Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie Den Haag 2024

Geldend van 13-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2024

Intitulé

Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie Den Haag 2024

Toelichting

Ten behoeve van de voor- en vroegschoolse educatie in Den Haag is er een nieuwe Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie Den Haag 2024 opgesteld conform de uitgangspunten van de Kadernota subsidiebeleid Den Haag 2020-2023 (RIS305416), de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020 (RIS305417) en de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019 (RIS301035).

De Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie 2024 volgt de Subsidieregeling voorschoolse educatie Den Haag 2023 op en voorziet daarbij, ten opzichte van de regeling uit 2023, in aanvullende subsidiemogelijkheden om de kwaliteit van de vroegschoolse educatie in het primair onderwijs te versterken. Daardoor kunnen scholen kinderen nog beter voorbereiden op een gelijke start in groep 3.

Verder zijn de subsidiebedragen in de regeling verhoogd, de subsidieplafonds voor 2025 opgenomen en is de Subsidieregeling zomerscholen voorschoolse educatie Den Haag 2023 voor het kalenderjaar 2025 in de subsidieregeling geïntegreerd.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

gelet op:

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020; en

  • -

    artikel 1.6 van de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019;

besluit:

vast te stellen de navolgende Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen 

Artikel 1.1Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder: 

- activiteitenprogramma: 

programma van samenhangende activiteiten met begroting voor de duur van één kalenderjaar, dat onderdeel is van een lopend meerjarenprogramma, gericht op het tegengaan van leerachterstanden, met name taalachterstanden, uitgevoerd door de zomerschool voorschoolse educatie; 

- ASV: 

Algemene Subsidieverordening Den Haag 2020; 

- Awb: 

Algemene wet bestuursrecht; 

- basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; 

- brede talentontwikkeling: 

aanspreken van alle talenten van peuters, naast cognitie, om de motivatie en het zelfvertrouwen van peuters te versterken en daarmee hun kansen op een goede start op de basisschool te vergroten; 

- CJG: 

Centrum voor Jeugd en Gezin, centrum waar ouders, verzorgers en jongeren tot 23 jaar terecht kunnen met vragen over gezondheid, opvoeden en opgroeien; ; 

- contracturen: 

aantal uren kinderopvang per jaar dat is overeengekomen met de ouders als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder f, van de Regeling Wet kinderopvang; 

- doelgroepkind: 

kind woonachtig in Den Haag met een indicatiestelling voor- en vroegschoolse educatie van het CJG waarbij één of meer van de volgende criteria op het kind van toepassing zijn: 

a. het opleidingsniveau van één ouder of beide ouders is lager dan mbo-2 niveau; 

b. de thuistaal is een andere taal dan Nederlands, uitgezonderd de kinderen die geen Nederlandstalig onderwijs zullen volgen; 

c. er is een taal- of ontwikkelingsachterstand of een risico hierop, vastgesteld door het CJG en deze achterstand is niet te wijten aan in het kind gelegen factoren; 

d. het kind heeft naar het oordeel van het CJG om andere redenen baat bij voor-of vroegschoolse educatie; 

- gemeentelijk registratiesysteem: 

gemeentelijk automatiseringssysteem ten behoeve van betalingen aan kinderopvangorganisaties, het verlenen van tegemoetkomingen aan ouders, het uitwisselen van gegevens tussen gemeente en houder en het monitoren van aantallen doelgroepkinderen op peuteropvang en peuteropvang met voorschoolse educatie; 

- HLN: 

Haags Leernetwerk; gezamenlijk leernetwerk over voor- en vroegschool ten behoeve van kennisdeling in Den Haag;

- houder kinderopvang: 

houder als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang; 

- kindercentrum: 

kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang; 

- kinderopvang met voorschoolse educatie: 

kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, met één of meer lokalen waar voorschoolse educatie aan peuters wordt aangeboden; 

- Kinderopvang Platform: 

overleg waarin besturen van kinderopvangorganisaties met voorschoolse educatie onderling overleggen; 

- kwaliteitsspiegel: 

rapport op basis van het monitoren van de kwaliteit van de voorschoolse educatie door middel van een vragenlijst van de gemeente; 

- LRK: 

landelijk register kinderopvang; het register als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de Wet kinderopvang; 

- lokaal: 

ruimte waarin voorschoolse educatie wordt gegeven binnen een kindercentrum en tevens rekeneenheid op basis waarvan subsidie wordt verstrekt;

- maximum uurprijs: 

maximum uurprijs als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag; 

- Onderwijskamer: 

bestuurlijk overleg tussen de gemeente, de bevoegde gezagsorganen van scholen en houders van kinderopvangcentra als bedoeld in artikel 161 van de Wet op het primair onderwijs; 

- Onderwijsloket: 

digitaal loket als bedoeld in artikel 1.1, van de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019;

- partners:

organisaties waarmee in het kader van de pilot zomerschool voorschoolse educatie wordt samengewerkt, zoals scholen, welzijnsorganisaties en ondersteunende organisaties; 

- pedagogisch beleidsmedewerker: 

persoon van 18 jaar of ouder, die bezoldigd werkt bij een kindercentrum en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering van hun werkzaamheden; 

- peuter: 

kind in de leeftijd vanaf 2,5 jaar tot en met het einde van de kalendermaand waarin het 4 jaar is geworden; 

- peuterconsultent:

consulent die ouders informeert over het belang van voorschoolse educatie, adviseert over taalontwikkeling en ondersteunt bij het aanmelden van kinderen voor voorschoolse educatie;

- resultaatafspraken voor- en vroegschoolse educatie: 

schriftelijke afspraken tussen gemeente, kinderopvang en primair onderwijs over vroeg- en voorschoolse educatie; 

- school: 

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; 

- toeleiding:

proces waarin alle betrokken partijen zich inspannen om zoveel mogelijk doelgroepkinderen te bereiken en te bewegen aan voorschoolse educatie deel te nemen;

- voorschoolse educatie: 

voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang; 

- vroegschoolse educatie: 

vroegschoolse educatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; 

- zomerschool voorschoolse educatie: 

voorziening in de zomervakantie voor doelgroepkinderen gericht op het voorkomen van achterstanden gecombineerd met activiteiten gericht op brede talentonwikkeling; 

- zomervakantie: 

vakantieperiode aan het einde van een schooljaar zoals die bij ministeriele regeling voor de regio midden wordt vastgesteld. 

Artikel 1.2Toepassingsbereik 

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikelen 2.2.2, 2.3.2, 2.4.2, 2.5.2, 2.6.2, 2.7.2, 3.2, 4.2 en 5.2 bedoelde activiteiten.

Artikel 1.3Aanvraagtermijn en aanvraag

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV, wordt een aanvraag om subsidie ingediend:

    a. voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.2, 2.7.2, 3.2, 4.2 en 5.2 in de periode van 1 oktober tot en met 30 november direct voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    b. voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2, 2.4.2, 2.5.2 in de periode van 1 december direct voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft tot en met 30 september van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    c. voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.2 vóór 1 juni 2025.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van een voor deze regeling door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient dit digitaal via het onderwijsloket in.

Artikel 1.4Beslistermijn 

In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV, beslist het college binnen 12 weken na de laatste dag van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 1.5Weigeringsgronden 

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV kan het college de subsidie weigeren als: 

  • a. het een aanvraag betreft op grond van de paragrafen 2.2 en 2.4 terwijl minder dan zes maanden daaraan voorafgaand aan de aanvrager een startsubsidie als bedoeld in paragraaf 2.3 is toegekend; 

    b. indien het kindercentrum van de aanvrager niet voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die gesteld worden aan een kindercentrum volgens de Wet kinderopvang en Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, blijkend uit de rapporten van toezichthouders van de inspectie kinderopvang en voorschoolse educatie.

Artikel 1.6Verplichtingen 

Onverminderd artikel 4:37 van de Awb en de artikelen 12 en 13, van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a de subsidieontvanger werkt mee aan het onderzoek op grond van de door het college aangewezen toezichthouder; 

    b. de subsidieontvanger werkt mee aan inhoudelijk onderzoek ten behoeve van monitoring en evaluatie; 

    c. de subsidieontvanger stelt, op verzoek van het college, de ervaringen en ontwikkelde producten ter beschikking aan andere kindercentra of instellingen; 

    d. de subsidieontvanger hanteert een maximaal uurtarief voor voorschoolse educatie gelijk aan of lager dan de maximum uurprijs kinderopvangtoeslag, welke jaarlijks wordt vastgesteld door het Rijk. 

Artikel 1.7Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze: 

  • a. subsidies als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder a, worden bevoorschot in twee termijnen: in januari een voorschot van 60% van de verleende subsidie en in juli een voorschot van 40% van de verleende subsidie; 

    b. subsidies als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder b en c, worden bevoorschot met 100% van de verleende subsidie in één keer. 

Artikel 1.8Wijze van verantwoorden 

  • 1.

    In afwijking van artikel 17, vierde en vijfde lid, van de ASV bestaat de aanvraag tot vaststelling voor de activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.2.2, 2.3.2, 2.4.2, 2.5.2 en 2.6.2 uitsluitend uit een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag overeenkomstig artikel 17, vierde lid, van de ASV. 

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid bevat de aanvraag tot vaststelling voor de activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.2.2, 2.4.2 en 2.6.2 tevens:

    a. een bestuursverklaring met een voor openbaarmaking geschikt overzicht, waarin het aantal uren openstelling per locatie, het aantal bereikte doelgroepkinderen als bedoeld in de artikelen 2.2.4, tweede lid en 2.4.4, tweede lid en het totaal aantal contracturen per locatie van de doelgroepkinderen, die in het kalenderjaar hebben deelgenomen aan de voorschoolse educatie is opgenomen;

    b. een assurance-rapport over de bestuursverklaring indien de subsidie meer dan € 100.000,- bedraagt.

  • 3.

    Het college kan aan het assurance-rapport als bedoeld in het tweede lid, onder b, middels een protocol eisen stellen. 

  • 4.

    In afwijking van artikel 17, vijfde lid, van de ASV bestaat de aanvraag tot vaststelling voor de activiteiten als bedoeld in de paragraaf 2.7 en de hoofdstukken 3, 4 en 5 uit een voor openbaarmaking geschikte projectverantwoording waaruit de werkelijk gemaakte kosten blijken. 

Hoofdstuk 2Subsidie voorschoolse educatie 

Paragraaf 2.1Algemene bepaling 

Artikel 2.1.1Achterliggende maatschappelijke doel van de subsidies

Het achterliggende maatschappelijk doel van de subsidies op grond van dit hoofdstuk is om de kansengelijkheid en de leer- en ontwikkelomgeving voor alle Haagse doelgroepkinderen te verbeteren, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. 

Paragraaf 2.2Subsidie versterken kwaliteit voorschoolse educatie 

Artikel 2.2.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is het bieden van voorschoolse educatie aan doelgroepkinderen en het verhogen van het bereik van die educatie onder doelgroepkinderen. Dit om de taal- en de sociaal-emotionele ontwikkeling van doelgroepkinderen te stimuleren en te zorgen dat zij met zo min mogelijk taal- en ontwikkelingsachterstand op school starten. 

Artikel 2.2.2Activiteiten 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het uitvoeren van de voorschoolse educatie en het bijdragen aan het verhogen van het bereik van doelgroepkinderen met één of meer van de onderstaande activiteiten: 

  • a. activiteiten gericht op toeleiding en die bevorderen dat doelgroepkinderen tijdig vanaf 2,5 jaar deelnemen aan de voorschoolse educatie totdat zij 4 jaar zijn en die: 

    1° de bekendheid met voorschoolse educatie bij de ouders van doelgroepkinderen vergroten; 

    2° de werving van ouders met doelgroepkinderen versterken; 

    3° ondersteuning bieden aan ouders bij plaatsing van hun kind op kinderopvang met voorschoolse educatie; 

    4° de deelname aan programma’s voor toeleiding voor ouders en doelgroepkinderen bevorderen voorafgaand aan de plaatsing op de voorschoolse educatie; 

    b. activiteiten gericht op het realiseren van een soepele overgang van doelgroepkinderen naar het basisonderwijs; 

    c. activiteiten gericht op het versterken van de rol van ouders van doelgroepkinderen bij de deelname aan voorschoolse educatie van hun kind en die de taal en de sociaal- emotionele ontwikkeling van hun kind bevorderen; 

    d. activiteiten gericht op (bij-)scholing van gecertificeerde pedagogisch medewerkers voorschoolse educatie op grond van de Wet kinderopvang; 

    e. activiteiten gericht op het opstellen en uitvoeren van de resultaatafspraken voor- en vroegschoolse educatie, waaronder deelname aan het HLN; 

    f. activiteiten gericht op het coachen van pedagogisch medewerkers op grond van de Wet kinderopvang en Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; 

    g. activiteiten gericht op het gebruik van een voorschools educatieprogramma. 

Artikel 2.2.3Doelgroep 

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder van een kindercentrum met voorschoolse educatie die als zodanig is ingeschreven in het LRK en beschikt over minimaal één in Den Haag gevestigde locatie. 

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, onder b en c, wordt eveneens verstrekt aan een houder van een kindercentrum met voorschoolse educatie die als zodanig is ingeschreven in het LRK en beschikt over een locatie op maximaal 500 meter van de gemeentegrens met Den Haag indien naar het oordeel van het college aangetoond is dat een of meerdere Haagse doelgroepkinderen gebruik maken van deze locatie. 

Artikel 2.2.4Hoogte van de subsidie 

  • 1.

    Een subsidie bedraagt maximaal per kindercentrum per kalenderjaar: 

    a. € 21.050,- per lokaal, dat de aanvrager als ruimte in gebruik heeft als kindercentrum voorschoolse educatie als het lokaal minimaal 900 uur per kalenderjaar is geopend en € 10.525,- per lokaal indien het lokaal minimaal 640 uur per kalenderjaar is geopend;

    b. € 3,21 per contractuur van een doelgroepkind aan wie de aanvrager voorschoolse educatie aanbiedt tot een maximum van 640 uur op jaarbasis; 

    c. de wettelijke maximum uurprijs per contractuur van een doelgroepkind aan wie de aanvrager voorschoolse educatie aanbiedt met een maximum van 640 uur op jaarbasis; en

    d. een bedrag van € 4.000,- voor aanvragen boven € 100.000,-, ter dekking van de accountantskosten. 

  • 2.

    Voor het bepalen van het voorschot wordt het aantal contracturen van doelgroepkinderen op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft als uitgangspunt genomen. 

  • 3.

    De subsidie kan maximaal twee keer per jaar op verzoek van de aanvrager op basis van het aantal contracturen worden bijgesteld:

    a. uiterlijk op 15 mei op basis van de contracturen op 1 april. Dit kan met het voorschot in juli of separaat bevoorschot worden;

    b. uiterlijk op 31 oktober op basis van de contracturen op 1 oktober. Dit bedrag wordt verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    Bij uitbreiding van het aantal lokalen in het kalenderjaar van de aanvraag, geldt dat er voor de nieuwe lokalen enkel wordt gerekend met de opgave van het aantal verwachte contracturen van doelgroepkinderen op 1 januari. 

Artikel 2.2.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.2.2 geldt een subsidieplafond van €35.520.000,- voor het kalenderjaar 2025.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen en een subsidieplafond voor 2026 vaststellen.

Artikel 2.2.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Artikel 2.2.7Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op artikel 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger is aangesloten op en werkt met het gemeentelijk registratiesysteem; 

    b. de subsidieontvanger werkt mee aan locatiebezoeken door de toezichthouder voor het verkrijgen van inzicht in de gesubsidieerde activiteiten en de aansluiting van de voorschoolse educatie op de vroegschoolse educatie ten behoeve van de kwaliteitsspiegel. 

Artikel 2.2.8 Verlenging deelname voorschoolse educatie 

Indien een kind nadat het vier jaar is geworden nog niet naar het primair onderwijs kan omdat het kind daar naar het oordeel van de betrokken school, de houder kinderopvang of het CJG er nog niet klaar voor is, kan op verzoek van de houder kinderopvang verlenging van deelname aan de voorschoolse educatie plaatsvinden voor een periode van drie maanden met de mogelijkheid van verlenging.

Paragraaf 2.3Subsidie start en uitbreiding voorschoolse educatie 

Artikel 2.3.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is het vergroten van het aantal beschikbare plaatsen voor kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag. 

Artikel 2.3.2Activiteiten 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de activiteiten die: 

  • a. noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de voor kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag geldende wettelijke eisen; en 

    b. het aantal lokalen van de kinderopvang met voorschoolse educatie uitbreiden. 

Artikel 2.3.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK en die: 

  • a. reeds twee jaar locaties kinderopvang in Den Haag aanbiedt en niet eerder kinderopvang met voorschoolse educatie heeft aangeboden of aantoonbaar ervaring heeft met het bieden van voorschoolse educatie in een andere gemeente; of

    b. de bestaande voorschoolse educatie wil uitbreiden met een extra lokaal of nieuwe locatie, waarbij het aantal lokalen per houder stijgt.

Artikel 2.3.4Hoogte van de subsidie 

De subsidie wordt eenmalig verstrekt en bedraagt per kindercentrum per op te zetten lokaal: 

  • a. € 30.000,- voor een houder kinderopvang als bedoeld in artikel 2.3.3, onder a; 

    b. € 20.000,- voor een houder kinderopvang als bedoeld in artikel 2.3.3, onder b. 

Artikel 2.3.5 Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.3.2 geldt een subsidieplafond van € 600.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen en een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 2.3.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Paragraaf 2.4Subsidie overbrugging voorschoolse educatie 

Artikel 2.4.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is het financieel ondersteunen van de aanvrager naar het eerstvolgende kalenderjaar waarin voor het eerst aanspraak op subsidie op grond van paragraaf 2.2 bestaat.

Artikel 2.4.2Activiteiten 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt na inschrijving van voorschoolse educatie in het LRK en wordt verstrekt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.2 voor de maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarin voor het eerst aanspraak op subsidie op grond van paragraaf 2.2 bestaat. 

Artikel 2.4.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK en voorschoolse educatie aanbiedt in Den Haag.

Artikel 2.4.4Hoogte van de subsidie 

  • 1.

    Een subsidie bedraagt maximaal per aanvrager per kalenderjaar: 

    a. € 21.500,- per lokaal, dat de aanvrager als ruimte in gebruik heeft als kindercentrum voorschoolse educatie als het lokaal minimaal 900 uur per kalenderjaar is geopend en € 10.525,- per lokaal indien het lokaal minimaal 640 uur per kalenderjaar is geopend;

    b. € 3,21 per contractuur van een doelgroepkind aan wie de aanvrager voorschoolse educatie aanbiedt tot een maximum van 640 uur op jaarbasis; en

    c. de wettelijke maximum uurprijs per contractuur van een doelgroepkind aan wie de aanvrager voorschoolse educatie aanbiedt met een maximum van 640 uur op jaarbasis. 

  • 2.

    Voor het bepalen van het aantal doelgroepkinderen wordt gerekend met de opgave van het aantal verwachte contracturen van doelgroepkinderen op het moment van aanvraag van de subsidie. 

  • 3.

    De subsidie wordt naar rato verstrekt over het aantal maanden dat overbrugging nodig is. 

  • 4.

    De maximale subsidie kan hooguit twee keer per jaar op verzoek van de aanvrager op basis van de contracturen worden bijgesteld:

    a. op basis van de contracturen op 1 april kan uiterlijk op 15 mei wijziging van de verleende subsidie worden aangevraagd. Dit kan bevoorschot worden; 

    b. op basis van de contracturen op 1 oktober kan uiterlijk op 15 oktober wijziging van de verleende subsidie worden aangevraagd. Dit bedrag wordt verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

Artikel 2.4.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.4.2 geldt een subsidieplafond € 600.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen en een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 2.4.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Artikel 2.4.7Aanvullende verplichtingen 

In aanvulling op artikel 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger is aangesloten op het gemeentelijk registratiesysteem; 

    b. de subsidieontvanger werkt mee aan locatiebezoeken door de toezichthouder voor het verkrijgen van inzicht in de gesubsidieerde activiteiten en de aansluiting van de voorschoolse educatie op de vroegschoolse educatie ten behoeve van de kwaliteitsspiegel. 

Paragraaf 2.5Subsidie ouder-kind activiteiten

Artikel 2.5.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is om door middel van een extra impuls in aanvulling op de subsidie als bedoeld in de paragrafen 2.2 of 2.4 tijdelijk in 2025 en 2026 activiteiten voor doelgroepkinderen tot 2,5 jaar op te starten of te intensiveren, waarbij één van de ouders of verzorgers aanwezig is. 

Artikel 2.5.2Activiteiten 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het opstarten of intensiveren van de activiteiten die zich richten op de volgende pijlers: 

  • a. het bevorderen dat doelgroepkinderen tijdig vanaf 2,5 jaar deelnemen aan de voorschoolse educatie totdat zij 4 jaar zijn;

    b. het vergroten van de bekendheid met voorschoolse educatie bij de ouders van doelgroepkinderen; 

    c. het bevorderen van deelname aan toeleidingsprogramma’s voorschoolse educatie voor ouders en doelgroepkinderen, voorafgaand aan de plaatsing op de voorschoolse educatie; 

    d. het versterken van de rol van ouders van doelgroepkinderen bij de deelname aan voorschoolse educatie van hun kind en die de taal en de sociaal- emotionele ontwikkeling van hun kind bevorderen. 

Artikel 2.5.3Doelgroep 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder van een kindercentrum met voorschoolse educatie die als zodanig is ingeschreven in het LRK en beschikt over minimaal één in Den Haag gevestigde locatie. 

Artikel 2.5.4Hoogte van de subsidie 

Een subsidie bedraagt maximaal € 15.000,- per kalenderjaar, per locatie die de aanvrager gebruikt als kindercentrum voorschoolse educatie. 

Artikel 2.5.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5.2 geldt een subsidieplafond van € 600.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen en een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 2.5.6Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend

Paragraaf 2.6Subsidie zomerscholen voorschoolse educatie 

Artikel 2.6.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is het aanbieden van extra opvanguren voorschoolse educatie tijdens de zomervakantie gedurende een periode van minimaal twee weken. Daarbij wordt wekelijks gedurende minimaal drie dagen, minimaal 2,5 uur per dag ondersteuning geboden om achterstanden, met name op het gebied van taal, te voorkomen of in te lopen, gecombineerd met het aanbieden van activiteiten gericht op brede talentontwikkeling. 

Artikel 2.6.2Activiteiten 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor: 

  • a. het aanbieden van een activiteitenprogramma voorschoolse educatie in de zomervakantie aan doelgroepkinderen; 

    b. het aanbieden van activiteiten in het kader van brede talentontwikkeling; 

    c. het werven van doelgroepkinderen voor de zomerschool voorschoolse educatie, en het maken van afspraken met ouders over deelname van hun kinderen aan de zomerschool voorschoolse educatie; 

    d. het afstemmen en samenwerken met partners zoals Stichting Brede Buurtschool, basisscholen en welzijnsorganisaties; 

    e. het deelnemen aan een gemeentelijk overleg, gericht op de voorbereiding van de zomerschool in 2025. 

Artikel 2.6.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK en voorschoolse educatie aanbiedt in Den Haag.

Artikel 2.6.4Hoogte van de subsidie 

Een subsidie bedraagt maximaal € 16,00 per deelnemende peuter per uur en maximaal € 77.000,- per aanvrager.

Artikel 2.6.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.6.2 geldt een subsidieplafond van € 200.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen en een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 2.6.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Artikel 2.6.7Aanvraag

In aanvulling op artikel 1.3, tweede lid, vermeldt de aanvrager in de aanvraag het verwachte aantal deelnemende doelgroepkinderen per zomerschool voorschoolse educatie. 

Artikel 2.6.8Beslistermijn 

Het college beslist, in afwijking van artikel 1.4, uiterlijk acht weken nadat de volledige digitale aanvraag om subsidie is ingediend. 

Artikel 2.6.9 Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op artikel 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger stemt de activiteiten van de zomerschool voorschoolse educatie af op die van de zomerschool primair onderwijs; 

    b. de subsidieontvanger zet beroepskrachten voorschoolse educatie in op de zomerschool; 

    c. de subsidieontvanger stelt het activiteitenprogramma op in samenwerking met de pedagogische beleidsmedewerker. 

Paragraaf 2.7Subsidie peuterconsulent

Artikel 2.7.1Doel van de subsidie 

Het doel van de subsidie op grond van deze paragraaf is middels een meerjarig plan van aanpak meerdere peuterconsulenten in te zetten om meer doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie toe te leiden. 

Artikel 2.7.2Activiteiten 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een aanvrager die: 

  • a. zorgt voor een ondertekende samenwerkingsovereenkomst met minimaal 50% van de houders van een kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag; 

    b. meerdere peuterconsulenten aanstelt ten behoeve van alle houders van een kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag; 

    c. de peuterconsulenten inzet om het verschil tussen het aantal geïndiceerde en het aantal deelnemende doelgroepkinderen aan voorschoolse educatie te verkleinen; 

    d. ervoor zorgt dat de peuterconsulenten zichtbaar aanwezig zijn in de wijken en op het CJG om meer doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie toe te leiden; 

    e. de peuterconsulenten inzet om samen te werken met houders van een kinderopvang en het CJG als verbindende schakel; en

    f. de peuterconsulenten inzet voor het opbouwen van een netwerk in de wijken ten behoeve van toeleiding van doelgroepkinderen. 

Artikel 2.7.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan één aanvrager die staat ingeschreven als houder van kinderopvang in het LRK en voorschoolse educatie aanbiedt in Den Haag.

Artikel 2.7.4Kosten die voor subsidie in aanmerking komen 

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 2.7.2. 

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen: 

    a. de kosten voor de marktconforme bezoldiging van de peuterconsulent; 

    b. de kosten voor het aansturen van de peuterconsulenten met een maximum van 8% van het aangevraagde bedrag; 

    c. de kosten voor het organiseren van activiteiten door de peuterconsulent met een maximum van 3% van het aangevraagde bedrag. 

Artikel 2.7.5Hoogte van de subsidie 

De subsidie bedraagt in 2025 maximaal € 1.000.000,- per jaar. 

Artikel 2.7.6Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.7.2 geldt een subsidieplafond van € 1.000.000,- voor het kalenderjaar 2025; 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen of een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 2.7.7 Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van subsidieaanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Hoofdstuk 3Subsidie facilitering bestuurlijk overleg 

Artikel 3.1Doel van de subsidie 

  • 1.

    Het doel van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is het in staat stellen van de houders kinderopvang om met de gemeente te verbinden ten behoeve van het ontwikkelen en het uitvoeren van het beleid van de gemeente rondom voorschoolse educatie en het organiseren van het overleg voor draagvlak voor dit beleid. 

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijk doel is het faciliteren van samenwerking en verbinding van houders kinderopvang met de gemeente op het gebied van voorschoolse educatie. 

Artikel 3.2Activiteiten 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een aanvrager die:

  • a. met alle houders van een kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag afstemt, hen consulteert en de coördinatie voert ten behoeve van het ambtelijk overleg en ter voorbereiding van de Onderwijskamer (Kamerbreed); 

    b. alle houders van een kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag na iedere bijeenkomst van het Kinderopvang Platform, maar ten minste vier keer per jaar, infomeert middels een nieuwsbrief; 

    c. ten behoeve van het bestuurlijk overleg tussen het kinderopvang- en onderwijsveld en de gemeente, de inhoudelijke en secretariële ondersteuning faciliteert. 

Artikel 3.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan één houder kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag, die als zodanig staat ingeschreven in het LRK en ten behoeve van alle houders van een kinderopvang met voorschoolse educatie in Den Haag.

Artikel 3.4Hoogte van de subsidie 

De subsidie bedraagt maximaal € 80.000,- per kalenderjaar. 

Artikel 3.5 Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 3.2 geldt een subsidieplafond van € 80.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen of het subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 3.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Hoofdstuk 4Subsidie doorgaande lijn voor- en vroegschoolse educatie 

Artikel 4.1Doel van de subsidie 

  • 1.

    Het doel van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is het bevorderen van de ontwikkeling van doelgroepkinderen voor een goede start in het basisonderwijs met zo min mogelijk taal-en ontwikkelingsachterstand.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijk doel is om de kansengelijkheid en de leer- en ontwikkelomgeving voor alle Haagse doelgroepkinderen te verbeteren, zodat zij hun potentieel optimaal kunnen benutten. 

Artikel 4.2Activiteiten 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het inzetten van een intern begeleider of zorgmedewerker ten behoeve van de doelgroepkinderen in een kinderopvang met voorschoolse educatie. 

Artikel 4.3Aanvraag subsidie 

In aanvulling op artikel 1.3, tweede lid, verstrekt de aanvrager een samenwerkingsovereenkomst van maximaal vijf jaar oud, die de school heeft afgesloten met de kinderopvang met voorschoolse educatie en waarbij gebruik is gemaakt van de Modelovereenkomst samenwerking peuter-of kinderopvang en school Den Haag 2018. 

Artikel 4.4Doelgroep 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan: 

  • a. een schoolbestuur van in Den Haag gevestigde scholen die een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten met een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK met voorschoolse educatie;

    b. een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK met voorschoolse educatie die een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten met een schoolbestuur van in Den Haag gevestigde scholen.

Artikel 4.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.2 geldt een subsidieplafond van € 975.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen of een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 4.6Wijze van verdeling 

Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond verleent het college de subsidie naar rato. Dit geschiedt op de volgende wijze: 

  • a. eerst wordt het totaal aantal doelgroepkinderen op 1 april op alle kinderopvanglocaties met voorschoolse educatie, waarvoor een aanvraag om subsidie is ingediend, en het aantal doelgroepkinderen op 1 oktober van hetzelfde jaar bij elkaar opgeteld; 

    b. vervolgens wordt het aantal doelgroepkinderen als genoemd onder a gedeeld door twee; 

    c. daarna wordt het totaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, gedeeld door het totaal aantal doelgroepkinderen als genoemd onder a, wat resulteert in een bedrag per doelgroepkind; 

    d. het subsidiebedrag per aanvrager is het bedrag per doelgroepkind, bedoeld onder c, vermenigvuldigd met het totale aantal doelgroepkinderen per aanvrager.

Hoofdstuk 5Subsidie versterken kwaliteit vroegschoolse educatie in primair onderwijs

Artikel 5.1Doel van de subsidie 

  • 1.

    Het doel van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is het in aanvulling op artikel 8, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs, intensiveren van vroegschoolse educatie aan doelgroepkinderen om de taal-, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling te stimuleren, voor een goede start in groep 3 met zo min mogelijk taal- en ontwikkelingsachterstand. 

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijk doel is om de kansengelijkheid en de leer- en ontwikkelomgeving voor alle Haagse doelgroepkinderen te verbeteren, zodat zij hun potentieel optimaal kunnen benutten. 

Artikel 5.2Activiteiten 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten gericht op:

  • a. een soepele overgang van doelgroepkinderen op de kinderopvang met voorschoolse educatie naar het basisonderwijs;

    b. een soepele overgang van doelgroepkinderen in groep 1 en 2 met vroegschoolse educatie naar groep 3; 

    c. het versterken van de rol van ouders van doelgroepkinderen bij de deelname aan vroegschoolse educatie van hun kind en die de taal- en de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind bevorderen; 

    d. (bij-)scholing van medewerkers op het gebied van vroegschoolse educatie;

    e. het opstellen en uitvoeren van de resultaatafspraken voor- en vroegschoolse educatie, waaronder deelname aan het HLN; 

    f. het gebruik van een vroegschools educatieprogramma. 

Artikel 5.3Doelgroep 

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een schoolbestuur van in Den Haag gevestigde scholen die een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten met een houder kinderopvang die als zodanig staat ingeschreven in het LRK met voorschoolse educatie

Artikel 5.4Hoogte van de subsidie 

Een subsidie bedraagt maximaal per kalenderjaar € 22.500,- per school waar de aanvrager vroegschoolse educatie aanbiedt. 

Artikel 5.5Subsidieplafond 

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.2 geldt een subsidieplafond van € 2.000.000,- voor het kalenderjaar 2025. 

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 van de ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan bij afzonderlijk besluit het subsidieplafond verhogen of een subsidieplafond voor 2026 vaststellen. 

Artikel 5.6Wijze van verdeling 

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5, van de Awb de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de subsidieaanvraag de datum waarop de digitale subsidieaanvraag volledig is ingediend. 

Artikel 5.7Aanvullende verplichtingen 

In aanvulling op artikel 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger heeft een samenwerkingsovereenkomst doorgaande lijn voorschool en vroegschool van maximaal 5 jaar oud en voert deze actief uit; 

    b. de subsidieontvanger heeft aantoonbaar beleid ontwikkeld op het gebied van vroegschoolse educatie;

    c. de subsidieontvanger werkt mee aan monitoringsverzoeken van de gemeente; 

    d. de subsidieontvanger werkt mee aan locatiebezoeken door de toezichthouder voor het verkrijgen van inzicht in de gesubsidieerde activiteiten en de aansluiting van de voorschoolse educatie op de vroegschoolse educatie ten behoeve van de kwaliteitsspiegel.

Hoofdstuk 6Slotbepalingen 

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan een artikel of meerdere artikelen in hoofdstuk 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het doel en het belang van de verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 

Artikel 6.2Evaluatie 

Het college evalueert deze subsidieregeling voor 1 december 2026. 

Artikel 6.3Inwerkingtreding 

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024. 

Artikel 6.4Intrekking 

De Subsidieregeling zomerscholen voorschoolse educatie Den Haag 2023 en de Subsidieregeling voorschoolse educatie Den Haag 2023 worden ingetrokken. 

Artikel 6.5Overgangsrecht 

De bepalingen van de Subsidieregeling zomerscholen voorschoolse educatie Den Haag 2023 en de Subsidieregeling voorschoolse educatie Den Haag 2023 blijven van kracht voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden.

Artikel 6.6Citeertitel 

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling voor- en vroegschoolse educatie Den Haag 2024. 

Den Haag, 10 september 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de locoburgemeester,

Robert van Asten