Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening recht van initiatief Zuid-Holland (Verordening recht van initiatief Zuid-Holland)

Geldend van 02-04-2003 t/m 30-06-2011

Intitulé

Verordening recht van initiatief Zuid-Holland (Verordening recht van initiatief Zuid-Holland)

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 19 februari 2003, nr. 8, tot vaststelling van de Verordening recht van initiatief Zuid-Holland (voordracht 5287, Prov. Blad 2003, nr. 32), gewijzigd bij besluit van 28 juni 2006, nr. 5716; Prov. Blad 2006, nr. 42 en bij besluit van 27 juni 2007 (voordracht 5836; Prov. Blad 2007, nr. 76).

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • - burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten;

  • - Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland.

Artikel 2

1. Provinciale Staten plaatsen een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van hun vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend, alsmede de overige ingezetenen van de provincie Zuid-Holland die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van gemeenteraden krachtens de Kieswet.2. Ongeldig is het verzoek dat:

  • - niet door ten minste 1.000 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • - een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

  • - niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 5.

Artikel 3

1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland krachtens de Kieswet, alsmede ingezetenen van de provincie Zuid-Holland van vijftien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van Provinciale Staten.2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van Provinciale Staten;

  • b. een vraag over het provinciaal beleid;

  • c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het provinciaal bestuur;

  • d. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het provinciaal bestuur;

  • e. een onderwerp waarover korter dan een jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door Provinciale Staten een besluit is genomen;

  • f. een onderwerp dat de persoonlijke levenssfeer betreft, of

  • g. een onderwerp dat in strijd is met de universele verklaring van de rechten van de mens.

Artikel 5

1. Het verzoek om een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten te plaatsen wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten.2. Het verzoek bevat ten minste:

  • a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

  • b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

  • c. een globale raming van de kosten indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien;

  • d. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum (alle duidelijk leesbaar) en de handtekening van de indiener en zijn plaatsvervanger, en

  • e. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata (alle duidelijk leesbaar) en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het voorstel ondersteunen.

3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruikgemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6

1. Het Presidium van Provinciale Staten stelt in zijn eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek vast of het een geldig verzoek betreft zoals bedoeld in artikel 2, met dien verstande dat ten minste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het voorstel wordt beslist.2. Indien het Presidium het verzoek afwijst doet de voorzitter van Provinciale Staten van deze afwijzing gemotiveerd mededeling in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.3. Indien het Presidium het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, en het onderwerp behoort wel tot de bevoegdheid van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, kan het Presidium het voorstel doorzenden aan het college van Gedeputeerde Staten.4. Indien het Presidium het verzoek toewijst, agenderen Provinciale Staten het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.5. Het Presidium kan Gedeputeerde Staten verzoeken het burgerinitiatiefvoorstel te voorzien van een advies.6. De voorzitter van Provinciale Staten nodigt de indiener schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De indiener of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.7. Direct nadat Provinciale Staten over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit hebben genomen wordt van dit besluit schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan aan indiener.8. Nadat de indiener is ingelicht wordt het besluit zo spoedig mogelijk algemeen bekend gemaakt door publicatie van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad, op de provinciale website en in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, dan wel op een andere geschikte wijze.

Artikel 7

De voorzitter van Provinciale Staten brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van initiatief in de praktijk.

Artikel 8

1. Deze verordening geldt tot 1 juli 2011. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening recht van initiatief Zuid-Holland".

Ondertekening

Den Haag, 19 februari 2003
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, griffier