Antennebeleid Gemeente ’s-Hertogenbosch 2024

Geldend van 02-07-2024 t/m heden

Intitulé

Antennebeleid Gemeente ’s-Hertogenbosch 2024

De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch;

In zijn vergadering van 2 juli 2024

gezien het voorstel van het college van 21 mei 2024 met reg.nr. 15989253

besluit:

1. Het vernieuwde Antennebeleid gemeente ’s-Hertogenbosch 2024 vast te stellen

2. De huidige Nota Antennebeleid 2016 ’s-Hertogenbosch te laten vervallen.

1 Inleiding

Mobiele communicatie is een maatschappelijke basisbehoefte. Inwoners, instellingen en bedrijven hechten veel belang aan de beschikbaarheid van snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Het gebruik van mobiele communicatie groeit elk jaar. Daarnaast investeert de gemeente ’s-Hertogenbosch in het worden van een Toonaangevende Datastad. De gemeente heeft een snelgroeiend ICT-/data-cluster van bedrijven, Data Science Universiteit JADS en hogescholen. Data is een middel om innovatieve oplossingen voor maatschappelijke problemen te ontwikkelen en mensen meer mogelijkheden te geven om mee te doen in de samenleving. Innovaties zoals mobiele meetsystemen die informatie versturen en ontvangen hebben een mobiele verbinding nodig. Om de ICT-/data-cluster te faciliteren zet de gemeente daarom naast glasvezel ook in op een snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Mobiele netwerken zijn ook essentieel voor de bereikbaarheid van nooddiensten. Daarnaast zijn telecomproviders verplicht in elke gemeente voldoende mobiele dekking en capaciteit te bieden. Dit alles brengt met zich mee dat ook de fysieke infrastructuur (antenne-installaties) die hiervoor vereist is uitgebreid dient te worden.

Antenne-installaties kunnen een negatieve invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Beleidsmatig is daarom bij de plaatsing van antenne-installaties een afweging van twee belangen: connectiviteit en de kwaliteit van de leefomgeving. Hiernaast speelt ook de maatschappelijke beleving (bescherming volksgezondheid) van antenne-installaties een rol. Het is wenselijk voor een goede mobiele dekking, een goede ruimtelijke ordening en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, beleid te hebben ten aanzien van de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie.

1.1 Aanleiding

Het gemeentelijk Antennebeleid dat is vastgesteld in 2016 is verouderd en biedt onvoldoende ruimte voor een goede afweging van de belangen. Intussen is er namelijk nieuwe Europese en nationale wetgeving omtrent onder andere small cells. Hiernaast is in het beleidsstuk uit 2016 opgenomen dat antenne-installaties hoger dan 30 meter slechts bij uitzondering worden toegestaan. Een mast tot 30 meter biedt onvoldoende ruimte aan de drie mobiele operators om gedeeld gebruik te maken van de mast (site-sharing). Onder het vastgestelde beleid uit 2016 kon hierdoor geen goede afweging gemaakt worden van de belangen: connectiviteit en de kwaliteit van de leefomgeving. Dit alles brengt met zicht mee dat er behoefte was aan een nieuw antennebeleid.

Het voorliggend vernieuwd gemeentelijk beleidskader beschrijft de verschillende relevante aspecten zoals een uniforme en efficiënte toepassing van regelgeving, de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en het aanzicht van vergunningplichtige antenne-installaties. Er wordt aansluiting gezocht bij het Nationaal Antennebeleid en het Antenneconvenant tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), telecomoperators en het Rijk. Kortom, dit antennebeleid stelt de kaders voor de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Doel van het gemeentelijke antennebeleid is om instellingen, bedrijven, inwoners en aanbieders van mobiele netwerken duidelijkheid te bieden over de kaders die de gemeente stelt bij aanleg van infrastructuur voor digitale connectiviteit en antennes voor mobiele communicatie in het bijzonder. Daarnaast wordt het beleid door de gemeentelijke organisatie gebruikt om een integrale afweging te maken over (vergunningplichtige) antenne-installaties in de omgeving.

Reikwijdte van het antennebeleid

Deze nota richt zich specifiek op de criteria voor plaatsing van antenne-installaties voor mobiele communicatie hoger dan 5 meter. Het stelt de uitgangspunten voor het toestaan van antenneplaatsing. Daarnaast beschrijft de nota hoe de gemeente haar wettelijke plicht invult om mee te werken aan vergunningvrije plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur. Wat betreft vergunningvrije plaatsing van antennes voor mobiele communicatie (waaronder small cells), sluit de nota aan bij het Antenneconvenant tussen VNG, Rijk en telecomproviders.

Over welke antennes gaat deze nota niet

Deze nota richt zich niet op antennes van omroepzenders, C2000, radiozendamateurs en particulierenantennes, aangezien deze op kleinere schaal worden geplaatst en/ of vergunningvrij zijn. Antennes tot meter hoogte en schotelantennes met een doorsnede tot 2 meter zijn namelijk veelal omgevingsvergunningvrij. Antennes die binnen worden geplaatst zijn ook vergunningvrij en vallen buiten de reikwijdte van het gemeentelijk antennebeleid. Denk aan de indoor aanleg van mobiele of wifinetwerken in woningen, kantoren, scholen en winkels. Antennemasten voor het communicatiesysteem voor politie, brandweer en ambulances (C2000) zijn ook omgevingsvergunningvrij.

Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Telecommunicatiewet bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het Besluit bouwwerken leefomgeving hanteert het begrip antenne-installatie. In bijlage 1 staat een uitleg van de belangrijkste termen.

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 start met de inspanningsverplichtingen die de gemeente zichzelf oplegt. Daarna volgen algemene beleidsuitgangspunten en de kaders voor het medegebruik van gemeentelijke infrastructuur. Hoofdstuk 3 beschrijft de uitgangspunten voor communicatie bij antenneplaatsing.

2 Voorwaarden bij antenneplaatsing

Op Europees, nationaal en provinciaal niveau zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing kunnen zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie voor mobiele communicatie, deze zijn toegelicht in bijlage 2.

Dit hoofdstuk begint met een toelichting over de bescherming van de volksgezondheid (paragraaf 2.1). Paragraaf 2.2 gaat in op de inspanningen die de gemeente ‘s-Hertogenbosch zichzelf oplegt). De beschrijving van eisen aan plaatsing van antenne-installaties hoger dan 5 meter start in paragraaf 2.3 met algemene uitgangspunten. In paragraaf 2.4 staat waar antenne-installaties bij voorkeur worden geplaatst. Paragraaf 2.5 gaat in op tijdelijke antenneplaatsing. De voorwaarden voor plaatsing in monumentale context staan in 2.6. In paragraaf 2.7 komt de plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur aan bod. Ter illustratie geef Figuur 1 een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1. Proces bij plaatsing vergunning plichtige antennes

2.1 Bescherming volksgezondheid

Het bevoegd gezag voor elektromagnetische velden (EMV) en gezondheid ligt bij de rijksoverheid. Blootstelling aan radiogolven van een heel hoog niveau kan ervoor zorgen dat het lichaam opwarmt. Daarom zijn op internationaal niveau blootstellingslimieten opgesteld, door een onafhankelijke groep wetenschappers: de ICNIRP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection), deze worden in Nederland ook gehanteerd zoals ook aanbevolen door de Nederlandse Gezondheidsraad en de Europese Unie. De blootstellingslimieten gelden voor alle bronnen van elektromagnetische velden waaronder Wifi, radio-omroep, C2000 en alle generaties mobiele communicatie (2G/3G/4G/5G). De groep van onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen heeft vastgelegd vanaf welk blootstellingsniveaus van EMV, zich gezondheidseffecten voor doen. De limieten bevatten uit voorzorg een ruime veiligheidsmarge (blootstellingslimieten voor de bevolking zijn een factor 50 lager dan de grenswaarde) waarbij ook rekening is gehouden met kwetsbare groepen zoals kinderen en mensen met een zwakke gezondheid.

Internationaal wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten die elektromagnetische velden van antennes en zendmasten hebben op de gezondheid. De Nederlandse Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beoordeelt de betrouwbaarheid van deze onderzoeken. Tot op heden is niet aangetoond dat blootstelling aan elektromagnetische straling van antennes en zendmasten negatieve gezondheidseffecten veroorzaakt wanneer deze aan de blootstellingslimieten voldoen.

De rijksoverheid volgt de nieuwste wetenschappelijke resultaten op het gebied van antennes en elektromagnetische straling. Indien wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft, treft de rijksoverheid passende maatregelen. Het onafhankelijke Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid biedt informatie over EMV en gezondheid en duidt relevant wetenschappelijk onderzoek.

Verantwoordelijkheden

De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) ter bescherming van de volksgezondheid zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013. Daarmee geldt er een landelijk EMV-regime waarbij gemeenten geen rol hebben. De gemeente kan zelf geen ruimere of strengere limieten hanteren. De frequentiegebruikers moeten zich houden aan de basisrestricties voor radiofrequente EMV en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) is de toezichthouder. De rijksinspectie meet regelmatig de elektromagnetische straling en toetst of de optelsom van alle bronnen van radiofrequente elektromagnetische straling onder de blootstellingslimieten blijft (cumulatieve vermogensdichtheid). De metingen zijn openbaar en staan in het Antenneregister.

2.2 Inspanningen van de gemeente

In deze paragraaf staan de inspanningen die de gemeente ’s-Hertogenbosch zichzelf oplegt bij antenneplaatsing binnen haar gemeentegrens.

Beschikbaarheid gemeentelijke eigendommen voor plaatsing antennes

Voor de plaatsing van small cells is de gemeente verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen na een redelijk verzoek van een aanbieder. Dat volgt uit de Europese Telecomcode en Telecommunicatiewet. Gezien deze verplichting en in het belang van de lokale digitale connectiviteit stelt de gemeente in beginsel haar eigendommen beschikbaar voor de plaatsing van zowel small cells als reguliere antenne-installaties.

De voorwaarden waaronder dit plaatsvindt zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in voorliggende beleidsnota, specifieke voorwaarden worden in overeenkomsten met de aanbieder vastgelegd. Per geval worden daarbij afspraken gemaakt over verhuurtarief of opstalrecht en over eventuele aanpassingen door wijzigingen in gemeentelijk beleid of infrastructuur. Uitgangspunt daarbij is dat de telecomaanbieder voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor de verhuur van gemeentelijke eigendommen of gronden streeft de gemeente naar een marktconforme vergoeding. Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent de gemeente een kostendekkende vergoeding (leges).

Plaatsingsplangesprek

De gemeente ontvangt jaarlijks een plaatsingsplan van Monet en een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders zoals volgt uit het Antenneconvenant. De gemeente maakt gebruik van het plaatsingsplangesprek en geeft de contactgegevens hiervoor door aan Monet. In het gesprek bespreken de partijen de volgende zaken:

  • de ontwikkelingen binnen telecom;

  • de voorgenomen nieuwbouwprojecten in de gemeente;

  • de voorgenomen evenementen;

  • de voorgenomen antenneplaatsing en de aanleiding daarvan;

  • mogelijke antennelocaties;

  • mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid;

  • communicatie-activiteiten;

  • eventuele lokale knelpunten bij plaatsing;

  • de uitgangspunten van het gemeentelijke antennebeleid.

Communicatie

De gemeente hanteert bij de communicatie rondom antenneplaatsing de volgende uitgangspunten:

  • In het plaatsingsplangesprek gaat de gemeente in gesprek over de communicatie aan belanghebbenden. De gemeente heeft geen bevoegdheid om eisen te stellen aan de communicatie bij vergunningvrije antennes (waaronder small cells), tenzij het om plaatsing op eigendom van de gemeente gaat.

  • Bij vergunningvrije plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente afspraken met de Aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of –dienst, over de communicatie.

  • Bij grootschalige uitrol van small cells maakt de gemeente met de antenne-eigenaar afspraken over de communicatie.

  • De gemeente wil vooroverleg met een initiatiefnemer van antenneplaatsing alvorens een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor antenneplaatsing.

  • Aanvullend op de wettelijke publicatieplicht bij een vergunningstraject beoordeelt de gemeente per aanvraag of aanvullende communicatie-inspanningen nodig zijn.

  • De gemeente wil dat aanvragers de omgeving en belanghebbenden tijdig informeren en betrekken bij voorgenomen antenneplaatsing.

Bovenstaande inspanningen staan nader uitgewerkt in hoofdstuk 3.

Gebieden met minder dekking

Voor gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antenne-installaties gaat de gemeente zo nodig (aanvullend op het plaatsingsgesprek) het gesprek aan met telecomaanbieders en maakt zij gebruik van de Handreiking mobiele bereikbaarheid van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

Vergunningvrije antennes

Omgevingsvergunningvrije antennes hoeven niet te voldoen aan gemeentelijke regels in het omgevingsplan of welstandscriteria, alleen aan redelijke eisen van welstand. De gemeente heeft hierdoor beperkt invloed heeft op de plaatsing van deze vergunningvrije antennes.

  • In het Antenneconvenant is onder meer afgesproken dat de mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid van antenne-installaties onderdeel kunnen zijn van het plaatsingsplangesprek.

  • In aansluiting op de Europese verordening EU 2020/1070 wil de gemeente dat een vergunningvrije small cell (zoveel mogelijk onzichtbaar) verwerkt wordt in bestaande infrastructuur zoals bushokjes, lichtbakken en (gecamoufleerd) aan gevels.

Colocatie en gedeeld gebruik

De gemeente kan in bijzondere gevallen kiezen om colocatie of gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom op te leggen (Tw. H5B). Of hiervoor aanleiding is, wordt per geval beoordeeld via een apart besluit middels een openbare voorbereidingsprocedure, op het moment dat daar reden voor is (zie Bijlage 2, Telecommunicatiewet, paragraaf Gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur).

2.3 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing

In deze paragraaf staan de criteria die toegepast worden bij het toestaan van een antenne-installatie.

Evenwichtige toedeling

De Omgevingswet vereist dat gemeentelijke regels zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Binnen bestemmingen als wonen, werken, verkeer en recreatie zijn antennes nodig voor mobiel bereik. Een zendmast is in planologische zin geen zelfstandige functie. Een vrijstaande mast vraagt relatief weinig bouwoppervlak, zodat het apart intekenen in het omgevingsplan niet noodzakelijk is. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrij zicht nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden. Een zendmasthoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen (site-sharing).

Het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie tot maximaal 40 meter hoogte is een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning afgegeven kan worden. Een aanvraag voor een dergelijke antenne-installatie wordt getoetst aan onderstaande criteria.

Algemene criteria plaatsing antenne-installaties

  • Het doel van de antenneplaatsing is verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk.

  • De gemeente wil dat eerst alle mogelijkheden voor plaatsing van vergunningvrije antenne-installaties op gemeentelijke objecten, bestaande zendmasten of andere bestaande bouwwerken zoals kantoorpanden, lichtmasten en verkeersportalen worden overwogen voordat een vergunningplichtige antenne-installatie wordt overwogen.

  • Antenne-installaties moeten zo goed mogelijk ingepast zijn in de omgeving. Anders gezegd: ze moeten zo beperkt mogelijk zichtbaar zijn.

  • Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (vrijstaande zendmasten), moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.

  • Bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden.

  • De gemeente wil dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).

  • De locatiekeuze van een antennemast is afgestemd met de andere Mobiele Netwerk Operators, om te waarborgen dat eventuele knelpunten bij toekomstige site-sharing worden voorkomen

Deze algemene uitgangspunten gelden ook voor vergunnningsvrij .

Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties

Rekening houdend met technische eisen voor antenneplaatsing gelden de volgende criteria:

  • De antenne-installatie en indien van toepassing antennemast wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.

  • De antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur en/ of omgeving.

  • De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.

  • De installaties moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand, indien de beoogde locatie voor antenneplaatsing binnen een gebied ligt waar gemeentelijke welstandscriteria van toepassing zijn.

Indieningsvereisten

De onderbouwing van een aanvraag voor omgevingsvergunning bevat in elk geval de volgende punten:

  • Een toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerktechnisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators. Dit geldt zowel voor aanbieders van mobiele communicatie als voor aanbieders van bijbehorende faciliteiten zoals een tower company.

  • Documentatie waaruit blijkt dat na vergunningverlening ten minste één antenne-installatie zal worden geplaatst.

  • Documentatie waaruit blijkt dat de aanvrager de locatie van de beoogde antenne-installatie heeft besproken met de andere Mobiele Netwerk Operators

  • Een toelichting of en hoe er is gekeken naar vergunningvrije plaatsing, al dan niet op bestaande antenne-opstelpunten (site-sharing).

  • Indien een communicatie- of participatietraject heeft plaatsgevonden een toelichting met de resultaten en conclusie wat met de inbreng van omwonenden en/of belanghebbenden is gedaan.

  • De bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen documenten dienen een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met bijbehorende infrastructuur.

2.4 Gebiedsgerichte aanpak antenneplaatsing

De gemeente maakt onderscheid tussen faciliterend en restrictief beleid voor antenneplaatsing voor bepaalde gebieden.

Plaatsing van een antenne-installatie wordt getoetst aan de volgende criteria: stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwtechnische, welstand, monumentale en maatschappelijke aspecten, waaronder het belang van mobiele connectiviteit. In een als ‘restrictief’ aangemerkt gebied gelden de ruimtelijke aspecten in versterkte mate.

Gebiedstypen en functies

Een gebiedsgerichte aanpak betekent dat bij de toetsingscriteria onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De volgende gebieden worden onderscheiden:

  • 1.

    Bebouwde kom

  • 2.

    Bedrijventerreinen

  • 3.

    Sportterreinen

  • 4.

    Buitengebied

Vervolgens worden voor de gebiedstypen bebouwde kom en het buitengebied globaal vijf mogelijke functies onderscheiden:

  • 1.

    Woonfunctie

  • 2.

    Werkfunctie

  • 3.

    Recreatieve functie

  • 4.

    Infrastructurele functie

  • 5.

    Natuur- en groenfunctie

De maatschappelijke beleving van antenne-installaties speelt ook een rol, daarom wordt in de gebiedsgerichte aanpak een restrictief beleid gehanteerd voor softe functies. In praktijk betekend dit dat onderstaand restrictief beleid gehanteerd wordt op terreinen van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, basisscholen en/ of zorginstellingen. Hiermee wordt het kadastrale perceel bedoeld dat in eigendom is van; of verhuurd wordt aan, de betreffende organisatie.

2.4.1 Faciliterend en restrictief beleid

In deze paragraaf staan de gebieden opgesomd waar faciliterend of restrictief beleid geldt voor de plaatsing van (vergunningplichtige) antenne-installaties voor mobiele communicatie. In de praktijk gaat het meestal om vrijstaande zendmasten.

Faciliterend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de realisering van een antenne-installatie. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Medewerking vindt plaats als in elk geval is voldaan aan de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 2.3.

Bij restrictief beleid wordt medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden als de mobiele connectiviteit in het geding is en door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een faciliterend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. De gebieden met een restrictief beleid zijn mede ingegeven vanuit de ervaring dat een antenne-installatie, vaak een vrijstaande zendmast, daar meer bezwaren oplevert met soms lange procedures tot gevolg.

Figuur 2 geeft eerst een overzicht in welke gebieden een faciliterend of restrictief beleid geldt. Vervolgens volgt een toelichting met de voorwaarden.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Overzicht faciliterend /restrictief beleid per gebied

Bebouwde kom: werk- of recreatieve functie

In gebieden binnen de bebouwde kom met een infrastructurele functie, werkfunctie of recreatieve functie voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties voor mobiele communicatie. Voor het faciliterende beleid op deze locaties gelden de volgende voorwaarden:

  • Indien mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken plaatsen (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

  • zoveel mogelijk plaatsen uit het zicht (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie);

  • minimaliseren qua aantal (waarbij rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot site-sharing);

  • zoveel mogelijk integreren in architectuur en/of omgeving.

Bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Het esthetische aspect van antenne-installaties is van minder groot belang in deze gebieden. Inpassing van antenne-installaties is op bedrijventerreinen daarom makkelijker te realiseren. Voor bedrijventerreinen voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties. De specifieke voorwaarden hiervoor zijn:

  • Indien mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

  • vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

Sportterreinen

Sportterreinen zijn buitenterreinen waar sportverenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier dat het esthetische aspect van minder groot belang is. Voorwaarden voor plaatsing op sportterreinen zijn:

  • Indien mogelijk op bestaande bouwwerken of in combinatie met andere functionaliteit (bijvoorbeeld veldverlichting) (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

  • vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

Bebouwde kom: woonfunctie

Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom geldt voor locaties met een woonfunctie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid. Alleen bij aantoonbaar onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor omgevingsvergunningvrije antenne-installaties op bijvoorbeeld daken wil de gemeente een aanvraag in behandeling nemen.

Buitengebied

Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo’n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het buitengebied zijn:

  • Indien mogelijk bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied. Denk aan wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen maar ook aan agrarische bedrijfscentra en de daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

  • een locatie in of aan een bos of een clustering van een aantal bomen heeft de voorkeur boven een locatie midden in een open weidegebied (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

  • in beschermd natuurgebied dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe antenne-installaties.

Provinciale beperkingen

Voor antenneplaatsing in Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie als bevoegd gezag. Vanuit de provinciale verordening kunnen ook regels gelden voor activiteiten nabij wegen.

Terreinen van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, basisschool en/ of zorginstelling

Voor vergunningplichtige antenneplaatsing op een terrein van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, basisschool en/ of zorginstelling geldt het restrictief beleid. Dit in verband met de maatschappelijke beleving van antenne-installaties.

2.5 Tijdelijke antenneplaatsing

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan.

Calamiteiten

Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht, zoals stormschade, is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente.

Evenementen

Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik.

Ruimtelijke herontwikkeling

Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningvrije antenne-installatie soms verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomprovider ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen.

2.6 Criteria bij monumenten en rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten

De gemeente hanteert zoveel mogelijk de leidraad van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed Kennisbank RCE: Telecommunicatie – plaatsing in monumenten. Het beleid van de gemeente is dat in principe geen antenne-installaties zichtbaar geplaatst mogen worden op monumenten en dat in beschermde dorps- of stadsgezichten terughoudendheid wordt betracht bij het plaatsen van zichtbare antennes. Antenne-installaties mogen geen onevenredige of onomkeerbare afbreuk doen aan de waarde van beschermde monumentale gebouwen, de omgeving van het monument of beschermde gebieden. Plaatsing van een antenne op, aan of bij een monument of cultuurhistorisch gebouw of gebied dient daarom zorgvuldig te worden bekeken met vroegtijdige inbreng van relevante afdelingen en afstemming met de monumenten- en welstandcommissie(s).

De gemeente stelt bij een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie of een small cell op, aan of bij een monument en in rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten de volgende voorwaarden:

  • Blijvende bouwkundige aantasting of (gevolg)schade aan het rijks- of gemeentelijk monument moet worden voorkomen.

  • De zichtbaarheid van de antenne vanaf de openbare ruimte moet worden geminimaliseerd.

  • Bliksem- en brandbeveiliging moeten worden aangepast op de nieuwe situatie.

  • Restauratie- en onderhoudswerkzaamheden in, aan of op het rijks- of gemeentelijk monument moeten ongehinderd doorgang kunnen vinden.

2.7 Plaatsing small cells op gemeentelijke infrastructuur

Voor de plaatsing van small cells zal de gemeente -vanuit haar wettelijke plicht- voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot haar infrastructuur. Bij een verzoek tot medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur voor de aanleg en exploitatie van small cells hanteert de gemeente de landelijke Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells. De gemeente heeft voorwaarden voor medegebruik opgesteld, deze zijn opgenomen in bijlage 3.

3 Communicatie en antenneplaatsing

3.1 Uitgangspunten communicatie door de gemeente

Bij de plaatsing van antennes heeft de gemeente aandacht voor eventuele zorgen van inwoners over de impact van antennes. Een groot deel van de antenneplaatsingen is omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet betrokken is bij eventuele communicatie over de plaatsing. Tegelijk richten inwoners zich vaak in eerste instantie tot de gemeente als ze worden geconfronteerd met veranderingen in de openbare ruimte, ook bij antenneplaatsing. Zowel ambtenaren, wethouders als raadsleden kunnen aangesproken worden als er een nieuwe antenne-installatie wordt geplaatst.

Onbekendheid, geen invloed op besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan invloed hebben op de beleving bij antenneplaatsing. Het vooraf betrekken van belanghebbenden kan het draagvlak bevorderen en bijdragen aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid dat de gemeente met betrekking tot antenne-installaties voor ogen heeft, is gebaseerd op het verstrekken van goede informatie en het betrekken van bewoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. De gemeente streeft per geval -in samenwerking met de initiatiefnemer- naar maatwerk in de communicatie. Verder gebruikt en verwijst de gemeente naar de landelijke informatie van de Rijksoverheid (Antennebureau), GGD en het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid.

Vergunningvrije antennes

Voorafgaand aan het plaatsingsplangesprek vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie(s) voor antenneplaatsing en de omgeving.

  • De gemeente brengt tijdens het plaatsingsplangesprek kennis in over de lokale situatie (denk aan geplande nieuwbouwprojecten) en aandachtspunten voor de communicatie.

  • De gemeente stimuleert aanbieders via het plaatsingsplangesprek om de omgeving tijdig te informeren over een antenneplaatsing. Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners.

  • Bij grootschalige uitrol van small cells en bij plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente afspraken met de antenne-eigenaar over de communicatie aan omwonenden en andere belanghebbenden.

  • Na het plaatsingsplangesprek beoordeelt de gemeente of ze in afstemming met aanbieder(s) omwonenden, bedrijven of belangengroepen aanvullend wil informeren en welke praktische communicatieondersteuning de gemeente kan bieden.

Aanvraag omgevingsvergunning

Op basis van het vooroverleg bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie voor antenneplaatsing en de omgeving. In het overleg kunnen afspraken worden gemaakt over de gewenste communicatieaanpak.

Participatie door de aanvrager van een vergunning voor antenneplaatsing wordt gestimuleerd omdat het betrekken van de omgeving waardevolle inzichten op kan leveren over de beoogde locatie. Daarnaast voorkomt het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden vaak bezwaren later in het traject.

  • De gemeente stimuleert aanbieders om de omgeving te betrekken bij antenneplaatsing (participatie) en denkt mee over de invulling. Daarbij moet aan belanghebbenden vooraf duidelijkheid gegeven worden over de mate van betrokkenheid en invloed (verwachtingsmanagement).

  • De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of aanvullende communicatie nodig is.

  • Is een aanvraag ingediend en heeft de gemeente onvoldoende zicht op alle belangen? Dan kan de besluitprocedure met 6 weken verlengd worden om meer informatie te verzamelen.

3.2 Participatie

De gemeente hanteert de Bossche Omgevingsdialoog bij alle ruimtelijke aanvragen. Voor antennes betekent dit concreet dat wanneer een antenne-installatie niet past binnen het omgevingsplan dan dient een initiatiefnemer een dialoog aan te gaan met belanghebbende en hiervan een verslag op te stellen en in te dienen bij de aanvraag.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch van 2 juli 2024.

De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch,

De griffier,

drs. W.G. Amesz

De voorzitter,

drs. J.M.L.N. Mikkers

Bijlage 1: Begrippenlijst

Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Telecommunicatiewet bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het Besluit bouwwerken leefomgeving hanteert het begrip antenne-installatie. Hieronder volgt een uitleg van de belangrijkste termen.

Aanbieder openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst

Een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk of -dienst is doorgaans een landelijke telecomprovider (operator).

Aanbieder bijbehorende faciliteit

Een partij die diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen aanbiedt die het aanbieden van diensten via een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten. Een bijbehorende faciliteit wordt bijvoorbeeld geleverd door een eigenaar/ beheerder van antenne-opstelpunten. Denk aan een tower company die ruimte in een vakwerkmast verhuurt voor de antennes van een mobiele operator.

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) voert de wet- en regelgeving uit rondom de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van digitale infrastructuur. De rijksinspectie houdt toezicht op relevante regels, eisen en voorwaarden. De organisatie verdeelt onder andere frequentieruimte en verleent frequentievergunningen aan gebruikers. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken. De RDI valt onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

Antenne

Een antenne is een onderdeel van een antenne-installatie. In het dagelijks taalgebruik bedoelt men met antenne vaak een antenne-installatie voor mobiele communicatie met drie antennepanelen. Een antennepaneel ziet er aan de buitenkant vaak uit als een rechthoekige bak. Een antennepaneel van een antenne-installatie voor mobiele communicatie bevat meerdere antennes.

Antennebureau

Het informatie- en voorlichtingsbureau van de rijksoverheid over antennes en de beheerder van het Antenneregister. Het Antennebureau biedt informatie over techniek, gezondheid en wet- en regelgeving, en is ondergebracht bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

Antenne-installatie

Een antenne-installatie is het bij elkaar behorend geheel van één of meer antennes, antennedragers, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt door een telecomoperator voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden.

Antennemast

Een antennemast of zendmast is een vrijstaande (vakwerk)mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een antennemast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

Bijbehorende faciliteiten

De bij een elektronisch communicatienetwerk of -dienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen. Voorbeelden van bijbehorende faciliteiten zijn antenne-opstelpunten, kabelgoten en mantelbuizen.

Mobiele netwerken

Er zijn drie netwerken voor mobiele communicatie met landelijke dekking. Elke netwerkoperator heeft -via een zendvergunning- zijn eigen frequenties. De antenne-installaties zenden daarmee gegevens naar en ontvangen gegevens van gebruikerstoestellen in het verzorgingsgebied van de antenne-installatie. Een mobiel netwerk heeft een celstructuur, vergelijkbaar met een honingraat. Een antenne-installatie verzorgt het bereik in een specifiek gebied (een cel). Samen vormen de cellen het mobiele netwerk. Het frequentiegebruik in de cellen wordt nauwkeurig op elkaar afgestemd om een goede mobiele verbinding te kunnen garanderen: de radioplanning. Elke cel (antenne) heeft een bepaalde capaciteit en kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Meer gebruikers en meer datagebruik betekent een grotere capaciteitsbehoefte en daardoor mogelijk meer antennes. Een tekort aan capaciteit in het netwerk kan bij de gebruiker de beleving van ‘geen bereik’ geven.

Mobiele Netwerk Operator (MNO)

Bedrijf dat een mobiel netwerk exploiteert en aan wie een zendvergunning voor het gebruik van frequenties voor mobiele communicatie is toegekend. De netwerkoperator verzorgt alle techniek die nodig is voor het gebruik en beheer van het mobiele netwerk. Naast toegang aan gebruikers via eigen abonnementen biedt een netwerkoperator ook toegang aan derden, de zogenaamde Mobiele Virtuele Netwerk Operators.

Monet

Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie.

Opstelpunt

Een opstelpunt of antenne-opstelpunt is een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld het dak van een gebouw, een zendmast, een schoorsteen, licht- of een hoogspanningsmast zijn. Voor small cells kunnen dit bestaande opstelpunten van mobiele operators zijn, maar ook bushokjes, lantaarnpalen en gevels van gebouwen.

Small cell

Een small cell is een kleine antenne-installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk. Ten opzichte van de traditionele antenne-installaties zijn small cells kleiner van formaat en gewicht, hebben ze een lager vermogen en een kleiner bereik. In de Europese verordening EU 2020/1070 zijn de eigenschappen gespecificeerd van een small cell die vergunningvrij geplaatst kan worden. Er geldt bijvoorbeeld een maximale omvang van 30 liter.

Tower company/ mastbeheerder

Bedrijf dat opstelpunten (vaak vakwerkmasten) exploiteert voor antenne-installaties, meestal voor mobiele communicatie. Mobiele operators en andere aanbieders kunnen ruimte huren van een mastbeheerder voor de plaatsing van een antenne-installatie. Tower companies zijn aanbieders van een bijbehorende faciliteit.

Zendmast of antennemast

Een zendmast of antennemast is een vrijstaande (vakwerk)mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

Bijlage 2: Wettelijke kaders

Op Europees, nationaal en provinciaal niveau zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing kunnen zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 2 geeft een overzicht van de belangrijkste daarvan. De gemeente is -binnen de kaders van de wet- autonoom in het bepalen van beleid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en het bevoegd gezag bij omgevingsvergunningplichtige antennes en algemene welstandeisen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3. Kernregelgeving antennes voor mobiele communicatie

Europese kaders

De Europese Unie (EU) bepaalt voor een belangrijk deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. De Nederlandse telecommunicatieregelgeving is grotendeels gebaseerd op Europese richtlijnen. Zo schrijft de Europese Telecomcode (EU 2018/1972) voor dat infrastructuur onder zeggenschap van overheden -waaronder gemeenten- tegen redelijke voorwaarden beschikbaar moet worden gesteld voor het plaatsen van small cells. De Telecomcode biedt ook ruimte aan gemeenten om bij antenneplaatsing in sommige gevallen gedeeld gebruik van infrastructuur op te leggen. Uit de Telecomcode volgt ook dat small cells in principe vergunningvrij zijn. De afbakening en voorwaarden voor Nederland staan in de Telecommunicatiewet.

Vergunningvrije small cells

De Europese Telecomcode bepaalt dat overheden geen vergunningplicht mogen opleggen voor de plaatsing van small cells, uitgezonderd een eventuele vergunningplicht voor small cell plaatsing bij monumenten, in (rijks)beschermde stads- of dorpsgezichten en natuurgebieden. In EU-verordening 2020/1070 staan de kenmerken van een small cell die omgevingsvergunningvrij geplaatst mag worden. Uitgangspunt is een minimale visuele impact. Een vergunningvrije small cell is bijvoorbeeld volledig geïntegreerd in de draagconstructie of het zichtbare deel is in omvang niet groter dan 30 liter. De gemeente is het bevoegd gezag wat betreft het toezicht op de visuele plaatsingseisen.

Een small cell voor mobiele communicatie wordt binnen twee weken na plaatsing door de antenne-eigenaar aangemeld bij het Antenneregister. Op die manier is het voor inwoners inzichtelijk waar small cells zijn geplaatst.

Nationaal Antennebeleid

Sinds de uitrol van het 3G-netwerk is er een landelijk antennebeleid dat zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk maakt. Het doel van dit Nationaal Antennebeleid is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten. De beleidspunten zijn verankerd in wetgeving en het Antenneconvenant.

Antenneconvenant en plaatsingsplan

De Rijksoverheid, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de aanbieders van mobiele communicatie hebben in het Antenneconvenant afspraken gemaakt over de plaatsing van antennes waar geen omgevingsvergunning voor nodig is. De gemeente zelf is formeel geen partij in het convenant, maar kan wel nakoming vorderen. Elk jaar ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de vereniging van Nederlandse mobiele operators (Monet). Het plaatsingsplan is vertrouwelijk en niet openbaar. In het plaatsingsplan staan de op het grondgebied van de gemeente vergunningvrij en vergunningplichtig geplaatste antennes én de gebieden waar de aanbieders antennes willen plaatsen (zoekgebieden). Het plan is de basis voor het plaatsingsplangesprek waarvoor de gemeente wordt uitgenodigd door Monet. Daarin kan de gemeente het gesprek aangaan met operators over de voorgenomen antenneplaatsing. Het gesprek gaat naast de plannen van de aanbieders, ook over mogelijke knelpunten en ontwikkelingen ten aanzien van dekking, bestaande en nieuwe locaties, ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en communicatie.

In het Antenneconvenant staan verder afspraken over visuele inpasbaarheid van antennes, kennisgeving van grootschalige plaatsing van small cells door Monet via de VNG, inspraak van huurders in woongebouwen.

Small cells in het convenant

Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners.

Een gemeente kan bij de VNG contactgegevens registreren voor de kennisgeving voorgenomen grootschalige plaatsing small cells. Een gemeente wordt dan uiterlijk twee maanden vóór grootschalige plaatsing geïnformeerd. De kennisgeving is vertrouwelijk en niet openbaar. Het Antenneconvenant laat open wat precies onder grootschalige plaatsing van small cells wordt verstaan. In de jaarlijkse evaluatie van het convenant wordt besproken hoe dit in de praktijk uitwerkt. Over een enkele small cell zal de gemeente niet vooraf worden geïnformeerd, net zoals dat bij een reguliere vergunningvrije antenne niet het geval is. Bij grootschalige uitrol zal naar verwachting samenwerking en coördinatie met de gemeente gewenst zijn, onder andere vanwege afspraken over aanpassing in boven- en ondergrondse infrastructuur. Na plaatsing zijn small cells zichtbaar in het Antenneregister. Het huidige Antenneconvenant geldt tot en met 2025.

Telecommunicatiewet

De Telecommunicatiewet regelt onder andere de uitgifte van frequenties en telefoonnummers, de sectorspecifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid, gedeeld en medegebruik van infrastructuur, blootstellingslimieten, het Antenneregister en het toezicht op deze thema’s. De uitgifte van frequenties, gedeeld en medegebruik en de blootstellingslimieten zijn vooral relevant in het licht van gemeentelijk antennebeleid.

Dekkings- en snelheidsverplichting

De drie landelijke mobiele operators zijn via hun frequentievergunning gebonden aan een landelijke dekkings- en snelheidsverplichting (DSV). In de vergunning voor het gebruik van de 700 MHz frequentieband staat een verplichting om vanaf juli 2022 8 Mbit/s en in 2026 10 Mbit/s aan te bieden in 98% van het grondgebied van elke gemeente. Natura 2000 gebieden zijn hiervan uitgezonderd. Om te voldoen aan deze eisen kan een operator een omgevingsvergunning aanvragen voor antenneplaatsing. Gemeenten zijn vanuit de Telecommunicatiewet niet verplicht een aanvraag toe te kennen op grond van de DSV voor die locatie. Zij kunnen hun eigen afweging maken bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor antenneplaatsing. In gebieden waar geen bouwwerken beschikbaar zijn voor vergunningvrije antennes kan de gemeente bepalend zijn bij het mogelijk maken van dekking. Overleg tussen gemeenten en operators, onder andere in het plaatsingsplangesprek, kan bijdragen aan het voorkomen van gaten in de dekking op gemeentelijk grondgebied en het vinden van goede locaties voor antennes.

Gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur

Voor de ruimtelijke ordening zijn voor de gemeente in sommige gevallen de regels uit de Telecommunicatiewet (Tw) relevant die gaan over gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur.

Site-sharing

Telecom- en radio-operators en beheerders van telecominfra moeten over en weer infrastructuur delen na een onderling redelijk verzoek (site-sharing). De gemeente heeft hierin geen formele rol, maar kan zich hierover laten informeren in het plaatsingsplangesprek. Site-sharing houdt in dat operators of mastbeheerders zowel technisch, constructief, financieel als juridisch het delen van een bouwwerk voor antenneplaatsing met elkaar afstemmen. Het gaat vaak om een vrijstaande zendmast. Een masteigenaar zal het medegebruik in het algemeen slechts kunnen weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing van de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie (Tw, art. 5a.3 lid 2 en 3).

Medegebruik bij gedoogplicht

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken moeten over en weer voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van fysieke infrastructuur waarop de gedoogplicht van toepassing is (Tw, art. 5a.3 lid 4). Het gaat om de passieve elementen van een bekabeld netwerk, zoals mantelbuizen en kabelgoten. Die kunnen bijvoorbeeld nodig zijn voor de aansluiting van antennes op een vast glasvezelnetwerk. De gemeente heeft een taak bij het faciliteren en coördineren van werkzaamheden in openbare grond en kan in haar instemmingsbesluit voorschriften opnemen over het bevorderen van medegebruik van ondergrondse voorzieningen (Tw art. 5.2, 5.4 en 5.5). Voor het beleid rond graven en aanleg kabels en leidingen wordt verwezen naar de gemeentelijke regelgeving (Algemene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI) gemeente ’s-Hertogenbosch) voor het leggen van kabels en leidingen in de openbare grond.

Opleggen colocatie of gedeeld gebruik

Artikel 5b.1 van de Telecommunicatiewet stelt dat in specifieke gebieden een gemeente op basis van publieke belangen, aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aan aanbieders van bijbehorende faciliteiten, colocatie of gedeeld gebruik kan opleggen van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom. Een gemeente kan alleen in specifieke afgebakende gebieden colocatie of gedeeld gebruik opleggen en alleen op basis van een publiek belang (bescherming milieu, volksgezondheid, openbare veiligheid, stedenbouwkundige of planologische doelstellingen). Bij het opleggen van colocatie of gedeeld gebruik geldt als voorwaarde dat de betreffende infrastructuur is aangelegd onder de gedoogplicht (H5 Tw), of dat er sprake is van bestaande site-sharing (H5A Tw), of van medegebruik van publieke infrastructuur (H5C Tw). Opleggen kan alleen als eerst een openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd.

Medegebruik van publieke infrastructuur

Hoofdstuk 5C van de Telecommunicatiewet stelt dat overheden na een redelijk verzoek van een telecomnetwerkbeheerder hun publieke infrastructuur beschikbaar moeten stellen voor het plaatsen van small cells. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen of straatmeubilair waarvan de gemeente eigenaar is of het economisch eigendom heeft. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden afspraken vastgelegd, zoals voorwaarden waaronder het medegebruik plaatsvindt en een vergoeding voor het medegebruik. De gemeente kan voor het medegebruik een marktconforme vergoeding vragen. Voor gemeenten en telecomaanbieders is de Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells beschikbaar.

Antenneregister

Via .antenneregister. zijn de locaties zichtbaar van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente, van zowel omgevingsvergunningplichtige als omgevingsvergunningvrije antenne-installaties met een zendvermogen groter dan 10 decibel watt (dBW). Er staat informatie over onder andere het type antenne, de locatie en de hoogte. Daarnaast moeten small cells die worden geplaatst conform EU-verordening 2020/1070 door de antenne-eigenaar aangemeld worden voor het register. Verder staan onder andere de antennes van radiozendamateurs en omroepzenders in het Antenneregister. C2000-antennes zijn om veiligheidsredenen niet opgenomen in het register. Daarnaast staan de EMV-metingen van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur in het Antenneregister.

Omgevingswet

Voor antenneplaatsing gelden onder de Omgevingswet de technische bouwregels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving. In het Besluit bouwwerken leefomgeving staat ook onder welke voorwaarden een antenne vergunningvrij mag worden geplaatst. In het omgevingsplan kan de gemeente eigen ruimtelijke regels vastleggen die invloed hebben op antenneplaatsing. Verder kan de omgevingsverordening van de provincie regels bevatten die gevolgen hebben voor antenneplaatsing op een bepaalde locatie.

Antennes van Wabo naar Omgevingswet

Het bestemmingsplan en de beheersverordening zijn via overgangsrecht onderdeel van het ‘tijdelijk deel omgevingsplan’. Dit staat in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Zo blijven de voormalige planologische toetsingskaders geldig na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Gemeenten gaan vervolgens bestaande regels gericht op het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro omzetten in het omgevingsplan zodat het voldoet aan het begrip 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties'. Dat kan gedurende de overgangsfase tot eind 2032. Via artikel 2.29 onder m van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de artikelen 22.26 en 22.27 van het omgevingsplan ‘s-Hertogenbosch geldt het plaatsen van een antenne-installatie hoger dan 5 meter als een vergunningplichtige binnenplanse omgevingsplanactiviteit tijdens deze overgangsfase.

‘Knip’

In de Omgevingswet is bouwen gesplitst in een technisch deel en een ruimtelijk deel. Deze zogenaamde ‘knip’ levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. De regels die bepalen welke antennes vergunningvrij zijn staan in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Deze regels zijn in de overgang naar de Omgevingswet beleidsneutraal overgezet vanuit bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Zie figuur 2 voor een overzicht. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger zijn dan 5 meter (gemeten vanaf de voet van de installatie) vallen niet onder de aangewezen vergunningplichtige bouwactiviteiten (Bbl, art. 2.26). Daarnaast zijn ze uitgezonderd van de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit (Bbl, art. 2.29 onder m).

Omgevingsplan

Ondanks de algemene regels wanneer een antenne vergunningvrij geplaatst mag worden, kan een omgevingsvergunning vereist zijn, bijvoorbeeld vanwege de locatie of de omvang van een antenne. De rijksregels uit de Omgevingswet, regels in de provinciale omgevingsverordening en het omgevingsplan bepalen of de activiteit van het plaatsen van een zendmast vergunningplichtig is.

Onderstaande activiteiten zijn mogelijk vergunningplichtig:

  • technische bouwactiviteit

  • omgevingsplanactiviteit bouwwerken

  • (rijks)monumentenactiviteit

  • beperkingengebied-activiteit

  • Natura 2000-activiteit

  • milieubelastende activiteit

Vindplaats relevante regelgeving

Figuur 3 geeft voor zowel de Wabo zoals die voorheen luidde als de Omgevingswet een overzicht van de regelgeving die bepaalt of een antenne-installatie omgevingsvergunningplichtig is.

afbeelding binnen de regeling

Ta bel 1 . Regels voor het bepalen van de vergunningplicht bij antenneplaatsing

* Besluit omgevingsrecht

** Besluit bouwwerken leefomgeving

*** Besluit activiteiten leefomgeving

Omgevingsplan

Het omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 Omgevingswet). De gemeente bepaalt in het omgevingsplan onder andere of voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning verplicht is.

Technische bouwactiviteit

Een zendmast is een bouwwerk zonder dak en hoger dan 5 meter. Antennes van 5 tot 20 meter hoogte zijn bouwwerken in gevolgklasse 1 (Bbl, art. 2.17 lid 3 onder g). Voor deze antenne-installaties van 5 tot 20 meter hoogte geldt een bouwmeldingsplicht (art. 2.18 Bbl) in plaats van een vergunningplicht voor de technische bouwactiviteit (Bbl art 2.26). Een onafhankelijke kwaliteitsborger ziet toe of aan de voorschriften van het Bbl wordt voldaan. Dit staat los van een eventuele vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit.

Voor antennes hoger dan 20 meter geldt een vergunningplicht voor de technische bouwactiviteit. De gemeente toetst een omgevingsvergunningaanvraag voor een bouwactiviteit aan de technische regels van het Bbl en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk

Van rechtswege staat in artikel 22.26 van het tijdelijk omgevingsplan ’s-Hertogenbosch dat het zonder omgevingsvergunning verboden is een bouwactiviteit te verrichten. Een gemeente bepaalt zelf of en hoe deze regels worden omgezet naar het nieuwe deel van het omgevingsplan en of het plaatsen van een antennemast is toegestaan of een omgevingsplanactiviteit is.

Er zijn verschillende mogelijkheden om antenneplaatsing in het omgevingsplan te reguleren. Onderstaand enkele mogelijkheden:

  • In afgebakende geografische gebieden zijn antennemasten onder voorwaarden toegestaan, bijvoorbeeld regels over bouwhoogte en inpassing. De gemeente kan daarbij eventueel kiezen voor een meldplicht.

  • De gemeente kan in het omgevingsplan bepalen dat het bouwen van een antenne-installatie vergunningplichtig is. Op grond van de definitie in de Omgevingswet is dit dan een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. De activiteit wordt vervolgens getoetst aan de bijbehorende beoordelingsregels, bijvoorbeeld toegestane bouwhoogte. De beoordelingsregels kunnen alleen de niet-technische aspecten van het bouwen betreffen.

  • Een antennemast is niet toegestaan door de regels in het omgevingsplan. Dan is er sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt dan getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Verder gelden de beoordelingsregels uit artikel 8.0b tot en met 8.0e van het Bkl. Deze antennebeleidsnota geeft richting bij de beoordeling.

Te zijner tijd zal een keuze over de mogelijkheden gemaakt worden.

Monumenten en rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten

Het plaatsen van een antenne-installatie op een monument of in een (rijks)beschermd stads- of dorpsgezicht is in de meeste gevallen vergunningplichtig. Dit geldt zowel voor rijksmonumenten als voor gemeentelijke monumenten. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van artikel 5.1 lid 1, onder b van de Omgevingswet. De vergunningvrijheid voor het plaatsen van antenne-installaties (Bbl, art. 2.29 onder m) geldt niet voor antenneplaatsing in, aan, op of bij een gemeentelijk monument, (voor)beschermd monument, of rijksmonument (Bbl, art. 2.30 lid 1 en 2). Voor antenneplaatsing binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is de vergunningvrijheid onder meer beperkt tot wijzigingen die niet naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd (Bbl, art. 2.30 lid 3). In de Omgevingsverordening van de provincie kunnen locaties zijn aangewezen als beschermd of monumentaal waardoor een activiteit Omgevingsverordening ontstaat (art. 4.1, lid 1 Ow, art. 5.4 Ow). Voor gemeentelijke monumenten kunnen regels zijn opgenomen in het Omgevingsplan (art. 4.1, lid 1 Ow, art. 5.1, lid 1, onder a Ow), onder het overgangsrecht staan regels opgenomen in de erfgoed verordening ’s-Hertogenbosch 2018.

Natuurgebieden

Bij het plaatsen van een antenne-installatie in natuurgebieden kan sprake zijn van een Natura 2000-activiteit (art. 5.1, lid 1, onder e Ow) en Flora- en fauna-activiteit (art. 5.1, lid 2, onder g Ow). Daarnaast kan de provincie in haar omgevingsverordening regels stellen voor Natuurnetwerk Nederland gebieden. De Omgevingswet is het wettelijk kader bij ontheffing of vergunningplicht voor activiteiten voor antenneplaatsing in een Natura 2000-gebied of in een gebied met beschermde flora en fauna. Bij een aanvraag worden de gevolgen afgewogen voor de natuur. De provincie is doorgaans het bevoegd gezag.

Beperkingengebied

Bij het plaatsen van een antenne-installatie nabij een rijksweg kunnen er beperkingen gelden waardoor een vergunning- of meldingplicht geldt (art. 8.16 en 8.17 Bal). Bij antenneplaatsing naast een provinciale weg kan de Omgevingsverordening regels bevatten voor de beperkingengebied-activiteit provinciale weg. Bij een spoorweg kan het gaan om een beperkingengebied-activiteit spoorweg (art. 5.1, lid 2, onder f, sub 4 Ow). Bij een gemeenteweg kunnen regels gelden uit het Omgevingsplan voor een Omgevingsplanactiviteit beperkingengebied-activiteit gemeentelijke weg. In de buurt van waterstaatswerken kunnen eveneens beperkingen gelden (art. 5.1, lid 2, onder f, sub 2).

Milieubelastende activiteit

Uit paragraaf 3.2.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) volgt dat een zendmast geldt als milieubelastende activiteit indien het opgenomen vermogen dat wordt omgezet in stralingsenergie groter is dan 4 kW. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie vallen hier meestal niet onder. Er zijn geen algemene gebruiksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving aangewezen voor de milieubelastende activiteit zendmast. Zodra de basisrestricties voor elektromagnetische velden (EMV) zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013 geldt er een landelijk EMV-regime.

Regels over participatie bij antenneplaatsing

Onder de Omgevingswet moet in elke vergunningaanvraag, dus ook voor antenneplaatsing, aangegeven zijn of participatie heeft plaatsgevonden (Omgevingsregeling art. 7.4 lid 1 en 2). Bij de aanvraag geeft de initiatiefnemer aan of derden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij de voorbereiding zijn betrokken. Als dit het geval is meldt de aanvrager ook hoe deze partijen zijn betrokken en wat de resultaten zijn. De gemeente neemt de informatie mee bij de behandeling van de aanvraag.

Informatie inwinnen door gemeente

Als er van derden onvoldoende informatie is om tot een goede belangenafweging te komen, kan de gemeente eventueel zelf informatie verzamelen bij belanghebbenden. Dat kan op drie manieren: de ontwerpaanvraag wordt in overleg met de aanvrager ter inzage gelegd, de definitieve aanvraag wordt ter inzage gelegd voor zienswijzen of de gemeente benadert zelf belanghebbenden.

Verplichte participatie

De gemeenteraad kan van tevoren activiteiten of activiteiten in bepaalde gebieden hebben aangewezen waarbij participatie door de initiatiefnemer verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (art. 16.55 lid 7 Ow). De aanvrager moet laten zien hoe belanghebbenden zijn betrokken. Er gelden geen vereisten voor de manier waarop de participatie is vormgegeven. Heeft er geen participatie plaatsgevonden bij een aangewezen buitenplanse participatieplichtige omgevingsplanactiviteit? Dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten kan een gemeente participatie dus niet als aanvraagvereiste of beoordelingsregel opnemen in het omgevingsplan.

Bijlage 3: Voorwaarden medegebruik van gemeentelijke infrastructuur

Met de publicatie van deze voorwaarden geeft de gemeente invulling aan artikel 5c.3 van de Telecommunicatiewet.

De gemeente stemt in met een verzoek om medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur ten dienste van de aanleg en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik (small cells) als voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden.

Indienen van een verzoek

Wie kan een verzoek indienen?

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aanbieders van bijbehorende faciliteiten kunnen een verzoek om medegebruik indienen. Bijvoorbeeld een landelijke telecomprovider (operator) of een beheerder van antenne-opstelpunten (tower company). Aanbieders van niet-openbare netwerken zijn uitgesloten. Aanbieders van openbare netwerken en bijbehorende faciliteiten zijn geregistreerd bij de ACM.

Correspondentie

Een verzoek om medegebruik wordt ingediend via het e-mailadres omgevingsloket s-hertogenbosch.nl. Alle formele correspondentie verloopt via dit adres. Als informatie bedrijfsvertrouwelijk is, moet dat in het verzoek worden aangegeven.

Doorlooptijd

De indiener van een verzoek ontvangt uiterlijk binnen vier weken een bericht van instemming of een gemotiveerde weigering van de gemeente. Deze termijn kan eenmalig met vier weken worden verlengd, bijvoorbeeld voor onderzoek door de gemeente om de technische geschiktheid te beoordelen. Wordt er gelijktijdig instemming gevraagd voor graafwerkzaamheden voor de aanleg van kabels? Dan coördineert de gemeente het instemmingsbesluit met het verzoek om medegebruik.

Inhoud van het verzoek

Het verzoek bevat in elk geval onderstaande punten.

Onderbouwing van het verzoek

  • Bedrijfsnaam van de indiener van het verzoek, contactpersoon en contactgegevens.

  • Vermelding wat voor aanbieder de indiener van het verzoek is: een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst, óf een aanbieder van bijbehorende faciliteiten.

  • Een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst geeft een beschrijving waarom medegebruik nodig is vanuit netwerktechnisch oogpunt en de gewenste connectiviteit.

  • Een aanbieder van bijbehorende faciliteiten geeft een onderbouwing waarom medegebruik nodig is vanuit de gewenste connectiviteit inclusief uitleg over de aansluiting op een openbaar communicatienetwerk, bijvoorbeeld het netwerk van een frequentievergunninghouder.

  • Een toelichting dat plaatsing op bestaande antenne-opstelpunten niet voldoet.

  • Een toelichting indien het medegebruik nodig is voor het verbinden van een small cell met een backbonenetwerk

Beschrijving gemeentelijke infrastructuur

  • Beschrijving van de gemeentelijke infrastructuur waarvoor medegebruik wordt aangevraagd, bij voorkeur aan de hand van de Basisregistratie Grootschalige Topografie.

  • Aanduiding van de locatie(s) op een geografische kaart of het actuele plaatsingsplan.

Technische gegevens small cell (s)

  • Vermelding van het aantal te plaatsen small cells.

  • Vermelding van de omvang en het gewicht van de small cell.

  • Vermelding van de installatieklasse van de small cell.

  • Beschrijving van de beoogde manier van bevestiging op de infrastructuur, inclusief beoogde aansluiting op het elektriciteitsnet en het backbonenetwerk.

  • Vermelding overige werkzaamheden die nodig zijn, zoals graven.

  • Vermelding beoogde plaatsingsdatum.

Kabelaanleg

  • Vermelding of coördinatie nodig is met een beroep op de gedoogplicht voor het aanleggen van kabels in openbare grond.

  • Vermelding of coördinatie nodig is met een aanvraag voor instemming met graafwerkzaamheden voor het aanleggen van kabels in openbare grond.

Voorwaarden voor medegebruik

De gemeente toetst de redelijkheid van een verzoek aan de volgende voorwaarden.

Inhoudelijke voorwaarden

  • De infrastructuur staat onder zeggenschap van gemeente.

  • Het betreft passieve infrastructuur. Denk aan straatmeubilair, verkeersborden, verkeerslichten en gebouwen.

  • De infrastructuur is technisch geschikt voor het plaatsen van small cells: een small cell mag in ieder geval niet de stabiliteit van de draagconstructie in gevaar brengen en door zijn gewicht of vorm geen structurele versterking van de gebruikte draagconstructie vereisen. Plaatsing gebeurt conform Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

  • De infrastructuur is noodzakelijk voor de verbinding van een small cell(s) met een backbonenetwerk (indien van toepassing).

  • De infrastructuur wordt niet binnen een jaar verwijderd door de gemeente.

Veiligheidseisen

  • De infrastructuur kan normaal blijven functioneren.

  • De integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken of van kritieke nationale infrastructuur is niet in het geding.

  • Er is geen risico op ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via dezelfde infrastructuur worden verstrekt.

Procedurele voorwaarden

  • Afspraken over het medegebruik waaronder een marktconform tarief worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

  • In de overeenkomst wordt een datum van ingebruikname van de infrastructuur vastgelegd.

  • In de overeenkomst worden afspraken vastgelegd over onderhoud, aansprakelijkheid en situaties waarin gemeentelijke plannen de infrastructuur wijzigen.

  • Eventuele extra (eenmalige) kosten veroorzaakt door medegebruik worden door de medegebruiker betaald.

  • De overeenkomst laat ruimte voor colocatie of gedeeld gebruik zoals bedoeld in artikel 5a.3 en 5b.1 van de Telecommunicatiewet.

Onderwerpen voor afstemming

De gemeente bespreekt met de aanbieder de volgende onderwerpen, bij voorkeur in het vooroverleg of anders tijdens de afhandeling van een verzoek.

  • Geplande en verwachte werkzaamheden, veranderingen en verwijderingen aan infrastructuur door de gemeente die van invloed kunnen zijn op het medegebruik en de bijbehorende infrastructuur.

  • Invulling van uitvoeringsverordening EU2020/1070 wat betreft visuele inpassing van small cells en mogelijke aansluiting op welstandscriteria.

  • Indien door zowel gemeente als aanbieder gewenst: aanpak en afspraken over aanpassing van de infrastructuur voor visuele inpassing en/of technische aansluitingen.

  • Mogelijkheden aansluiting stroomvoorziening en de manier waarop energiekosten kunnen worden berekend.

  • Informatie van de aanbieder over de partij die de small cells gaat plaatsen en de beoogde datum van plaatsing.

  • Procesafspraken over planning en uitvoering van werkzaamheden.

  • Eventuele afspraken over externe communicatie.

Leges

Voor de afhandeling van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor het plaatsen van small cells vraagt de gemeente een kostendekkende vergoeding. Deze leges worden vastgelegd in de legesverordening.