Verordening investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014 (Verordening investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014)

Geldend van 17-02-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 15-07-2015

Intitulé

Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 27 januari 2010 tot vaststelling van de Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014 (Prov. Blad 2010, nr. 30), gewijzigd bij besluit van 25 februari 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 12) en gewijzigd bij besluit van 3 februari 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 916)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. investeringsbudget: tegemoetkoming in de kosten van ingrepen in de fysieke leefomgeving noodzakelijk om de in de bestuursovereenkomst gemaakte afspraken te realiseren;

  • b. stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;

  • c. investeringstijdvak: tijdvak van vijf kalenderjaren, waarvoor investeringsbudget wordt verstrekt;

  • d. regio: openbaar lichaam of gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • e. provinciaal beleidskader: Focus op leefbaarheid: Beleidskader Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014;

  • f. provinciale doelstellingen: de doelstellingen op provinciaal niveau, zoals die zijn verwoord in het provinciaal beleidskader;

  • g. investeringsbudgetplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald investeringstijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van investeringsbudget op grond van deze regeling.

Artikel 2 Toepasselijkheid

De Algemene subsidieverordening Zuid-Holland en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op deze verordening.

Hoofdstuk 2 Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

Artikel 3 Soorten investeringsbudget

1. Er is een investeringsbudget voor:

  • a. wonen, dat kan worden verstrekt aan regio’s en gemeenten in Zuid-Holland, voor zover deze worden genoemd in het provinciaal beleidskader;

  • b. geluid, dat kan worden verstrekt aan gemeenten in Zuid-Holland, voor zover deze worden genoemd in het provinciaal beleidskader en voor zover de gemeente nog niet alle woningen, bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de Wet geluidhinder, met uitzondering van de woningen die vanwege de geluidbelasting van een rijksweg zijn gemeld, heeft gesaneerd;

  • c. bodem, dat kan worden verstrekt aan gemeenten die in aanmerking komen voor investeringsbudget Bodem als een tegemoetkoming in de kosten van de nazorg van een bodemsaneringslocatie of volgens nog op te stellen nadere regels.

2. De maximum hoogte van het toe te kennen budget voor het investeringsbudget wonen en het investeringsbudget geluid is opgenomen in het provinciaal beleidskader.

3. Voor het investeringsbudget bodem maken gedeputeerde staten voor 1 maart 2011 in nadere regels bekend voor welke activiteiten investeringsbudget kan worden verstrekt evenals de maximum hoogte van het mogelijk toe te kennen budget met uitzondering van het budget voor de nazorg van bodemsaneringslocaties in programma-gemeenten voor zover genoemd in het Provinciaal Beleidskader. Voor deze nazorg van een bodemsaneringslocatie kan vanaf 1 januari 2010 budget worden verstrekt, zoals aangegeven in het Provinciaal Beleidskader.

 

Artikel 3a

1. Gedeputeerde Staten kunnen per investeringstijdvak of delen daarvan een investeringsplafond vaststellen voor het investeringsbudget wonen, investeringsbudget geluid en investeringsbudget bodem.

2. Gedeputeerde Staten bepalen hoe het beschikbare investeringsbudget wordt verdeeld.

3. Bij de bekendmaking van het investeringsbudgetfplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

4. Bestuursovereenkomsten worden niet aangegaan voor zover door verstrekking van het investeringsbudget het investeringsbudgetplafond zou worden overschreden.

Artikel 4 Investeringsbudget ná bestuursovereenkomst

Investeringsbudget kan slechts worden verstrekt na het aangaan van een bestuursovereenkomst tussen gedeputeerde staten en de toekomstige ontvanger van het investeringsbudget.

Artikel 5 Proces bestuursovereenkomst

1. Burgemeester en Wethouders van de gemeenten en de dagelijkse besturen van de regio's genoemd in het provinciaal beleidskader kunnen het proces om te komen tot een bestuursovereenkomst ten behoeve van het investeringsbudget wonen en geluid starten door per provinciale doelstelling verplichting te formuleren en deze verplichting voor 1 juli 2010 aan gedeputeerde staten kenbaar te maken. Voor het investeringsbudget bodem, met uitzondering van de in artikel 3, derde lid, genoemde uitzondering voor de nazorg van een bodemsaneringslocatie, geldt de datum van 1 juni 2011.

2. Gedeputeerde staten besluiten tot het aangaan van een bestuursovereenkomst als hiermee provinciale doelstellingen worden gerealiseerd.

3. Bestuursovereenkomsten worden in ieder geval niet aangegaan als de daarin opgenomen verplichting naar het oordeel van gedeputeerde staten:

  • a. onvoldoende bijdragen aan de provinciale doelstellingen;

  • b. strijdig zijn met het provinciaal beleid;

  • c. niet in een redelijke verhouding staan tot de gemeentelijke stedelijke vernieuwingsopgave;

  • d. niet in een redelijke verhouding staan tot het totale investeringsbudget voor het betreffende tijdvak;

  • e. niet in het tijdvak gerealiseerd kunnen worden;

  • f. zonder het investeringsbudget kunnen worden gerealiseerd.

4. Gedeputeerde staten gaan de bestuursovereenkomsten voor het investeringsbudget wonen en geluid aan voor 31 december 2010 en voor bodem voor 1 juli 2012.

5. Indien voor de in het vierde lid genoemde data geen bestuursovereenkomst is aangegaan stellen gedeputeerde staten een eindtermijn. Deze termijn wordt schriftelijk aan de mogelijke toekomstige ontvanger van het investeringsbudget medegedeeld.

6. Na het verstrijken van de eindtermijn als bedoeld in het vijfde lid wordt het aangaan van een bestuursovereenkomst geacht te zijn geweigerd. Binnen 13 weken na het verstrijken van de eindtermijn stellen gedeputeerde staten deze weigering vast en delen deze aan de belanghebbende bedoeld in het vijfde lid mede.

7. Als door het niet aangaan van een of meer bestuursovereenkomsten investeringsbudget vrijvalt, kunnen gedeputeerde staten, ook na het verstrijken van de in dit artikel genoemde data, nieuwe bestuursovereenkomsten afsluiten.

Artikel 6 Inhoud bestuursovereenkomst

1. De bestuursovereenkomst omvat in ieder geval toetsbare en meetbare verplichting voor de provinciale doelstellingen.

2. De verplichting ten aanzien van geluid wordt uitgedrukt in het absolute aantal binnen de gemeente gelegen woningen dat aan het eind van het derde investeringstijdvak zal zijn gesaneerd en in het percentage van het totaal van deze woningen op 1 januari 2010.

3. De in het tweede lid bedoelde woningen zijn woningen als bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de Wet geluidhinder, met uitzondering van de woningen die vanwege de geluidbelasting van een rijksweg zijn gemeld,

Artikel 7 Bestuursovereenkomst is aanvraag

1. Een bestuursovereenkomst als bedoeld in de artikelen 5 en 6 wordt aangemerkt als een aanvraag tot verlening van investeringsbudget. Deze aanvraag wordt geacht te zijn ontvangen op de dag dat de bestuursovereenkomst door partijen wordt ondertekend. Bij verschillende data geldt de datum waarop door de eerste partij is ondertekend.

2. Gedeputeerde staten beslissen op de in het eerste lid bedoelde aanvraag binnen acht weken na de dag waarop die aanvraag door gedeputeerde staten is ontvangen. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd.

Artikel 8 Verstrekken investeringsbudget

In de beschikking waarmee het investeringsbudget wordt verleend nemen gedeputeerde staten in ieder geval op:

  • a. de hoogte van het investeringsbudget(ten) en de hoogte van het jaarlijkse voorschot;

  • b. dat de ontvangende partij jaarlijks verantwoording aflegt aan zijn algemeen bestuur met betrekking tot de voortgang van de verplichting, de ondernomen acties om de verplichting te realiseren en de financiële consequenties van die acties en stellen de provincie daarvan jaarlijks voor 15 juli na afloop van het begrotingsjaar in kennis;

  • c. dat budgetwijzigingen en toekenningen van investeringsbudgetten van het Rijk aan provincies kunnen leiden tot aanpassing van individueel toegekende investeringsbudgetten.

Artikel 9 Wijzigen en intrekken investeringsbudget

Zolang het investeringsbudget niet definitief is vastgesteld, kunnen gedeputeerde staten het verleende investeringsbudget intrekken of wijzigen, indien:

  • a. de ontvanger van het investeringsbudget niet voldoet of niet kan gaan voldoen aan de in de bestuursovereenkomst neergelegde verplichting en voortgang;

  • b. de verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan stedelijke vernieuwing;

  • c. de ontvanger onjuiste, onvolledige informatie of gegevens heeft verstrekt of niet tijdig informatie of gegevens heeft verstrekt;

  • d. budgettaire omstandigheden als bedoeld in van artikel 8, onderdeel c, daartoe aanleiding geven.

Artikel 10 Vaststellen investeringsbudget

1. Indien de ontvanger van het investeringsbudget de provincie jaarlijks tijdig en volledig in kennis heeft gesteld van zijn verantwoording, zoals bedoeld in artikel 8, onderdeel b, stellen gedeputeerde staten uiterlijk op 15 juli 2010 het investeringsbudget ambtshalve vast. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee maanden worden verlengd.

2. Het investeringsbudget wordt overeenkomstig de vaststelling ervan betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 3 Slotartikelen

Artikel 11 Overgangsrecht

1. Op investeringsbudget dat is verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

2. Onverminderd het eerste lid geldt dat als gedeputeerde staten in het kader van het vaststellen van het investeringsbudget dat is verstrekt voor de inwerkingtreding van deze verordening:

  • a. aan een ontvanger van investeringsbudget verplichtingen oplegt en met diezelfde ontvanger is een bestuursoverkomst overeengekomen, die verplichtingen onderdeel zijn van die bestuursovereenkomst en van de financiële bijdragebeschikking volgens deze verordening;

  • b. het investeringsbudget over het afgelopen investeringstijdvak, zo nodig ambtshalve, lager vast stelt dan het voor dat tijdvak verleende investeringsbudget, kan die lagere vaststelling verrekend worden met het verstrekte investeringsbudget volgens deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010. Indien het provinciaal blad waarin deze verordening wordt gepubliceerd wordt uitgegeven na 31 december 2009 treedt deze verordening in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze wordt geplaatst en werkt deze terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014.  

Ondertekening

Den Haag, 27 januari 2010
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
H. ENGELS-VAN NEIJEN, griffier  
 
 

Toelichting

Conform het bepaalde in artikel 8 onder b van de Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014 hebben gemeenten[1] of regio’s de provincie in kennis gesteld van de verant-woording omtrent de met het investeringsbudget geleverde prestaties.

Tijdens de beoordeling van de aanvraag hebben wij geconstateerd dat een aantal gemeenten hun prestaties nog niet heeft kunnen realiseren. Verder hebben wij opgemerkt dat een aantal gemeenten meer tijd (maximaal tot en met 2017) nodig hebben om de overeengekomen prestaties te realiseren. Omdat wij het realiseren van de doelstellingen van stedelijke vernieuwing belangrijk vinden, willen wij deze gemeenten meer tijd geven om de overeengekomen prestaties alsnog te realiseren. Wij denken daarbij aan gevallen waarbij de gemeente aangeeft de prestatie(s) in 2015 of 2016 alsnog te kunnen realiseren of waarbij de gemeente reeds tot aanbesteding is overgegaan.

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014, kan de gevraagde verlenging nu niet worden gegeven, omdat moet worden vastgesteld op basis van de reeds geleverde prestaties voor het einde van boekjaar 2014. Aangezien deze prestaties op 31 december 2014 nog niet gerealiseerd zijn, zouden wij dientengevolge lager moeten vaststellen. Het behoeft weinig betoog dat zo’n lagere vaststelling tot problemen bij de betreffende gemeenten leidt. Daarnaast druist een lagere vaststelling in tegen het doel van Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, namelijk het bevorderen van een gezonde en duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Derhalve stellen wij u voor om de termijn waarvoor moet worden vastgesteld te verlengen tot 15 juli 2019.

Na vaststelling van deze verlenging kan de gemeente worden bericht dat de overeengekomen prestaties alsnog, doch uiterlijk voor 31 december 2017 gerealiseerd moeten worden en dat de gemeenten ons daarover moeten informeren in hun jaarrekening 2017. Op basis van die jaarrekening, die wij uiterlijk 15 juli 2018 ontvangen kunnen wij het investeringsbudget dan voor 15 juli 2019 vaststellen.

Wat willen we bereiken? Het alsnog realiseren van de prestaties

Wat gaan we ervoor doen? Het verlengen van de termijn in de Verordening investeringsbudget stedelijke vernieuwing 2010-2014.

Wat mag het kosten? Met het wijzigen van de Verordening investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014 zijn geen kosten gemoeid.

[1] Daar waar in dit document ‘gemeenten’ staat, dient te worden gelezen: ‘gemeenten of regio’s’, aangezien ook aan een aantal regio’s investerings-budget is verleend.