspiratiepolders’ om te laten zien hoe het wél kan.

3.1.2 Acceptabel gedrag

Van acceptabel gedrag is sprake wanneer de betrokkenen rekening houden met de belangen van het watersysteem en zich daarbij houden aan de (wettelijke) normen.

Met andere woorden: het watersysteem gaat er niet of slechts beperkt op achteruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Het naleven van de (wettelijke) normen is hierbij de ondergrens. Die normen zijn bijvoorbeeld vastgelegd in de Waterschapsverordening of de Onderhoudsverordening. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt exact de minimale hoeveelheid oppervlaktewater aan, die volgens de regels vereist is.

3.1.3 Onacceptabel gedrag

Van onacceptabel gedrag is sprake wanneer de betrokkenen onvoldoende rekening houden met de belangen van het watersysteem en daarbij de (wettelijke) normen overtreden. Met andere woorden: het watersysteem gaat er op achteruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt minder oppervlaktewater aan, dan volgens de regels vereist is.

3.1.4 Hoe bereiken we het doel?

Naast dat Rijnland handhaaft op onacceptabel gedrag, streeft Rijnland ernaar om gewenst gedrag te stimuleren. Dit wordt bereikt door zelf het goede voorbeeld te geven, inzet te plegen op communicatie en voorlichting of het uitgeven van (financiële) steunmiddelen zoals subsidies voor ontwikkelingen die een positieve bijdrage hebben op de verantwoordelijkheden van het hoogheemraadschap zoals beschreven in het WBP6, namelijk:

  • het waarborgen van de waterveiligheid;

  • zorgen voor voldoende water;

  • zorgen voor voldoende schoon en gezond water;

  • zorgen voor een goede en efficiënte afwikkeling van afvalwater;

  • zorgen voor een duurzame kringloop van water, energie en grondstoffen;

  • zorgen voor een klimaat adaptieve omgeving.

Omdat niet alles even belangrijk kan zijn als mensen en middelen beperkt zijn, werkt Rijnland met een prioriteringsstrategie (conform de kwaliteitscriteria) die gebaseerd is op een (bestuurlijk vast te stellen) probleemanalyse.

Probleemanalyse

De probleemanalyse maakt inzichtelijk waar inzet het meest urgent of gewenst is.

De probleemanalyse bestaat uit de volgende stappen:

  • 1.

    Omgevingsanalyse: Organisatie breed in kaart brengen en jaarlijks vaststellen welke thema’s de aankomende periode aandacht vragen. De doelen en ambities van WBP 6 en het coalitieakkoord zijn hierbij het uitgangspunt. Daarnaast wordt, via het NUP, het effect van de nalevingsinzet van het afgelopen jaar beoordeeld.

  • 2.

    Kansen en risicoanalyse: Deze is op hoofdlijnen verwoord in hoofdstuk 3. Daarmee handelt VTH conform de Kwaliteitscriteria op grond van een analyse van de problemen in de waterkwaliteit en -kwantiteit, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet-naleving, teneinde sturing te kunnen geven aan haar handhavingsinspanningen. In deze Nota staan de principes en uitgangspunten, in het jaarlijks op te stellen NUP wordt dit door vertaald naar de jaarplanning.

  • 3.

    Doelgroepenanalyse: Het hoogheemraadschap voert jaarlijks bij het actualiseren van het NUP een doelgroepenanalyse uit op basis van de geprioriteerde risico- en kansenanalyse in de Nota Naleving. Met de doelgroepenanalyse wordt bepaald op welke doelgroepen Rijnland zich richt voor toezicht- en handhavingsactiviteiten. Het is van belang dat deze analyse constructief, transparant, navolg- en uitlegbaar wordt uitgevoerd.

Vanuit het vergunningverleningstraject is eveneens sprake van risicovolle stakeholders, waaronder stakeholders worden verstaan die doorgaans geen of onvolledige vergunningsaanvragen indienen voor vergunningsplichtige activiteiten. Het managen van vergunningsaanvragen van deze stakeholders vraagt Rijnland in de praktijk veel capaciteit die al schaars beschikbaar is. Door deze stakeholders in een doelgroepenanalyse inzichtelijk te maken, is het voor Rijnland mogelijk zich aan de voorkant specifiek te richten op dergelijke stakeholders door toegankelijk en benaderbaar te zijn voor het vergunningsaanvraagtraject.

3.2 Beleidscyclus

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van Rijnland werken aan de hand van de ‘dubbele cyclus’. Dit is een beleidscyclus waarbij een 8-tal processtappen doorlopen worden. Dit hulpmiddel zorgt dat VTH beleid tot stand komt op basis van inzichtelijke keuzes en dat de uitvoering is gericht op het bereiken van een vooraf bepaald resultaat. Het gaat om een reeks van activiteiten die aantoonbaar, achtereenvolgens en in samenhang met elkaar worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een transparante en systematische manier van werken bereikt, waarmee gestuurd kan worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit en de evaluatie daarvan. Deze procesmatige benadering, het cyclisch waarderen en analyseren van de effecten van de VTH inspanningen, maakt het voor het Hoogheemraadschap mogelijk prioriteiten en/of doelen bij te stellen.

afbeelding binnen de regeling

De linker kring vormt het beleid, en de rechter kring wordt uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma, evaluatie en monitoring; het NUP. Het is zaak deze ‘dubbele cyclus’ een continue basis voor gesprek tussen de beleidsafdelingen en VTH te maken; beleidsdoelen moeten in het veld uitvoerbaar en eventueel handhaafbaar zijn. Omgekeerd moet de afgesproken toezicht- en handhavingsinspanning navolgbaar bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen.

In het uitvoeringsprogramma beschrijft het waterschap concreet hoe het VTH inzet en wat de eventuele financiële of personele consequenties hiervan zullen zijn. Er wordt in het programma een inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit (fte's) voor alle in het programma genoemde activiteiten gerelateerd aan vergunningverlening, planadvisering, toezicht en handhaving. Gedurende het jaar monitoren we en op basis van de evaluatie wordt bepaald of de aandachtspunten en/of prioriteiten moeten worden aangepast.

3.2.1 Actualiseren van vergunningen

Verleende vergunningen worden tijdig geactualiseerd, om te zorgen dat ze blijven aansluiten op bedrijfsontwikkelingen en veranderende wet- en regelgeving. We zijn verplicht op basis van de Omgevingswet2 om regelmatig te bezien of de lozingsvergunningen op het oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk nog voldoen aan technische ontwikkelingen of de toestand van het milieu ( o.a. KRW). Mogelijk kan het milieu op basis van technische ontwikkelingen beter worden beschermd, of moet voorkomen worden dat de kwaliteit van het milieu verder verslechtert.

Als een wijziging van de voorschriften in deze gevallen niet tot het gewenste resultaat leidt, moet de vergunning worden ingetrokken. In andere gevallen dan hierboven genoemd, hebben we niet de verplichting, maar wel de bevoegdheid om de vergunningvoorschriften te wijzigen. Een periodieke toets op de noodzaak om vergunningen te herzien, is alleen relevant voor activiteiten die een langere periode duren of voor onbepaalde tijd gelden. De voormalige Keurvergunningen zijn veelal eenmalige handelingen in, op of bij een waterstaatswerk en zijn daarmee minder relevant voor een periodieke toets. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor tijdelijke grondwateronttrekkingen en lozingen bij bouwputbemalingen.

Het Team Bedrijfsbureau V&H is verantwoordelijk voor het bijhouden van de beleidsontwikkelingen die mogelijk tot actualisatie van vergunningen leiden.

Zowel vergunningen van Seveso inrichtingen3 als watersysteem prioritaire vergunningen en maatwerkbesluiten met de grootste impact op het oppervlaktewater actualiseren we eens in de 5 jaar. Voor de overige vergunningen (milieubelastende activiteiten) hanteren we een frequentie van minimaal eens in de 10 jaar, al naar gelang het risico.

3.2.2 Borging

In de begroting wordt geld gereserveerd om de vergunnings-, toezichts-en handhavingstaken uit te voeren. Mocht gedurende de beleidsperiode aanvullend budget gewenst zijn, dan zal dit meegenomen worden in de reguliere P&C-cyclus.

Uitgangspunt is dat het VTH beleid en de jaarprogramma’s van V en T&H leidend zijn.

De werkzaamheden binnen VTH worden uitgevoerd conform deze beleidsstukken. Wanneer onverwachte situaties aandacht vragen, dan wordt maatwerk geleverd.

Dit wordt gedaan door de situatie te beoordelen aan de hand van de gehanteerde prioriteringssystematiek. Eventueel wordt een aangepaste prioritering vastgesteld door D&H.

3.2.3 Uitvoeringsprogramma’s

De uitgangspunten t.a.v. gedragsbeïnvloeding gelden voor de hele dubbele beleidscyclus. In een jaarlijks op te stellen Naleving UitvoeringsProgramma (NUP) voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) kijkt Rijnland terug op de resultaten van de uitvoering van de VTH taken in het afgelopen jaar en beschrijft welke activiteiten het komend jaar uitgevoerd worden.

Zoals is aangegeven gelden de gestelde prioriteiten bij elk onderdeel van het proces van beleidsontwikkeling, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en sanctioneren. In het NUP wordt op een inzichtelijke manier aansluiting gemaakt tussen de gestelde prioriteiten en de onderdelen van dit proces. Dit betekent dat uit het NUP duidelijk wordt op welke wijze Rijnland de gestelde prioriteiten invult.

Vanuit de probleemanalyse wordt de relatie met de volgende zaken gelegd:

  • Het aantal verwachte meldingen;

  • Het aantal verwachte vergunningsaanvragen, met daarbij de aard en complexiteit van de aanvragen, uitgedrukt in uren die besteed worden;

  • Het aantal te verwachten actualisaties van vergunningen;

  • De benodigde capaciteit, in kwantiteit en kwaliteit;

  • Aantal uit te voeren controles;

  • Feitelijk naleefgedrag;

  • Mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen;

  • Kansen op overtreding; en

  • Het aantal verwachte handhavingsverzoeken.

4 Risico- en kansenanalyse: waarom willen we gedrag beïnvloeden?

Handelingen van burgers, bedrijven en medeoverheden kunnen bepaalde risico’s met zich meebrengen en in andere gevallen juist kansen bieden voor het goed functioneren van het watersysteem. Om deze reden streeft Rijnland ernaar om met de uitvoering van VTH het gedrag van deze doelgroepen in het belang van waterveiligheid en waterbeheer positief te beïnvloeden. Door middel van een risico- en kansenanalyse wordt inzicht verkregen op welke facetten het hoogheemraadschap het beste kan sturen.

De risico- en kansenanalyse is opgebouwd langs de programma's zoals die zijn beschreven in het Waterprogramma 2022-2028 (WBP6).

4.1 Waterveiligheid

Rijnland beschermt het leefgebied, inwoners en bedrijven tegen overstromingen.

Het is de taak van Rijnland het leefgebied, de inwoners en bedrijven te beschermen tegen overstromingen vanuit de zee, de rivieren en het regionale watersysteem.

Zoals in het WBP6 is beschreven, besteedt Rijnland specifiek aandacht aan:

  • Het beschermen tegen overstromingen.

  • Het adviseren over het beperken van gevolgen van overstromingen.

  • Het voorbereiden op calamiteiten.

Dit doet Rijnland door:

  • Regels voor het gebruik van en wijzigingen aan of rondom waterkeringen duidelijk te formuleren en communiceren met de omgeving.

  • Het zorgen dat degene die verantwoordelijk is voor het onderhoud van de regionale keringen, het dagelijks onderhoud uitvoert volgens de regels.

  • Het bewaken van de naleving van de regels voor het gebruik van- en wijzigingen aan- of rondom waterkeringen.

  • Het maken van een risico-afweging bij besluiten over de toelating van andere functies bij waterkeringen.

  • Het actueel houden van alle beleidskaders.

Zoals is beschreven in het coalitieakkoord 2023-2027, stuurt Rijnland erop dat alle handelingen aan, op of bij een kering positief bijdragen aan de versterking van de biodiversiteit.

Risico's

  • Afname van de stabiliteit van de kering door:

    • Gebruik door derden binnen de beschermingszone, zoals: boven- en ondergrondse infrastructuur, niet waterkerende objecten en tijdelijke (grond)werkzaamheden.

    • Wijzigingen in het waterpeil in de teensloot en/of achter- en/of voorland.

  • Afname van de bereikbaarheid van de kering door afrastering, landinrichting en gebruik hiervan in de nabije omgeving die van invloed is op het beheer en onderhoud en calamiteiteningrepen.

  • Afname van de erosiebestendigheid van de bekleding op de kering als gevolg van de biodiversiteitsdoelstellingen die leiden tot onjuist beheer in het kader van dijkveiligheid.

  • Afname van het veiligheidsniveau van de kering door functieverandering van het landgebruik, bijvoorbeeld ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld nieuwbouw in agrarisch gebied).

Kansen

  • De biodiversiteitsopgave kan door toenemende penwortelvegetatie in de bekleding van de kering leiden tot toename van de erosiebestendigheid van de kering en bloemrijkheid in de omgeving.

  • Infrastructureel gebruik van de kering door derden leidt tot betere bereikbaarheid van de kering voor beheer en onderhoud en calamiteiteningrepen.

  • Juiste waterpeilwijzigingen in de nabijheid van de kering kan bijdragen aan de stabiliteit ervan.

4.2 Voldoende water

Samen met de omgeving streeft Rijnland naar de beschikbaarheid van voldoende zoetwater. We stimuleren het bergen, vasthouden en (vertraagd) afvoeren van hemelwater. Rijnland zorgt voor peilbesluiten die passen bij de functies en kenmerken van het gebied en voert het peilbeheer uit volgens deze peilbesluiten. Bij peilbesluiten volgen we de kaders van de Nota Peilbeheer, die in 2024/2025 zal worden aangepast. Rijnland besteedt specifiek aandacht aan:

  • de bergende werking en hydraulische afmeting van het watersysteem;

  • capaciteitsvergroting van de Klimaatbestendige wateraanvoer (KWA);

  • spaarzaam gebruik van zoetwater;

  • (innovatieve) inrichtingsmaatregelen;

  • strategie voor de toekomstige waterverdeling.

Rijnland draagt eraan bij dat iedereen verantwoordelijkheid neemt en doet wat hij of zij moet doen. Dat doen we via voorlichting en advies, verlenen en actualiseren van vergunningen en controleren of iedereen zich aan de afspraken houdt. Rijnland houdt deze beleidskaders op orde en actueel. Daarnaast doet Rijnland dit door:

  • De nieuwe klimaatregels van de Waterschapsverordening, die zien op extra bergingscapaciteit bij grootschalige nieuwbouw.

  • De baggerachterstand in overig water weg te werken door op basis van een actieve diepteschouw (inclusief voorlichting, advisering, toezicht en indien noodzakelijk handhaving) de betrokken gemeentes en onderhoudsplichtigen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden.

  • Samen te werken met en/of invloed uit te oefenen (lobbyen) op het Rijk, provincies, drinkwaterbedrijven, (agrarische) bedrijven, natuurorganisaties, gemeenten en gebruikers.

Risico's

  • Als gevolg van klimaatverandering treden weersextremen meer op en dat vraagt in het licht van peilbesluiten om een meer flexibele werkwijze van gebiedsbeheerders die is gericht op weersverwachtingen.

  • De hydraulische afmeting van het watersysteem behouden door te baggeren, kan met name in veengebieden leiden tot overmatige afkalving van oevers en percelen.

  • Verschillende typen landgebruik in veengebieden zoals wonen, werken en agrarisch kunnen leiden tot:

    • versnelde bodemdaling, versterkt door (permanente) grondwateronttrekkingen en onderbemalingen, met toenemende uitstoot van broeikasgassen als gevolg;

    • ongewenst gedrag van gebruikers in tijden van langdurige droogte i.c.m. onvoldoende zoetwaterbeschikbaarheid.

  • De waterbeschikbaarheid staat onder druk en Rijnland kan niet sturen in de waterverdeling door onvoldoende inzicht in onttrekkingen uit watergangen.

  • Doordat gericht wordt op innovatieve inrichtingsmaatregelen is Rijnland afhankelijk van ontwikkelingen uit de markt die mogelijk financieel ontoereikend zijn.

Kansen

  • Door het bieden van een handelingsperspectief in het kader van zoetwater-beschikbaarheid geven investeerders vertrouwen om te investeren in (ruimtelijke)ontwikkelingen.

  • Door in te zetten op spaarzaam gebruik van zoetwater en (innovatieve) inrichtingsmaatregelen om water vast te houden wordt:

    • de wateropgave met name in het stedelijk gebied, de capaciteit van de riolering en verwerking van afvalwater ontlast.

  • Door actief in te zetten om waterbewustzijn bij derden te verhogen, bijvoorbeeld door subsidieverlening.

  • Door slim gebruik te maken van vrijkomende bagger kan bodemdaling (in het landelijkgebied) worden gecompenseerd.

  • Door actief in gesprek te gaan met gemeentes, provincies en andere gebiedsontwikkelaars adviseren we over WBS en daarmee keuzes te beïnvloeden bij gebiedsontwikkelingen om te zorgen voor een klimaat adaptieve leefomgeving in 2050.

4.3 Schoon en gezond water

Samen met de omgeving zorgt Rijnland voor het terugdringen van vervuiling en een optimale ecologische inrichting van het watersysteem. Rijnland zet daarbij ook in op het versterken van de biodiversiteit, meer open water met een natuurlijke inrichting en faciliteren van recreatief gebruik van water. Dit doet Rijnland zo duurzaam mogelijk.

Voor schoon water volgt Rijnland de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Europese Zwemwaterrichtlijn. Rijnland heeft een resultaatsverplichting op het uitvoeren van de maatregelen om de KRW doelen te halen en een inspanningsverplichting om de doelen in het overige water te halen. Voor chemische doelen volgt Rijnland het Besluit kwaliteitseisen leefomgeving. Dit Besluit geldt voor zowel KRW waterlichamen als voor het overig water. In het Maatwerkbesluit lozingen AWZI's, staan de voorwaarden voor lozing door onze afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZI's).

Exoten, waaronder Amerikaanse rivierkreeften, veroorzaken schade aan de ecologie. Rijnland onderzoekt samen met andere waterschappen en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het effect op het watersysteem en hoe schade kan worden voorkomen. Zoals in het coalitieakkoord benoemt, verwacht Rijnland dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid neemt t.a.v. het beleid rondom exoten. Wanneer Rijnland het nodig acht, spreken wij het Rijk daarop aan. Exoten zoals Japanse duizendknoop en reuzenbereklauw bestrijden we op onze terreinen.

Verder zet Rijnland in op het terugdringen van chemische verontreinigingen door deze bij de bron aan te pakken met behulp van een actieve benadering met bewustwordingscampagnes en de inzet van het Landbouwportaal.

Rijnland werkt aan de doelen voor schoon en gezond water door:

  • het watersysteem ecologisch te beheren en te onderhouden;

  • het baggeren van primair water en het aanspreken van onderhoudsplichtigen op het op diepte houden van de overige wateren;

  • toezicht te houden op de uitstoot van schadelijke stoffen in het watersysteem;

  • advies te geven aan (agrarische) bedrijven, overheden en inwoners hoe de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken in het watersysteem;

  • gemeenten te stimuleren het rioolstelsel te verbeteren om het aantal overstorten naar het oppervlaktewater te verminderen;

  • gebruik te maken van de kansen die de Omgevingswet biedt om emissies (uitstoot) te verminderen, bijvoorbeeld door ruimere mogelijkheden voor maatwerkoplossingen en snellere besluitvorming door minder regels;

  • proactief bij te dragen aan de VTH-samenwerking van andere organisaties zoals omgevingsdiensten, NVWA en politie.

Risico's

  • KRW doelstellingen worden in 2027 niet behaald door verslechtering van de waterkwaliteit als gevolg van:

    • uitspoeling, afstroming en drift in het watersysteem van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;

    • illegale dumping van verontreinigde (afval)stoffen;

    • verdergaande lozingen van ‘nieuwe stoffen’ zoals medicijnresten, microplastics vanuit o.a. ziekenhuizen, (farmaceutische) industrie, (agrarische) bedrijven, overheden en inwoners via de AWZI’s;

    • overmatige hoeveelheid overstort vanuit het riool door aantal riool overstortpunten, toenemend aantal extreme neerslagsituaties en toenemend afstromend verhard oppervlak richting het riool;

    • toename van afgekoppelde rijwegverhardingen op het watersysteem met afspoeling van oliën, microplastics, nano deeltjes en anderszins (chemische) materialen richting het watersysteem;

    • achterstallig baggeronderhoud wat kan leiden tot zuurstofproblemen en vissterfte.

  • Het beschadigen of vernietigen van waardevolle oevers en oevers die een belangrijke leefomgeving vormen voor flora en fauna door onvoldoende deskundigheid bij de beherende of uitvoerende partij of door een ander functiegebruik van de oever.

  • De volksgezondheid staat onder druk als gevolg van een slechte waterkwaliteit nabij zwemwaterlocaties door het optreden van blauwalg, botulisme en E. coli-besmetting.

  • De hydrologische kwaliteit van natuurterreinen, zoals gewenst is, wordt niet bereikt door de fysische elementen zoals bodem- en oeverstabiliteit.

  • Onduidelijkheid over het handelingsperspectief om exoten aan te pakken, blijft voortduren, terwijl de problemen verder toenemen.

Kansen

Door de emissies van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen samen met de land- en tuinbouwsector in te perken, zijn er kansen om de verslechtering van de waterkwaliteit te stoppen. Door met deze partijen in gesprek te blijven, zijn er eveneens kansen om de waterkwaliteit in overige wateren in het buitengebied te verbeteren door:

  • het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en

  • het ecologisch onderhouden van het watersysteem.

Daarnaast ziet Rijnland kansen in samenwerking in de afvalwaterketen om samen met gemeenten het aantal riool overstorten en ongerioleerde lozingen van huishoudelijk afvalwater op het oppervlaktewatersysteem aan te pakken.

Verder is, als gevolg van klimaatverandering, behoefte aan waterberging in het gebied van Rijnland. Door deze waterbergingen ecologisch in te richten wordt het areaal aan biodiversiteit in het watersysteem van Rijnland vergroot.

4.4 Waterketen

Rijnland zuivert afvalwater van huishoudens en bedrijven. Hiermee draagt Rijnland bij aan een goede volksgezondheid, een goede waterkwaliteit en een gezonde leefomgeving. Rijnland zuivert het afvalwater volgens de normen en zo efficiënt mogelijk.

En zo duurzaam mogelijk door minder energie en grondstoffen te gebruiken en meer schone energie en grondstoffen terug te winnen uit het afvalwater. Ook brengt Rijnland emissies terug en onderzoeken we de mogelijkheden voor circulair bouwen. Hierbij werken we samen met gemeentes, drinkwater- en andere bedrijven en kennisinstellingen.

In het coalitieakkoord is opgenomen dat Rijnland strengere normen stelt voor fosfaat en stikstof en gaat werken aan het verwijderen van medicijnresten e.d., waarbij het streven is deze doelen in 2035 te behalen.

Dit doet Rijnland door:

  • afspraken te maken met gemeenten en bedrijven over de hoeveelheid te zuiveren afvalwater;

  • in te zetten op een groot renovatieprogramma van onze zuiveringen om te zorgen dat onze assets in goede staat komen en blijven;

  • samen met andere waterschappen en eindverwerkers voor voldoende berging te zorgen om bij een calamiteit het overschot aan zuiveringsslib tijdelijk op te slaan.

Risico's

  • Er kan niet worden voldaan aan de zuiveringsnormen als gevolg van:

    • Afspraken die niet worden nagekomen over de hoeveelheid te zuiveren afvalwater met gemeenten en bedrijven.

    • Tijdelijk niet kunnen voldoen aan de normen omdat onze zuiveringen gerenoveerd worden (bij voorziene renovaties wordt verplicht een zorgplichtdocument opgesteld).

  • Illegale lozingen van afvalwater die worden afgevoerd naar onze AWZI’s.

Kansen

Door in te zetten op minder energie en grondstoffen gebruik en meer schone energie en grondstoffen terug te winnen uit het afvalwater werkt het Hoogheemraadschap aan haar doelen om in 2030 alle benodigde energie duurzaam op te wekken en in 2050 volledig circulair te zijn.

5 Prioriteiten: op welke gedragsbeïnvloeding zetten we in?

Om te zorgen dat burgers, bedrijven en medeoverheden rekening houden met het goed functioneren van het watersysteem, kan Rijnland diverse instrumenten inzetten om het gedrag te beïnvloeden. Omdat het niet mogelijk is om op alle onderwerpen toezicht te houden en te handhaven, is een prioritering van de onderwerpen en programma’s, zoals in hoofdstuk 4 beschreven, opgesteld. Deze prioritering bepaalt waar de meeste aandacht naar uitgaat vanuit VTH.

De onderstaande prioriteiten gelden bij elk onderdeel van het proces van beleidsontwikkeling, voorlichting, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Per onderdeel van dit proces wordt bekeken welke prioriteiten relevant zijn. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • topprioriteit;

  • hoge prioriteit;

  • gemiddelde prioriteit;

  • lage prioriteit.

In onderstaande prioritering wordt gewezen op gedrag. Dit gedrag kan zowel actief handelen (iets doen) als het gebrek aan actief handelen (niets doen) betreffen. De prioriteit geldt hierbij niet alleen voor het actief handelen, maar ook voor het gebrek hieraan. Denk bijvoorbeeld aan het niet uitvoeren van een (onderhouds)verplichting.

5.1 Topprioriteit

Met het oog op klimaatverandering, toenemende periodes van droogte en verdergaande bodemdaling/CO2 uitstoot in het veenweidegebied, neemt het belang van de aan- en afvoer van (zoet) water verder toe. Daarnaast is de kwaliteit van dit water van belang om enerzijds in 2027 te kunnen voldoen aan de KRW doelstellingen als anderzijds een gezonde en vitale leefomgeving te creëren en behouden.

Rijnland richt zich op gedrag dat:

  • 1.

    de aan- en afvoer van water door het gehele watersysteem beperkt;

  • 2.

    niet in lijn is met de strategie voor de toekomstige waterverdeling;

  • 3.

    van negatieve invloed is op de waterkwaliteit van het gehele watersysteem in relatie tot de KRW doelstellingen.

En stimuleert gedrag:

  • 4.

    dat de hydraulische aan- en afvoer van water in het gehele watersysteem verbetert;

  • 5.

    dat water beter wordt vastgehouden en geborgen wordt in het fysieke systeem;

  • 6.

    dat de fysische en/of chemische kwaliteit in het gehele watersysteem verbetert en o.a. wordt voldaan aan de KRW doelstellingen;

  • 7.

    waarbij water en bodem een centrale rol speelt bij nieuwe gebiedsontwikkelingen, veenweide gebieden (bodemdaling en grondwaterstand) en bestaande bebouwing in steden, platteland en natuurgebieden (water en bodem sturend).

5.2 Hoge prioriteit

Omdat het beheergebied van Rijnland zich grotendeels onder zeeniveau bevindt, en het bestaansrecht van alle programma’s waar Rijnland zich voor inspant afhankelijk is van droge voeten, heeft waterveiligheid altijd hoge prioriteit. Tegelijkertijd zijn de primaire keringen zodanig op orde, dat het risico (= kans maal gevolg) vanwege een kleine kans op problemen gering is.

Binnen deze prioriteit richt Rijnland zich voornamelijk op de primaire waterkeringen langs de kust en rivieren, maar opvolgend ook op de regionale keringen. Hierbinnen gaat de aandacht naar:

  • 1.

    het gedrag waardoor de functionaliteit en/of stabiliteit van de waterkering in gevaar komt;

  • 2.

    het gedrag waardoor onderhoud aan en toekomstige verbeteringen van de waterkering onmogelijk of lastiger wordt;

  • 3.

    daar waar mogelijk de biodiversiteit te bevorderen. Versterken van de biodiversiteit kan de erosiebestendigheid van de bekleding verminderen.

5.3 Gemiddelde prioriteit

Rijnland geeft een gemiddelde prioriteit aan grondwater, zoetwatervoorziening, ecologie, emissies uit de awzi’s, het vaarwegbeheer en zwemwater. Hierbij richt Rijnland zich voornamelijk op:

  • 1.

    het gedrag waardoor de grondwaterstand verandert in veengebieden (bodemdaling) (water en bodem sturend), stedelijke gebieden (funderingen) of diepe droogmakerijen (zout);

  • 2.

    het gedrag waardoor de hoeveelheid zilte kwel kan toenemen;

  • 3.

    het gedrag waardoor de ecologische kwaliteit en potenties van een waterlichaam worden beschadigd, waaronder illegale lozingen;

  • 4.

    het gedrag waardoor de doorvaart in het Recreatietoervaartnet (de BRTN-routes) wordt gehinderd.

En het stimuleren van:

  • 5.

    de uitvoering van ecologisch onderhoud van watergangen in het gehele watersysteem;

  • 6.

    maatregelen die bijdragen aan ‘het huis van de vis’ en andere dieren;

  • 7.

    verbetering van Basis recreatie toervaart routes (BRTN-routes);

  • 8.

    verminderen (eventueel met inzet van samenwerkingsverbanden) van de emissies uit riool overstorten en ongerioleerde lozingen van huishoudelijk afvalwater.

5.4 Lage prioriteit

Alle activiteiten die hierboven niet zijn beschreven, krijgen van Rijnland een lage prioriteit.

6 Vergunningverlening

De Omgevingswet en het Omgevingsbesluit spreken van een uitvoeringstaak en Rijnland beschouwt vergunningverlening (plantoetsing) tot onderdeel van deze taak. Daarnaast wordt onder deze taak verstaan, het:

  • uitbrengen van advies (planadvies) aan een ander bestuursorgaan;

  • actualiseren, wijzigen en intrekken van een vergunning en

  • vaststellen van maatwerkvoorschriften.

Het kader voor vergunningverlening wordt gevormd door Europese, landelijke en lokale wet- en regelgeving en beleid zoals de KRW, BBT, Nationaal Waterplan, Waterbeheerprogramma, Waterschapsverordening en NEN-normen.

6.1 De taken van vergunningverlening

Regulerende taken hebben tot doel om ingrepen en handelingen in en rondom de waterstaatswerken en lozingen op oppervlaktewaterlichamen en zuiverings-technische werken te voorkomen, te compenseren of te mitigeren. Hierdoor wordt de kans op schade voor mens, milieu en economie voorkomen of beperkt.

In wet- en regelgeving worden regels gesteld waar de overheden zich aan moeten houden bij het uitvoeren van hun vergunningverleningstaak. Denk hierbij aan het bespreken en toetsen van plannen tijdens vooroverleg door de planadviseur, het opstellen van maatwerkvoorschriften bij landelijke regels, het verlenen van vergunningen, het systematisch actualiseren van bestaande vergunningen, toezicht houden op de naleving van regels en indien nodig handhavend optreden. Deze regels zijn opgesteld om de risico’s voor mens, water en natuur te beperken, zodat de veiligheid en gezondheid niet in het geding komt.

De vergunningverleningstaken bestaan o.a. uit:

  • planadvisering, weging van waterbelangen;

  • voorlichting over wet- en regelgeving;

  • het toetsen en afhandelen van alle vergunningaanvragen en meldingen;

  • het opstellen van maatwerkvoorschriften;

  • adviseren over (vergunningsvrije) activiteiten; beantwoorden van de vraag of iets mag of niet;

  • het verzorgen van klantcontacten die betrekking hebben op genoemde aanvragen of die betrekking hebben op informatie in algemene zin betreffende wet- en regelgeving;

  • uitvoeren van legalisatietoetsen n.a.v. geconstateerde overtredingen.

Op basis van de taken en bevoegdheden van het waterschap worden omgevingsvergunningen met een wateractiviteit verleend en maatwerkvoorschriften opgelegd. Daarnaast heeft het waterschap nog wettelijke adviestaken rondom waterbelangen richting ander bevoegde gezagen. Bijvoorbeeld om de ‘weging van het waterbelang’ (voorheen de ‘watertoets’) te borgen. Ook bij deze projecten geldt dat water en bodem sturend leidend is in onze advisering.

6.1.1 Vormen van vergunningverlening

Omgevingswet

Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht en die bundelt en vereenvoudigt de wetten en regels voor de leefomgeving. Het gaat onder andere om wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, inrichting van de ruimte en natuur. Waterschappen, provincies en gemeenten werken samen met het Rijk aan de invoering van de Omgevingswet.

Waterschapsverordening en Onderhoudsverordening

Per 1 januari 2024 is de Waterschapsverordening de Rijnlandse Keur van kracht. Hierin zijn voor Rijnland specifieke eisen opgenomen die het Hoogheemraadschap stelt aan waterstaatswerken en het watersysteem. Met de Waterschapsverordening reguleert Rijnland activiteiten die van invloed zijn op de waterveiligheid, -kwantiteit en -kwaliteit. Op basis van deze verordening is bepaald welke activiteiten binnen Rijnland onder de vergunningplicht, voorwaarden zonder vergunning, en zorgplicht vallen.

De Onderhoudsverordening Rijnland bevat regels over het onderhouden van waterkeringen, de zeewering, oppervlaktewater en werken die belangrijk zijn voor het waterbeheer. Zo staat in deze verordening wanneer het onderhoud klaar moet zijn, wie hiervoor moet zorgen en waaruit het onderhoud bestaat. VTH heeft hier een toezichthoudende taak.

6.1.2 Basiswerkwijze en producten

De Omgevingswet zorgt ervoor dat alle wetten en regels van overheden zijn gebundeld in één systeem: het digitale Omgevingsloket. Via dit systeem kunnen bedrijven en particulieren de vergunningencheck, aanvragen en meldingen doen. In het Omgevingsloket is de Waterschapsverordening via de optie ‘regels op de kaart’ te raadplegen.

Rijnland heeft de taak om omgevingsvergunningen voor een wateractiviteit en meldingen te beoordelen. Dit doet Rijnland op basis van de centrale vraag ‘is het initiatief van de aanvrager acceptabel?’ met als doel het voorkomen van onacceptabel gedrag. Daarbij neemt Rijnland de aanvraag in volgorde van binnenkomst in behandeling. Afhankelijk van de complexiteit van een aanvraag wordt dit individueel of projectmatig in behandeling genomen. Daarnaast wordt in complexe gevallen bij voorkeur veel aandacht besteed in het voortraject en vindt er vooroverleg plaats met het betreffende bestuursorgaan.

Met behulp van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) wordt bepaald welke vergunning of melding is vereist voor de voorgenomen handeling. De initiatiefnemer dient middels het DSO een vergunningsaanvraag of melding in te dienen.

Vanuit het DSO ontvangt Rijnland mogelijk ook:

  • aanvragen voor een gelijkwaardige maatregel;

  • aanvragen voor maatwerkvoorschriften;

  • informatie over ongewone voorvallen;

  • informatie die volgens de regels met Rijnland moet worden gedeeld.

Op basis van de wettelijke taak van het hoogheemraadschap en afhankelijk van de aard en locatie van de voorgenomen werkzaamheden, behandelt Rijnland de vergunningaanvraag of melding. Indien een aanvraag onvolledig is, stuurt Rijnland een verzoek toe om aanvullende informatie waarbij de beslistermijn direct wordt stilgelegd. Zodra de aanvraag volledig is aangevuld, wordt het traject weer verder opgepakt.

Ook dient de eigen organisatie een vergunningaanvraag of melding te doen van activiteiten die het eigen bestuursorgaan uitvoert in en rondom waterstaatswerken en het watersysteem. Deze aanvragen worden gevoegd in de aanvragen vanuit derden en worden niet met voorrang behandeld, maar volgen een gelijke behandeling conform het besluit D&H.

Ten alle tijde wordt ernaar gestreefd dat 100% van de vergunningsaanvragen binnen de wettelijke termijn worden afgehandeld met bij voorkeur een zo kort mogelijke doorlooptijd.

Na de ontvangst van een aanvraag zorgt Rijnland ervoor dat:

  • betrokkenen worden geïnformeerd over de geldende normen en bijbehorende procedures;

  • betrokkenen begrijpen waarvoor de normen belangrijk zijn;

  • er geen overbodige regeldruk ontstaat;

  • er geen tegenstrijdige voorschriften worden gesteld;

  • Rijnland handelt in de geest van de regels en

  • Rijnland handelt binnen de termijnen.

6.2 Betrokken bij planadvisering

Rijnland heeft als planadviseur de ambitie bij planvorming te adviseren om onacceptabel gedrag om te buigen naar gewenst gedrag waarbij minimalistische verbeteringen worden opgewaardeerd tot ruime verbeteringen met het oog op de toekomst. Dit is tevens gegeven vanuit de Waterschapsverordening die de initiatiefnemer verplicht de omgeving goed te informeren en te laten participeren in de planvorming.

Bij voorkeur wordt Rijnland aan de voorkant in de rol van planadviseur aangehaakt bij ontwikkelplannen. Rijnland volgt hierin de initiatiefnemer en stelt zichzelf beschikbaar om mee te denken in het proces. Tijdens het vooroverleg zorgt Rijnland ervoor dat:

  • betrokkenen worden gewezen op het belang van het water en bodem sturend principe;

  • betrokkenen worden geïnformeerd over het functioneren van het lokale watersysteem en de aanwezige knelpunten;

  • betrokkenen worden gewezen op concrete opties om het watersysteem te verbeteren;

  • betrokkenen worden geïnformeerd over eventuele stimuleringsregelingen zoals subsidies en heffingen;

  • betrokkenen worden geïnformeerd over de geldende normen en bijbehorende procedures en

  • Rijnland een betrouwbare partners is, die snel (in ieder geval binnen de termijnen) adviseert.

6.3 Zorgplicht

De zorgplicht is opgenomen in de Omgevingswet en specifieke zorgplichten staan benoemd in het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL). Daarnaast is voor het Rijnlands beheergebied de zorgplicht geborgd in de Waterschapsverordening4 die per 1 januari 2024 van kracht is.

De zorgplicht houdt in dat overheden, burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde leefomgeving. Degene die een lozingsactiviteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de leefomgeving is verplicht maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht geldt naast de voorwaarden uit een vergunning of voorwaarden zonder vergunning. Derhalve neemt Rijnland met de ingang van de Waterschapsverordening zorgplicht als aparte vermelding niet meer op in de watervergunning. Op basis van ervaring wordt geëvalueerd of de zorgplicht wordt opgevolgd zonder dat het expliciet wordt benoemd. Hier vindt met regelmaat evaluatie op plaats en wordt indien nodig bijgesteld.

6.4 Projectbesluit en Vergunning eigen werken

Een projectbesluit is verplicht voor de aanleg, verlegging of versterking van primaire waterkeringen die niet in beheer zijn bij het Rijk (artikel 5.46, tweede lid, Ow).

Als de Minister(s) namens het Rijk of Gedeputeerde Staten een projectbesluit vaststellen met inbegrip van de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit dan heeft het dagelijks bestuur van het waterschap een adviesrecht met instemming en een mede-handhavingsbevoegdheid.

In veel gevallen zal het projectbesluit een te zwaar instrument zijn voor werken die door het Hoogheemraadschap worden uitgevoerd. In die gevallen kan worden teruggevallen op de zogenaamde 'vergunning eigen werken'. De besluitvorming over een project verloopt dan via een omgevingsvergunning, waarbij de water- of wegbeheerder via een vergunning aan zichzelf de besluitvorming over een project vormgeeft. De criteria op basis waarvan de vergunning eigen werken wordt verleend zijn dezelfde als voor andere aanvragen. Met de verbeterdoelen van de Omgevingswet in het achterhoofd, is het dan de kunst om de integrale benadering van de leefomgeving vorm te geven door samen te werken met de medeoverheden en ruimte te bieden aan lokaal maatwerk. Ervaring leert dat een goede interne samenwerking en tijdige onderlinge afstemming cruciaal zijn om te voorkomen dat enerzijds de benodigde informatie niet compleet of op tijd wordt aangeleverd, anderzijds projecten nodeloos vertraging oplopen.

6.5 Initiatieven en innovatie

Rijnland staat positief tegenover initiatieven en innovatie en denkt dan ook graag mee met de initiatiefnemer gelet op de regelgeving. De vergunningverlener gaat niet op de stoel van de initiatiefnemer zitten, maar zal tijdens planvorming wel een adviserende rol aannemen. Ook is de vergunningverlener in staat om een besluit te schrijven dat zowel juridisch verdedigbaar is, als ook leesbaar, eenduidig uitlegbaar en handhaafbaar is.

7 Toezicht en handhaving

7.1 Doel Toezicht en Handhaving: gedragsbeïnvloeding

Met toezicht en handhaving wordt gedrag beïnvloed en situaties hersteld. Gewenst gedrag wordt gestimuleerd om positief te blijven, ongewenst gedrag krijgt een prikkel om ten positieve te veranderen. Daardoor is toezicht en handhaving meer dan alleen controlerend en sanctionerend optreden. Het is gedragsbeïnvloeding ten gunste van een beter naleefgedrag, een veilige en gezonde leefomgeving.

Naleefgedrag kan slechts serieus worden bevorderd door het inzetten van een combinatie van interventies. Al die interventies hebben namelijk onderling een ondersteunende, versterkende en/of aanvullende rol. In samenhang ziet dat er als volgt uit5:

afbeelding binnen de regeling

7.2 Handhavingsstrategie

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van het omgevingsrecht. Voor het bestuur geldt de zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Handhaving moet doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Wanneer regels worden overschreden en het vertrouwen van andere burgers dan de overtreder in de handhavende overheid daardoor wordt geschaad, is een passende interventie geboden. Wat een passende interventie is, hangt af van de aard, zwaarte, oorzaken en gevolgen van de overtreding en van het verwachte effect van de interventie. Het gedrag van de overtreder speelt zowel bij bestuurs- als strafrechtelijke interventies een rol.

Interveniëren is breder dan het opleggen van sancties; aanspreken, waarschuwen en informeren kunnen in concrete gevallen passende interventies zijn. Wel is het uit oogpunt van rechtsgelijkheid belangrijk dat in vergelijkbare situaties interventies op eenzelfde wijze worden toegepast. En een persoon of onderneming die met Rijnland als handhaver te maken krijgt, moet in de gelegenheid worden gesteld haar of zijn zienswijze kenbaar te maken, en hiervoor een redelijke termijn te krijgen rekening, houdend met de ernst van de gevolgen van de overtreding. De termijn mag niet dusdanig lang zijn dat feitelijk sprake is van gedogen. Per geval kan dit verschillen en moet dit op basis van voornoemde punten worden afgewogen.

De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

Rijnland volgt voor het complete pakket aan strategieën van de nalevingstrategie LHSO6. De kern van de LHSO is een interventiematrix waarin een boordeling van zowel de ernst van de overtreding, als het gedrag van de overtreder wordt gewogen. Dit leidt tot een set aan in te zetten handhavingsmaatregelen die per geval kunnen verschillen, afhankelijk van die weging.

Wat een passende interventie is, wordt bepaald door beantwoording van twee hoofdvragen:

  • 1.

    Is herstel mogelijk? Zo ja, welke bestuursrechtelijke interventie is dan het meest geschikt?

  • 2.

    Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk), is het meest passend?

Handhavingsinstrumenten

Er zijn verschillende instrumenten inzetbaar om het gedrag van mensen te stimuleren en te beïnvloeden. Daarbij streeft Rijnland in eerste instantie altijd naar instrumenten die erop zijn gericht het gewenste gedrag van mensen te stimuleren en daarmee zijn gericht op herstel. De volgende handhavingsinstrumenten zijn inzetbaar:

  • 1.

    Instrumenten gericht op herstel

    • a.

      Last onder dwangsom: overtreder krijgt een dwangsom opgelegd voor het niet herstellen of het overtreden van de regel binnen de begunstigingstermijn.

    • b.

      Last onder bestuursdwang: overtreder krijgt een redelijke termijn om de situatie te herstellen (begunstigingstermijn). Indien deze termijn is verstreken, herstelt Rijnland de overtreding en verhaalt de kosten op de overtreder.

  • 2.

    Strafrechtelijke sanctie:

    • a.

      Bestuurlijke strafbeschikking: wordt gebruikt bij de handhaving van eenvoudige overtredingen en is geregeld in het Wetboek van Strafvordering en het Besluit OM-afdoening.

    • b.

      Indien geen bestuurlijke strafbeschikking kan worden opgelegd, kunnen overtredingen/misdrijven worden afgedaan met een proces-verbaal.

    • c.

      Strafbaarheid van de overtreding volgt (meestal) op grond van de Wet economische delicten.

De handhavingsstrategie van Rijnland

Inzet op stimuleren van gewenst gedrag was al een belangrijk onderdeel van de vorige Nota Naleving. Hiermee komen de handhavingsstrategie en de preventiestrategie meer met elkaar in balans. In aanvulling hierop zetten we nu in op:

  • Nog meer inzet op preventieve aanpak

  • Risicogericht toezicht

  • Doelgerichte aanpak

  • a.

    Meer inzet op preventieve aanpak

Het toezichts- en handhavingsdomein zet steeds meer in op gedragsbeïnvloeding gedurende het gehele proces van beleidsontwikkeling en in de keten van (vergunningverlening,) toezicht en handhaving door meer nadruk op preventie in de vorm van informeren en adviseren. De planadviseurs, vergunningverleners en toezichthouders vervullen hierin een belangrijke rol.

Door de kennis vanuit toezicht en handhaving bij de ontwikkeling van regelgeving, beleid, projecten en de inrichting van inspectiewerkzaamheden te betrekken, kan al vroeg het naleefgedrag worden bevorderd.

  • b.

    Risicogericht toezicht

Risicogericht toezicht is al enkele jaren de algemeen geaccepteerde standaard. Het toezicht wordt daar gehouden waar de risico's door niet naleving voor de uitvoering van de basistaak van het Hoogheemraadschap groot zijn. Risicogericht toezicht vraagt een flexibele wijze van werken waarbij de risico's per toezichtveld of doelgroep periodiek worden bepaald, zodat ingesprongen kan worden op de actualiteit, zoals maatschappelijke-, politieke-, omgevings- of klimaatontwikkelingen. Dit doen we op basis van de kansen- en risicoprioritering, en leggen we vast in het NUP.

  • c.

    Doelgroepgerichte aanpak

In bepaalde gevallen kan de keuze voor een instrument passend bij een doelgroep bijdragen aan effectief en efficiënt toezicht en handhaven. Ook heeft deze aanpak als effect dat de mogelijke toezichtlasten voor onze inwoners zo laag mogelijk worden gehouden. Bij het toepassen van een doelgroepgerichte aanpak is het van belang inzicht te hebben in:

  • welke doelgroepen te onderscheiden zijn;

  • hoe de doelgroepen het best benaderd kunnen worden;

  • voor welke interventies de doelgroepen vatbaar zijn;

  • hoe de doelgroep in beweging wordt gekregen;

  • hoe zich tot de doelgroep te verhouden.

Dit doen we door het uitvoeren van een doelgroepenanalyse (zie paragraaf 3.1.4) en leggen we eveneens vast in het NUP.

Handhaven eigen werken

Uit oogpunt van rechtsgelijkheid dienen gelijke gevallen gelijk behandeld te worden, ook als het de eigen werken of de eigen dienst betreft. Wel is het uitgangspunt in alle gevallen tweeledig: is herstel mogelijk en bestraffing opportuun? Als overtredingen worden geconstateerd wordt in eerste instantie contact opgenomen met de verantwoordelijke interne opdrachtgever. Als deze de overtreding niet beëindigt vindt overleg plaats in de betreffende lijn: teamleider - (resultaat)manager - directeur en vervolgens het bestuur.

Handhaven andere overheden

Het handhaven van andere overheden vindt plaats conform de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet en er wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen overheden en niet-overheden. Bij politiek gevoelige casussen, waarbij volgens de LHSO waarschuwen als aangewezen interventie geldt, kan waar nodig naast ambtelijk ook op bestuurlijk niveau contact worden gezocht om de overtreding te doen beëindigen. Als contact op ambtelijk of bestuurlijk niveau niet tot beëindiging van de overtreding leidt, wordt het voorstel voor de inzet van middelen in afstemming met de portefeuillehouder bepaald.

Samenwerken met ketenpartners in het beheergebied

We werken samen met andere overheidsdiensten die actief zijn in ons werkgebied, ter bevordering van een uniforme werkaanpak. De afdeling handhaving van Rijnland staat in direct contact met haar ketenpartners in het beheergebied en er vindt waar nodig afstemming plaats. Wanneer de nota naleving of het NUP is geactualiseerd, wordt dit gedeeld met de ketenpartners. Afhankelijk van een eventuele terugkoppeling vanuit de ketenpartners vindt er een aanvullend overleg plaats.

7.2.1 Toezichtstrategie

In de fase waarin toezicht wordt gehouden kan Rijnland vooral voorkomen dat onacceptabel gedrag wordt vertoond. Toezicht is signalerend, corrigerend en regulerend. Dit betekent dat toezicht zowel preventief kan zijn, als een repressief element in zich kan hebben. Het bepalen van de inzet van toezichthouders en handhavers gebeurt naar aanleiding van de in de probleemanalyse gestelde prioriteiten en worden vastgelegd in het NUP. Om dit te realiseren zorgt Rijnland ervoor dat:

Preventief:

  • betrokkenen worden geïnformeerd over de geldende normen en bijbehorende procedures;

  • betrokkenen begrijpen waarvoor de normen belangrijk zijn;

  • er voldoende afschrikkende werking uitgaat van het toezicht;

  • Rijnland actief communiceert met de doelgroep over de toezichthoudende werkzaamheden en constateringen;

  • Rijnland handelt in de geest van de regels;

  • kansen om het gedrag te stimuleren worden benut.

Actief, planmatig toezicht:

  • toezicht op verleende vergunningen en ingekomen meldingen;

  • schouw onderhoud watergangen;

  • surveillance in het hele gebied;

  • projectmatig toezicht op specifieke doelgroepen, onderwerpen of gebieden;

  • vaste aandachtsgebieden als controles op de glastuinbouw of open teelt.

Reactief:

  • klachten en incidentmeldingen;

  • calamiteiten;

  • verzoeken tot handhaving.

De inzet van mensen en middelen wordt jaarlijks vastgelegd in het NUP

7.2.2 Sanctiestrategie

Het hoogheemraadschap van Rijnland zet, conform de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht, sanctioneren in met als doel om onacceptabel gedrag bij te sturen dan wel in te perken. Daarbij wordt aangestuurd op het voorkomen van herhaling van dit ongewenst gedrag. Daarnaast kan sanctioneren er ook voor zorgen dat andere partijen dan de overtreder, als gevolg van sanctioneren in hun omgeving, worden afgeschrikt en dat onacceptabel gedrag ongedaan wordt gemaakt.

De zwaarte van het in te zetten sanctiemiddel wordt hierbij bepaald door:

  • 1.

    De aard en de ernst van de overtreding: mogelijke gevolgen voor milieu, veiligheid en gezondheid, toegespitst op het watersysteem.

  • 2.

    Het gedrag van de overtreder. Het uitgangspunt is dat de meest effectieve aanpak leidt tot het veranderen van het gedrag van de overtreder.

Bij het uitvoeren van sancties hanteert het Hoogheemraadschap de volgende stappen:

  • Iedere door Rijnland geconstateerde overtreding wordt opgevolgd met een waarschuwing dan wel één of meerdere sancties.

  • De mate van de sanctie wordt afgeleid van de landelijke handhavingsstrategie.

  • De mate van de sanctie bij overtredingen die zijn begaan door Rijnland of andere overheden wordt afgeleid van de landelijke handhavingsstrategie.

  • Door Rijnland geconstateerde overtredingen worden gemeld bij het bevoegde bestuursorgaan wanneer dit verplicht is of wanneer volgens de landelijke handhavingsstrategie een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctie gewenst is.

  • Over geconstateerde overtredingen en de toegepaste sanctie communiceert Rijnland actief richting de overtreder en eventueel direct belanghebbenden.

  • Rijnland is terughoudend met ‘naming and shaming’.

  • Rijnland kan gedogen wanneer sprake is van een overgangssituatie, een situatie waarin het te beschermen belang is gebaat bij gedogen of situaties waarin andere zwaarwegende belangen aanleiding geven om te gedogen.

7.2.3 Gedoogstrategie

Het Hoogheemraadschap van Rijnland dient als bevoegd bestuursorgaan met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden bij constatering van een overtreding van een wettelijk voorschrift7. Bij wijze van uitzondering kan Rijnland besluiten te gedogen.

Het hoogheemraadschap van Rijnland volgt de landelijke gedoogstrategie zoals vastgelegd in de “Nota grenzen aan gedogen” (Kamerstukken II 1996/97, 25085).

Deze nota beschrijft het begrip gedogen als volgt: Gedogen komt in de huidige praktijk in twee hoofdvormen voor. De eerste vorm is, dat de met handhaving belaste overheidsinstantie ter zake van een eenmaal geconstateerde overtreding niet handhavend optreedt. De tweede vorm die in de praktijk voorkomt is, dat de met uitvoering of handhaving belaste overheidsinstantie reeds voordat een bepaalde overtreding plaatsvindt, aangeeft dat zij daartegen niet handhavend zal optreden.”

Zie verder: Grenzen aan gedogen

Indien een overtreder niet in staat is de overtreding te beëindigen, kan Rijnland in plaats van te sanctioneren de overtreding ook gedogen. De overtuiging om een overtreding te gedogen volgt over het algemeen als er sprake is van overmacht- en of een overgangssituatie en of wanneer handhavingsmiddelen niet rechtvaardig of passend zijn in verband met de te bereiken doelstellingen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Van handhaving kan worden afgezien op basis van:

  • vertrouwensbeginsel;

  • gelijkheidsbeginsel;

  • evenredigheidsbeginsel, of;

  • concreet zicht op legalisering van de situatie.

Op dat moment acht Rijnland het continueren van het handhavingstraject niet voldoende gerechtvaardigd. Hiervoor hanteert Rijnland de volgende voorwaarden:

  • De overtreder dient een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot gedogen in. Het verzoek bevat ter onderbouwing de gegevens en bescheiden waarop de overtreder zijn verzoek baseert.

  • Het staat vast dat er sprake is van een uitzonderlijke, tijdelijke situatie waarbij handhaven in het individuele geval disproportioneel is. Gedogen is op grond van het Europees recht alleen toegestaan als het absoluut onmogelijk is om handhavend op te treden of als handhaving disproportioneel is.

  • Het staat vast dat er geen alternatieven en/of mogelijkheden zijn om:

    • de oorzaken van de gedoogpraktijk te voorkomen. Van de overtreder wordt verwacht dat hij aantoonbaar een inspanning (onderzoek, studie, procesinrichting, etc.) heeft verricht naar mogelijke alternatieven en/of mogelijkheden. Hij kan gemotiveerd aantonen dat er geen alternatieven en/of mogelijkheden voorhanden zijn of

    • een ander instrument in te zetten. Het moet voorkomen worden dat er een situatie ontstaat waarbij een vergunde activiteit alsnog illegaal wordt doordat de vergunning niet langer geldig is, terwijl een vergunningprocedure in voorbereiding is. Het signaal dat de vergunning op korte termijn gaat verlopen, kan reden zijn om de geldigheidstermijn van de vergunning tijdelijk te verlengen. Er dient wel sprake te zijn van een situatie die relatief onschadelijk wordt geacht. Indien een vergunning tijdig wordt verlengd, is gedogen niet nodig.

  • De bestuurlijke beslissing om met het verzoek in te stemmen, wordt vastgelegd in een gedoogbeslissing;

    • De gedoogbeslissing is beperkt in tijd en mogelijk ook in omvang.

    • De beslissing wordt voorzien van voorschriften.

    • De beslissing is geen besluit in de zin van de Awb en is niet voor bezwaar en beroep vatbaar. De beslissing is voorbereid met een uitgebreide belangenafweging.

Handelingswijze gedoogbeslissing

Uit jurisprudentie volgt dat gedoogbeslissingen, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen, geen besluiten zijn omdat deze beslissingen niet op rechtsgevolg zijn gericht. Een gedoogbeslissing is een brief van een bestuursorgaan waarin is vermeld dat volgens het bestuursorgaan sprake is van een overtreding, waartegen het bestuursorgaan vooralsnog niet tot handhaving overgaat, zonder meer of alleen als aan de in de brief vermelde voorwaarden wordt voldaan. De gedoogbeslissing heeft het karakter van een - al dan niet voorwaardelijke - toezegging van het bestuursorgaan dat het vooralsnog niet tot handhaving overgaat.

Een uitgebreide belangenafweging maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de procedure naar een gedoogbeslissing. Een beslissing tot gedogen kan verregaande gevolgen hebben. Naast de belangen van het watersysteem kunnen ook de belangen van de verzoekende overtreder en van anderen in het geding komen. In het proces vindt een uitgebreide controle plaats met een onderzoek door toezicht en handhaving. Het doel hiervan is om alle omstandigheden van dit specifieke geval in beeld te krijgen en vast te leggen. Dit omvat ook het vergaren van informatie vanuit de eigen organisatie.

Voorkomen dient te worden dat er een ongewenste en mogelijk onbeheersbare situatie ontstaat die een (potentiële) bedreiging vormt voor het behalen van de doelstellingen door het hoogheemraadschap. Om die reden worden er aan een gedoogbeslissing voorwaarden in de vorm van voorschriften verbonden. De voorschriften zijn voor eenduidige uitleg vatbaar: ze zijn duidelijk, volledig en richten zich op het beschermen van de belangen van het watersysteem. De voorschriften hebben een regulerend karakter en dienen voorbereid te worden met vergunningverlening. De overtreder krijgt met een gedoogbeslissing de mededeling dat vooralsnog niet tot handhaving wordt overgegaan, onder de voorwaarde dat de voorschriften worden nageleefd. Toezicht en handhaving controleert op de naleving. Wanneer de voorwaarden niet worden nageleefd wordt in beginstel niet langer gedoogd, maar wordt alsnog handhavend opgetreden.

7.3 Innovatie t.a.v. uitvoeringstaken

Rijnland staat positief tegenover innovaties om daarmee de toezicht- en handhavingstaken op een efficiënte wijze uit te voeren. We volgen landelijke ontwikkelingen op zowel ICT als nieuwe detectietechnieken en passen deze toe waar mogelijk.

Ondertekening

Leiden, 3 september 2024

Dijkgraaf en hoogheemraden

R.A.M. van der Sande, dijkgraaf

M. Middendorp, secretaris


Noot
1

‘Samen sterk als waterbeheerders! Kwaliteitscriteria voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) Waterbeheer, 23 maart 2015

Noot
2

Zie voor de actualiseringsplicht artikel 5.38 van de Omgevingswet en de artikelen 8.98 en 8.99 van het Besluit kwaliteit Leefomgeving (Bkl).

Noot
3

Seveso-inrichting (voorheen BRZO bedrijven) zijn bedrijven die meer dan een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen op hun terrein aanwezig hebben. Regels om zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen zijn opgenomen in de Europese Seveso III richtlijn (In Nederland geïmplementeerd in de Omgevingswet).

Noot
4

Zie artikel 1 Waterschapsverordening de Rijnlandse Keur: http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR702806

Noot
5

Voor de Preventiestrategie wordt verwezen naar de uitwerking van o.a. het WBP6 en algemene beleidsstukken.

Noot
6

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)

Noot
7

Zie jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State