Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724087
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724087/1
Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Albrandswaard 2024
Geldend van 03-09-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024
Intitulé
Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Albrandswaard 2024De raad van de gemeente Albrandswaard
gelezen het voorstel van het presidium van 26 maart 2024;
overwegende dat een verordening, waarin bepalingen zijn opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van de gemeentelijke commissies, noodzakelijk is;
gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;
BESLUIT:
vast te stellen de
VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADS- EN COMMISSIELEDEN ALBRANDSWAARD 2024
Artikel 1. Definitiebepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
agendacommissie: als bedoeld in artikel 3.1 van de Organisatieregeling Albrandswaard 2022.
- b.
commissielid: benoemd burgerlid, bedoeld in artikel 3.3 van de Organisatieregeling Albrandswaard 2022, of lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82. 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.
- c.
griffier: de griffier, als bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.
- d.
raadslid: lid van de gemeenteraad.
Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden
-
1. De raadsleden ontvangen vergoedingen zoals opgenomen in het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers voor raadsleden.
-
2. De commissieleden ontvangen vergoedingen zoals opgenomen in het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers voor commissieleden.
Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden
-
1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage per maand toegekend van 1/4e deel van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
-
2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 139,90 per maand. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt dit bedrag bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.
-
3. Een bijzondere commissie als bedoeld in lid 2 van dit artikel is de agendacommissie.
Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
-
1. Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een raads- of commissielid vergoed:
- a.
de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;
- b.
bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.
- a.
-
2. Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.
-
3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.
-
4. Indien een raads- of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.
-
5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.
Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
Niet van toepassing.
Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden
Niet van toepassing.
Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
-
1. Raads- of commissieleden die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.
-
2. Deze aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.
-
3. De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.
-
4. In voorkomende gevallen beslist het presidium op basis van meerderheid van stemmen.
Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak
Niet van toepassing.
Artikel 9. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
-
1. Raads- en commissieleden aan wie, ten laste van de gemeente, voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen (iPad/tablet) ter beschikking worden gesteld zoals bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
-
2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente. Overname van de informatie- en communicatievoorzieningen na schoning is mogelijk tegen vergoeding van de resterende waarde van de voorzieningen in het economisch verkeer.
Artikel 10. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
-
1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
-
2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 11. Betaling vaste vergoedingen
Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten
-
1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:
- a.
betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,
- b.
betaling vooruit uit eigen middelen
- a.
-
2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.
-
3. Het (digitale) declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier of een daartoe aangewezen ambtenaar.
Artikel 13. Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.
-
2. Op het moment van inwerkingtreding wordt de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Albrandswaard 2019 met terugwerkende kracht per 1 januari 2024 ingetrokken.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard in zijn openbare vergadering van 3 juni 2024.
De griffier
drs. Leendert Groenenboom
De voorzitter,
drs. Jolanda de Witt
TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
Wettelijke regelingen
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn de bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving (1). De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken. Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.
In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat 'buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting- in verklaring bij de Belastingdienst.
Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2. Vergoeding voorde werkzaamheden van raads- en commissieleden
De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De hoogte van de vergoeding voor commissieleden is verplichtend bepaald op een vergoeding per bijgewoonde commissievergadering per inwonersklasse. Dit is geregeld in artikel 3.4.1. eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.
Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden
De toelage voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie is geregeld in artikel 3.1.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Wat betreft de hoogte van de toelagen geldt een vast (belast) bedrag van € 139,90 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegekend en bijgesteld aan de hand van de loonontwikkelingen van het personeel in de sector Rijk. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten. De burgemeester stelt de duur van de activiteiten vast.
Het recht op een toelage voor het lidmaatschap van een onderzoekcommissie is geregeld in artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De hoogte van de toelage moet in de verordening worden vastgelegd. De toelage bedraagt per jaar ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De toelage wordt voor de duur van de activiteiten toegekend en bijgesteld aan de hand van de loonontwikkelingen van het personeel in de sector Rijk. De burgemeester stelt de duur van de activiteiten vast.
In artikel 3.1.4. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is de grondslag opgenomen voor vergoedingen voor raadsleden voor het werk in andere bijzondere raadscommissies dan de drie die in de Gemeentewet zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze raadscommissie voor de desbetreffende raadsleden duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Indien de gemeenteraad besluit ter uitvoering van zijn taken en verantwoordelijkheden een bijzondere commissie in te stellen met een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag dat die niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een raadslid geacht kunnen worden te behoren, kan de gemeenteraad bij verordening besluiten aan de raadsleden die lid zijn van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toe te kennen van € 139,90 per maand.
Een bijzondere raadscommissie is de agendacommissie, zoals opgenomen in artikel 3.1 van de Organisatieregeling Albrandswaard 2022.
Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
De grondslag voor de reiskostenvergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies (woon-werkverkeer) en de reis- en verblijfkostenvergoeding voor reizen binnen de gemeente gemaakt voor de uitoefening van de functie (dienstreizen) is geregeld in artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers zijn nadere regels gesteld over de hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraken.
Er is een aanspraak op een vergoeding voor woon-werkverkeer voor het bijwonen van de vergaderingen van de gemeenteraad en commissies, dus niet voor fractieoverleg. Voor commissieleden geldt dat als er geen recht is op de vergoeding voor het bijwonen van een (commissie)vergadering er dan ook geen recht is op een vergoeding voor woon-werkverkeer.
De kosten voor (dienst)reizen binnen en buiten de gemeente kunnen alleen gedeclareerd worden voor zover deze zijn gemaakt voor de uitoefening van de functie (van raadslid of commissielid). Daaruit volgt dat dienstreizen alleen ten laste van de gemeente gedeclareerd kunnen worden als de gemeente deze vergaderingen of bijeenkomsten organiseert, binnen of buiten het gemeentehuis, waarbij raadsleden of commissieleden door de gemeente gevraagd zijn om aanwezig te zijn.
De kosten voor openbaar vervoer worden, net als voorheen, geheel vergoed. Wat onder openbaar vervoer wordt verstaan, is gedefinieerd in artikel 1.1. van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. Hierin staat: een voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Een taxi valt niet onder het begrip “openbaar vervoer”. Evenals onder het oude regime worden de kosten van een taxi dus niet vergoed. Er is in de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers bewust afgezien van een specifieke bepaling om de vergoeding van taxikosten wel mogelijk te maken. Het risico op politieke discussie bij juist deze kostensoort is namelijk groot. Wanneer een politieke ambtsdrager echter een functionele beperking heeft (bijvoorbeeld een gebroken been of blindheid), kan hem nu op grond van de onderhavige regeling wel een passende vervoersvoorziening worden aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van een taxi(vergoeding) of het voor de reis beschikbaar stellen van een dienstauto.
Bij gebruik van een eigen vervoermiddel (auto, fiets, motorfiets) wordt het maximale bedrag vergoed dat een werkgever per kilometer fiscaal onbelast mag vergoeden aan een werknemer. Parkeer-, stalling, veer- en tolkosten hebben, in tegenstelling tot brandstofkosten, geen relatie met het aantal afgelegde kilometers. Deze kosten worden door de gemeente vergoed bij woon-werkverkeer en dienstreizen. Naheffingsaanslagen die zijn opgelegd in verband met niet of te weinig betalen van parkeergeld worden, net zomin als parkeer- en andere boetes, uiteraard niet vergoed.
De vergoeding van verblijfkosten die een ambtsdrager maakt in verband met dienstreizen is in principe niet gemaximeerd. De begrenzing zit in dat het moet gaan om daadwerkelijk gemaakte kosten die noodzakelijk en redelijkerwijs zijn gemaakt. Om politieke discussie over declaratie van verblijfkosten te voorkomen worden de maximale vergoedingsbedragen uit artikel 5 van de Reisregeling Binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gehanteerd. Deze vergoedingsbedragen worden jaarlijks herzien.
Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
In artikel 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is een grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij zelfvoorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
Van deze mogelijk wordt geen gebruik gemaakt.
Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden
De grondslag voor deze regeling is nog niet ingevoerd voor alle volksvertegenwoordigers, maar alleen voor raadsleden van gemeenten groter dan 100.000 inwoners (artikel 3.1. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers).
Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Een door een partij verzorgde communicatietraining is bijvoorbeeld functiegericht als de gegeven lessen algemeen toepasbaar zijn; indien deze communicatietraining erop is gericht de beginselen van de partij zo effectief mogelijk uit te dragen, is zij eerder als partijpolitiek aan te merken.
Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort functiegerichte scholing (laten) verzorgen. Ook die kosten komen ten laste van de gemeente.
Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen vancommissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak
In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het opnemen van deze bepaling is de verordening is al een aantal jaren mogelijk maar nog niet eerder toegepast. Van deze mogelijk wordt geen gebruik gemaakt.
Artikel 9. Informatie- en communicatievoorzieningen
Aan een raadslid of commissielid wordt voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking gesteld. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de bijbehorend (rand)apparatuur en software. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.
Afgetreden raads- en commissieleden kunnen aan hen in bruikleen verstrekte informatie- en communicatievoorzieningen onder voorwaarden overnemen. De voorwaarden zijn opgenomen in de Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2022, 2022- 0000173050.
Artikel 10. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte onderbrengen zonder fiscale consequenties.
Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten
Voor de declaratie van reis- en verblijfkosten is een digitaal declaratieformulier beschikbaar.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl