Gemeenschappelijke Regeling IJmond Werkt! 2024, vierde wijziging

Geldend van 29-08-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling IJmond Werkt! 2024, vierde wijziging

Besluit

De colleges van Beverwijk, Heemskerk en Velsen, ieder voor zover zij hiertoe voor eigen gemeente bevoegd zijn, besluiten de gemeenschappelijke regeling IJmond Werkt! 3e wijziging als volgt te wijzigen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Ambtelijk medewerker: een door of namens het bestuur van het samenwerkingsverband in ambtelijke dienst aangestelde medewerker;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Archivaris: een door het algemeen bestuur aangewezen persoon die belast is met de zorg voor de archiefbescheiden;

  • d.

    Archiefbewaarplaats: een door het algemeen bestuur aangewezen bewaarplaats voor de blijvende bewaring van archiefbescheiden;

  • e.

    Colleges: colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • f.

    Deelnemende gemeenten: Beverwijk, Heemskerk en Velsen;

  • g.

    Gedeputeerde staten: de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

  • h.

    Geïndiceerde: ingezetene van één van de deelnemende gemeenten met Wsw-indicatie;

  • i.

    Nugger: niet uitkeringsgerechtigde die niet op eigen kracht kan worden toegeleid naar participatie in het kader van Pw.;

  • j.

    Pw: Participatiewet

  • k.

    Raden: de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;

  • l.

    Regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling IJmond Werkt! 4e wijziging

  • l.

    Re-integratiedoelgroep: personen die als zodanig zijn aangemerkt in het vigerende beleidskader en vallen onder de Pw, IOAW, IOAZ en Anw alsmede Niet- uitkeringsgerechtigden;

  • m.

    Samenwerkingsverband: het openbaar lichaam ‘IJmond Werkt!’;

  • n.

    Uitvoeringsorganisatie: de organisatie ‘IJmond Werkt!’;

  • o.

    Uitvoeringstaken Wsw: alle feitelijke werkzaamheden en het nemen van besluiten ten aanzien van het verlengen of het beëindigen van een dienstverband van de geïndiceerden op grond van en krachtens de Wsw, inclusief bezwaar en beroep met uitzondering van het vaststellen van beleid en verordeningen;

  • p.

    Uitvoeringstaken re-integratie: met betrekking tot deze taken wordt verwezen naar de gemeentelijke mandaatbesluiten waarin de taken nader zijn omschreven;

  • q.

    Vigerend beleidskader: de door de verschillende deelnemende gemeenten vastgestelde documenten waarin wordt vastgelegd welke personen aanspraak maken op welke voorzieningen op het gebied van werk en re-integratie;

  • r.

    Werkplan: het door IJmond Werkt! op te stellen uitvoeringsplan waarvan de vaststelling geschiedt overeenkomstig de regels voor vaststelling van de begroting;

  • s.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • t.

    Wsw: Wet sociale werkvoorziening;

  • u.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • v.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • w.

    Anw: Algemene nabestaandenwet.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1. Er is een samenwerkingsverband genaamd ‘IJmond Werkt!’.

  • 2. Het samenwerkingsverband is een openbaar lichaam. Het openbaar lichaam is rechtspersoon.

  • 3. Het openbaar lichaam is gevestigd in Beverwijk.

HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING, BELANGEN EN TAKEN

Artikel 3 Doelstelling

Het samenwerkingsverband heeft tot doel burgers, die behoren tot de re-integratiedoelgroep of die een beroep doen op de Wsw of op wetten als bedoeld in artikel 4 lid 1, 2 en 3 op effectieve en efficiënte wijze te re-integreren waardoor zoveel mogelijk mensen in de deelnemende gemeenten naar vermogen werken en een economische bijdrage leveren.

Artikel 4 Belangen

  • 1. Het samenwerkingsverband behartigt de belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de uitvoering van de Wsw en de re-integratietaak van de Pw, de IOAW, de IOAZ en de Anw.

  • 2. Het samenwerkingsverband kan, indien en voor zover daartoe wordt besloten door de colleges, ook belangen behartigen op het gebied van de uitvoering van wetgeving die op enig moment één of meerdere van de in lid 1 genoemde wetten vervangt waarbij dientengevolge de doelgroep kan wijzigen.

  • 3. Het samenwerkingsverband kan, indien en voor zover daartoe door de colleges wordt besloten, ook belangen behartigen op het gebied van de uitvoering van andere sociale zekerheidswetten dan de in lid 1 genoemde wetten.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het samenwerkingsverband heeft de volgende taken:

    • a.

      zoveel mogelijk ingezetenen die Wsw-geïndiceerd zijn, arbeid te bieden, bij voorkeur onder normale omstandigheden, die aansluit bij hun capaciteiten en mogelijkheden;

    • b.

      zoveel mogelijk ingezetenen die behoren tot de re-integratiedoelgroep te begeleiden naar werk, bij voorkeur onder normale omstandigheden;

    • c.

      de uitvoeringstaken op het gebied van re-integratie te verrichten;

  • 2. Het samenwerkingsverband heeft de volgende bevoegdheden:

    • d.

      alle uit de Wsw voortvloeiende uitvoeringstaken zijn aan het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband gedelegeerd;

    • e.

      de uitvoeringstaken op het gebied van re-integratie in het kader van de Pw, de IOAW, de IOAZ en de Anw worden door het algemeen bestuur en de directeur in mandaat uitgevoerd; De colleges nemen hiertoe afzonderlijke mandaatbesluiten;

    • f.

      naast taken die voortvloeien uit de in artikel 4, lid 1 genoemde wetten kan het samenwerkingsverband, indien en voor zover daartoe unaniem door de colleges een mandaatbesluit is genomen, ook taken uitvoeren in het kader van de in artikel 4, lid 2 bedoelde wetgeving;

    • g.

      de taken worden uitgevoerd binnen het vigerende beleidskader van de deelnemende gemeenten en binnen de begroting.

    • h.

      het deelnemen in privaatrechtelijke rechtsvormen of deze op te richten wanneer dit in de uitvoering van een of meer gemeenten opgedragen taken gewenst is, met inachtneming van artikel 31a Wgr.

Artikel 6 Uitvoering andere wetgeving

  • 1. Uitvoering van taken in het kader van de in artikel 4, lid 3 bedoelde wetgeving, kan zowel plaatsvinden voor de deelnemende gemeenten gezamenlijk als voor één of meer deelnemende gemeenten.

  • 2. Voor de uitvoering van taken voor één of meer deelnemende gemeenten als bedoeld in lid 1 kunnen betrokken gemeenten met het dagelijks bestuur van IJmond Werkt! een afzonderlijke privaatrechtelijke overeenkomst sluiten.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan de bevoegdheid zoals genoemd in het tweede lid mandateren aan de directeur van IJmond Werkt!.

HOOFDSTUK 3 BESTUUR

Artikel 7 Bestuursorganen

Het samenwerkingsverband kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van bestuurscommissies, de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 4 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Samenstelling, zittingsperiode en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden aan te wijzen.

  • 2. De colleges wijzen uit hun midden voor elk lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de periode waarvoor het college wordt benoemd.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw aangewezen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur, dat tussentijds ontslag neemt, stelt de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het college dat hem heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in de opvolging is voorzien.

  • 6. Het college van iedere afzonderlijke deelnemende gemeente kan een aangewezen lid ontslaan, als dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit. Tegen het ontslagbesluit kan geen bezwaar ingediend worden.

  • 7. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.

  • 8. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 9 Bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het samenwerkingsverband.

  • 2. Aan het algemeen bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die in deze regeling aan het samenwerkingsverband zijn opgedragen, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Uitgezonderd zijn in ieder geval de bevoegdheid tot delegatie aan bestuurscommissie, het vaststellen van de begroting en de jaarrekening bedoeld in art. 34 Wgr, het heffen van andere belastingen, bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet, de rechten bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, de rechten waarvan de heffing krachtens andere wetten dan de Gemeentewet geschiedt en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, en het vaststellen van verordeningen die door strafbepaling of bestuursdwang worden gehandhaafd.

Artikel 10 Vergaderorde

Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de Wgr van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 2. Het gewicht van de stem, in een bepaald jaar, van een lid van het algemeen bestuur wordt bepaald door het inwoneraantal van de deelnemende gemeente gedeeld door het totale inwoneraantal van alle deelnemende gemeenten uitgedrukt in procenten met twee cijfers achter de komma.

  • 3. De in lid 2 beschreven inwonertallen zijn die zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek: het bevolkingscijfer geldend op 1 januari van het voorgaande jaar.

  • 4. Unanimiteit is vereist bij besluiten die:

    • a.

      voorstellen die wijziging van de regeling inhouden betreffen;

    • b.

      de specificatie van de doelgroep betreffen;

    • c.

      het doel, de taken of de bevoegdheden van de organisatie wijzigen;

    • d.

      het besluit tot en de wijze van liquidatie betreffen;

    • e.

      het verdeelmodel wijzigen;

    • f.

      een wijziging in de registergoederen betreffen, niet zijnde privaatrechtelijke rechtshandelingen;

    • g.

      financiële risico’s met zich meebrengen die mogelijk de algemene reserve van het samenwerkingsverband overstijgen.

Artikel 12 Commissie van advies

Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen met inachtneming van artikel 24 Wgr.

Artikel 13 Bestuurscommissie

Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies instellen met inachtneming van artikel 25 Wgr.

Artikel 14 Informatieplicht, toezicht en verantwoording

  • 1. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten op verzoek van de raden of één of meer leden daarvan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 45 dagen, schriftelijk de door hen gevraagde inlichtingen.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college dat hem heeft aangewezen schriftelijk alle inlichtingen die door het college of een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 4. De colleges en de raden van de gemeenten kunnen een lid van het algemeen bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5. Het college is bevoegd een door hem aangewezen lid in het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 5.1 van de Wet open overheid.

Artikel 15 Advies en informatie

  • 1. Het algemeen bestuur is bevoegd ongevraagd aan één of meer colleges advies te geven of voorstellen te doen, die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 2. De desbetreffende colleges delen op zo kort mogelijke termijn aan het algemeen bestuur mede of een advies of voorstel aanleiding is geweest tot het treffen van maatregelen.

  • 3. Het algemeen bestuur belegt indien gewenst een informatieve bijeenkomst voor de colleges.

HOOFDSTUK 5 DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 16 Samenstelling, zittingsperiode en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij ophouden lid van het algemeen bestuur te zijn. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 5. Leden van het dagelijks bestuur, die ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen tot onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Indien een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid.

Artikel 17 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste één lid van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3. De stem van ieder lid van het dagelijks bestuur is gelijk aan de waarde van de stem van dat lid in het algemeen bestuur.

Artikel 18 Taken

Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het samenwerkingsverband;

  • d.

    ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • e.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het samenwerkingsverband te besluiten, met uitzondering van besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

  • f.

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g.

    de coördinatie van eventueel op grond van artikel 12 of artikel 13 ingestelde commissies te voeren;

  • h.

    taken uit te voeren die voortvloeiend uit eventueel op grond van het artikel 9 lid 3 door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur overgedragen bevoegdheden.

Artikel 18a Inlichtingen en verantwoording

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 5. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten op verzoek van de raden of één of meer leden daarvan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 45 dagen, schriftelijk de door hen gevraagde inlichtingen.

  • 6. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 5.1 van de Wet open overheid.

HOOFDSTUK 6 VOORZITTER

Artikel 19 Voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter.

  • 2. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een, door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter is belast met het in samenspraak met de leden opstellen van de agenda.

  • 5. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan. De stukken worden medeondertekend door de secretaris van het algemeen bestuur als genoemd in artikel 20 lid 4. De voorzitter kan de tekeningsbevoegdheid mandateren.

  • 6. De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 7. De voorzitter is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.

  • 8. De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het algemeen bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt.

  • 9. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 10. De voorzitter geeft de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 11. De voorzitter geeft de raden van de gemeenten op verzoek van de raden of één of meer leden daarvan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 45 dagen, schriftelijk de door hen gevraagde inlichtingen.

  • 12. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 5.1 van de Wet open overheid.

HOOFDSTUK 7 ORGANISATIE

Artikel 20 Directeur

  • 1. Aan het hoofd van de uitvoeringsorganisatie staat een directeur.

  • 2. De directeur wordt in dienst genomen, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een instructie voor de directeur vast.

  • 4. De directeur ondersteunt en adviseert, als secretaris, het algemeen- en dagelijks bestuur in hun functioneren en woont daartoe de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bij.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan in overleg met de directeur een lid van het managementteam van het samenwerkingsverband aanwijzen als vervanger van de directeur in tijden van diens afwezigheid.

  • 6. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de uitvoeringsorganisatie.

  • 7. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

  • 8. Het dagelijks bestuur stelt regels vast voor het beoordelen van het functioneren van de directeur.

Artikel 21 Dienstbetrekking werknemers

  • 1. Het samenwerkingsverband kan personeel in dienst nemen.

  • 2. Werknemers worden in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

  • 3. Ondersteunend personeel kan via een aan het samenwerkingsverband gelieerde bestuursvorm werkzaam zijn voor het samenwerkingsverband.

Artikel 22 Inspraak

Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

HOOFDSTUK 8 KLACHTEN

Artikel 23 Klachtenregeling

Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 en 9.2 Awb, een klachtenregeling vast.

HOOFDSTUK 9 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 24 Algemeen

  • 1. Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet en de wet Fido, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt in dat kader de vereiste financiële regelingen en nadere regels vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de concept financiële regelingen en nadere regels van het openbaar lichaam acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden, toe aan de colleges.

  • 4. De gemeenteraden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de concept financiële regelingen en nadere regels naar voren brengen.

  • 5. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijzen zijn vervat bij deze concept financiële regelingen en nadere regels, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 6. Het algemeen bestuur zendt de vastgestelde financiële regelingen en nadere regels aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

Artikel 25 Bijdragen deelnemende gemeenten

  • 1. De uitvoering van Wsw-taken en de re-integratietaken in het kader van de Pw worden in voldoende mate bekostigd door iedere deelnemende gemeente conform de vastgestelde begroting.

  • 2. De bijdrage voor de uitvoering van de Wsw-taken wordt jaarlijks bepaald op basis van de procentuele verhouding tussen de aan de deelnemende gemeenten via het Rijk beschikbaar gestelde budgetten.

  • 3. De bijdrage voor de uitvoering van de re-integratietaken in het kader van de Pw wordt jaarlijks bepaald conform artikel 11 lid 2 en 3.

  • 4. De gemeenten verstrekken maandelijks 1/12de deel van de in lid 2 en 3 bedoelde bijdrage aan het samenwerkingsverband.

Artikel 26 Begroting

  • 1. Op de begrotingsprocedure zijn de artikelen 34, 34a, 34b en 35 Wgr van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De deelnemende gemeenten kunnen voorafgaand aan het begrotingsjaar gezamenlijk een begrotingsrichtlijn vaststellen die het samenwerkingsverband tot uitgangspunt neemt.

  • 3. In de kaderbrief geeft IJmond Werkt! de sociale en economische beleidskaders, prioriteiten en doelstellingen voor het begrotingsjaar aan. Met deze kaderbrief worden een aantal financiële uitgangspunten aangegeven in de begroting. De kaderbrief gaat in op de volgende punten:

    • *

      Indexering

    • *

      Risico en weerstandsvermogen

    • *

      Re-integratiedienstverlening

    • *

      Beschut Werk

    • *

      WSW

    De kaderbrief wordt in november aangeboden door het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur en besproken in de AB-DB vergadering van december.

  • 4. In de begroting wordt het werkplan opgenomen.

  • 5. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste twaalf weken voor de in dit artikel in lid 8 bedoelde vaststelling, de raden van de gemeenten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 6. In de toelichting op de ontwerpbegroting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten IJmond Werkt! met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

  • 7. De raden van de gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 8. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zevende lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 9. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting wordt bij unanimiteit vastgesteld.

  • 10. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 11. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september aan gedeputeerde staten van de provincie.

Artikel 27 Rekening en verantwoording

  • 1. Het dagelijks bestuur levert vóór 15 maart de voorlopige informatie over het afgelopen kalenderjaar aan die de deelnemende gemeenten in hun jaarrekening dienen op te nemen.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten. De jaarrekening gaat vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen, zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 3. Bij de ontwerpjaarrekening is een specificatie gevoegd van de door elk van de deelnemende gemeenten verschuldigde bijdrage op basis van de in artikel 29 opgenomen verdeelsleutel.

  • 4. Het dagelijks bestuur brengt jaarlijks aan de raden van de gemeenten voor 30 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

    In de voorlopige jaarrekening en het inhoudelijk verslag worden de geleverde prestaties vergeleken met de geraamde prestaties in de begroting en het werkplan van dat jaar. Afwijkingen tussen de geraamde en geleverde prestaties worden verklaard en toegelicht.

  • 5. De raden kunnen binnen 12 weken na toezending hun zienswijzen op de ontwerprekening kenbaar maken bij het algemeen bestuur.

  • 6. Vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrift of andere onregelmatigheden.

  • 7. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant(s) van de gemeenten in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden.

  • 8. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 9. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, vierde lid, van de wet genoemde datum aan gedeputeerde staten van de provincie en de raden van de gemeenten

Artikel 28 Tussenrapportage

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt driemaal per jaar een tussenrapportage vast met daarin informatie over het lopende begrotingsjaar.

  • 2. In deze rapportage wordt ingegaan op de beleidsmatige en financiële tussenstand na twee, vijf en acht maanden.

  • 3. In de rapportage worden de geleverde prestaties vergeleken met de geraamde prestaties.

  • 4. In de rapportage wordt ingegaan op de overige zaken die van belang zijn om kennis te kunnen nemen van de stand van zaken.

  • 5. De vastgestelde rapportages worden door het dagelijks bestuur vóór 15 april, 15 juli en 15 oktober aan de colleges van deelnemende gemeenten gezonden.

Artikel 29 Verrekening via verdeelsleutel

  • 1. Verrekening van het financiële resultaat van het samenwerkingsverband met de deelnemende gemeenten vindt plaats op basis van een verdeelsleutel.

  • 2. De verdeelsleutel wordt bepaald conform artikel 11 lid 2 en 3.

  • 3. Het resultaat op Wsw taken wordt als onderdeel van dit financiële resultaat apart inzichtelijk gemaakt.

  • 4. Het resultaat op de Wsw taken wordt verdeeld op basis van de procentuele verhouding tussen de hiervoor beschikbaar gestelde budgetten zoals genoemd in artikel 25 lid 2.

  • 5. Verrekening van het financieel resultaat vindt plaats op basis van het vastgestelde jaarrekeningresultaat.

  • 6. Afrekening vindt plaats na het vaststellen van de jaarrekening en wel binnen vier weken nadien.

  • 7. De verdeelsleutel wordt tevens toegepast op het bepalen van de benodigde stortingen en onttrekkingen om het weerstandsvermogen, zoals verwoord in artikel 30 lid 1 en 2, op het benodigde peil te houden.

Artikel 30 Weerstandsvermogen

  • 1. De omvang van het weerstandsvermogen is gelijk aan de omvang van de algemene reserve van het samenwerkingsverband.

  • 2. De algemene reserve van het samenwerkingsverband bedraagt maximaal € 500.000.

  • 3. De in lid 1 genoemde algemene reserve is bedoeld voor het afdekken van de dagelijkse operationele risico’s.

  • 4. Het Algemeen Bestuur kan besluiten om de algemene reserve bij de vaststelling van de jaarrekening aan te vullen tot maximaal € 500.000. De aanvulling vindt plaats conform de in artikel 29 opgenomen verdeelsleutel.

  • 5. Indien de algemene reserve het bedrag van € 500.000 te boven gaat wordt het meerdere na vaststelling van de jaarrekening teruggestort aan de gemeenten conform de in artikel 29 opgenomen verdeelsleutel.

Artikel 31 Uitgangspuntennotitie

  • 1. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 5 worden door of namens het dagelijks bestuur en de deelnemers schriftelijke uitvoeringsafspraken gemaakt in de vorm van een uitgangspuntennotitie.

  • 2. In de uitgangspuntennotitie kunnen onder meer bepalingen komen te staan inzake:

    • a.

      de omvang en kwaliteit van de te verlenen diensten en te leveren producten door het samenwerkingsverband;

    • b.

      de uitvoering in relatie tot de bepalingen in artikel 25 ;

    • c.

      de samenwerkingsstructuur en het -overleg;

    • d.

      informatieverstrekking en rapportages;

    • e.

      verplichtingen en kwaliteitsborging;

    • f.

      mandaten en machtigingen;

    • g.

      archivering;

    • h.

      aansprakelijkheden en risico’s;

    • i.

      gegevensbeveiliging en klachten;

    • j.

      duur, wijzigingen.

HOOFDSTUK 11 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 32 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het samenwerkverband, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 3. Voor de door deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.

  • 4. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 5. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 6. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

HOOFDSTUK 12 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING, EN OPHEFFING

Artikel 33 Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is een unaniem besluit van de colleges vereist.

  • 2. Zowel het algemeen bestuur als elk der deelnemende gemeenten is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

  • 3. De colleges leggen het wijzigingsbesluit voor toestemming voor aan de gemeenteraden.

Artikel 34 Toetreding

  • 1. Andere gemeenten kunnen toetreden tot de regeling.

  • 2. Voor toetreding tot de regeling is de unanieme toestemming van de colleges van de deelnemende gemeenten vereist.

  • 3. Aan de toetreding kunnen deze colleges voorwaarden verbinden.

  • 4. Een collegebesluit wordt voor toestemming voorgelegd aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 35 Uittreding

  • 1. Uittreding uit de regeling geschiedt door toezending van het daartoe strekkende besluit van het college van de uittredende gemeente aan het algemeen bestuur. Het college overlegt daarbij ook het besluit tot toestemming van de raad van de gemeente.

  • 2. Indien een college besluit dat de Wsw-taken en/of de re-integratietaken van de Pw, de IOAW, de IOAZ en de Anw niet meer door IJmond Werkt! worden uitgevoerd, wordt dit als een verzoek tot uittreding gezien.

  • 3. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 4. Het college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 5. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 6. Uiterlijk twaalf maanden voor het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uitredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 7. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende gemeente gehouden om binnen twaalf maanden de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

  • 8. Het in het vierde lid bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente.

  • 9. Bij de uittreedsom geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige deelnemende gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

  • 10. Wat betreft de juridische, personele en organisatorische consequenties geldt dat het algemeen bestuur met de uittredende gemeente de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten onderzoekt. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de gemeente.

Artikel 36 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges en toestemmingen van de raden.

  • 2. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur het liquidatieplan vast.

  • 4. De colleges besluiten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling worden afgeweken.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 6. Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 7. Het algemeen bestuur is belast met de liquidatie.

  • 8. De organen van het samenwerkingsverband blijven, ook na het tijdstip van opheffing, in functie totdat de liquidatie is voltooid.

  • 9. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar de deelnemende gemeenten, op basis van de verdeelsleutel als genoemd in artikel 29.

HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Geschillenregeling

  • 1. Op de geschillenregeling is artikel 28 Wgr van toepassing.

  • 2. Alvorens ten aanzien van een geschil, als bedoeld in artikel 28 Wgr, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 3. Het algemeen bestuur benoemt de commissie in overleg met de betrokken gemeenten.

  • 4. De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen alsnog tot overeenstemming te laten komen en brengt advies uit aan partijen.

Artikel 38 Aansprakelijkheid

  • 1. Het samenwerkingsverband verzekert zich tegen:

    • a.

      civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van het samenwerkingsverband komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de deelnemende gemeente binnen wiens aan het samenwerkingsverband overgedragen of opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen, of het samenwerkingsverband.

  • 3. De afzonderlijke deelnemers verzekeren zich tegen het risico van bestuurdersaansprakelijkheid voor structurele en/of incidentele bedrijfsschade en vermogensschade.

  • 4. De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 5. Indien aan het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 en artikel 195 Gemeentewet.

  • 6. De deelnemende gemeenten verbinden zich in geval van opheffing van het samenwerkingsverband in het liquidatieplan te voorzien in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het samenwerkingsverband over de deelnemende gemeenten te verdelen op en in het plan te bepalen wijze.

Artikel 39 Verordeningen

De Verordening cliëntenparticipatie Wet sociale werkvoorziening van 1 juli 2008 die onder vigeur van de gemeenschappelijke regeling De Meergroep is vastgesteld door het algemeen bestuur vervalt van rechtswege wanneer de raden van de deelnemende gemeenten deze als eigen verordening opnieuw hebben vastgesteld en op de voorgeschreven wijze hebben bekendgemaakt.

Artikel 40 Vervallen

Artikel 41 Inwerkingtreding en publicatie

  • 1. De wijziging van de regeling treedt met terugwerkende kracht met ingang van 1 juli 2024.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

  • 3. Het college van de gemeente Beverwijk maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle gemeenten bekend in het door Beverwijk uitgegeven Gemeenteblad.

Artikel 42 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 43 Evaluatie

De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien het algemeen bestuur daartoe besluit. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de colleges voorleggen.

Artikel 44 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als gemeenschappelijke regeling ‘IJmond Werkt!, vierde wijziging’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Velsen d.d. 2 juli 2024

Secretaris

burgemeester

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Heemskerk d.d. 25 juni 2024

Secretaris

Burgemeester

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Beverwijk d.d. 13 augustus 2024

Secretaris

burgemeester