Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724105
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724105/1
Beleidsregel gevaarlijke honden Gemeente Kerkrade 2024
Geldend van 03-09-2024 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel gevaarlijke honden Gemeente Kerkrade 2024De burgemeester van de gemeente Kerkrade,
Gelet op artikel 2:107 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Kerkrade (hierna: APV) waarin bepalingen zijn opgenomen aangaande gevaarlijke honden op een openbare plaats of op het terrein van een ander. Artikel 2:107 APV bepaalt onder meer de mogelijkheid voor de burgemeester tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod, en
Gelet op:
- de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3 lid 4, 4:81 lid 1, 4:83, 5:31;
- de Gemeentewet (GW) artikelen 125 lid 3 en 172 lid 1 en lid 2;
Overwegende dat;
in de gemeente Kerkrade meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden en deze incidenten de leefbaarheid en veiligheid(s-gevoelens) in een wijk, straat en/of buurt aantasten én (kunnen) zorgen voor maatschappelijke onrust. Het is om die reden wenselijk om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in artikel 2:107 van de APV. Deze beleidsregel voorziet daarin.
En overwegende dat;
- dit beleid onverlet laat dat de burgmeester naast de in deze beleidsregel uitgewerkte bevoegdheden op grond van artikel 172, derde lid, Gemeentewet, bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde;
- deze beleidsregels expliciet niet zien op deze bevoegdheid;
- dit beleid enkel ziet op het bestuursrechtelijke traject en onverlet laat dat er ten aanzien van (incidenten met) hinderlijke en gevaarlijke honden ook civielrechtelijke mogelijkheden, op grond van het Burgerlijk Wetboek, en strafrechtelijke mogelijkheden, op grond van het Wetboek van Strafrecht, bestaan.
Besluit:
Tot de vaststelling van de beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Kerkrade 2024.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
a. Licht incident: van een licht incident is sprake als
1. de hond geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken of een persoon of ander dier agressief benadert en/of aanraakt waarbij sprake is van geen of gering letsel; of
2. een hond een ander dier of persoon bijt waarbij sprake is van geen of gering letsel en waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is; of
3. als de hond anderszins overlast en/of ongemak veroorzaakt, bijvoorbeeld doordat een hond ontsnapt uit een woning, tuin of vanaf een erf en daarbij op enige wijze passanten en/of andere dieren lastigvalt, dan wel als een hond tijdens het uitlaten of anderszins losbreekt en passanten en/of andere dieren lastigvalt; of
4. de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers, in andere gevallen dan hierboven genoemde situaties, bepaalt dat er sprake is van een licht incident.
b. Ernstig incident: van een ernstig incident is sprake als
1. een hond of een hinderlijke hond een persoon of dier letsel toebrengt en die persoon of dat dier als direct gevolg daarvan overlijdt; of
2. een hond of een hinderlijke hond ernstig letsel, waarbij medische behandeling noodzakelijk is, toebrengt aan een persoon of dier; of
3. een hond of een hinderlijke hond meer dan geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken; of
4. de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers, in andere gevallen dan hierboven genoemde situaties, bepaalt dat sprake is van een ernstig incident.
c. Gering letsel: letsel bij een persoon of dier waarbij medische behandeling niet noodzakelijk is.
d. Ernstig letsel: letsel bij een persoon of dier waarbij medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident.
e. Hinderlijke hond: een hond die een licht incident heeft veroorzaakt.
f. Gevaarlijke hond: een hond die vanwege zijn gedrag een hoog risico vormt op het ontstaan van een bijtincident dan wel een ernstig bijtincident heeft begaan.
g. Aanlijngebod: de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogte 1,50 meter.
h. Muilkorfgebod: de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, te voorzien van een muilkorf die:
• Vervaardigd is van stevig kunststof, stevig leer of van beide stoffen; en
• door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
• zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat er geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2 Hinderlijke hond
-
1. De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:107 APV, als een hond een persoon of een dier bijt, maar waarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar of de houder van de hond in beginsel een waarschuwing. Afhankelijk van de ernst van het hinderlijk gedrag kan echter worden overgegaan tot het aan de eigenaar of houder van de hond opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod voor de hond.
-
2. Als (een van) de in het eerste lid bedoelde geboden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal of zullen worden overtreden legt de burgemeester, naast de geboden bedoeld in het eerste lid, een preventieve last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 5:7 Awb.
-
3. De maatregel bedoeld in het eerste lid geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5 van het beleid.
Artikel 3 Gevaarlijke hond
-
1. De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:107 APV, als
a. er meerdere malen sprake is geweest van een licht incident; of
b. er sprake is geweest van een ernstig incident; of
c. de hond ten aanzien van een persoon of een dier gedrag vertoont waardoor het dier een hoog risico vormt op het veroorzaken van een licht of ernstig bijtincident; of
d. in overige gevallen, indien de burgemeester op grond van objectieve informatie van politie dan wel van gemeentelijke handhavers van oordeel is dat daarvan sprake is.
-
2. Bij een incident waardoor een hond als gevaarlijk kwalificeert, legt de burgemeester een aanlijn- en muilkorfgebod op voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
-
3. Als (een van) de in het eerste lid bedoelde geboden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal of zullen worden overtreden legt de burgemeester, naast de geboden bedoeld in het eerste lid, een preventieve last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 5:7 Awb.
-
4. De maatregelen gelden zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 5.
Artikel 4 Niet naleven geboden
-
1. Bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 en 3 legt de burgemeester aan de eigenaar of houder van de hond een last onder dwangsom op om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Artikel 5 Opheffen geboden en/of (preventieve) last onder dwangsom of last onder bestuursdwang
-
1. De eigenaar of houder van een hond kan, twee jaar nadat een aanlijn- en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 lid 1 en artikel 3 lid 2 is opgelegd, de burgemeester schriftelijk verzoeken om het aanlijn- en/of muilkorfgebod op te heffen. Vereist is dat in de periode waarin een aanlijn- en/of muilkorfgebod van kracht is geweest, geen incidenten hebben plaatsgevonden.
-
2. De eigenaar of houder van een hond kan, twee jaar nadat een last onder dwangsom is opgelegd de burgemeester schriftelijk verzoeken de last onder dwangsom op te heffen. Vereist is dat in de periode waarin een last onder dwangsom van kracht is geweest, geen incidenten met de hond hebben plaatsgevonden.
-
3. De houder of eigenaar van de hond dient bij het schriftelijke verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid een gedragstest (risico-assessment) te overleggen waarmee wordt aangetoond dat het gedrag van de hond structureel verbeterd is en de hond in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid geen nieuwe incidenten zal veroorzaken waarmee een hond als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert. De gedragstest dient te worden afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar. De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest zijn voor de rekening van de eigenaar of de houder van de hond. De burgemeester dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Als de burgemeester op basis van een dergelijke gedragstest van oordeel is dat de hond niet langer als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert, kan de burgemeester het verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid inwilligen.
Artikel 6 Uitzonderingen
-
1. In uitzonderlijke gevallen, bij zeer ernstige situaties en indien er vrees is voor verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester afwijken van deze beleidsregel.
-
2. In geval waarbij de toepassing van deze beleidsregel, gelet op het te beschermen belang, leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbende(n) kan de burgemeester afwijken van hetgeen in de beleidsregel is bepaald.
Artikel 7 Slotbepalingen
-
1. Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: Beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Kerkrade 2024.
-
2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de openbare bekendmaking.
Ondertekening
Aldus besloten door de burgemeester van Kerkrade op 27 augustus 2024
De burgemeester,
Drs. T.P. Dassen – Housen
Toelichting Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Kerkrade 2024
In de gemeente Kerkrade hebben de afgelopen jaren diverse (bijt)incidenten met honden plaatsgevonden. Het is dan ook wenselijk om bij incidenten met honden op te treden. Het is van belang dat er een goede afweging wordt gemaakt tussen zorg en veiligheid voor de omgeving, slachtoffers, de hond en de eigenaar of houder van de hond.
Op grond van artikel 2:107 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Kerkrade 2024 (hierna: APV) kan de burgmeester, als een hond in verband met zijn gedrag kwalificeert als hinderlijk of gevaarlijk, de eigenaar of houder van die hond een aanlijn- en/of muilkorfgebod opleggen voor zover de hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
De beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Kerkrade 2024 (hierna: de Beleidsregel) laat onverlet dat de burgemeester naast de in de Beleidsregel uitgewerkte bevoegdheden ook op grond van artikel 172, derde lid, Gemeentewet bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Ten slotte ziet de Beleidsregel enkel op het bestuursrechtelijke traject en laat dus onverlet dat er ten aanzien van (incidenten met) hinderlijke en gevaarlijke honden ook civielrechtelijke mogelijkheden, op grond van het Burgerlijk Wetboek, en strafrechtelijke mogelijkheden, op grond van het Wetboek van Strafrecht, bestaan.
Procedure bijtincidenten honden
1.1. Registratie bijtincidenten
Inwoners van de gemeente Kerkrade kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en stelt de gemeente hiervan op de hoogte.
In het geval van een bijtincident wordt deze melding in het kader van de openbare orde en veiligheid geregistreerd en verstrekt aan de burgemeester voor de taakuitoefening in verband met het handhaven van de openbare orde.
Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De Buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen door middel van het opmaken van een proces-verbaal het bestuursrechtelijke traject volgen.
1.2. Beoordeling bijtincident
Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. De gemeente maakt een onderscheid tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er opgetreden.
1.3. Waarschuwingsbrief
Indien een hond die als hinderlijk gekwalificeerd wordt of indien er een licht bijtincident heeft plaatsgevonden, wordt een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. Deze waarschuwingsbrief wordt vanuit de gemeente verstuurd.
In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel is dat een mens of dier gebeten wordt. Daarnaast wordt van de eigenaar/houder van de hond verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen.
1.4. Voornemen tot bestuursrechtelijk traject
Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:107 APV. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod.
De eigenaar/houder van de gevaarlijke hond ontvangt een voornemen tot gevaarlijk verklaring van de hond waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.
Vervolgens zijn er drie mogelijkheden:
1. De eigenaar is het eens met het voornemen. Het voornemen wordt omgezet in een besluit.
2. De eigenaar is het niet eens met het voornemen. De eigenaar dient een zienswijze in bij de gemeente.
3. De eigenaar laat niets van zich horen. Het voornemen wordt omgezet in een besluit.
1.5. Zienswijze
Binnen 14 dagen kan de eigenaar/houder van de hond een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 14 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. De burgemeester bepaalt naar aanleiding van de ingediende zienswijze of zij overgaat tot het nemen van het besluit of dat er omstandigheden zijn gebleken waardoor zij hiervan af moet zien.
1.6. Besluit tot opleggen van aanlijn- en/of muilkorfgebod
Het besluit tot opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod is voor onbepaalde tijd. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en/of een muilkorf dragen als deze zich bevindt in de openbare ruimte en op het terrein van een ander. Een besluit tot het opleggen van de geboden is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
1.7. Bezwaar tegen besluit
De eigenaar/houder kan binnen zes weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet.
1.8. Niet naleven geboden
Het is denkbaar dat ondanks de waarschuwing dat bij niet naleving van de opgelegde geboden een boete wordt opgelegd er wordt of kan worden overgegaan tot het opleggen van een herstelsanctie, een of meer van de opgelegde geboden toch wordt of worden overtreden. Indien de houder of eigenaar van de hond een gebod overtreedt kan de burgemeester een last onder dwangsom opleggen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl