Regeling vervalt per 31-12-2035

Beleidsplan Groenbeheer 2023 – 2035

Geldend van 01-01-2024 t/m 30-12-2035

Intitulé

Beleidsplan Groenbeheer 2023 – 2035

Vastgesteld door de gemeenteraad van Blaricum d.d. 4 juli 2023

Inleiding

De “Groenvisie” (het vorige beleidsplan) dateert van 2006 en is sterk verouderd. Er wordt nauwelijks rekening gehouden met de nieuwe wijk Blaricummermeent, en ondertussen zijn er ook nieuwere inzichten over groenbeheer in combinatie met de eisen op het gebied van klimaat en natuur. Hier wordt ook door de Provincie en door de accountant op gewezen - men wijst er op dat dit oude plan steeds slechter past bij het gewenste systeem van verantwoord begroten en verslagleggen.

Daar komt bij dat er verwacht wordt dat in 2024, met flinke vertraging, de Omgevingswet eindelijk zal worden ingevoerd. Er is dus een nieuw plan gemaakt. Dit nieuwe plan dient dan ook als onderdeel van de op te stellen omgevingsvisie die door de Omgevingswet wordt gevraagd.

Het is een beleidsplan – dat wil zeggen dat het dient als vastlegging van de principes die de gemeente als uitgangspunt zal hanteren bij de manier waarop ze om wil gaan met groenbeheer in de komende jaren, en welke algemene kaders gebruikt zullen worden bij het opstellen van de vele gedetailleerde uitvoeringsplannen voor specifieke onderwerpen, zoals IBOR. Het is ook een set principes en regels waarop de uitvoeringsplannen getoetst zullen worden. Beleid en uitvoeringplannen vormen samen de blauwdruk voor het totale groenbeheer. In een flink aantal gevallen spelen groenbeleidszaken over de grenzen van de gemeenten heen. In de BEL willen we daarom beleidsplannen maken die zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.

Een nuttig beleidsplan geeft dus richting. Maar: het is geen vervanger voor de specifieke uitvoeringsplannen zelf!

Kader

Het Beleidsplan Groenbeheer 2023-2035 is voortgekomen uit een eerder document “Groenbeleidsplan Blaricum” dat in samenwerking met idverde Advies is opgesteld. Het is als bijlage bijgevoegd. Voor het gemak verwijzen we op diverse plaatsen naar het eerdere document. Bij verschillen tussen de bijlage en dit beleidsplan is de tekst in dit “Beleidsplan Groenbeheer 2023-2035” doorslaggevend.

De belangrijkste wettelijke kaders zijn de Omgevingswet en de Wet Natuurbescherming. De betrokken gemeentelijke beleidsstukken staan opgesomd op pagina 34 van de bijlage.

Daarnaast spelen o.a. het insectenconvenant, klimaatadaptatie en de afspraken in het Integraal Bestek Openbare Ruimte (IBOR) een rol.

Bij inwerkingtreding Omgevingswet wordt beleid zoals dit, en de zaken waaraan hier gerefereerd wordt, deel van het tijdelijke omgevingsplan.

Periode: 2023 - 2035

Groenbeheer is een zaak van de lange termijn, zeker voor het “grotere” groen. Dit beleidsplan is bedoeld als richtsnoer voor minimaal drie collegeperiodes, dus tot 2035. Gezien de ontwikkelsnelheid van zaken als klimaat verandering, invasieve soorten etc. willen we iedere 4 jaar een korte evaluatie te doen om de zien of het plan op onderdelen aanpassing behoeft.

Inhoud

Inleiding 1

Algemene prioriteiten 3

Algemeen 3

Natuur en Biodiversiteit 3

Beleving 4

Gezonde leefomgeving 4

Toekomstbestendig 5

Participatie en Zelfbeheer 5

Gestructureerde aanpak 6

Introductie 6

Verhouding tussen groenstructuurkaart en andere ruimtelijke regelingen 6

Buurt- en wijkgroen 7

Bomenrijen 8

Lanen en Bijzondere groene plekken 8

Kaart per 2023 9

Overzicht consequenties 9

Invulling uitgiftebeleid – Nieuwe Uitgiftekaart 10

Volgorde van aanpak 12

Projecten en financiering daarvan 12

Maatregelen en financiering daarvan 13

Conclusie en beleidsbesluit 14

Algemene prioriteiten

Algemeen

De “missie” in de Groenvisie 2006 was: “instandhouding van een samenhangende groenstructuur, waarin duurzaam beheer centraal staat en overlast van groen wordt voorkomen”. Daarna dook het plan meteen de diepte in met een groot aantal algemene en operationele aspecten.

Dat werkte goed maar het bevatte weinig handvatten voor afwegingen van prioriteiten bij de vele aspecten die in dat plan genoemd werden. In dit nieuwe beleidsplan is door een stuurgroep (bijlage pag. 35) na inspraak (bijlage pag. 38) van diverse experts, betrokkenen en een inwoners enquête ook een beleidsprioritering vastgesteld. Deze geldt in eerste instantie als richtsnoer voor alles waarbij de gemeente bij groenbeheer van haar eigen groen rekening wil houden. Maar dit dient ook als toets voor regelingen waarbij ook, of zelfs hoofdzakelijk, groen van anderen betrokken is.

De top-5 beleidsaspecten die uit de enquête naar boven kwamen waren, in volgorde van prioriteit:

Natuur en Biodiversiteit

Dit aspect staat bij de uitvraag op de eerste plaats. We erkennen het grote belang van groen, van bomen, struiken en kruiden, voor het behoud van biodiversiteit en een gezonde leefomgeving. Juist wanneer aanpassing van dezelfde leefomgeving in reactie op de gevolgen van een veranderend klimaat nodig is. Hierbij bekijken we het groen altijd in samenhang met de overige onderdelen die de leefomgeving vormgeven en de verschillende belangen die hierin spelen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan water, wegen en bebouwing. De onderdelen moeten elkaar versterken, niet uitsluiten. Ook over gemeentegrenzen heen moet dit op elkaar aansluiten. Zo voeren we de ecologische verbetering van de bermen in de Kampen zodanig uit dat dit past bij de uitvoering door de Gemeente Eemnes aan de andere kant van de grens (bijlage pag. 18-19).

Hierbij horen de volgende acties:

  • We kiezen voor behoud van groen binnen de daarvoor vast te stellen structuren en zoeken actief naar kansen om deze te versterken. Dit wordt ingestoken vanuit de noodzaak om leefgebieden/vestigingsplaatsen te behouden, te versterken en met elkaar te verbinden.

  • We onderscheiden drie ‘groenfuncties’, met naast ‘natuurgroen’ ook ‘beleefgroen’ en ‘groenaankleding’ (1).

  • We zoeken actief naar kansen om de natuurwaarde van het groen (door inrichting en/of beheer) te versterken. We nemen hiervoor onder andere de soortentabel bomen (groen in de stad, WUR) als basis.

  • We blijven aandacht houden voor de verdere ontwikkeling van strategieën voor de omgang met invasieve soorten, gericht op het beheersen of bestrijden van die soorten.

 (1) Natuurgroen: met als belangrijkste functie de natuurwaarde. Beleefgroen: om in te wandelen, spelen, verblijven, plukken en/of mee verbonden te voelen. Groenaankleding: om te verfraaien of af te schermen.

Beleving

De aspecten Beleving, Gezonde leefomgeving en Toekomstbestendig staan ex-aequo op de tweede plek. Allereerst de beleving (bijlage pag. 16-17).

De groeninrichting bepaalt veelal de identiteit van een plek. Dit kan gelden voor heel de gemeente (verbonden aan de ontstaansgeschiedenis) of heel lokaal: karakteristiek groen dat hoort bij een wijk of buurt. De groeninrichting is vaak sterk bepaald door de bouwperiode en de ideeën omtrent groen die er toen waren. Dat laatste zie je misschien niet meer terug in gekozen soorten beplanting (die kan al vervangen zijn), maar wel in structuren en de beschikbare ruimte voor groen.

Goed groen zorgt voor herkenning en verbondenheid met een bepaalde plek. Dat is waar je je als bewoner thuis voelt. En bij de trend om met elkaar meer vanuit huis werken is het groen er niet alleen voor na werktijd, maar nodigt het ook uit om gedurende de werkdag dit op te zoeken. Om te ontspannen, los te laten en weer op te laden

Puntsgewijs samengevat:

  • We kiezen voor behoud van groen binnen de op de kaart aangegeven structuren. We zoeken actief naar kansen om deze te versterken. Dit betreft ook de bereikbaarheid en (recreatief) gebruik ervan. Met specifieke aandacht voor identiteitsbepalend groen.

  • Het kenmerkende groen, waaruit ook onze ontstaansgeschiedenis blijkt, blijft behouden. Denk daarbij aan de brinken, de engen (veelal open plekken) en beeldbepalende bomen.

  • Niet op de kaart aangegeven groen (Buurt- en wijkgroen) is met name van belang voor de buurt en minder voor de groenstructuur op gemeentelijk niveau. Daarbij gaat het vooral om de soort en hoeveelheid. Bij aanpassing van een staat of buurt wordt naar een inrichting gestreefd waarbij alle (ook niet-groene) functies optimaal tot hun recht komen.

  • We beoordelen de groenstructuur in samenhang met al het aanwezige particuliere groen.

  • We stimuleren interactie met en tussen inwoners en lokale (groene) initiatieven, waarbij de gemeente overwegend een faciliterende rol vervult.

Gezonde leefomgeving

Op een gedeelde tweede plek staat ook de gezonde leefomgeving (bijlage pag. 20-21). Het openbaar groen in onze gemeente moet aantrekkelijk, veilig en toegankelijk zijn. Het geeft rust en ruimte voor vermaak voor zowel onze bewoners en bezoekers. Groen kan worden ingezet om de nadelige gevolgen van het veranderende klimaat te verminderen. Groen nodigt uit tot bewegen en is in het algemeen goed voor het welbevinden.

Puntsgewijs:

  • We denken en handelen voor de lange termijn omdat volwassen groen de meeste toegevoegde waarde levert. Dit vergt dat we plantlocaties goed kiezen en voor de lange termijn inrichten.

  • We beschouwen groen als onderdeel van een klimaatadaptieve leefomgeving en stimuleren daarom de interactie met andere domeinen om te komen tot integrale plannen bij ruimtelijke opgaven.

  • We zoeken actief naar kansen om het klimaatbufferend vermogen van het groen te versterken. Door hierop afgestemde inrichting, soortkeuze en beheer.

  • We stimuleren nieuwe ontwikkelingen, zolang die tenminste geen onherstelbare schade opleveren voor bestaande groenstructuren en/of natuurwaarden.

Toekomstbestendig

Het derde aspect dat op de gedeelte tweede plek uit de bus komt is de toekomstbestendigheid (bijlage pag. 22-23).

We kiezen voor kwaliteit boven kwantiteit. Dit betekent dat we niet per se de focus leggen op “meer” groen, maar wel koesteren en versterken wat we nu al hebben. Het gaat hierbij specifiek om het gemeentelijk groen. En om de verbinding daarvan met overige groenelementen en -structuren. We zorgen ervoor dat het openbaar groen adequaat beheerd wordt en dat er vervanging plaatsvindt wanneer dit nodig is. Daarbij hanteren we heldere uitgangspunten. We denken en handelen hierbij altijd met het oog op de lange termijn. Groen heeft tijd nodig om volwassen te worden. Juist het grote groen, als onderdeel van een groen netwerk, levert de meeste toegevoegde waarde. Voor mens en dier.

Daarbij horen de volgende actiepunten:

  • We werken hiervoor met een gegevensbestand (van ons beheerareaal) dat up-to-date is en wordt gehouden. Dit vormt mede de basis voor de beoogde jaarlijkse indexactie van beheerbudget.

  • We zijn ons bewust van de beheertaken die we als gemeente uitvoeren en door wie dit wordt gedaan. We houden strak regie op al het werk dat wordt uitgevoerd.

  • Vanuit het bestaande inkoopbeleid geven we invulling aan duurzaam en maatschappelijk verantwoord inkopen van goederen en diensten (o.a. inzet van medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt).

  • We handelen waar mogelijk vanuit een integrale gedachte en streven bij ruimtelijke opgaven het ‘werk met werk maken’ na.

Participatie en Zelfbeheer

Direct na de hierboven genoemde aspecten wordt “Participatie en Zelfbeheer” nog als prioriteit benoemd (bijlage pag. 24-25). In Blaricum zijn we met vele partijen samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving en de groenbeleving in het algemeen. Het vele groen dat niet in beheer of eigendom is van de gemeente levert hier een zeer belangrijke bijdrage aan. Er zijn grote natuurbeheerders (zoals GNR) in onze gemeente waar we goed mee moeten samenwerken. Maar ook bewoners en lokale (groene) initiatieven nodigen we uit om hierin mee te doen. Bijvoorbeeld door mee te denken bij nieuwe (groen)ontwikkelingen, of actief invulling te geven aan ‘zelfbeheer’. Denk daarbij aan bewoners die een plantvak of boomspiegel in de eigen buurt onderhouden. Bewoners stimuleren we om actief ideeën aan te dragen en hiervoor zelfstandig draagvlak te creëren. Dit in lijn met wat beoogd wordt vanuit de Omgevingswet. Als gemeente ondersteunen we hierin waar mogelijk, met praktische kennis en met het toetsen van gedane voorstellen. Voorbeelden: Operatie Steenbreek, de Boomfeestdag etc.

De bijbehorende actiepunten:

  • We stimuleren participatie en zelfbeheer om de betrokkenheid van bewoners met de groene leefomgeving te vergroten. De gemeente faciliteert hierin.

  • We betrekken bewoners actief bij relevante ruimtelijke opgaven met betrekking tot het door de gemeente beheerde groen door input op te halen en/of keuzemogelijkheden voor te leggen.

  • Het delen van kennis over groen krijgt ook aandacht, als gemeente willen we hiervoor een beroep doen op lokale (groene) initiatieven.

Gestructureerde aanpak

Introductie

Op een nieuwe groenstructuurkaart laten we zien wat de belangrijkste groenelementen zijn in onze gemeente. We maken daarbij onderscheid tussen:

  • Buurt- en wijkgroen (Overig Groen in de bijlage)

  • Bomenrijen (Nevenstructuren in de bijlage)

  • Lanen (Hoofdstructuur in de bijlage)

  • Bijzondere groene plekken (idem in de bijlage).

Zie ook de bijlage pagina 10 en verder. Let op, dit document wijkt op sommige punten af van de daar gebruikte terminologie.

Groen dat er wel is, en ook in beheer is van de gemeente, maar dat niet apart op de kaart vermeld staat, hoort bij het Buurt- en wijkgroen (bijlage : ‘overig groen’). Veel groen in onze gemeente is in beheer van anderen. Dat heeft ook meegewogen bij het wel of niet toekennen van groen aan een groenstructuur.

De indeling van het groen is een verdere aanscherping van de groenstructuurkaart uit 2006, waarbij rekening is gehouden met:

  • Nieuwe gebiedsontwikkelingen zoals de Blaricummermeent;

  • De opgaven van deze tijd: het behouden van biodiversiteit en het aanpassen van de leefomgeving aan een veranderend klimaat.

De categorie waaraan het groen is toebedeeld is vastgesteld door ons af te vragen:

  • Of het bepalend is voor de samenhang/structuur van de groeninrichting;

  • Of het invulling geeft aan de groenvisie;

  • Of het identiteitsbepalend is of ‘gewoon’ lokaal groen betreft;

  • Of het voor alle bewoners is of alleen voor een bepaalde straat of buurt

De drie speerpunten bij de ontwikkeling van deze structuren zijn, in lijn met de eerder benoemde prioriteiten:

  • In stand houden van waardevol groen dat er al is

  • Waar mogelijk verder vergoenen van de leefomgeving, op de brinken en met bomen en boomstructuren

  • Vergroten van het aandeel kruidenrijk gras

Zie voor meer gedetailleerde beschrijvingen van deze drie speerpunten ook de bijlage pag. 14.

Verhouding tussen groenstructuurkaart en andere ruimtelijke regelingen

Bestemmingsplan

Het is nuttig te wijzen op de verschillen tussen een structuurkaart enerzijds en de bepalingen zoals die in een bestemmingsplan anderzijds. De groenstructuurkaart is een beleidsdocument. Er zijn meerdere “omgevingsplannen” en, op het grootste detail niveau, bestemmingsplannen die heel precies beschrijven wat op specifieke kavels wel en niet kan. Dat vormt dwingend recht voor de eigenaren van die kavels. In de groenstructuurkaart zijn primair gebieden opgenomen die eigendom van de gemeente zijn of in beheer van de gemeente zijn. De bestemming zal meestal Verkeer, Groen of Tuin zijn.

Het is niet mogelijk om via een beleidsdocument directe specifieke werking te scheppen op iets wat geregeld is in een uitvoeringsregeling, en al helemaal niet op regelgeving zoals in een bestemmingsplan. Het beleidsdocument dient wel als inspiratie voor toekomstige aanpassingen van zulke regelingen. Een concreet voorbeeld is de voorgenomen herziening van het kapbeleid.

Met de grote lijnen van diverse omgevingsplannen is bij de groenstructuurkaart rekening gehouden. Op detail niveau kunnen met name bij vergelijking met bestemmingsplannen een aantal situaties ontstaan. Zo kan grond die niet van de gemeente is toch sterk beeldbepalend zijn. Dat komt in onze gemeente vaak voor. In dat geval is het beleid om het groen op de aanpalende grond van de gemeente, als het enigszins mogelijk is, daarbij aan te laten sluiten.

Het kan ook zijn dat er kennelijke fouten of tegenstrijdigheden worden geconstateerd. Deze moeten dan op bestemmingsplan niveau worden opgelost, en het kan voorkomen dat dit om andere redenen in de praktijk niet haalbaar is. Dat moet dan per geval worden bekeken.

“Groene” bebouwde komgrens

Voor de benodigde vergunningverlening, zoals kapvergunningen, is het vaststellen van een vernieuwde “groene” bebouwde komgrens nodig (voormalige ‘bebouwde kom boswet’). Binnen deze komgrens heeft de gemeente zeggenschap, buiten deze komgrens kunnen zowel de provincie Noord-Holland als de gemeente zeggenschap hebben. Het vaststellen van de “groene” bebouwde komgrens loopt via een apart traject.

Buurt- en wijkgroen

Voor alle groen dat in beheer is bij de gemeente geldt in elk geval dat we dit willen behouden, en dus niet verminderen of laten versloffen.

Uitgangspunt is dat het waarde heeft voor de straat en buurt waar het zich bevindt. Ook als het niet direct deel uitmaakt van een grotere specifieke groenstructuur. De inrichting moet doelmatig en aantrekkelijk zijn. Het kan deel uitmaken van patronen die zich in een buurt herhalen, qua beplanting en uitvoering, en het hoeft niet op iedere plek uniek te zijn.

Voor het beheer geldt de algemene regel dat dit moet volgens de inrichting en beeldkwaliteit die in de daarvoor geldende IBOR uitvoeringsregeling afgesproken is. Als de inrichting een specifiek doel dient, zoals spelen, afscherming, opvang piekbuien, dan moet het beheer hierop aangepast zijn.

Het areaal groen dient als geheel behouden te blijven. Daarbij is er wel enige flexibiliteit. Groen wordt in principe vervangen als dat nodig is. Maar dat kan eventueel ook door groen van ruwweg gelijke waarde in de directe omgeving. De inrichting is aan te passen aan de behoeften op die plek.

Uitgangspunt bij bewonersparticipatie is in alle gevallen “Ja, tenzij”. In het kader van de Omgevingswet wordt participatie gestimuleerd. Meer specifiek is er bij deze categorie ook de meeste ruimte voor initiatieven van bewoners. Bij beoogd structureel ingrijpen informeren we de bewoners en vragen om hun mening of advies.

In het algemeen voert de gemeente een “restrictief beleid” bij verkoop of verhuur van grond met gemeentegroen. Zo weinig mogelijk dus. Maar bij deze categorie is de kans op verkoop (of in uitzonderlijke gevallen wellicht verhuur) wel aanwezig.

Het restrictieve beleid is nader uitgewerkt, in lijn met de eerder aangegeven beleidsuitgangspunten en een aantal overwegingen van praktische aard, in een schema (bijlage pag. 39), dat ook verderop in deze nota opgenomen is bij “Consequenties”.

Afhankelijk van de situatie kunnen er wel nog steeds aanvullende of tijdelijke restricties worden ingevoerd. Dit kan ook voor een specifiek gebied. Een voorbeeld was de beoogde uitvoeringregeling met betrekking tot snippergrond in Bijvanck.

Bomenrijen

De indeling met Lanen en Bomenrijen is gebaseerd op dominantie in gebruik en beeld. Het gaat niet alleen over de bomen zelf, maar ook om het eventuele bijbehorende groen onder de bomen. Zo is de Eemnesserweg beeldbepalend, maar niet zo dominant bij gebruik en beeldvorming als de Torenlaan.

Het betreft hier groen waar een strenger regime op van toepassing wordt verklaard als op Buurt- en wijkgroen. Uitgangspunt is niet alleen behoud, maar ook versterking.

Ook hier geldt dat het specifieke onderhoud volgens de in de daarvoor geldende IBOR uitvoeringsregeling afgesproken beeldkwaliteit moet zijn. En als de inrichting een specifiek doel dient, moet het beheer hierop aangepast zijn.

Vervanging, op gelijkwaardige wijze aan de bestaande inrichtingen met behoud van bestaande functies is het uitgangspunt. Uitzonderingen hierop accepteren we alleen als het echt niet anders kan.

Ook hier is “Ja, tenzij” het uitgangspunt voor participatie. De ruimte voor experimenten en ideeën van bewoners is wel minder groot dan bij Buurt- en wijkgroen, omdat het uitgangspunt hier nu eenmaal behoud en versterking van de bestaande beeldbepalende situatie is.

Een andere consequentie is dat deze grond niet in aanmerking komt voor verkoop of verhuur.

Lanen en Bijzondere groene plekken

Dit zijn de grote groene dragers, vaak met een verbindende functie tussen gebieden. Of het nu routes, stromen of parken (“vlakken”) zijn, ze leveren een grote bijdrage aan specifieke doelstellingen zoals biodiversiteit en een klimaat adaptieve leefomgeving of aan functies zoals verblijven, spelen, fietsen.

Uitgangpunt is niet alleen behoud en versterking, maar waar mogelijk ook verdere ontwikkeling.

Het specifieke onderhoud wordt weer vastgelegd in de betreffende IBOR regeling, inclusief de eisen voor benodigde specifieke doelen.

Vervanging moet op minimaal gelijkwaardig niveau zijn. Dit moet ook meegenomen worden in de benodigde budgettering. Er wordt actief gekeken naar mogelijkheden om groen in deze structuren te versterken of verder te ontwikkelen.

Voor participatie geldt hetzelfde als voor de Bomenrijen: toepassen waar mogelijk, maar binnen duidelijke kaders en uitgangspunten om aantasting van deze structuren te voorkomen.

Ook grond in deze structuren komt niet voor verkoop of verhuur in aanmerking.

Kaart per 2023

afbeelding binnen de regeling

Overzicht consequenties

Hieronder zijn de voornaamste consequenties voor het beleid voor de groenstructuren van deze aanpak nog een keer in tabel vorm weergegeven. Deze tabel is ook terug te vinden op pag. 15 in de bijlage. Waar de tekst in de tabel verschilt van die in dit document geldt de tekst in dit document.

“Overig groen” in de tabel is “Buurt- en wijkgroen”, de term “Nevengroen” is gebruikt voor “Bomenrijen”, op de kaart aangegeven in rood, en de term “Hoofdgroen” staat voor “Lanen en Bijzondere groene plekken” en is op de kaart aangegeven in donker groene lijnen en paarse vlakken.

afbeelding binnen de regeling

Invulling uitgiftebeleid – Nieuwe Uitgiftekaart

Voor het beleid voor uitgifte van gemeentegrond gaan we een nieuwe Uitgiftekaart maken, geldend voor het hele dorp. Dat beleid houden we (zoveel mogelijk) gelijk aan het beleid in Laren en Eemnes. Daarbij hanteren we, onder voorbehoud van specifieke dan wel tijdelijke besluiten voor speciale omstandigheden, de volgende beleidstoetsen en richtlijnen:

1) Toets verkoop openbaar groen

Als een inwoner een aanvraag doet om openbaar groen te mogen aankopen kijken we of het algemeen belang daarmee niet geschaad wordt, dus:

blijft de openbare ruimte:

  • Veilig (verkeer, sociaal);

  • Bruikbaar (toegankelijk, speelruimte, parkeergelegenheid etc.);

  • Aangenaam (uitstraling);

  • Beheerbaar (geen ‘enclaves’, ‘versnippering’, ‘kanteelvorming’ en ‘rafelranden’).

blijft er voldoende ruimte voor:

  • Klimaatadaptatie;

  • Kabels en leidingen (bereikbaarheid huidige kabels en leidingen, ruimte voor verzwaren

  • netwerk, stadsverwarming e.d.).

beschermen we wat belangrijk is

  • (historische) Structuren;

  • Natuur / biodiversiteit.

Overige aandachtspunten

  • is het vrij van onbedoelde effecten (vergunningvrij bouwen op ongewenste plek of hoeveelheid)

  • is het niet strijdig met andere regelingen

  • voorkomen we (indien enigszins mogelijk) de noodzaak voor extra voorwaarden zoals verplichte groene afscheiding of verbod op bouw, verharding, i.v.m. de handhaafbaarheid

  • is het altijd volkomen helder dat bij aanwezigheid van kabels en leidingen in een te verkopen strook de koper zélf zorg moet dragen voor overeenstemming met de beheerder van de kabel en/of leiding.

2) Nadere uitleg uitgangspunten c.q. beleidsrichtlijnen:

Geen verkoop aan de voorzijde langs wegen en paden

Het benodigde ruimtebeslag voor kabels en leidingen neemt in de toekomst alleen maar toe. Denk aan energietransitie, warmtenet, warmte-koude opslag. Het is ongewenst dat deze kabels en leidingen en/of nutshuisjes op privéterrein liggen. Ze zijn dan niet of moeilijker bereikbaarheid bij onderhoud en calamiteiten en kwetsbaarder (graven en bouwen). Ook op locaties waar in de toekomst ontwikkelingen gaan plaatsvinden en waarvoor mogelijk gemeentegrond nodig is wordt geen grond uitgegeven. Denk aan het opheffen van (verkeerskundige) knelpunten, extra waterberging in het groen. Hiermee wordt voorkomen dat op het moment van uitvoering onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de ontwikkeling.

Geen verkoop van bermen

Bermen langs wegen zijn bedoeld om te kunnen parkeren, passeren, uitwijken, regenwater infiltreren. Hier is de term “Berm” bedoeld zoals die gebruikt wordt in het vigerende Bermenbeleid.

Geen verkoop van groen in Lanen, Bijzondere groene plekken en Bomenrijen

Het groen in deze gebieden is, zoals elders in dit plan aangegeven, van groot algemeen belang en wordt daarom niet verkocht.

Geen of beperkte verkoop als dit het groenbeheer onevenredig zou bemoeilijken

Het beheer van het groen moet efficiënt en (kosten)effectief uitgevoerd worden, op dezelfde manier als dat ook elders in de gemeente gebeurt. De uitgifte van grond mag niet leiden tot onbereikbaar openbaar groen. De toegankelijkheid voor gespecialiseerd materieel moet mogelijk blijven. Daarnaast is het voor een efficiënt beheer noodzakelijk dat werkzaamheden zoveel mogelijk aaneengesloten uitgevoerd worden. Versnippering van groen door uitgifte van tussenliggende percelen is niet wenselijk.

Beperkte verkoop langs kopgevels

Kopgevels waar andere woningen op uitkijken, moeten een groene aankleding hebben. Een groenstrook die binnen een afstand van minimaal 5 meter van een kopgevel ligt wordt daarom niet uitgegeven.

Beperkte verkoop langs wandel- en fietspaden

Het is ongewenst als wandel- en fietspaden ‘opgesloten’ worden door (groene) erfafscheidingen. Dat is sociaal onveilig. Een groenstrook van minimaal 1 meter aan weerszijden wordt daarom niet uitgegeven.

Beperkte verkoop langs achterkanten van woningen

Achterkanten van woningen moeten een eenduidige uitstraling hebben. Het zicht op een diversiteit aan erfafscheidingen (schuttingen, muurtjes, hekwerken) wordt beperkt door een groene bufferzone achter de woningen te behouden. Een groenstrook van minimaal 2 meter wordt daarom niet uitgegeven.

Verkoop onder voorwaarden

Wanneer een gedeelte van het openbaar groen voor verkoop in aanmerking komt volgens bovenstaande uitgangspunten heeft de koper onderzoeksplicht naar eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen door middel van een Klic-aanvraag. Mochten er kabels en/of leidingen aanwezig zijn, kan de grond eventueel verkocht worden, mits de koper daarover overeenstemming heeft met de kabelbeheerder(s). Dit moet notarieel worden vastgelegd. Mocht dit niet adequaat vastgelegd zijn in de aktes dan blijft de koper of een opvolger van de koper verplicht ten allen tijde toe te staan dat beheer en onderhoud aan de kabels en leidingen mag worden gepleegd zonder aanspraak te kunnen maken op vergoeding.

Geen onbedoelde effecten of zaken die bijvoorbeeld via het bestemmingsplan worden geregeld

We moeten voorkomen dat regels in het groenplan de indruk wekken dat ze zaken regelen die op andere plaatsen geregeld zijn (zoals bijvoorbeeld bestemmingsplan). Dit geldt des te meer bij het overwegen van grond verkoop of verhuur.

Het College kan de Raad voortellen deze criteria apart of nader vast te stellen als dit in de praktijk eerder nodig blijkt dan bij de voorgenomen evaluatie momenten.

Volgorde van aanpak

Projecten en financiering daarvan

Er zijn elf projecten benoemd die bij de uitgangspunten van dit groenbeleid horen. In de bijlage vindt u deze terug als P-nummer op pag. 29 (en in de totaaltabel met projecten en maatregelen als 4-cijferig nummer, pag. 43).

Van de 11 projecten hebben er vier prioriteit qua uitvoering (uitvoering is al begonnen dan wel gepland in 2023):

  • Ontwikkelen en toepassen beleid invasieve soorten (P4 / 4206)

  • Lasten lopen via DVO 2023, geen nieuw budget nodig.

  • Opstellen spelregels bomen en zonnepanelen (P7 / 4307)

  • Lasten lopen via DVO 2023, geen nieuw budget nodig.

  • Beheerarealen op orde maken en houden (P8 / 4402)

  • Al grotendeels uitgevoerd in 2022, geen nieuw budget nodig.

  • Ontwikkelen proces voor overdracht beheerarealen (P9 / 4404)

  • Dit wordt onderdeel van de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR).

  • Hiervoor moet nog een apart besluit genomen worden. De ontwikkeling hiervan is wel al opgenomen in de DVO 2023.

De overige zeven projecten zijn later gepland. Deze projecten moeten qua inhoud nog verder worden uitgewerkt, inclusief, per project, het onderdeel inwonersbetrokkenheid en een kostenraming. Dit uitwerken wordt extern uitgezet, hiervoor wordt een extrabudget van € 6000 gevraagd.

Na de uitwerking worden deze projecten op de normale wijze door de goedkeuringsprocessen gevoerd. Het betreft:

Projecten met een uitvoeringshorizon in de komende 2 tot 3 jaar:

  • Pleksgewijze voorstellen voor versterking groen (P1 / 4102)*

  • Inzichtelijk maken kansen klimaat adaptieve inrichting (P5 / 4301)

  • Kansen voor behoud boomstructuren inzichtelijk maken (P6 / 4304)

  • Optimaliseren afstemmingsproces groenaannemer en buitendienst (P10 / 4405)

  • Stimuleren innovatie in groenbeheer (P11 / 4406)

Projecten met een uitvoeringshorizon in de komende 3 tot 5 jaar

  • Vergroten bereikbaarheid en leefbaarheid groen (P2 / 4103)*

  • Versterken beeldbepalend particulier groen (P3 / 4104)

* dit zijn projecten die samenwerking tussen verschillende domeinen vereisen.

Maatregelen en financiering daarvan

Een tweede categorie activiteiten is benoemd als “maatregelen”, zie bijlage pag. 43. De nummering van de beleidsthema’s verwijst naar hoofdstuk 4 van de bijlage. Deze maatregelen kunnen (nagenoeg) budgetneutraal opgenomen worden in de DVO’s van 2024 en verder.

De maatregelen die nadrukkelijk verbonden zijn aan de inhoud van het voorgaande zijn:

  • Vastleggen van karakteristiek groen (4101)

  • Koppelen van natuurfunctie aan specifiek groen (4201)

  • Versterken van bestaande groenstructuren (4202)*

  • Inzichtelijk maken van overige kansen voor biodiversiteit (4203)*

  • Ideeën en suggesties voor de leefomgeving en integrale benadering (4204)*

  • Toepassen suggestielijst van bomen met een hoge natuurwaarde (4205)

  • Bevorderen integrale aanpak (4302)*

  • Kennis delen binnen gemeentelijke/BEL organisatie (4303)

  • Kansen voor behoud boomstructuren inzichtelijk maken (4304)

  • Toepassen suggestielijst van bomen met groot klimaatbufferend vermogen (4305)

  • Groeiplaatsen bomen inrichten voor de lange termijn (4306)

  • Actief betrokken bij integrale planvorming (4401)*

  • Naleven contractafspraken met derden (4403)

  • Maatschappelijk verantwoord inkopen (4408)

  • Aanhouden financiële buffer + jaarlijkse indicatie budget (4400)

  • Opstellen overzicht stakeholders + beheer activiteit (4501)

  • Delen van kansen vanuit overige beleidsthema’s (4502)

  • Bewoners actief raadplegen (4503)

  • Kennis over groen delen op scholen (4504)

  • Kennis over groen delen met inwoners (4505)

  • Ruimte geven aan initiatieven van inwoners (4506)

* dit zijn maatregelen die samenwerking tussen verschillende domeinen vereisen.

Conclusie en beleidsbesluit

Het groen in Blaricum is al mooi maar we kunnen op veel gebieden nog verbeteren. Dat is belangrijk, want het is waar ons dorp bekend om staat. Het is een heel belangrijk deel van de identiteit van Blaricum, en het is een voorwaarde voor blijvende waardevastheid, duurzaamheid en gezondheid.

Dit groenbeleidsplan geeft invulling hieraan: we kijken naar wat er al goed gaat, waar we kansen zien voor verbetering en hoe we dit kunnen aanpakken. Dit plan geeft richting aan de keuzes die we daarbij moeten maken. Bijvoorbeeld als het gaat om het gebruik van het openbaar groen zélf, maar ook als het gaat om het gebruik van de openbare ruimte op andere manieren.

In dit plan willen we de koers uitzetten voor de komende drie collegeperiodes. Daarvoor zijn maatregelen en projecten benoemd.

De maatregelen kunnen we budgetneutraal uitvoeren. Bijvoorbeeld doordat we er bij nieuwe projecten van het begin af aan rekening mee houden. De maatregelen worden in de loop van de planperiode geïmplementeerd.

Vier van de projecten zijn/worden in 2023 gestart. Hiervoor is al budget beschikbaar. Voor de overige zeven projecten wordt eerst een uitwerkingsplan opgesteld. Daarin wordt per project de inhoud, participatie, kostenraming en planning uitgewerkt. Dit uitwerkingsplan wordt ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.

Ondertekening