Bomenverordening Gemeente Tilburg 2024

Geldend van 04-09-2024 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening Gemeente Tilburg 2024

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Bebouwingscontour houtkap: bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 11.111 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

  • b.

    begeleidingssnoei: methode van snoeien die een jonge boom ‘begeleidt’ naar het eindbeeld; snoei in de tijdelijke kroon. De tijdelijke kroon bestaat uit alle takken die geleidelijk weggenomen worden om zo de takvrije stam te vormen.

  • c.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet.

  • d.

    bijdrageregeling bomen: gemeentelijk fonds voor de ondersteuning van particuliere eigenaren voor controle en duurzaam onderhoud van houtopstanden die onderdeel zijn van de Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT) en voor groeiplaatsverbetering van bomen in eco- en klimaatwaarde.

  • e.

    bomeneffect-analyse (BEA): een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw (huizen, wegen, riolering, kabels en leidingen) of aanleg voor een houtopstand op basis van de meest actuele versie van het handboek Bomen van het Norminstituut Bomen. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een boomdeskundige.

  • f.

    boomdeskundige: deskundige met een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Technician of deskundige met aantoonbare en vergelijkbare kennis van houtopstanden en boomveiligheid.

  • g.

    boomwaarde zoneringskaart: topografische overzichtstekening “boomwaarde zoneringskaart Tilburg” met daarop aangegeven zones met boomwaarden van houtopstanden; eco-, klimaat- en basiswaarde. De boom-waarde zoneringskaart (BWZ-kaart) wordt door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • h.

    buiten-zone: gebied gelegen buiten de ‘bebouwingscontour houtkap’ volgens het omgevingsplan. In dit gebied kunnen ook houtopstanden met een ecowaarde en bomen van de KMBT voorkomen. Deze bebouwingscontour staat op de topografische overzichtstekening “boomwaarde zoneringskaart Tilburg”.

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

  • j.

    compensatieregeling bomen: gemeentelijk fonds voor herplant van houtopstanden en aanleg van groeiplaatsen. Deze regeling maakt onderdeel uit van de Reserve Natuurontwikkeling.

  • k.

    dunning: vellen dat uitsluitend is bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende houtopstand.

  • l.

    dunningsplan: plan waarin reden, uitvoer en gevolg dunning nader is omschreven.

  • m.

    eigenaar-bewoner: een natuurlijk persoon, die de eigendom van een pand heeft en die blijkens de gemeentelijke basisadministratie in dat pand woonachtig is.

  • n.

    erf: een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen om bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

  • o.

    herplant: het opnieuw (elders) planten van een te verplanten houtopstand (ook wel verplanten genoemd) en/of het vervangen van een gevelde houtopstand door een nieuwe houtopstand op grond van een voorschrift als van artikel 10 of als herstelsanctie van artikel 11.

  • p.

    houtopstand: overblijvend levend of dood houtig gewas van één of meer bomen, hakhout, een houtwal of houtsingel, lintbegroeiing, een beplanting van bosplantsoen, een struweel, heg of haag, windschermen of het betreffen houtachtigen die zijn aangeplant in het kader van herplantplicht.

    • i.

      boom: een houtig opgaand overblijvend levend of dood gewas met een stamomtrek van minimaal 40 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Voor bomen in artikel 13 geldt geen minimale stamomtrek.

    • ii.

      bosplantsoen: aanplant van (jonge) bomen en heesters, hoofdzakelijk bestaande uit heesters, struiken en boomvormers, gelegen binnen de bebouwingscontour houtkap, die op zo’n manier onderhouden wordt dat er een gelaagdheid ontstaat, waarbij de onderste laag voldoende licht krijgt om zich te ontwikkelen.

      • boomvormer: kleine jonge boom die uiteindelijk tot een grote volwassen boom kan uitgroeien.

    • iii.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na periodiek terugkerende snoei, opnieuw op de stronk uitlopen.

    • iv.

      heg of haag: een rij van naast elkaar geplaatste struiken/heesters, al dan niet in een vorm gesnoeid, die vaak een afscheiding of omheining vormt met een minimale lengte van 3 meter.

    • v.

      houtwal of houtsingel: bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit heesters, struiken en boomvormers gelegen buiten de bebouwingscontour houtkap.

    • vi.

      lintbegroeiing: een lijnvormige begroeiing bestaande uit heesters, struiken en/of bomen (bijv. hagen en heggen) met een minimale breedte van 0,75 meter een minimale hoogte van 1,30 meter.

      • heester of struik: een verhoutende plant met een stengel die zich reeds van de grond af veelal in min of meer stevige, houtige takken verdeeld.

    • vii.

      struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken

    • viii.

      windscherm: dichte lineaire beplantingen, met als doel om een tuin, park of akker te beschermen tegen wind en een gunstiger klimaat te creëren.

  • q.

    huurder-bewoner: een natuurlijk persoon, die een huurovereenkomst van de eigenaar van het pand heeft en die blijkens de gemeentelijke basisadministratie in dat pand woonachtig is.

  • r.

    inboet: het opnieuw inplanten van houtopstanden, binnen 2 jaar na aanplant van een op die plaats weggevallen of wegkwijnende houtopstand.

  • s.

    kandelaberen: het tot op de hoofdtakken snoeien/inkorten van een houtopstand.

  • t.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van een houtopstand.

  • u.

    KMBT: Kaart Monumentale Bomen Tilburg, vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

  • v.

    knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen.

  • w.

    kweekgoed: houtopstanden, gekweekt door rechtspersoon en bedoeld voor verkoop.

  • x.

    monetaire boomwaarde: de monetaire waarde van een boom en houtige gewassen, zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB) of de tabel uit de meest recente uitgave van het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

  • y.

    monumentale boom: solitair of in groepsverband staande houtopstand, die staat vermeld op de KMBT.

  • z.

    noodkap: er is sprake van een dode/terminale/onstabiele houtopstand die acuut gevaar oplevert voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel of weggebruikers. De houtopstand mag onmiddellijk geveld worden.

  • aa.

    omgevingsvergunning: de vergunning als bedoeld in de omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in combinatie met artikel 22.8 van de Omgevingswet ((te doen) vellen van een houtopstand).

  • bb.

    onrechtmatige hinder: hinder die aanmerkelijk verder gaat dan de hinder die een normale houtopstand met zich meebrengt. Niet elke vorm van hinder is onrechtmatig. Om de overlast van houtopstanden als onrechtmatig te beschouwen moet er sprake zijn van zwaarwegende en buitenproportionele hinder.

  • cc.

    oppervlakte tuin: de bij elkaar opgetelde oppervlakten van voor-, zij- en achtertuin horende bij een woning.

  • dd.

    reconstructieplan: een stedenbouwkundig herinrichtings-, reconstructie- of rioolvervangingsplan of een vergelijkbaar plan.

  • ee.

    regulier onderhoud: het in het kader van noodzakelijk periodiek (op regelmatige basis) terugkerend onderhoud tot behoud van de houtopstand.

  • ff.

    rooien: het geheel verwijderen van het bovengrondse en ondergrondse deel van een houtopstand.

  • gg.

    spoedkap: het vellen van een houtopstand moet op korte termijn (binnen 6 weken) plaatsvinden, echter er is geen sprake van gevaarzetting die onmiddellijk vellen nodig maakt.

  • hh.

    tuin: een begrensd, meestal omheind of afgeperkt stuk grond, behorend bij een gebouw dat is ingericht ten behoeve van het woon- en/of werkgenot (waarbij de tuin het perceel is minus het hoofdgebouw).

  • ii.

    vellen:

    • 1.

      betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit is rooien, kappen, verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van voor de eerste keer kandelaberen of de eerste keer knotten;

    • 2.

      betreft het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • jj.

    vormboom: Is een boom waarvan de takken van de kroon in een bepaalde richting geleid worden. Regelmatig wordt de boom teruggesnoeid tot op de gesteltakken.

  • kk.

    zelfstandige eenheid: houtopstanden die in ruimtelijke zin een aaneengesloten geheel vormen.

Artikel 2: Boomwaarde-zoneringskaart en Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT)

  • 1. Het college stelt de Boomwaarde zoneringskaart en de Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT) vast.

  • 2. De Boomwaarde-zoneringskaart bevat de volgende waardes en/of zones:

    • a.

      ecowaarde;

    • b.

      klimaatwaarde;

    • c.

      basiswaarde;

    • d.

      buiten-zone.

  • 3. De Kaart Monumentale Bomen Tilburg omvat in ieder geval:

    • a.

      Nederlandse naam;

    • b.

      boomnummer;

    • c.

      omtrek in cm;

    • d.

      kiemjaar;

    • e.

      eigendom;

    • f.

      redengevende beschrijving (leeftijd, omtrek, cultuurhistorie, natuurwetenschappelijk of klimaat);

    • g.

      locatie.

  • 4. Het college stelt een Compensatieregeling Bomen, voor herplant van houtopstanden en inrichting van groeiplaatsen als bedoeld in artikel 10 en 11, vast.

  • 5. Het college stelt een Bijdrageregeling Bomen vast die kan dienen voor:

    • a.

      groeiplaatsverbetering bij bomen die staan in eco- en klimaatwaarde;

    • b.

      voor ondersteuning aan particuliere eigenaren voor controle en duurzaam onderhoud aan houtop-standen die staan op de KMBT.

Artikel 3: Velverbod Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT), eco- en klimaatwaarde

  • 1. Het is verboden te vellen:

    • a.

      houtopstanden die op de KMBT vermeld staan;

    • b.

      houtopstanden die in een eco- of klimaatwaarde staan, waarbij bomen een minimale stamomtrek van 40 cm gemeten op 1,30m hoogte boven het maaiveld hebben;

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt eveneens voor herplant op grond van artikel 10, 11 of 12, ongeacht hun standplaats of stamomtrek.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor een houtopstand die moet worden geveld op grond van de Plantgezondheidswet op grond van een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      in het kader van regulier onderhoud bij:

      • i.

        hakhout: snoeien;

      • ii.

        knotten (uitgezonderd de 1e keer knotten) en kandelaberen;

      • iii.

        vormbomen;

      • iv.

        houtwal of houtsingel: tot maximaal 40 procent volumevermindering van de zelfstandige eenheid, met behoud van de huidige oppervlakte, door op bosbouwkundig verantwoorde wijze snoeien, scheren of kappen van houtopstanden die een stamomtrek kleiner dan 40 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld hebben;

      • v.

        hagen/heesters: snoeien en scheren;

      • vi.

        bomen die staan in heg/haag van dezelfde soort die een hoogte hebben van minder dan 3 meter;

    • c.

      noodzakelijke inboet van houtopstanden;

    • d.

      begeleidingssnoei van bomen in de jeugdfase.

  • 4. Het in het eerste lid sub b gestelde verbod geldt ook niet voor de volgende houtopstanden:

    • a.

      niet monumentale bomen en struiken die specifiek voor het oogsten van fruit, noten of vruchten zijn geteeld;

    • b.

      niet monumentale houtopstanden die windschermen om boomgaarden vormen;

    • c.

      naaldbomen die kennelijk bedoeld zijn als kerstbomen én niet ouder zijn dan 20 jaar;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      beplanting die bestaan uit populieren, wilgen, essen of elzen en duidelijk bedoeld zijn voor de productie van houtige biomassa onder de volgende voorwaarden:

      • o

        het oogsten vindt minstens 1 keer per 10 jaar plaats;

      • o

        de beplantingen bestaan uit minstens 10.000 stoven per hectare per beplantingseenheid;

      • o

        een beplantingseenheid moet bestaan uit aaneengesloten beplanting zonder doorsnijding door meer dan 2 meter brede onbeplante stroken;

      • o

        de beplantingen zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 5. Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand acuut gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat een houtopstand vooruitlopend op het verlenen van de omgevingsvergunning geveld mag worden. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt zo spoedig mogelijk na het vellen aangevraagd en verleend.

  • 6. In geval van spoedkap kan op basis van artikel 16.79, vijfde lid, van de Omgevingswet een versnelde procedure plaatsvinden, waarbij het besluit direct na bekendmaking in werking treedt. Deze versnelde procedure moet worden voorafgegaan door een schriftelijke bekendmaking.

Artikel 4: Criteria Ontheffing

  • 1. Het bevoegd gezag kan een ontheffing om houtopstanden te vellen, als bedoeld in artikel 3 eerste lid, verlenen dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor het vellen kan bij houtopstanden met een eco- of klimaatwaarde, waarbij bomen een minimale stamomtrek van 40 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld hebben en bij bomen die op de Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT) staan, worden verleend indien een zwaarwegend maatschappelijk belang zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de houtopstand.

  • 3. Een omgevingsvergunning voor het vellen kan bij houtopstanden met een eco- of klimaatwaarde waarbij bomen een minimale stamomtrek van 40 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld hebben, worden verleend indien er sprake is van dunning.

  • 4. De omgevingsvergunning voor vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 3 kan tevens worden verleend of onder voorschriften of beperkingen worden verleend:

    • a.

      indien de reden voor velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is;

    • b.

      indien naar het oordeel van een boomdeskundige:

      • i.

        de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

      • ii.

        instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of;

      • iii.

        sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand, die niet vallen onder regulier onderhoud.

    • c.

      indien er sprake is van onrechtmatige hinder welke zwaarder weegt dan het belang bij behoud van de houtopstand.

  • 5. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 3 kan worden geweigerd, indien bij het indienen van de vergunning onvoldoende zicht is op (premature) plannen en de eventuele herplant.

Artikel 5: Velverbod basiswaarde en buitenzone

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag – onverminderd het gestelde in artikel 3 – houtopstanden als bedoeld in het tweede, derde en vijfde lid te vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voor houtopstanden die in een basiswaarde of buiten-zone staan, waarbij bomen een minimale stamomtrek van 65 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld hebben. Deze houtopstanden staan op percelen kleiner dan 500 m2, mits zij niet vallen onder het derde lid van dit artikel onder b of c.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voor bomen met een minimale stamomtrek van 40 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld in basiswaarde of buiten-zone op:

    • a.

      percelen groter dan 500 m2;

    • b.

      aan elkaar liggende percelen van eenzelfde eigenaar, tezamen groter dan 500 m2;

    • c.

      verspreid liggende percelen die dienen voor dezelfde ruimtelijke ontwikkeling die groter zijn dan 500 m2.

  • 4. De in het derde lid gestelde minimale stamomtrek van 40 cm geldt niet voor beheer en onderhoud bij ge-meentelijke bomen of voor percelen die eigendom zijn van woningcorporaties waarbij de reden van vellen geen ruimtelijke ontwikkeling (renovatie, sloop, nieuwbouw) is. Deze bomen zijn, ongeacht de grootte van het perceel, vergunningsplichtig vanaf een stamomtrek van 65 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld.

  • 5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt eveneens voor herplant op grond van artikel 10, 11 of 12, ongeacht hun standplaats of stamomtrek.

  • 6. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor een houtopstand met basiswaarde of staande in de buitenzone in een tuin van een eigenaar-bewoner of huurder-bewoner, mits de oppervlakte van de tuin kleiner is dan 100 m2;

    • b.

      voor een houtopstand die moet worden geveld op grond van de Plantgezondheidswet of op grond van een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • c.

      regulier onderhoud bij:

      • i.

        hakhout: afzetten tot aan grond of hoofdstam;

      • ii.

        knotten (uitgezonderd de 1e keer knotten) of kandelaberen;

      • iii.

        vormbomen;

      • iv.

        houtwal, houtsingel: het tot maximaal 40 procent volumevermindering van de zelfstandige eenheid, met behoud van de huidige oppervlakte, door op bosbouwkundig verantwoorde wijze snoeien, scheren of kappen van houtopstanden die een stamomtrek kleiner dan 40 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld hebben;

      • v.

        hagen: snoeien en scheren;

      • vi.

        Bomen die staan in heg/haag van dezelfde soort die een hoogte hebben van minder dan 3 meter;

    • d.

      noodzakelijk inboeten van houtopstanden.

    • e.

      Begeleidingssnoei van bomen in de jeugdfase.

  • 7. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgende houtopstanden:

    • a.

      niet monumentale bomen en struiken die specifiek voor het oogsten van fruit, noten of vruchten zijn geteeld;

    • b.

      niet monumentale houtopstanden die windschermen om boomgaarden vormen;

    • c.

      naaldbomen die kennelijk bedoeld zijn als kerstbomen én niet ouder zijn dan 20 jaar;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      het dunnen van een houtopstand staande in de buitenzone om de groei van de overblijvende houtopstand te bevorderen, bijv. als onderdeel van het reguliere onderhoud van de overblijvende houtopstand.

    • f.

      beplanting die bestaan uit populieren, wilgen, essen of elzen en kennelijk bedoeld zijn voor de productie van houtige biomassa onder de volgende voorwaarden.

      • o

        het oogsten vindt minstens 1 keer per 10 jaar plaats;

      • o

        de beplantingen bestaan uit minstens 10.000 stoven per hectare per beplantingseenheid;

      • o

        een beplantingseenheid moet bestaan uit aaneengesloten beplanting zonder doorsnijding door meer dan 2 meter brede onbeplante stroken;

      • o

        de beplantingen zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 8. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt tevens niet voor houtopstanden in de buitenzone, staande buiten erven of tuinen:

    • a.

      met een oppervlakte van 10 are of meer. Het gaat hier om de oppervlakte van de totale houtopstand, dus niet alleen van het te vellen deel;

    • b.

      die bestaan uit een rijbeplanting van meer dan 20 bomen (gerekend over het totaal aantal rijen). Het gaat hier om het aantal bomen in rijbeplanting van de totale houtopstand, dus niet alleen het aantal te vellen bomen.

  • 9. Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand acuut gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat een houtopstand vooruitlopend op het verlenen van de omgevingsvergunning geveld mag worden. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt zo spoedig mogelijk na het vellen aangevraagd en verleend.

  • 10. In geval van spoedkap kan op basis van artikel 16.79, vijfde lid, van de Omgevingswet versnelde procedure plaatsvinden, waarbij het besluit direct na bekendmaking in werking treedt. Deze versnelde procedure moet worden voorafgegaan door een schriftelijke bekendmaking.

Artikel 6: Criteria vergunning

  • 1. Bevoegd gezag kan vergunning om te vellen als bedoeld in artikel 5 weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      de natuur- en milieuwaarde;

    • b.

      de klimaatadaptieve waarde.

    • c.

      de landschappelijke waarde;

    • d.

      de waarde voor straat- of stadsbeeld;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde;

    • f.

      de waarde voor recreatie.

  • 3. De omgevingsvergunning voor vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden verleend of onder voorschriften of beperkingen worden verleend:

    • a.

      indien de reden voor velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is;

    • b.

      indien naar het oordeel van een boomdeskundige:

      • iv.

        de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

      • v.

        instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of;

      • vi.

        sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand, die niet vallen onder regulier onderhoud.

    • c.

      indien er sprake is van onrechtmatige hinder welke zwaarder weegt dan het belang bij behoud van de houtopstand.

  • 4. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden verleend, indien er sprake is van dunning.

  • 5. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden geweigerd, indien bij het indienen van de vergunning onvoldoende zicht is op (premature) plannen en de eventuele herplant.

Artikel 7: Aanvraag

  • 1. De omgevingsvergunning moet schriftelijk of elektronisch, gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die op grond van zakelijk recht of door degene die op grond van publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor velling van lintbegroeiing, bosplantsoen, windschermen, houtwal/houtsingel wordt in de aanvraag een inschatting gemaakt van alle aanwezige vergunnings-plichtige houtopstanden per (deel)gebied en het percentage hiervan waarvoor een omgevingsvergunning voor vellen wordt aangevraagd. Tevens moet het eindbeeld met daarin de te behouden houtopstanden worden toegevoegd.

  • 3. Bij de aanvraag moet een tekening op bruikbare schaal van zowel de huidige als de nieuwe situatie worden toegevoegd, waar mogelijk aangevuld met foto’s.

  • 4. De aanvraag vermeldt de tot behoud van de houtopstand onderzochte alternatieven.

  • 5. Bij de aanvraag moet de richtlijn omgevingsdialoog worden toegepast.

  • 6. Het bevoegd gezag kan bepalen dat bij de aanvraag wordt overlegd:

    • a.

      een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project;

    • b.

      een dunnings- of reconstructieplan;

    • c.

      een bomeneffect-analyse en/of taxatierapport met monetaire boomwaarde;

    • d.

      een plan voor herplant van houtopstanden.

  • 7. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan slechts in behandeling worden genomen nadat:

    • a.

      een gesprek tussen de aanvrager en de bewoners woonachtig in de nabije omgeving van de betreffende houtopstand heeft plaatsgevonden en een gewaarmerkt verslag van dit gesprek bij de aanvraag is gevoegd.

    • b.

      uit het verslag blijkt dat de belangen van verlening van de ontheffing zijn gewogen tegen de belangen van behoud van de houtopstand, waarbij is ingegaan op de volgende waarden:

      • i.

        de natuur- en milieuwaarde;

      • ii.

        de klimaatadaptieve waarde;

      • iii.

        de landschappelijke waarde;

      • iv.

        de waarde voor straat- of stadsbeeld;

      • v.

        de cultuurhistorische waarde;

      • vi.

        de waarde voor recreatie en beleving van de nabije omgeving.

    • c.

      uit het verslag blijkt tevens dat de aanvrager voldoende pogingen heeft gedaan om tot overeenstemming te komen met de omgeving over deze belangenweging dan wel dat uit het verslag blijkt dat aanvrager en omgeving overeenstemming hebben over de aanvraag.

  • 8. Een gesprek en verslag als bedoeld in lid 7 van dit artikel hoeft niet te worden overlegd bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand indien:

    • a.

      de aanvrager bewoner-eigenaar is van het perceel waar de houtopstand zich op bevindt en de aanvraag slechts één boom betreft;

    • b.

      de aanvrager de gemeente Tilburg is en het vellen van houtopstanden op basis van een BoomVeiligheidsControle betreft (BVC);

    • c.

      het nood- of spoedkap betreft;

    • d.

      De aanleiding concurrentiegroei is;

    • e.

      de houtopstand ziek is en de verwachte levensduur < 5 jaar is;

    • f.

      een verzoek voortkomt uit het wegnemen van de oorzaak van schade die redelijkerwijs niet anders weggenomen kan worden dan voor vellen;

    • g.

      een verzoek voortkomt uit het wegnemen van een onveilige situatie die redelijkerwijs niet anders weggenomen kan worden dan door vellen;

    • h.

      een verzoek voorkomt uit het wegnemen van onrechtmatige hinder, die redelijkerwijs niet anders weggenomen kan worden dan door vellen.

  • 9. Indien er een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt aangevraagd, dient dit door de aanvrager kenbaar te worden maken aan bewoners woonachtig in de nabije omgeving van de betreffende houtopstand.

  • 10. Indien een gesprek en verslag niet hoeft te worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand (lid 8 van dit artikel), is het kenbaar maken van de aanvraag van de kapvergunning aan bewoners woonachtig in de nabije omgeving van de betreffende houtopstand wel een vereiste.

  • 11. Een aanvraag voor ontheffing op het velverbod als bedoeld in artikel 5 is niet ontvankelijk als blijkt dat het belang van de ontheffing voorkomt uit vereisten van een eerder verlengde omgevingsvergunning; ook niet als uit het verslag zoals bedoeld in lid 7 van dit artikel blijkt dat er moet de omgeving overeenstemming is.

  • 12. Indien een verzoek tot ontheffing voor het vellen voortkomt uit een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk wetboek dan hoeft de aanvrager niet te voldoen aan de vereisten in lid 7 van dit artikel.

Artikel 8: Intrekking of wijziging

  • 1. De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of omgevingsvergunning is verleend, is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of omgevingsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

    • d.

      indien de vergunninghouder dit verzoekt.

Artikel 9: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt,

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts 2 jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of meerdere houtopstanden al geveld zijn.

Artikel 10: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften, kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse vergelijkbaar aan de te vellen houtopstand kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen, het voorschrift worden verbonden dat een geldelijke bijdrage ter hoogte van de monetaire boomwaarde vermeerderd met kosten voor groeiplaatsinrichting, gestort dient te worden in de Compensatieregeling. Dit geldt in beginsel niet voor houtopstanden met een eco- of klimaatwaar-de, waar de bijdrage van deze houtopstanden voor ecologie of klimaat door de bouw van woningen achteruitgaat of slecht is. In deze gevallen is alleen fysieke herplant het uitgangspunt.

  • 3. Herplant vindt plaats binnen 1 jaar, met uitzondering van een door het bevoegd gezag voorgeschreven afwijkende termijn.

  • 4. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien er gebruik gemaakt kan worden van aanverwante ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat de activiteit pas ten uitvoer mag worden gelegd tot een in de toekomst nauwkeurig omschreven moment.

  • 7. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat, ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna, het uitvoeren van velwerkzaamheden in de periode 15 maart tot 15 juli niet plaatsvindt.

  • 8. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 9. Nadat is herplant, dient dit door de vergunninghouder te worden gemeld, inclusief foto, bij de medewerker bomen en kapaanvragen van de gemeente Tilburg.

  • 10. Wanneer de vergunninghouder niet binnen de gestelde termijn van herplant of financiële compensatie reageert, kan een sanctie worden opgelegd om de compensatie alsnog af te dwingen (artikel 12).

Artikel 11: Vellen houtopstand zonder omgevingsvergunning; herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel de feitelijke overtreder van het verbod, de verplichting opleggen te herplanten en/of wordt er door het bevoegd gezag een sanctie opgelegd. Het college is bevoegd hier nadere voorwaarden over te stellen.

  • 2. Indien niet ter plaatse vergelijkbaar aan de gevelde houtopstand kan worden herplant, kan aan de verplichting tevens het voorschrift worden verbonden dat een geldelijke bijdrage ter hoogte van de monetaire boomwaarde vermeerderd met kosten voor groeiplaatsinrichting, gestort dient te worden in de Compensatieregeling Bomen.

  • 3. Herplant vindt plaats binnen 1 jaar, met uitzondering van een door het bevoegd gezag voorgeschreven afwijkende termijn.

  • 4. Bij de verplichting als bedoeld in het eerste lid, kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      voor eigen rekening een BEA op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 6. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 12: Nadere regels illegaal vellen houtopstand

  • 1. Op grond van artikel 10 lid 10, artikel 11 en artikel 16 van deze Bomenverordening kan het college in geval van het vellen van een houtopstand zonder geldige omgevingsvergunning de volgende sancties opleggen:

    • a.

      De herplantplicht, zoals genoemd onder artikel 11, wordt verhoogd naar 200% van het oorspronkelijke aantal en/of;

    • b.

      De financiële compensatie, zoals genoemd in artikel 11, wordt maximaal verdubbeld.

    • c.

      In geval van schade, de getaxeerde waarde van de beschadiging van de betreffende houtstand kan worden verhoogd naar 200% van het oorspronkelijke getaxeerde waarde.

  • 2. De bedragen genoemd in dit artikel, lid 1 sub b en c worden gestort in de Compensatieregeling Bomen.

  • 3. Bij de bij het bepalen van de (hoogte van) de sanctie kan rekening worden gehouden met de boomwaarde (conform artikel 2: boomwaarde zoneringskaart).

  • 4. Indien de gemeente Tilburg de taxatie laat uitvoeren, kunnen de kosten van de taxatie worden doorberekend aan de eigenaar van de gevelde of beschadigde houtopstand.

Artikel 13: Afstand tot de erfgrenslijn

  • 1. De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is voor houtopstanden in eigendom van het rijk, provincie, gemeente of waterschap:

    • a.

      25 cm voor bomen van de KMBT, of voor bomen die staan in eco- of klimaatwaarde of die zijn aangeplant voor inwerkingtreding verordening:

    • b.

      50 cm voor overige bomen;

    • c.

      nihil voor heesters en heggen en bomen van dezelfde soort die onderdeel uitmaken van heesters/heggen met een maximale hoogte van 3 meter.

  • 2. De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is voor houtopstanden in particulier eigendom:

    • a.

      25 cm voor bomen van de KMBT, of voor bomen die staan in eco- of klimaatwaarde;

    • b.

      50 cm voor overige bomen;

    • c.

      Nihil voor heesters en heggen en bomen van dezelfde soort die onderdeel uitmaken van heesters/heggen met een maximale hoogte van 3 meter.

Artikel 14: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      binnen randvoorwaarden gesteld door de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van het college gevelde houtopstanden of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een houtopstand betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 15: Gevaar

  • 1. Indien het college van mening is dat een houtopstand een risico voor de omgeving vormt, kan het college de zakelijk gerechtigde van de grond dan wel degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van maatregelen, de verplichting opleggen de houtopstand te vellen of op een andere wijze verplichten maatregelen te nemen.

Artikel 16: Bescherming publieke houtopstanden

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die eigendom van de gemeente Tilburg zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten met uitzondering van ambtenaren of derden die door de gemeente aan hun opgedragen boomverzorgende taken uitvoeren.

  • 2. Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Tilburg één of meer voorwerpen in of aan houtopstanden die eigendom van de gemeente Tilburg zijn, aan te brengen of anderszins te bevestigen.

Artikel 17: Verplichtingen pootgerechtigden

  • 1. Hij die een zakelijk recht van beplanting op een weg heeft, is verplicht:

    • a.

      van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien van beplanting op de weg, ten minste 30 dagen van tevoren schriftelijk kennis te geven aan het college;

    • b.

      zich bij dat planten, vellen of rooien te gedragen overeenkomstig de voorschriften, die hem door het college gegeven zijn in het belang van de veiligheid van het wegverkeer;

    • c.

      gevolg te geven aan de schriftelijke lastgeving van het college binnen de bij de last te bepalen termijn de houtopstand, of takken of wortels, die voor het gebruik van de weg gevaarlijk zijn te verwijderen;

    • d.

      houtopstanden die dood, omgewaaid of afgebroken zijn, direct te verwijderen.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor gevallen, waarin de provinciale wegenverordening geldt.

Artikel 18: Toezicht en opsporing

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen personen belast.

  • 2. Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren.

Artikel 19: Overgangsbepaling

  • 1. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening gemeente Tilburg 2024 een aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van Bomenverordening Tilburg 2021 is ingediend en voor de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig Bomenverordening Tilburg 2021 toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een omgevingsvergunning of vergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van Bomenverordening Tilburg 2021 wordt beslist conform die verordening.

  • 2. Indien het college voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Bomenverordening gemeente Tilburg 2024 over plannen al een positieve grondhouding heeft aangenomen of het besluit heeft genomen het ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen, wordt beslist conform de Bomenverordening 2021.

Artikel 20: Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening gemeente Tilburg 2024’.

  • 2. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Bomenverordening gemeente Tilburg 2021 ingetrokken.

Ondertekening

TOELICHTING ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

e. bomeneffect-analyse (BEA)

Om te voorkomen dat houtopstanden beschadigen of andere negatieve gevolgen ondervinden van voorgenomen werkzaamheden in de nabijheid van de boom, worden er regelmatig Bomen Effect Analyses (BEA’s) uitgevoerd. Met een BEA wordt bekeken wat het effect van de voorgenomen werkzaamheden op de houtopstand zijn en of deze negatieve effecten weggenomen kunnen worden. De BEA is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

l. dunning

Dunning is een vorm van kappen van houtopstanden die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende houtopstand zal verbeteren. Dunning is niet het rooien van stobben of verplanten van houtopstanden.

p. houtopstand

De term houtopstand wordt ook gebruikt voor houtachtigen die zijn aangeplant in het kader van een door het bevoegd gezag opgelegde herplantplicht. Deze bomen zijn altijd (ongeacht de stamomtrek) omgevingsvergunningplichtig.

p, lid iii. hakhout

Hakhout zijn houtopstanden die periodiek en op een hoogte lager dan 1,30 m boven het maaiveld worden ontdaan van al de uitgelopen twijgen tot op de hakhoutstomp (snoei).

r. inboet

Inboeten is het vervangen van reeds aangeplant plantmateriaal. Dit kan nodig zijn omdat (in een beplanting) houtopstanden zijn weggevallen door niet aanslaan of dat zij verwijderd moeten worden vanwege een gebrek aan kwaliteit of toekomstverwachting.

u. Kaart Monumentale Bomen Tilburg (KMBT)

Voorheen werd dit de Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB) genoemd.

v. knotten

Knotten is het afzagen van de kroon van een boom. Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld knotwilgen of knotpopulieren. De knot zal vervolgens weer uitlopen met takken. Onderhoud van knotbomen is het periodiek verwijderen van deze takken.

hh. tuin

Dit is de oppervlakte van het perceel minus het hoofdgebouw (huis + aanbouw die leefruimte zijn en aan elkaar vastzitten). Een carport, tuinhuisje, parkeerplaats op eigen terrein, containeropslag e.d. zijn allemaal onderdeel van het begrip ‘tuin’.

jj. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien*, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een kroon van een houtopstand tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningsplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is dat wel.

Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen.

* Onder vellen valt ook snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel. Dit mag niet vaker dan 1x per drie jaar plaats vinden. Begeleidingssnoei valt hier niet onder.

ARTIKEL 3: Velverbod KMBT, eco- en klimaatwaarde

Lid 2.

Ook houtopstanden die zijn aangeplant op grond van een voorschrift van een omgevingsvergunning of in het kader van een herstelsanctie, worden beschermd door het velverbod van artikel 3.

Lid 3 onder c onder iv.

In houtwallen en houtsingels dient regulier onderhoud plaats te vinden. Dit is onderhoud dat met regelmaat wordt uitgevoerd. Is dit onderhoud aan houtopstanden met een stamomtrek kleiner dan 40 cm, gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, dan is geen omgevingsvergunning voor velling nodig. Er mag dan maximaal 40 procent houtopstandvolume van de zelfstandige eenheid houtwal of houtsingel worden weggenomen. Wordt meer dan 40 procent weggenomen dan dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Lid 3 onder c onder vii.

Tijdens de eerste jaren van aanslaan van aanplant kan het voorkomen dat aanplant moet worden vervangen door nieuwe aanplant. Dit inboeten in het kader van nazorg is vrijgesteld van het velverbod.

ARTIKEL 4: Criteria ontheffing

Lid 1

Bij herplante houtopstanden wordt voor de compensatie de bijdrage van de houtopstand aan de desbetreffende waarde (volgens de Boomwaarde Zoneringskaart) als uitgangspunt genomen. Zie hiervoor ‘beleidsregels bomen 2024 (afweging zwaarwegend maatschappelijk belang)’.

Als het gaat om het vellen van eerder herplante houtopstanden die in het hoge beschermingsregime staan (klimaat-, ecowaarde en monumentale bomen), dan kan in de verleende omgevingsvergunning de voorwaarde opgenomen dat de randvoorwaarden die golden bij voor de herplant van de eerste compensatie ook gelden voor deze herplant.

Dus als bij een eerder plan/ontwikkeling in de klimaatwaarde een boom is aangeplant in het kader van de compensatie en er hier randvoorwaarden voor zijn gesteld (bijv. qua soort, groeiplaats, aanplantmaat, bladvolume na zoveel jaar) en deze boom helaas moet wijken, dan gelden voor de herplant van deze boom ook de eerder geformuleerde randvoorwaarden.

Lid 4 onder b onder iii.

Met de ‘uitvoer van noodzakelijke maatregelen’ wordt niet het regulier onderhoud bedoeld. Het kan zijn dat juist als gevolg van achterstallig onderhoud een groter deel van een houtopstand moet worden verwijderd. Voor regulier onderhoud aan houtopstanden geldt onder voorwaarden, een vrijstelling van het velverbod.

ARTIKEL 5: Velverbod basiswaarde en buiten-zone

Lid 3.

Dit artikel zorgt ervoor dat bij grote ruimtelijke ontwikkelingen bomen staande in de basiswaarde of buiten-zone vergunningsplichtig zijn vanaf 40 cm stamomtrek gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld.

lid 4.

Bij het beheer en onderhoud van bomen in de openbare ruimte is de perceelgrootte vaak ook >500 m2. Omdat het hier geen ruimtelijke ontwikkeling betreft, geldt hierbij dat bomen vergunningsplichtig zijn vanaf een stamomtrek van 65 cm gemeten op 1,30 meter hoogte van het maaiveld. Hetzelfde geldt voor woningcorporaties. Woningcorporaties hebben vaak meer dan 500 m2 (aangrenzende) percelen in eigendom. Indien er voor bomen in een tuin gehuurd van een woningcorporatie een kapaanvraag wordt gedaan, waarbij de aanleiding van de aanvraag voor het vellen geen ruimtelijke ontwikkeling is, is de stamomtrek vanaf wanneer bomen vergunningsplichtig zijn 65 cm gemeten op 1,30 meter hoogte van het maaiveld.

Lid 5.

Ook houtopstanden die zijn aangeplant op grond van een voorschrift van een omgevingsvergunning of in het kader van een herstelsanctie, worden beschermd door het velverbod van artikel 5. Tijdens de eerste jaren van aanslaan van aanplant kan het voorkomen dat aanplant moet worden vervangen door nieuwe aanplant. Onder andere inboeten in het kader van nazorg is vrijgesteld van het velverbod.

Lid 7 onder a tot en met f.

De Omgevingswet (rijksregels) geeft regels over het vellen van houtopstanden en herbeplanten om bossen te beschermen. Zo kan er een meldingsplicht of gedragscode gelden voor het vellen. Deze regels gelden voor houtopstanden die staan binnen de bebouwingscontour houtkap (voorheen heette dit de grens bebouwde kom volgens de Wet natuurbescherming). Binnen de bebouwingscontour is alleen de gemeentelijke Bomenverordening van kracht. Buiten de bebouwingscontour kan dit verschillen. Soms is alleen de Omgevingswet van toepassing, soms de gemeentelijke Bomenverordening en soms beiden.

In lid 7 van artikel 5 staan de vrijstellingen van het velverbod die gelijk zijn aan de vrijstellingen van de meld- en herplantplicht zoals deze staan in de Omgevingswet, waarbij bij a en b de toevoeging is gedaan dat het om niet monumentale houtopstanden gaat.

Lid 8.

Hier staan vrijstellingen van het velverbod die betrekking hebben op houtopstanden die onder de meld- en herplantplicht van de provincie (omgevingsverordening over houtopstanden volgens de omgevingswet). Dit is ter voorkoming van overbodige dubbele regels.

ARTIKEL 7: Aanvraag

Lid 2. Lintbegroeiing, bosplantsoen, windschermen, houtwallen/houtsingels en hakhout bevatten vaak grote bomen en kleinere struiken. Om te voorkomen dat iedere kleinere boom of struik in de aanvraag moet worden vermeld, dient bij de aanvraag een inschatting te worden gemaakt van alle aanwezige vergunningsplichtige houtopstanden per (deel)gebied en het percentage hiervan waarvoor een omgevingsvergunning voor vellen wordt aangevraagd. Tevens moet het eindbeeld met daarin de te behouden houtopstanden worden toegevoegd.

Lid 5.

De gemeentelijke Richtlijn Omgevingsdialoog biedt spelregels voor het participatieproces. Het uitgangspunt is: hoe groter de impact op de omgeving, hoe intensiever de omgeving moet worden betrokken. Dit geldt ook bij het vellen van houtopstanden. Een initiatiefnemer moet aangeven of zij aan participatie heeft gedaan en zo ja, hoe en wat de resultaten zijn.

Lid 7.

Voor houtopstanden met een basiswaarde of buiten-zone geldt dat er bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand alleen een vergunning aangevraagd kan worden als er voorafgaand aan de aanvraag overleg heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager en omwonenden. Een gewaarmerkt verslag dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning te worden bijgevoegd. Onder gewaarmerkt wordt verstaan, met handtekeningen van de omwonenden. Indien er gegronde redenen zijn waardoor het niet mogelijk is een handtekening van bijv. de buren te krijgen (bijv. al bewoners niet op goede voet met elkaar staan), dan kan hiervan worden afgeweken.

Lid 8.

In sommige gevallen is het niet noodzakelijk dat voorafgaand aan de aanvraag overleg tussen de aanvrager en omwonenden heeft plaatsgevonden. Deze uitzonderingen staan in artikel 7 lid 8 genoemd. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient direct omwonenden wel attent te maken op het feit dat er door hem/haar een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand is aangevraagd.

Lid 8 onder f

Onder schade wordt hier verstaan, schade veroorzaakt door de houtopstand die nu al zichtbaar/aantoonbaar is, of waarvan de verwachting is dat deze in de zeer nabije toekomst gaat ontstaan.

ARTIKEL 10: bijzondere voorschriften

Lid 1

Onder de bijzondere voorschriften kan vallen dat een herplantplan moet worden overgelegd. Een herplantplan is een plan waarin beschreven staat hoe de te verwijderen houtopstand wordt gecompenseerd, waar en binnen welke termijn.

Tot deze voorschriften kan ook de eis vallen dat de herplant voldoende kwaliteit moet hebben. Denk aan de soort bomen (bijv. grootte bij aanplant, grootte bij volwassenheid, ecologische variatie) en variatie aan boomsoorten.

Lid 2

De bijdrage van houtopstanden aan ecologie of klimaat van houtopstanden die een eco- of klimaatwaarde hebben, kunnen voor het totale plangebied/invloedsgebied achteruitgaan bij realisatie van woningbouw. Indien er wel een omgevingsvergunning voor het vellen van de houtopstanden wordt verleend, wordt hierbij als voorwaarde gesteld dat binnen het invloedsgebied (met dezelfde gebruikers) binnen dezelfde waarde alsnog de bijdrage aan klimaat of ecologie wordt hersteld door de aanplant van nieuwe houtopstanden (en/of andersoortig groen bij ecowaarde) wordt hersteld en versterkt. Financiële compensatie is hierbij niet het uitgangspunt.

ARTIKEL 11: Vellen houtopstand zonder omgevingsvergunning: herplant-/instandhoudingsplicht

Lid 2

Als er niet fysiek herplant kan worden, kan er de verplichting worden opgelegd om de houtopstanden financieel te compenseren. Om deze bijdrage te bepalen wordt de monetaire boomwaarde, inclusief de kosten groei-plaatsinrichting bepaald. Afhankelijk van de boomsoort kan een maximale financiële compensatie per boom worden gerekend (omdat sommige bomen (bijv. Quercus ilex) relatief veel kosten, maar geen extra bijdrage leveren aan groen). Voor vorm- en leibomen geldt een max. van €500.

Indien en boom in verharding stond, mag bij de financiële compensatie ook de groeiplaatsconstructie tot het compensatiebedrag gerekend worden. Als de boom in een open groeiplaats stond, telt enkel het plant-vak/gronduitwisseling.

ARTIKEL 12: nadere regels illegaal vellen houtopstand

Deze nadere regels gelden voor zowel particuliere als gemeentelijk houtopstanden.

ARTIKEL 13: Afstand tot de erfgrenslijn

De afstanden die genoemd worden in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek, zijn in artikel 13 van onze Bomenverordening verkleind. Zodoende kunnen meer houtopstanden die in de buurt van perceelgrenzen staan, behouden blijven. De afstand moet worden gemeten vanaf het hart van een houtopstand.

ARTIKEL 15: Gevaar

Dit artikel heeft betrekking op gevaarlijke situaties met houtopstanden, daar waar het geen nood- of spoedkap betreft. Nood- en spoedkap komen aan bod in artikel 3 lid 5 en 6 en artikel 5 lid 9 en 10.

De kosten voor het vellen, zijn voor rekening van de eigenaar van de boom.

ARTIKEL 16: Bescherming publieke houtopstanden

Dit artikel is onder andere bedoeld om te voorkomen dat gemeentelijke houtopstanden beschadigd raken door voorwerpen zoals verlichtingsdraden. Ook het aanbrengen van voorwerpen aan, onder of bij houtopstanden is daarmee verboden. Houtopstanden kunnen namelijk gemakkelijk beschadigd raken door bijvoorbeeld voorlopige opslag van bouwmaterialen, kerstverlichting of verkeersvoorzieningen binnen de kroonprojectie.

Indien de objecten schade hebben veroorzaakt aan de houtopstand, dan kan er op grond van artikel 12 BV een sanctie worden opgelegd.

ARTIKEL 17: verplichting pootgerechtigden

Het voorpootrecht houdt in dat grondbezitters het recht hebben om bomen te planten, te bezitten en te rooien in de berm die grenst aan het eigen perceel. Gemeente Tilburg erkent dit recht wanneer kan worden aangetoond dat deze rechten ooit verworven zijn. Alleen bestaande voorpootrechten worden erkend, er komen geen nieuwe meer bij.

Artikel 19: Overgangsbepaling

Bij plannen waarover het college al voor de actualisatie van de Bomenverordening een positieve grondhouding heeft aangenomen of waar het college het besluit heeft genomen het ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen, geldt een overgangssituatie. Bij deze plannen wordt met maatwerk al zoveel mogelijk volgens de geactualiseerde Bomenverordening gewerkt. Verplichtend zijn ze echter niet (de Bomenverordening 2021 is leidend).