Notitie stookbeleid gemeente Heumen

Geldend van 24-10-2007 t/m heden

Intitulé

Notitie stookbeleid gemeente Heumen

versie per oktober 2007

1. Algemeen.

Op 23 mei 2003 is artikel 10.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd. Het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen is verboden. Artikel 10.63 van de Wet milieubeheer biedt burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen van dit verbod. Als gemeenten geen invulling geven aan deze ontheffingsbevoegdheid geldt een algemeen verbod op het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Om in bepaalde gevallen een ontheffing te verlenen is een beleidsregel opgesteld. Aan de Wm-ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.

Door de wijziging van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer heeft artikel 5.5.1. van de APV een andere functie en betekenis gekregen. Immers, het milieuhygienisch belang is nu exclusief geregeld in de Wet milieubeheer. Aan de APV ontheffing ligt nu een ander motief ten grondslag, te weten het belang van openbare orde en veiligheid, de bescherming van woon- en leefomgeving en de bescherming van flora en fauna. Ook op grond van de APV is een ontheffing noodzakelijk en kunnen voorschriften worden verbonden.

Voor het verbranden in de open lucht moeten dus twee verschillende ontheffingen worden verleend. Een Wm-ontheffing en een APV-ontheffing. Om te voorkomen dat twee aanvragen moeten worden ingediend wordt dit gecombineerd in besluitvorming op het gebied van de Wm en APV.

Artikel 10.2 Wet milieubeheer gaat alleen over het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Dit betekent dat, als er sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, het verbrandingsverbod hierop niet van toepassing is. Hiervoor geldt namelijk een ander wettelijk regiem. De verbranding van afvalstoffen binnen een inrichting dient enerzijds te worden geregeld in de milieuvergunning of wordt anderzijds geregeld in een van de zogenaamde artikel 8.40-Besluiten, waarin algemene milieuregels zijn opgenomen voor bedrijfscategorieën (AmvB’s).

2. Tekst APV.

In de APV van de gemeente Heumen is in artikel 5.5.1. de volgende tekst opgenomen:

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven met een maximum oppervlakte van 0,60 m2, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

  • 3.

    Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    De ontheffing kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

    • c.

      ter bescherming van de flora en de fauna.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

3. Het beleid.

Het college moet zelf invulling geven aan het beleid. Er kan gekozen worden voor een absoluut verbrandingsverbod of een ontheffingenbeleid.

Absoluut verbod.

Ook al geeft de Wet milieubeheer de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen, dit betekent niet dat een gemeente ook verplicht is dit te doen. Gemeenten kunnen dus – óók onder het regiem van de Wet milieubeheer - een absoluut stookverbod blijven hanteren.

Ontheffingenbeleid.

Zowel de Minister als de VNG adviseren een terughoudend ontheffingenbeleid te voeren. De uiteindelijke keuze ligt bij het college. In otober 2007 is besloten wat betreft het stookbeleid aansluiting te zoeken bij het beleid van de regiogemeenten in de (MARN) d.w.z. een terughoudende toepassing van de ontheffingsmogelijkheden.

We willen het stoken van snoeihout in bepaalde situaties toestaan, maar daar willen we dan wel een aantal randvoorwaarden onder leggen. Deze zijn:

  • Voor kampvuren en vreugdevuren (bijvoorbeeld voor de scouting) wordt een ontheffing mogelijk gemaakt;

  • Voor een effectieve en efficiënte bestrijding van boomziektes en om besmetting van ander hout te voorkomen kan het nodig zijn dat hiervoor een ontheffing wordt verleend. Afhankelijk van de omvang en ernst van het besmette hout, hetgeen bepaald wordt door een deskundige, wordt een ontheffing afgegeven;

  • Voor onderhoud aan erfbeplanting en cultuurlandschappen wordt de mogelijkheid gecreëerd om hiervoor ontheffing te verlenen. Dit om het onderhoud en het behoud hiervan in stand te houden;

  • de stookontheffingen worden steeds gepubliceerd voordat er wordt gestookt;

  • de stookontheffingen worden voor de duur van een maand afgegeven.

N.B.

De algemene bepaling dat er voor het stoken van snoeihout door bewoners van het buitengebied een stookontheffing verleend is vervallen. Er zijn alternatieven voor handen, want deze burgers kunnen gebruik maken van de reguliere aanbiedmogelijkheden die de gemeente kent (bij de milieustraat op de zaterdagen) en het afval laten versnipperen.

4. Welke procedure moet worden gevolgd?

Het verkrijgen van een ontheffing is noodzakelijk zowel ingevolge de APV als ingevolge de Wet milieubeheer.

Als een aanvrager om ontheffing gebruik maakt van het vastgestelde aanvraagformulier zal op grond van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet milieubeheer, de APV van Heumen en deze beleidsregel, één beschikking genomen waarbij de aanvrager ontheffing van het stookverbod wordt verleend (of geweigerd).

De volgende procedure voor het verlenen van een ontheffing zal worden toegepast:

  • 1.

    De aanvraag dient schriftelijk twee weken van tevoren via het vastgesteld formulier bij de gemeente worden ingediend;

  • 2.

    Vervolgens wordt een schriftelijke ontheffing opgesteld. Hieraan worden specifieke voorwaarden verbonden om de bescherming van milieubelangen en de openbare orde te waarborgen;

  • 3.

    Vervolgens wordt de aanvrager van de ontheffing schriftelijk op de hoogte gebracht van het besluit en de daarbij behorende voorwaarden;

  • 4.

    Alle verleende stookontheffingen worden gepubliceerd in Regiodiek. Daarbij wordt geen relatie gelegd met het moment waarop gestookt mag worden. In de voorschriften wordt een bepaling opgenomen dat pas gestookt mag worden vanaf een bepaalde datum, die ligt na de datum van publicatie;

  • 5.

    De schriftelijk ontheffing wordt verzonden naar de brandweer, de politie, de afdeling BMA, de afdeling Financiën, AJZ, de buitendienst en de milieutoezichthouder van de gemeente.

5. Welke voorschriften zullen aan een ontheffing worden verbonden?

Aan een ontheffing kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • 1.

    Van deze ontheffing mag pas gebruik gemaakt worden na (datum invullen);

  • 2.

    het is uitsluitend toegestaan vuur te stoken tussen zonsopgang en zonsondergang;

  • 3.

    indien de verkeersveiligheid in gevaar komt of overlast of gevaar anderszins voor de omgeving is te duchten door rookontwikkeling en/of windrichting c.q. windsterkte 6 of hoger, dient het vuur onmiddellijk te worden gedoofd dan wel niet te worden aangestoken;

  • 4.

    de stookplaats moet op een afstand van minimaal 30 meter van gebouwen zijn gelegen en op 100 meter afstand van bosgebieden;

  • 5.

    de stookplaats moet buiten 10 meter van de kant van een oppervlaktewater zijn gelegen;

  • 6.

    alvorens feitelijk met het stoken van vuur te beginnen dient dit te worden gemeld aan politie team Heumen (telefoonnummer 0900-8844), aan Regionale alarmcentrale brandweer (telefoonnummer 024-3555555) en aan de afdeling Bouwen, Milieu en afval (telefoonnummer 024-2588322);

  • 7.

    het stoken dient te geschieden onder voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon;

  • 8.

    eventuele aanwijzingen van de politie, brandweer en milieutoezichthouder dienen stipt te worden nageleefd;

  • 9.

    indien er sprake is van (een langere) periode van droogte kan de brandweer de aanwijzing geven dat het stoken opgeschort moet worden.

Verder dient in de ontheffing te worden verwezen naar artikel 13 Wet Bodembescherming, waarin een algemene zorgplicht voor de bodem is opgenomen, die voor een ieder geldt. Dit houdt in dat de verbranding geen bodemverontreiniging mag veroorzaken. In de vergunning wordt daarom een voorschrift opgenomen inhoudende dat een bodembeschermende voorziening, zoals bijvoorbeeld een betonplaat of zandbed gerealiseerd moet worden.

Daarnaast wordt het voorschrift opgenomen dat uiterlijk 48 uur na afloop van het stoken de as- en andere verbrandingsresten geheel moeten worden verwijderd van de stookplaats en worden afgevoerd.